Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2016

De raad van de gemeente Dalfsen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 oktober 2015, nummer 407;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de: “Verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2016”

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    een halve dag:

    een periode van 4 uren of een gedeelte daarvan

  • b.

    dag:

    een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

  • c.

    week:

    een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • d.

    maand:

    een kalendermaand;

  • e.

    jaar:

    een kalenderjaar

  • f.

    vergunning:

    een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

  • g.

    GBLT:

    het openbaar lichaam Gemeenschappelijk Belastingkantoor Lococensus – Tricijn.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • 1.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins, rechtens moeten worden gedoogd;

  • 2.

    voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • 3.

    voorwerpen, waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • 4.

    wegwijzers of soortgelijke voorwerpen van de ANWB op gemeentegrond en daarmee op één lijn te stellen lichamen;

  • 5.

    brievenbussen ten dienste van PostNL;

  • 6.

    naamborden of naamplaten, niet meer vermeldende dan de naam van de bewoner en het beroep of bedrijf, aangebracht plat tegen de gevel van de percelen.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven aan de hand van en naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1. Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2. Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3. De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6. In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7. Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1. In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaar overschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2. In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de in het kalenderjaar gelegen aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De precariobelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan€ 5,00.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 5.

    Voor de toepassing van het vierde lid wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één aanslag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet de aanslag worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na dagtekening van de aanslag.

  • 2. Belastingaanslagen waarvoor de belastingschuldige een machtiging heeft afgegeven om deze af te schrijven door middel van automatische incasso, dienen te worden betaald in zoveel gelijke maandelijkse termijnen als er na de dagtekening van de aanslag nog in het desbetreffende kalenderjaar volle dan wel gedeeltelijke kalendermaanden resteren, met dien verstande dat het aantal maandelijkse termijnen niet minder dan zes bedraagt. Voor de overige aanslagen geldt onverkort de in lid 1 van dit artikel neergelegde hoofdregel.

  • 3. Op de in lid 2 van dit artikel geldt als restrictie dat het bedrag per afschrijving op het totaalbedrag van het desbetreffende aanslagbiljet niet minder dan € 5,00 bedraagt.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het dagelijks bestuur van GBLT

Het dagelijks bestuur van GBLT kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De "Verordening Precariobelasting 2015" van de gemeente Dalfsen, vastgesteld op 6 november 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking;

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening precariobelasting 2016”.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn openbare vergadering van 14 december 2015.

De raad voornoemd,
de voorzitter,
drs. H.C.P. Noten
de griffier,
drs. J. Leegwater

TARIEVENTABEL

Tarieventabel, behorende bij de “Verordening precariobelasting 2016”.

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van een terras waarvoor geen privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen, per m²:

1.1.1

per dag

0,65

1.1.2

per week

1,35

1.1.3

per maand

2,75

1.1.4

per jaar

23,00

Hoofdstuk 2 Aankondigingsborden en automaten

2.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van (licht) reclame- of andere aankondigings- borden alsmede voor het hebben van automaten per object per m²:

2.1.1

per week

1,45

2.1.2

per maand

3,45

2.1.3

per jaar

40,70

Hoofdstuk 3 Wekelijkse warenmarkt

3.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van kramen, auto’s, verkoop- en winkelwagens, als voor goederen die op de grond ten verkoop worden uitgestald, op de wekelijkse warenmarkt, als bedoeld in hoofdstuk 5, afdeling 11, van de Algemene plaatselijke verordening per 4m¹:

3.1.1

standplaatsgeld per dag

0,95

3.1.2

standplaatsgeld per week

4,55

3.1.3

standplaatsgeld per halfjaar

78,20

3.1.4

standplaatsgeld per jaar

116,20

3.2.1

Het tarief bedraagt voor elektriciteit per standplaats

3.2.1

per dag

0,50

3.2.2

per week

2,30

3.2.3

per half jaar

55,95

3.2.4

per jaar

111,75

Hoofdstuk 4 Standplaatsen

4.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van kramen, auto’s, verkoop- en winkelwagens, als voor goederen die op de grond ten verkoop worden uitgestald, als bedoeld in hoofdstuk 5 afdeling 4 van de Algemene plaatselijke verordening, artikel 5:17 en 5:18 waarvoor nadere regels zijn gesteld in de beleidsregels standplaatsvergunningen, per m2.

4.1.1

standplaatsgeld per halve dag

€ 

0,35

4.1.1

standplaatsgeld per dag

0,65

4.1.2

standplaatsgeld per week

1,35

4.1.3

standplaatsgeld per halfjaar

10,50

4.1.4

standplaatsgeld per jaar

23,30

4.2.

Het tarief bedraagt voor elektriciteit per standplaats:

4.2.1

per halve dag

€ 

0,30

4.2.1

per dag

0,50

4.2.2

per week

2,30

4.2.3

per half jaar

55,95

4.1.4

per jaar

111,75

Behoort bij raadsbesluit van 14 december 2015.

De raadsgriffier van de Gemeente Dalfsen,