Regeling vervallen per 19-10-2022

Beleidsregels beoordeling aanvragen tweede bedrijfswoning bij agrarische bedrijven

Geldend van 05-07-2006 t/m 18-10-2022

Intitulé

Beleidsregels beoordeling aanvragen tweede bedrijfswoning bij agrarische bedrijven

Aanleiding

Van tijd tot tijd worden verzoeken ingediend voor een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf. Om dergelijke verzoeken beter te kunnen beoordelen is in oktober 2002 de beleidsnotitie “Beoordeling aanvragen tweede bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven” vastgesteld. Het vaststellen van deze beleidsnotitie is in KernPUNTEN gepubliceerd en opgenomen in het Gemeenteblad zodat er sprake is van een beleidsregel volgens de Algemene wet bestuursrecht.

Na het vaststellen van de notitie bleek dat de voor de berekening gehanteerde sbe-norm (standaard bedrijfseenheid) inmiddels is vervangen door de Nederlandse grootte-eenheid (NGE’s). Dit is in deze notitie aangepast.

Verder zijn in 2005 een aantal wijzigingen in de provinciale Handreiking vastgesteld. Eén van deze wijzigingen betreft de regeling voor tweede bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven. Voor het toekennen van een tweede bedrijfswoning was een wijzigingsprocedure ex. artikel 11 WRO (Wet op de Ruimtelijke Ordening), met goedkeuring van de provincie, nodig. Dit is gewijzigd in een binnenplanse vrijstellingsprocedure gebaseerd op artikel 15 van de WRO. Dit komt overeen met wat in de gemeente Dalfsen al was toegestaan.

Daarnaast is in de Handreiking een verruiming van het aantal m3 voor inwoonsituaties opgenomen. Deze verruiming is van 750 m3, die in Dalfsen al werd gehanteerd, naar 1000 m3 gegaan.

Inleiding

De regelgeving rond de uitoefening van agrarische bedrijven is continu in beweging. Daarnaast worden agrarische bedrijven enerzijds gedwongen aan schaalvergroting te doen of anderzijds te stoppen. Door de schaalvergroting neemt de vraag naar tweede bedrijfswoningen toe.

Vooropgesteld wordt dat een tweede bedrijfswoning nooit bedoeld is voor een oudedagsvoorziening waar de rustend boer kan blijven wonen. Het betreft een bedrijfswoning die altijd beschikbaar moet zijn voor een volwaardige arbeidskracht werkzaam op het bedrijf waarvoor de tweede bedrijfswoning is gebouwd.

Bedrijven waar schaalvergroting plaatsvindt hebben ook meer arbeidskrachten nodig. Om het welzijn van de dieren te kunnen waarborgen is één arbeidskracht per bedrijf die dag en nacht continu toezicht kan houden niet altijd toereikend. Aanstellingen van een arbeidskracht die ook bij het bedrijf komt te wonen kan op twee mannieren. Als eerste wordt genoemd de bekende maatschapvorm waarbij een zoon in de onderneming van een vader stapt. Als tweede mogelijkheid wordt genoemd het aanstellen van een bedrijfsleider die bij het bedrijf komt wonen.

Voor het opstellen van deze notitie is gebruik gemaakt van:

  • -

    het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen (vastgesteld in 1998, onherroepelijk 2001);

  • -

    het bestemmingsplan Buitengebied (vm.) gemeente Nieuwleusen (vastgesteld december 2004);

  • -

    de Handreiking beoordeling ruimtelijke plannen (vastgesteld februari 2003);

  • -

    de aanpassing Handreiking en ruimtelijke plannen (vastgesteld december 2005);

  • -

    gegevens van het Landbouweconomisch Instituut (LEI) te Wageningen (continu via website);

  • -

    Paardenhouderij en de Ruimtelijke Ordening, Handreiking voor de praktijk, VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en SRP (sectorraad Paarden), mei 2006.

In deze notitie wordt eerst ingegaan op het provinciale en gemeentelijke beleid. Vervolgens wordt het beleid met toepassing van de gegevens van het LEI uitgewerkt in toetsingscriteria om aanvragen voor tweede bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven te kunnen beoordelen.

Verder zijn er een aantal redactionele aanpassingen doorgevoerd ten opzichte van de beleidsnotitie uit 2002.

In de bijlage is als laatste een nieuw aanvraagformulier met toelichting opgenomen.

Beleidsregels provincie Overijssel

Het ruimtelijke beleid uit het Streekplan Overijssel 2000+ is uitgewerkt in beleidsregels voor het beoordelen van plannen die betrekking hebben op de ruimtelijke inrichting. Deze beleidsregels zijn in februari 2003 vastgesteld in de "Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen".

Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen (2003)

Uit de Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen (handreiking) blijkt dat de provincie zeer terughoudend is met het instemmen met de bouw van tweede bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven. Mede door de technische ontwikkelingen op het gebied van (tele)communicatie, camera’s, computergestuurde systemen, signaleringssystemen, automatische beveiliging e.d. wordt de noodzaak minder urgent gevonden.

Tot december 2005 vond de toekenning van een tweede bedrijfswoning alleen via een herzieningsprocedure van het bestemmingsplan plaats. Het doorlopen van een herzieningsprocedure voor een tweede bedrijfswoning werd als erg omslachtig ervaren.

In de “aanpassing handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen” is de realisatie van een tweede bedrijfswoning nu via een vrijstellingsbevoegdheid ex. artikel 15 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in het bestemmingsplan opgenomen.

Deze regeling is in Dalfsen niet nieuw want deze mogelijkheid wordt sinds met de vaststelling van, en verleende goedkeuring aan, het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen sinds 1999 al toegepast.

In het provinciale beleid worden een aantal toetsingscriteria genoemd waaraan de realisatie van een tweede bedrijfswoning moet voldoen. Het gaat om de volgende zes punten:

  • I.

    er moet sprake zijn van een veeteeltbedrijf waar de diercategorieën: melk-, en zoogkoeien, fokzeugen (varkenshouderij), fokschapen, fokgeiten, broederijen voor pluimvee en fokpaarden worden gehuisvest;

  • II.

    er moet sprake zijn van een blijvende duurzame en doelmatige voortzetting van het agrarisch bedrijf;

  • III.

    er moet sprake zijn van dat minimaal twee arbeidskrachten fulltime werkzaam zijn op het agrarische bedrijf en een volwaardig hoofdinkomen ontvangen. Dit wordt aangetoond bij een bedrijfsomvang van > 2 vak.;

  • IV.

    de ondernemers dienen aannemelijk te maken dat het bedrijf beschikt over een toekomstperspectief van tenminste 10 jaar. Het gaat hier om een bedrijfsplan opgesteld door een deskundig en onafhankelijk bureau; economische gegevens en opleidingsgegevens van de ondernemers spelen hierbij een belangrijke rol;

  • V.

    werkzaamheden verricht in aanverwante en/of niet agrarische (neven)activiteiten, binnen de bedrijfsvoering, leiden nooit tot een tweede bedrijfswoning;

  • VI.

    de woning moet in samenhang met de bestaande bebouwing worden gebouwd en via de uitrit van de bestaande dienstwoning worden ontsloten.

Opgemerkt wordt dat akkerbouw-, en fruitteeltbedrijven, ongeacht het aanwezige arbeidspotentieel, niet in aanmerking komen voor een tweede bedrijfswoning.

Met de vaststelling van de aanpassing van de handreiking is een aanvulling op de toekenning van een tweede bedrijfswoning opgenomen.

Als een bedrijf niet in aanmerking komt voor een tweede bedrijfswoning of er is sprake van een “seniorenafbouw” en extra toezicht wordt door de bedrijfsvoerders wel noodzakelijk geacht dan bestaat de mogelijkheid de bestaande dienstwoning aan te passen voor inwoning. Als de bestaande dienstwoning hiervoor niet geschikt is kan de inhoud van de woning worden uitgebreid tot maximaal 1000 m3. Deze uitbreiding mag niet leiden tot twee afzonderlijke woningen.

Zolang deze inhoudsmaat niet in een binnenplanse vrijstellingsregeling in het geldende bestemmingsplan is opgenomen kan hieraan alleen via een artikel 19, lid 1 WRO-procedure worden meegewerkt. Per geval wordt overwogen of aan het vrijstellingsverzoek kan worden meegewerkt.

Bestemmingsplan buitengebied Dalfsen

In de toelichtingen op de bestemmingsplannen buitengebied in de gemeente Dalfsen staat beschreven wanneer een agrarisch bedrijf in aanmerking kan komen voor een tweede bedrijfswoning. Het moet hierbij om een veehouderijbedrijf gaan waarbij kan worden aangetoond dat de bedrijfsvoering en de arbeidsbehoefte de noodzaak voor een tweede bedrijfswoning noodzakelijk maken. Uitgangspunt is dat maximaal twee bedrijfswoningen kunnen worden opgericht.

In de voorschriften, die bij de bestemming Agrarisch cultuurgebied (artikel 3 bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen) zijn opgenomen, is de juridische vertaling van de vrijstellingsbevoegdheid, waarmee vrijstelling voor de bouw van een tweede bedrijfswoning, geregeld.

Het verlenen van vrijstelling is een bevoegdheid van Burgemeester en wethouders. In een verzoek moet uit het oogpunt van de doelmatigheid de noodzaak worden aangetoond. De vrijstelling kan verleend worden als de arbeidsbehoefte van het agrarische bedrijf, gebaseerd op de veebezetting, ten minste 1,75 volwaardige arbeidskracht (vak.) bedraagt.

Aan de verleende vrijstelling worden voorwaarden gesteld die betrekking hebben op de locatie van de woning. De afstand tot de eerste bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 25 meter en de woning aan dezelfde oprit is gelegen als de eerste bedrijfswoning. In specifieke gevallen kunnen burgemeester en wethouders vrijstellen verlenen aan een afstand van 75 meter tot de eerste bedrijfswoning.

In het bestemmingsplan Buitengebeid Dalfsen en Nieuwleusen wordt nog het minimumcriterium van 1,75 vak. gehanteerd. In de vastgestelde beleidsnotitie van oktober 2002 is deze norm, overeenkomstig de “wijziging handreiking beoordeling ruimtelijke plannen”, naar 2 vak verhoogd. In de artikel 30 herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen is het criterium verhoogd naar 2 vak waardoor deze norm ook juridisch in de voorschriften is verankerd.

Bij het in behandeling nemen van aanvragen wordt voor het hele buitengebied van de gemeente Dalfsen de norm van 2 vak. gehanteerd. Dit betekent niet dat als aan meer dan 2 vak. kan worden voldaan dat er drie of meer bedrijfswoningen gebouwd mogen worden.

In situaties waar de bedrijfsomvang niet kan voldoen aan de minimaal benodigde 2 vak. en de ondernemers toezicht wel noodzakelijk vinden dan bestaat de mogelijkheid de bestaande dienstwoning geschikt te maken voor inwoning.

In het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen is geregeld dat de inhoud van de woning hierbij vergroot worden van 600 m3 naar 700 m3. Er mag hierbij geen sprake zijn van woningsplitsing.

In het bestemmingsplan Buitengebied vm. Nieuwleusen geldt een inhoudsmaat voor woningen van 750 m3. Deze maat geldt zowel voor bedrijfswoningen als voor inwoonsituaties. In de artikel 30 herziening bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen wordt deze inhoudsmaat ook opgenomen.

In het huidige provinciale beleid is de mogelijkheid opgenomen om in bepaalde situaties voor inwoning een woning te realiseren met een inhoud van maximaal 1000 m3. Deze mogelijkheid is in de geldende bestemmingsplannen in de gemeente Dalfsen niet opgenomen. Een bouwvergunning hiervoor kan alleen worden afgegeven na het verlenen van vrijstelling ex. artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Gebruik maken van deze vrijstellingsmogelijkheid kan in de volgende situaties:

  • 1.

    als er sprake is van een maatschap tussen vader en zoon waarbij de vader aan het afbouwen is. Om vrijstelling te kunnen verlenen moet worden aangetoond dat op basis de bedrijfsomvang minimaal de ondergrens van 1,75 vak. wordt behaald;

  • 2.

    voor gemengde paardenhouderijen waarbij de bedrijfsomvang, gebaseerd op de het aantal dieren dat onderdeel uitmaakt van de productiegerichte paardenhouderij, de minimale ondergrens van 1,75 vak. wordt behaald.

De voorwaarde die aan deze mogelijkheid wordt gesteld is dat de uitbreiding planologisch niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen. Verder mag de woning alleen bewoond worden door ondernemers die een volwaardig inkomen uit het bedrijf halen. Voor inwoonsituaties zijn criteria opgesteld, die weliswaar niet zijn vastgesteld, maar waaraan wel wordt getoetst.

Dat paardenhouderijen hier apart genoemd worden heeft als reden dat er steeds meer mengvormen van productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderijen voorkomen.

In de milieuvergunning zijn alle op het bedrijf toegestane dieren opgenomen en wordt er alleen onderscheid gemaakt tussen jonge en volwassen dieren en paarden en pony’s.

Uit de geraadpleegde informatie van het LEI blijkt dat voor manegepaarden en africhtingspaarden een hoger NGE kengetal wordt gehanteerd en voor pensionpaarden wordt een lager NGE kengetal gehanteerd.

Daarnaast wordt als argument gebruikt dat bij dit soort gemengde bedrijven ook paarden worden gehuisvest die onder toezicht van het bedrijf zijn gesteld maar in eigendom zijn van derden. Dit brengt extra verantwoordelijkheid met zich mee.

Om deze reden is er voor gekozen om met toepassing van een vrijstellingsprocedure inwoning te realiseren waarbij de mogelijkheid wordt geboden om twee min of meer volwaardige wooneenheden, binnen de architectonisch als een geheel beschouwende dienstwoning, te realiseren.

Beoordeling verzoek tweede bedrijfswoning

In de voorgaande onderdelen staat het geldende provinciale en gemeentelijke beleid beschreven.

In het nu volgende onderdeel wordt de praktische kant uitgewerkt waaraan de verzoeken moeten voldoen en waaraan ze worden getoetst. Bij het in behandeling nemen van een verzoek moet rekening worden gehouden met de provinciale toetsingscriteria. De genoemde punten worden vertaald in een vragenformulier die door de aanvrager ingevuld moet worden.

Om een verzoek voor een tweede bedrijfswoning te kunnen beoordelen moet de noodzaak daarvoor worden aangetoond. De noodzaak van een tweede bedrijfswoning kan mede beoordeeld worden vanuit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering gebaseerd op het aantal vergunde en aanwezige dieren.

Aan de hand van het beantwoorden van de volgende criteria moet de noodzaak van een tweede bedrijfswoning worden aangetoond:

  • 1.

    aard van het bedrijf;

  • 2.

    bedrijfsomvang;

  • 3.

    continuïteit van het bedrijf;

  • 4.

    duurzaamheid, ontwikkelingsmogelijkheden op de locatie;

  • 5.

    en binding van de ondernemers.

1. Aard van het bedrijf

Uit de aanvraag moet blijken dat het hier om een veeteeltbedrijf of een akkerbouw- of fruitteeltbedrijf gaat. Alleen veeteeltbedrijven kunnen bij een voldoende grootte bedrijfsomvang in aanmerking komen voor een tweede bedrijfswoning. Van belang is of het noodzakelijk is dat er mankracht buiten de normale werktijden aanwezig moet zijn voor de bewaking van het welzijn van de dieren. Voor akkerbouw- en fruitteeltbedrijven kan dit niet worden aangetoond.

Aanwezigheid buiten de normale werktijden op een bedrijf kan van toepassing zijn voor de diergroepen: melk-, en zoogkoeien, fokzeugen (varkenshouderij), fokschapen, fokgeiten, broederijen voor pluimvee en fokpaarden.

Paardenhouderijen

De laatste jaren komen in toenemende mate de productiegerichte paardenhouderijen in combinatie met gebruiksgerichte paardenhouderijen voor. Bij productiegerichte paardenhouderijen is er sprake van het fokken van paarden en bij gebruiksgerichte paardenhouderijen is er ook sprake van pensionpaarden en paarden ten dienste van de recreërende mens.

  • Definities

  • Productiegerichte paardenhouderij: een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

  • Gebruiksgerichte paardenhouderij: een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone.

Binnen deze categorie bedrijven komt het voor dat er binnen het vergunde aantal paarden een aantal paarden worden gehuisvest die in eigendom zijn van derden. Dit brengt extra verantwoordelijkheid met zich mee.

Bij verzoeken die een paardenhouderij betreffen kan in gevallen waar sprake is van een gemengd bedrijf – productiegericht met gebruiksgericht – gebruik worden gemaakt van deze kengetallen.

Met toepassing van het provinciale beleid en de eigen gemeentelijke invulling daarvan wordt het mogelijk om bij paardenhouderijen de bestaande bedrijfswoning uit te breiden tot 1000 m3. De benodigde 1,75 vak. moet worden gebaseerd op het aantal aanwezige fokpaarden en door eigen opfok verkregen paarden die in eigendom zijn van het bedrijf. Eventuele manegepaarden en pensionpaarden die in eigendom zijn van derden, maar wel onderdeel uitmaken van de milieuvergunning, tellen voor de beoordeling niet mee.

Voor het verkrijgen van een bouwvergunning voor een inwoonsituatie tot 1000 m3 is een vrijstellingsprocedure ex. artikel 19 WRO nodig. Hiervoor moet door de provincie een verklaring van geen bezwaar worden afgegeven.

2. Bedrijfsomvang

Voor een volwaardig agrarisch bedrijf wordt de volgende definitie gehanteerd:

  • een bedrijf waarin een volwaardige arbeidskracht gedurende het gehele jaar een volledige dagtaak vindt en dat voldoende bestaansmogelijkheden biedt om duurzaam als hoofdberoep te exploiteren waarbij een volwaardig hoofdinkomen wordt gegenereerd”.

Bij een tweede bedrijfswoning moet minimaal twee keer de omvang van de hierboven genoemde definitie van toepassing zijn op de arbeidskrachten die op het bedrijf werkzaam zijn om de bedrijfsomvang te kunnen bepalen.

Hiervoor worden kengetallen gebruikt die voortkomen uit onderzoek uitgevoerd door het Landbouw Economisch Instituut (LEI). De bedrijfsomvang wordt uitgedrukt in Nederlandse grootte-eenheid (NGE). Deze economische maatstaaf is gebaseerd op het brutostandaardsaldo (bss: opbrengsten minus bepaalde specifieke kosten). Hiermee wordt vervolgens weer de arbeidsbehoefte bepaald. De arbeidsbehoefte wordt uitgedrukt in het aantal volwaardige arbeidskrachten (vak’s).

De bedrijfsomvang wordt bepaald aan de hand van het veebestand. Voor een reëel beeld wordt gebruik gemaakt van een actuele milieuvergunning en/of het verstrekken van actuele informatie in een recent bedrijfsplan.

Per diercategorie wordt het aantal toegewezen NGE’s berekend. Aan de hand van de aangeleverde gegevens wordt bepaald of het om een graasdier- of hokdierbedrijf gaat of om een veeteeltcombinatie.

Het aantal berekende NGE’s valt in categorieën kleiner dan 40 NGE, tussen de 40 en 100 NGE of groter dan 100 NGE.

Met toepassing van de gegevens uit de volgende tabel wordt het aantal vak berekend.

< 40 NGE

40 - 100 NGE

> 100 NGE

Graasdierbedrijven

30

50

73

Hokdierbedrijven

37

56

86

Veeteeltcombinaties

34

45

69

Tabel: NGE per vak. op de verschillende bedrijfstypen in Nederland, naar grootteklasse gemeten in NGE

3. Continuïteit van het bedrijf

De continuïteit van een bedrijf wordt onder andere beoordeeld op basis van de gegevens uit een actuele milieuvergunning en indien noodzakelijk een bedrijfsplan.

Er mag geen sprake zijn van “tijdelijke” situaties. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het tijdelijk huren van extra gronden, het tijdelijk elders huren van bedrijfsgebouwen of het tijdelijk vergroten van de veestapel op basis van los gehuurde melkquota. De basis van een meermansbedrijf dient op basis van de omvang van de dierbezetting, de bedrijfsvoering en de continuïteit op de locatie van het bedrijf met bedrijfswoning duurzaam te zijn.

4. Duurzaamheid, ontwikkelingsmogelijkheden op de locatie

Aangetoond moet worden dat de bedrijfsvoering minimaal volgens de aangevraagde situatie kan worden uitgeoefend. Met name opleidingseisen spelen een rol die de duurzaamheid en continuïteit kunnen aantonen.

Daarnaast moet de ligging van het bedrijf worden beoordeeld. Vragen die hierbij gesteld worden luiden: staat het bedrijf in een gebied waar veel bedrijven dicht bij elkaar staan of staan de bedrijven verspreid; staan er in de nabijheid veel burgerwoningen of is dit niet het geval. Hogere of lagere dichtheden van aanwezige bedrijven en woningen hebben op grond van de milieuregelgeving invloed op de groeimogelijkheden van een bedrijf.

Daarnaast moet worden gekeken wat op het provinciale niveau in het Streekplan over het gebied staat beschreven. In het Streekplan Overijssel 2000+ is de keuze gemaakt in streekplanzones die in vier stappen van het hoofdaandeel agrarisch naar het hoofdaandeel natuur gaan. In streekplanzone agrarisch zijn betere ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw dan in de ecologische hoofdstructuur.

5. Binding van de ondernemers

De ondernemers dienen beiden (nagenoeg) gelijkwaardig en voor langere tijd voor de continuïteit van de bedrijfsvoering noodzakelijk te zijn. Als het gaat om een maatschap waarin een zoon in de toekomst het bedrijf van de vader zal gaan overnemen en de vader is ongeveer 60 jaar of ouder dan kan worden afgevraagd of er sprake is van een duurzame situatie. De leeftijd speelt hierbij niet een doorslaggevende rol.

Als kan worden aangetoond dat in plaats van de vader een arbeidskracht wordt aangetrokken die vervolgens in een bedrijfswoning komt te wonen dan is de tweede bedrijfswoning terecht toegekend. Het betreft namelijk een bedrijfswoning en geen oudedagsvoorziening. Het stoppen van het behalen van een hoofdinkomen uit het bedrijf geeft aan de ondernemer geen recht meer op het bewonen van de bedrijfswoning die is toegekend als tweede bedrijfswoning. Deze woning komt dan beschikbaar door een aan te trekken arbeidskracht.

Voorwaarden aan verleende vrijstelling

Aan de te verlenen vrijstelling worden de in het bestemmingsplan genoemde voorwaarden verbonden.

Daarnaast geldt dat een bedrijfswoning, aangemerkt als tweede bedrijfswoning, bij een agrarisch bedrijf nooit afzonderlijk verkocht mag worden aan derden, die geen enkele bedrijfsmatige en/of economische binding hebben met het agrarische bedrijf. Bij een krimpende bedrijfsomvang waarbij de noodzaak van een tweede volwaardige arbeidskracht niet meer kan worden aangetoond bestaat de mogelijkheid dat er een woning moet worden afgebroken.

De woningen afzonderlijk van elkaar verkopen kan alleen bij een bedrijfsbeëindiging van het agrarisch bedrijf waarvan de milieuvergunning is ingetrokken.

Als voorbeeld volgt hier een berekening van een fictieve aanvraag:

  • REKENVOORBEELD:

  • Een rundveebedrijf met overwegend melkkoeien en jonvee vraagt een tweede bedrijfswoning aan. Op basis van de meest recente milieuvergunning zijn de volgende dieren zijn aanwezig:

    • -

      65 melkkoeien;

    • -

      35 jongvee vrl.;

    • -

      2 stieren;

    • -

      2 paarden > 3 jaar.

  • Het gaat hier om een zgn. ‘graasdierbedrijf’. Met behulp van de ‘normen uit de Landbouwtellingen’ (LEI) wordt het totaal aantal NGE’s bepaald:

    dieren

    NGE

    NGE’s

    80 melkkoeien

    * 1,2071

    96,57

    40 jongvee vrl. 1-2 jaar

    * 0,2429

    9,72

    2 stieren > 2 jaar

    * 0,6107

    1.23

    2 paarden > 3 jaar

    * 1,9571

    3,91

    totaal

    111,43 NGE’s

  • De dierbezetting levert 111,43 NGE’s op. Om te bepalen hoeveel arbeidskrachten nodig zijn moet het aantal uitgerekende NGE’s gedeeld worden door het getal dat staat in de kolom onder de < 100 NGE in de rij ‘graasdierbedrijven’. 111,43 : 73 = 1,5 vak.

  • 1,5 vak. is minder dan de benodigde minimale 2 vak. Het bedrijf komt niet in aanmerking voor een tweede bedrijfswoning.

Samenvatting

Voor het toetsen van verzoeken voor een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf is zowel provinciaal als gemeentelijk beleid opgesteld. Met het verlenen van vrijstelling moet terughoudend worden omgegaan. In specifieke gevallen is het wenselijk om bij de bedrijfsomvang op basis van de dierbezetting een tweede bedrijfswoning te plaatsen. De bedrijfsomvang moet minimaal 2 vak. zijn.

In deze notitie wordt beschreven wanneer een verzoek in behandeling wordt genomen en waar een verzoek aan moet voldoen.

Voor paardenhouderijen is een aparte regeling opgenomen dat in bepaalde situaties bij 1,75 vak. vrijstelling kan worden verleend voor inwoonsituaties waarbij de woning tot 1000 m3 mag worden vergroot.

Aan de hand van een aanvraag wordt getoetst of de geldende milieuvergunning actueel is. Een vrijstelling kan alleen worden verleend als de dierbezetting in overeenstemming met de verleende milieuvergunning is. De mogelijke dierbezetting op basis van de vergunning is niet voldoende. De vergunning moet gerealiseerd zijn.

In de vrijstelling wordt de voorwaarde opgenomen dat de bedrijfswoning niet aan derden, die geen economische binding met het bedrijf hebben, verkocht mag worden.

Een verzoek om een tweede bedrijfswoning wordt pas in behandeling genomen nadat een volledig ingevuld aanvraagformulier is ingediend.

Beleidsregels tweede bedrijfswoning bij agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen zijn bevoegd vrijstelling te verlenen overeenkomstig het bepaalde in de voorschriften van de bestemming Agrarisch Cultuurgebied (artikel 3 bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen en Buitengebied (vm. gemeente) Nieuwleusen):

  • 1.

    voor de bouw van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf, mits

    • a.

      op basis van de dierbezetting voor minimaal 2 vak. een volwaardig inkomen wordt gegenereerd;

    • b.

      de dierbezetting overeenkomstig een geldige milieuvergunning is;

    • c.

      er wordt aangetoond dat het bedrijf een duurzame bedrijfsvoering voert;

    • d.

      de hoofdbewoners van de woningen hun hoofdinkomen uit het op het perceel gevestigde agrarische bedrijf halen;

    • e.

      de woningen niet afzonderlijk verkocht mogen worden zolang er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf.

  • 2.

    voor de realisatie van een inwoonsituatie waarbij de bedrijfswoning maximaal 1000 m 3 mag bedragen, mits

    • a.

      het om een paardenhouderij gaat;

    • b.

      de dierbezetting binnen de productiegerichte paardenhouderij een inkomen genereert voor minimaal 1,75 vak.;

    • c.

      er wordt aangetoond dat het bedrijf een duurzame bedrijfsvoering voert;

    • d.

      de hoofdbewoners van de woning hun hoofdinkomen uit het op het perceel gevestigde agrarische bedrijf halen;

    • e.

      de inwoonsituatie niet mag leiden tot twee afzonderlijke woningen die als zodanig verkocht kunnen worden;

    • f.

      er een verklaring van geen bezwaar door Gedeputeerde Staten is afgegeven.

Titel en vaststelling

Deze notitie met beleidsregels kan worden aangehaald als: "beleidsregels beoordeling aanvragen tweede bedrijfswoning bij agrarische bedrijven""

Deze beleidsregels zijn door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld in de vergadering van 20 juni 2006 en gelden met ingang van 5 juli 2006.

Bijlage aanvraagdormulier + toelichting

In deze bijlage wordt een toelichting gegeven op hoe een verzoek in behandeling wordt genomen en hoe het aantal vak. wordt berekend.

Een verzoek moet vergezeld gaan met een motivering waarin u als ondernemer(s) de noodzaak van een tweede bedrijfswoning onderbouwt. Verder moet worden vermeld wanneer de meest recente milieuvergunning is verleend en of deze nog in overeenstemming met de bedrijfsvoering is. Uit de aanvraag kan blijken dat er eerst een nieuwe milieuvergunning moet worden aangevraagd.

De duurzaamheid van het bedrijf wordt beschreven in een bedrijfsplan waarin voor minimaal de komende vijf jaar wordt beschreven hoe het bedrijf wordt geëxploiteerd.

De werkwijze

Voor het in behandeling nemen van een verzoek moet een duidelijk beeld worden gegeven over de omvang van het bedrijf en de bedrijfsvoering. De toetsing van het verzoek vindt plaats aan de hand van de in de beleidsregels opgenomen provinciale en gemeentelijke toetsingscriteria.

Uit de aanvraag moet blijken dat het gaat om een veeteeltbedrijf waar de diercategorieën: melk-, en zoogkoeien en/of fokzeugen (varkenshouderij) en/of fokschapen en/of fokgeiten en/of broederijen voor pluimvee en/of fokpaarden zijn gehuisvest.

Op basis van de aanwezige dierbezetting kan met behulp van de normen uit de Landbouwtellingen van het LEI Wageningen het aantal vak. berekend worden. Voor actuele normen wordt hiervoor de website www.LEI.nl geregeld geraadpleegd. Verder worden de door u aangeleverde gegevens betrokken bij de besluitvorming over de vrijstelling voor een tweede bedrijfswoning.

Toelichting aanvraagformulier:

Vraag 1: geef aan of het om een veeteelt- of akkerbouw- of fruitteeltbedrijf of boomkwekerij gaat.

Vraag 2: noteer de afgifte datum van de meest recente milieuvergunning of melding (AmvB).

Vraag 3: hier moet het aantal dieren worden genoteerd die volgens de milieuvergunning aanwezig mogen zijn. Als de milieuvergunning niet meer overeenkomt met de aanwezige aantallen van de vergunning of melding of er heeft een verschuiving naar andere diercategorieën plaatsgevonden dan moet dat hier worden aangegeven.

Vraag 4: aangeven hoeveel medewerkers er op het bedrijf werkzaam zijn en om hoeveel full-timers het gaat.

Vraag 5: beschrijf hier kort wat de plannen voor de komende jaren met het bedrijf zijn.

Vraag 6: als er sprake is van een reorganisatie van het bedrijf of een wijziging in de eigendomssituatie dan is het van belang dat er een bedrijfsplan wordt opgesteld. Het bedrijfsplan moet voldoen aan de daarvoor nader te stellen eisen. Deze eisen worden bij het indienen van een aanvraag besproken.

Vraag 7: benoem de activiteiten die op het bedrijf plaatsvinden die betrekking hebben op het verkrijgen van neveninkomsten, zoals kamperen bij de boer, verkoop streekeigen producten die op het bedrijf worden bereid o.i.d.

Vraag 8: geef aan of kan worden voldaan aan het voorschrift van het bestemmingsplan dat de nieuw te bouwen woning op een maximale afstand van 25 meter van de bestaande woning kan worden gebouwd.

Opmerking: een verzoek om een tweede bedrijfswoning wordt pas in behandeling genomen nadat het volledig ingevulde aanvraagformulier, met eventuele bijlagen, als verzoek wordt ingediend.

Het aanvraagformulier moet worden ingediend bij: Burgemeester en wethouders van de gemeente Dalfsen, Postbus 35, 7720 AA Dalfsen.

aanvraagformulierAanvraagformulier tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf