Regeling vervallen per 01-01-2020

Financiële Verordening gemeente Dalfsen 2017

Geldend van 15-06-2017 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Financiële verordening gemeente Dalfsen 2017

De raad van de gemeente Dalfsen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 11 april 2017, nummer 593;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen “Financiële Verordening gemeente Dalfsen 2017”

Hoofdstuk 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    (staf)eenheid: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het directieteam;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • -

    netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

Hoofdstuk 2. BEGROTING EN VERANTWOORDING

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college, bij het vaststellen van de begroting, per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per taakveld weergegeven. Het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead zijn opgenomen onder programma 1.

  • 2. Nieuwe investeringen staan in het investeringsplan dat gelijktijdig met de Perspectiefnota aan de raad ter vaststelling wordt aangeboden. Deze twee stukken zijn richtinggevend voor de begroting. In de begroting wordt een lijst met investeringen opgenomen (een verkorte versie van het investeringsplan). Monitoring van de (nieuwe en lopende) investeringen vindt plaats bij de twee bestuursrapportages en de jaarrekening.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt aan de raad een perspectiefnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota uiterlijk 30 juni vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 3 per inwoner opgenomen. Het college kan over dit bedrag beschikken en legt daarover verantwoording af in de bestuursrapportages of jaarrekening.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma. Voor meer inzicht wordt er per programma een overzicht per taakveld gegeven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de raad een activiteit welke onderdeel is van een programma, als prioriteit aanwijzen en daarvoor de baten en lasten apart autoriseren.

  • 3. Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 4. Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een taakveld de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het taakveld, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid. Het college doet dit door middel van een bestuursrapportage als bedoeld in artikel 6. De raad kan ervoor kiezen bij bepaalde taakvelden of investeringen specifiek aan te geven hierover afzonderlijk te willen worden geïnformeerd. Het college heeft ook een actieve informatieplicht en zal daar in voorkomende gevallen naar handelen.

  • 5. Bij de behandeling van de bestuursrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten. Bij de behandeling van de perspectiefnota bedoeld in artikel 4, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig bij iedere perspectiefnota of via een separaat raadsvoorstel, op grond van geactualiseerde ramingen, voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 6. De raad wordt bij de begroting en bij de jaarrekening op de hoogte gehouden van de schuldpositie van de gemeente.

  • 7. Ten behoeve van de voortgang van jaar overschrijdende activiteiten, is het college bevoegd eventuele restant budgetten van enig jaar over te hevelen naar het volgende jaar. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      Alleen incidentele budgetten voor activiteiten die nog niet zijn afgerond komen in aanmerking voor budgetoverheveling;

    • b.

      Het restant budget bedraagt tenminste € 10.000;

    • c.

      Overheveling mag slechts éénmaal per budget plaatsvinden.

    Overheveling geschiedt door het college middels een begrotingswijziging, welke uiterlijk ten tijde van de vaststelling van de jaarrekening door de raad wordt bekrachtigd indien is voldaan aan de gestelde voorwaarden.

Artikel 6. Bestuursrapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van bestuursrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden en de eerste 8 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De bestuursrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a)

      de baten en de lasten per programma uitgesplitst naar taakvelden;

    • b)

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • c)

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d)

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e)

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f)

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    • g)

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de bestuursrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting groter dan € 5.000 toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

  • 1. Het college besluit niet over het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 2. Ten aanzien van het aangaan van leningen met een looptijd langer dan één jaar handelt het college binnen de bepalingen van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Het college informeert de raad hierover achteraf via de P&C cyclus.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. FINANCIEEL BELEID

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. Van investeringen met maatschappelijk nut groter dan een bedrag van € 100.000 kunnen de afschrijvingslasten worden gedekt uit een daartoe in het leven geroepen bestemmingsreserve.

  • 5. In het geval extra wordt afgeschreven op materiële vaste activa, dient dit gemotiveerd plaats te vinden.

  • 6. Investeringen tot € 25.000 worden niet geactiveerd.

  • 7. Afschrijving vindt plaats volgens de lineaire afschrijvingsmethode, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 10. Oninbare vorderingen

Eventuele afboekingen i.v.m. oninbaarheid vinden plaats op basis van beoordeling van individuele debiteuren.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college toetst één maal in de vier jaar of de nota reserves en voorzieningen herzien moet worden. Indien er geen herziening nodig is vraagt het college de raad de nota reserves en voorzieningen te continueren voor maximaal vier jaar. Indien er wel een herziening nodig is biedt het college de raad een herziene nota reserves en voorzieningen aan. Het college geeft in beide gevallen een onderbouwing aan waarom (niet) herzien wordt. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en dienstendie worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van de bij de begroting vastgestelde percentages, naar rato van de omvang van de taakvelden.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 7. In afwijking van het zesde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken.

  • 8. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college stelt per de ingangsdatum van deze verordening uitvoeringsregels op het gebied van treasury vast en neemt daarbij de hierna volgende kaders en uitgangspunten in acht.

  • 2. Het college draagt zorg voor:

    • a.

      een risicomijdende uitvoering van de treasuryfunctie;

    • b.

      het tijdig aantrekken van voldoende financieringsmiddelen teneinde het in de jaarlijkse begroting vastgestelde beleid te kunnen uitvoeren;

    • c.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de treasuryfunctie;

    • d.

      het beperken van de rentekosten van leningen;

    • e.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en de externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

    • f.

      het bedingen van zekerheden bij het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal indien mogelijk.

  • 3. Het aantrekken van benodigde financieringsmiddelen geschiedt:

    • a.

      met inachtneming van de vigerende kasgeldlimiet en renterisiconorm;

    • b.

      bij geldleningen met een looptijd van 6 maand tot een jaar op basis van tenminste 3 relevante offertes;

    • c.

      bij geldleningen met een looptijd van een jaar of langer op basis van tenminste 3 relevante offertes en met inachtneming van artikel 7 lid 2.

  • 4. Het verstrekken van leningen en garanties geschiedt:

    • a.

      uitsluitend uit hoofde van de publieke taak en onder zekerheidsstelling;

    • b.

      met inachtneming van artikel 7.

  • 5. Het uitzetten van overtollige financieringsmiddelen geschiedt conform de bepalingen in de wet Hof met betrekking tot het schatkistbankieren.

  • 6. Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

Hoofdstuk 4. PARAGRAFEN

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar en de verschuldigde rentepercentages;

  • b.

    de berekening van de renterisiconorm en de kasgeldlimiet.

  • c.

    de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen, bedoeld in artikel 12, zevende lid;

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de onbenutte belastingcapaciteit;

  • b.

    de ratio voor het weerstandsvermogen;

  • c.

    een overzicht van de tien belangrijkste risico’s in financiële zin.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op.

Het college toetst tenminste één maal in de vier jaar of het onderhoudsplan openbare ruimte, het rioleringsplan en het onderhoudsplan gebouwen herzien moeten worden. Indien er geen herziening nodig is vraagt het college de raad het onderhoudsplan openbare ruimte, het rioleringsplan en het onderhoudsplan gebouwen te continueren voor maximaal vier jaar. Indien er wel een herziening nodig is biedt het college de raad een herzien dan wel nieuw plan aan. Het college geeft in beide gevallen een onderbouwing aan waarom (niet) herzien wordt. Betreffend plan wordt door de raad behandeld en vastgesteld.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Verbonden partijen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a)

      het verloop van de grondvoorraad;

    • b)

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c)

      de belangrijkste risico’s bij de grondexploitatie en de bijbehorende maatregelen;

    • d)

      een actueel totaalbeeld van de grondexploitaties op basis van de Meerjaren Prognose Grondexploitatie.

  • 2. Het college toetst tenminste één maal in de vier jaar of de nota grondbeleid herzien moet worden. Indien er geen herziening nodig is vraagt het college de raad genoemde plannen te continueren voor maximaal vier jaar. Indien er wel een herziening nodig is, biedt het college de raad een herziene dan wel nieuwe nota grondbeleid aan. Het college geeft in beide gevallen een onderbouwing aan waarom (niet) herzien wordt. Deze nota wordt door de raad behandeld en vastgesteld.

    • a)

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b)

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c)

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d)

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5. FINANCIËLE ORGANISATIE EN FINANCIEEL BEHEER

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de (staf)eenheden;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren en prestaties met betrekking tot de maatschappelijke doelen zoals opgenomen in de jaarlijkse begroting;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de (staf)eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de (staf)eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen,

opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen

Hoofdstuk 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiële verordening gemeente Dalfsen wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het jaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die vóór 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Dalfsen van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

  • 3. Eveneens wordt ingetrokken het treasurystatuut 2010, zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 31 mei 2010, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de situatie tot aan de datum van in werking treding van deze verordening.

  • 4. Eveneens wordt ingetrokken de nota waardering en afschrijving 2011, zoals vastgesteld in de raadsvergadering van 28 maart 2011 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 29 mei 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Dalfsen 2017

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Dalfsen in zijn (openbare) vergadering van 29 mei 2017.

De raad voornoemd,
de voorzitter,
drs. H.C.P.Noten
de griffier,
drs. J.Leegwater

AFSCHRIJVINGSBELEID BIJ ARTIKEL 9

1. Immateriële activa.

Omschrijving

Afschr.term.

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

0-5

Overige Immateriële vaste activa

0-5

2. Materiële activa.

Omschrijving

E/M*

Afschr.term.

Grond en terreinen

E

0

(m.u.v. ondergrond van wegen, fietspaden e.d.)

Woonruimten

E

40

Bedrijfsgebouwen:

# Scholen, openbare en bijzondere (excl. grond)

-Nieuwbouw, vervangende nieuwbouw, permanente uitbreiding, aankoop bestaand permanent gebouw, vervanging hellende daken (dakpannen, goten, dakranden), vervanging riolering, algehele vervanging (radiatoren, cv-leidingen, convectoren) en herstel constructiefouten.

E

40

-Onderhoud aan platte daken (vervangen bitumen dakbedekking, dakranden en daklichten), buitenbergingen(vervangen dak, rijwielberging en rijwielstaanders), vervanging erfafscheiding, vervanging bestrating, algehele vervanging binnen- en buitenkozijnen en deuren.

E

20

-Noodbouw of uitbreiding noodbouw

E

15

-Aankoop noodlokalen, verplaatsing noodlokalen, herstel of vervanging van schade gebouwen.

E

5-10

# Overige bedrijfsgebouwen (incl.sporthal en gymzalen)

-Oorspronkelijke bouw

E

40

-Verbouwing en uitbreiding

E

25

-Overige investeringen (o.a. inventarissen)

E

10

-Zwembad (bouw/verbouw)

E

20

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

-Waterwerken

M

10-15-25

-Wegen, straten, pleinen, trottoirs (incl.ondergrond)

M

10-15-25-50

-Openbare verlichting

M

10-15-25

-Groen en plantsoenen

M

10-15-25

-Rioleringen

E

10-15-25

-Riolering randvoorzieningen

E

10-15-25

-Riolering buitengebied

E

35

-Parkeerterreinen

E

10-15-25

-Speelvoorzieningen

E

10-15-25

-Overige

10-20

Vervoermiddelen

-Auto's en tractoren

6-10

Omschrijving

M/E

Afschr.term.

Machines, apparaten en installaties

-Telefooncentrale

E

10

-Werktuigen en gereedschappen

E

5-10

-Maaimachines

E

6-10

-Automatiseringsapparatuur (incl.software)

E

3-5

-Overige

E

10

Overige materiële vaste activa:

# Scholen:

-1e inrichtingen met meubelen en onderwijsleerpakket van permanente en tijdelijke schoolgebouwen, lokalen, onderwijsruimten.

E

20

Verkeersregelinstallaties, bewegwijzering, verkeersborden, overige verkeersmaatregelen

M

10

Aanleg sportveld

M

25

Kunstgrasveld

E

15

Alle overige vaste activa

20

3. Financiële vaste activa

Omschrijving

E/M

Afschr.term.

Bijdragen aan activa van derden

-Investeringssubsidies gebouwen

40

-investeringssubsidies wegen

25

-Alle overige investeringssubsidies

10

Leningen woningbouw corporatie

-

Overige langlopende leningen

-

Aandelen in gem. regelingen

-

* E = economisch nut; M = maatschappelijk nut