Regeling vervallen per 16-10-2020

Damoclesbeleid gemeente Dalfsen (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)

Geldend van 16-12-2017 t/m 15-10-2020

Intitulé

Damoclesbeleid gemeente Dalfsen (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)

Samenvatting

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met illegale (verkoop)punten van verdovende middelen of productieplaatsen daarvan. Op grond van artikel 13b Opiumwet is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen en/of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorend bij de Opiumwet wordt verkocht, verstrekt of daartoe aanwezig is. Er hoeft geen sprake te zijn van overlast enkel de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs is al voldoende om een woning/lokaal te sluiten. Van een handelshoeveelheid drugs is sprake als er meer dan 5 hennepstekjes of-planten of 5 gram hennep/hasjiesj wordt aangetroffen. Bij harddrugs wordt gesproken van een handelshoeveelheid bij hoeveelheden groter dan 0,5 gram voor drugs die zich in gewicht laten uitdrukken, voor GHB bij meer dan 5ml en voor XTC is dat groter dan 1 stuks.

Onbewoonde woningen (schijnbewoning) of lokalen worden bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs gesloten. Hiermee wordt beoogd de loop naar het betreffende pand eruit te halen en de overtreding(en) te beëindigen en herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarnaast wordt er een signaal aan de buitenwereld afgegeven dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt en dat de gemeente Dalfsen het telen, bereiden en de handel in drugs stevig aanpakt.

Bij bewoonde woningen wordt er bij het aantreffen van een handelshoeveelheid softdrugs eerst een bestuurlijke waarschuwing gegeven. Mocht er sprake zijn van een ernstig geval, wordt de waarschuwing achterwege gelaten en wordt er direct overgegaan tot sluiting.

Bij het aantreffen van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning blijft de bestuurlijke waarschuwing achterwege. De burgemeester kan dan direct overgaan tot sluiting. Dit geldt ook voor het aantreffen van drugslaboratoriums of voor plaatsen waar grondstoffen voor de productie van verdovende middelen worden aangetroffen. Handel van harddrugs kan blijken uit de wijze van verpakken van de drugs (bijvoorbeeld: in veel kleine gripzakjes) of uit de aanwezigheid van hulpmiddelen als een weegschaaltje, versnijdingsmiddel, verdovendemiddelenpers en teststof voor verdovende middelen. Als dat niet kan worden aangetoond, kan het doel van verkoop ook worden afgeleid uit de aanwezigheid van een zo grote hoeveelheid drugs, dat dat nooit meer alleen voor eigen gebruik kan zijn.

Bij herhaling zal worden overgegaan tot sluiting voor de termijnen zoals weergegeven in de handhavingsmatrixen. De burgemeester kan zelfs tot definitieve sluiting besluiten. 

Inleiding

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met illegale (verkoop)punten van verdovende middelen of productieplaatsen daarvan. Steeds vaker worden er drugslaboratoriums aangetroffen of locaties waar grondstoffen voor het produceren van verdovende middelen worden opgeslagen. daarvan.

De Opiumwet verbiedt in artikel 2 en 3 om verdovende middelen (soft- en harddrugs) te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren alsmede aanwezig te hebben en te vervaardigen. Drugshandel, maar ook de aanwezigheid van een illegale hoeveelheid drugs, in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. De gemeente is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid, het beschermen van de volksgezondheid en van het woon- en leefklimaat van haar inwoners. Op grond van artikel 13b Opiumwet kan de burgemeester optreden tegen de illegale aanwezigheid en de illegale verkoop van drugs in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven.

De gemeenteraad van Dalfsen heeft uitgesproken geen coffeeshops toe te staan in de gemeente. De gemeente Dalfsen zal dan ook geen exploitatievergunningen verlenen voor een coffeeshop (nul-optiebeleid). Artikel 13b Opiumwet, ook wel aangehaald als wet Damocles, is het juridische instrument om bestuurlijk op te treden tegen illegale (verkoop)punten. Op grond van dit artikel is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen en/of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorend bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is.

De toepassing van bestuursdwang kan zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokkenen, met name voor bewoners van woningen. De burgemeester kan namelijk overgaan tot sluiting van woningen en/of lokalen en de bijbehorende erven. Om bij de handhaving aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit te voldoen is het gewenst om de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet vast te leggen in lokaal beleid. Wanneer geen beleid is geformuleerd dan is handhaving mogelijk, maar de motivering van het besluit een stuk moeilijker. De bestuursrechter eist van de burgemeester een gedegen onderbouwing, bij voorkeur door middel van beleidsregels, in geval van toepassing van een last onder bestuursdwang waarbij lokalen of woningen op grond van artikel 13b Opiumwet worden gesloten.  

Juridisch kader

Artikel 1 Juridisch kader

Voor de bestuurlijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, lijst II) van de Opiumwet is in die wet het artikel 13b opgenomen.

Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Woningen of lokalen

In artikel 13b Opiumwet wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. Dit onderscheid is relevant bij de toepassing van de sluitingsbevoegdheid door de burgemeester op grond van deze bepaling. De wetgever heeft bij de totstandkoming van artikel 13b Opiumwet toegelicht dat de toepassing van de sluitingsbevoegdheid zeer ingrijpende gevolgen kan hebben voor de bewoners van een woning. De bescherming van het woonrecht is niet voor niets als grondrecht verankerd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).

Daarom geldt bij woningen als uitgangspunt dat bij een eerste constatering van verboden softdrugs, nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar wordt volstaan met een waarschuwing. Van dit uitgangspunt mag alleen in ernstige gevallen worden afgeweken. In lokalen is het grondrecht van artikel 8 EVRM niet in het geding. Of een ruimte als woning of lokaal moet worden aangemerkt in de zin van artikel 13b Opiumwet, is doorslaggevend of in de ruimte volgens de daaraan werkelijk gegeven bestemming gewoond wordt. Daarbij is niet de ‘planologische bestemming’ doorslaggevend – deze kan wel ondersteunend zijn, net als een BAG-registratie – maar het feitelijke gebruik van de ruimte en de bedoeling van de gebruiker met die ruimte. Een leegstaande woning kan, zeker als deze feitelijk alleen als drugspand wordt gebruikt, als lokaal worden aangemerkt. Het proces-verbaal van de politie kan voldoende grondslag bieden voor het standpunt van de burgemeester dat de woning hoofdzakelijk als hennepkwekerij in gebruik was en dus als lokaal moet worden gezien.

Reikwijdte artikel 13b Opiumwet

Artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria) biedt mogelijkheden om op te treden tegen de illegale verkoop van drugs vanuit woningen. Artikel 174a Gemeentewet is echter niet meer toereikend. Voor gebruik van dit artikel moet steeds verstoring van de openbare orde worden aangetoond. Het voordeel van artikel 13b Opiumwet ten opzichte van artikel 174a Gemeentewet is het simpele feit dat als er sprake is van illegale drugshandel in of vanuit een woning/lokaal er al voldoende is om de woning/het lokaal te mogen sluiten. Hierbij hoeft niet te worden aangetoond dat er sprake is van een verstoring van de openbare orde. Sterker nog, voor het ontstaan van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet, is volgens vaste rechtspraak van de Afdeling niet eens vereist dat daadwerkelijk drugs zijn verhandeld. De enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs is hiervoor al voldoende (zie o.a. ABRvS 22 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:472).Volgens diverse gerechtelijke uitspraken valt ook hennepteelt binnen de reikwijdte van artikel 13b Opiumwet.

Handelshoeveelheid drugs

In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of –planten, wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dan geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Er is bij hennepknipperijen, drogerijen en buitenteelt vaak sprake van meer dan 5 gram hennep of hasjiesj. In het geval van 5 gram of meer hennep of hasjiesj brengt dit het risico van overdraagbaarheid met zich mee. De burgemeester van Dalfsen beschouwt de aanwezigheid van meer dan 5 planten en/of meer dan 5 gram softdrugs als een handelshoeveelheid bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b Opiumwet.

In geval van harddrugs wordt gesproken van een handelshoeveelheid bij hoeveelheden groter dan 0,5 gram voor drugs die zich in gewicht laten uitdrukken. Voor GHB is dat voor een hoeveelheid groter dan 5ml van toepassing en voor XTC voor een hoeveelheid groter dan 1 stuks/pil. Enkel de aanwezigheid van drugs (lijst I en II Opiumwet) boven de normen voor eigen gebruik kan al voldoende rechtvaardiging vormen om de woning of het lokaal en de bijbehorende erven te sluiten.

Daar waar in dit beleid gesproken wordt over drugshandel, wordt evengoed bedoeld het daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen, hennepplantages, -knipperijen, –drogerijen, en – drugslaboratoriums. Verder is van belang dat de werking van de Opiumwet zo ver reikt dat artikel 13b Opiumwet ook kan worden toegepast als het gaat om delen van de (hennep)plant indien de hars hier niet aan onttrokken is. Dat volgt uit artikel 1, eerste lid, sub b en lijst II van bijlage 1 van de Opiumwet. Ook geldt het Damoclesbeleid, artikel 13b Opiumwet, voor drugslaboratoriums (druglabs) en plaatsen waar grondstoffen aanwezig zijn voor het produceren van verdovende middelen.

Proportionaliteit en subsidiariteit

In deze beleidsregel wordt aangegeven hoe de burgemeester omgaan met zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Uit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit is gekozen voor een getrapt optreden. Opgemerkt wordt, dat de burgemeester gemotiveerd kan afwijken van deze lijn.

Doel

Artikel 2 Doel

Het beleid heeft tot doel:

  • 1.

    Te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een adequate reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de ernst van de overtreding en het beoogde effect heeft, namelijk de loop naar het pand eruit halen.

  • 2.

    Het bestrijden van handel in drugs en herstel van de openbare orde (geen basis voorwaarde).

  • 3.

    Kenbaar te maken aan de ‘overtreder’ welke maatregelen hij kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk tevens een preventieve werking vanuit gaat.

Met deze beleidsregel wordt getracht de handel in drugs in of vanuit (on)bewoonde woningen en lokalen en daarbij behorende erven tegen te gaan. Deze handel vormt immers een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarnaast kan worden gewezen op nadelige economische gevolgen, zoals het dalen van de verkoop- en verhuurwaarde van omliggende panden.  

Algemene uitgangspunten

Artikel 3 Algemeen uitgangspunten

  • A.

    Onderscheid harddrugs en softdrugs

    In de aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheid van harddrugs en softdrugs. De activiteiten die gerelateerd zijn aan harddrugs hebben een grotere negatieve invloed op het woon- en leefklimaat dan bij de handel in softdrugs. De handel van harddrugs vindt immers vaak plaats in een harder en meer crimineel milieu. Ook vindt er meer loop naar het pand plaats. Een langere sluitingstijd is bij handel in harddrugs noodzakelijk om de situatie te normaliseren.

  • B.

    Handelshoeveelheid

    Voor wat betreft het bepalen wanneer er sprake is van een handelshoeveelheid, wordt aangesloten bij het vervolgingsbeleid van het OM. Het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke beleid zijn hierdoor met elkaar in overeenstemming. Dit betekent dat de volgende hoeveelheden niet meer als geringe hoeveelheid voor eigen gebruik, maar als handelshoeveelheid wordt gezien:

    • 1.

      Middel lijst I (harddrugs): gelijk aan of meer dan 0,5 gram, of 5ml of 1 pil;

    • 2.

      Middel lijst II (softdrugs): meer dan 5 gram;

    • 3.

      Hennepplanten: meer dan 5 hennepplanten.

  • C.

    Verwijtbaarheid van betrokken personen

    Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of (on)bewoonde woning of erf beëindigd te houden en de openbare orde in de omgeving te herstellen. In beginsel is het voor het bestuursrechtelijk optreden niet van belang of de eigenaar, exploitant/huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van overtreding van de Opiumwet is voldoende om over te gaan tot handhavend optreden. Ook speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokkenen van een illegaal verkooppunt geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet waarin de burgemeester kan optreden. Opgemerkt wordt dat een eerdere waarschuwing/maatregelen ten aanzien van dezelfde exploitant/persoon en/of dezelfde inrichting/woning hun gelding blijven houden voor een termijn van vijf jaar, ongeacht of er een wijziging heeft plaatsgevonden van exploitant/persoon (bij de inrichting/woning) of van inrichting/woning (bij de exploitant/persoon). De burgemeester kan bij toepassing van het sluitingsbeleid gebruikmaken van artikel 4:84 Awb voor schrijnende gevallen.

  • D.

    Onderscheid woningen en lokalen

    Handel in drugs vanuit lokalen en (on)bewoonde woningen, dan wel in of daarbij behorende erven, is in het belang van de openbare orde en het algemeen maatschappelijk belang volstrekt ontoelaatbaar. Het is van belang dat er in dit handhavingsbeleid een onderscheid wordt gemaakt in drugshandel in (al dan niet voor het publiek toegankelijke) lokalen, onbewoonde woningen en drugshandel in bewoonde woningen. Zo zal de sluiting van een bewoonde woning de betrokkenen veel harder treffen dan de sluiting van bijvoorbeeld een café of loods. De bewoners worden immers dakloos. Of een ruimte als woning of lokaal moet worden aangemerkt in de zin van artikel 13b Opiumwet, is doorslaggevend of in de ruimte volgens de daaraan werkelijk gegeven bestemming gewoond wordt. Daarbij is niet de ‘planologische bestemming’ doorslaggevend – deze kan wel ondersteunend zijn, net als een BAG-registratie – maar het feitelijke gebruik van de ruimte en de bedoeling van de gebruiker met die ruimte. Stacaravans, woonschepen, woonwagens kunnen bijvoorbeeld voor bewoning gebruikt worden. Als er sprake is van een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de illegale drugshandel in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan wordt een gedeeltelijke sluiting van de woning overwogen.

    Indien er geen sprake is van een woning, wordt het pand dan wel de ruimte beschouwd als lokaal in de zin van dit beleid. Een leegstaande woning kan, zeker als deze feitelijk alleen als drugspand wordt gebruikt, als lokaal worden aangemerkt (ook bij schijnbewoning). Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen, garages en andere bedrijfsruimten) in deze categorie.

  • E.

    Uitgangspunt is sluiten

    Het opleggen van een last onder bestuursdwang is een herstelsanctie in de zin van artikel 5:2 lid 1 onder b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bestuursdwangbevoegdheid van de burgemeester is een discretionaire bevoegdheid.

    Een herstelsanctie is een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van de overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding. Toepassing ervan moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Onbewoonde woningen en lokalen worden bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs daarom gesloten. Hiermee wordt beoogd de loop naar het betreffende pand eruit te halen en de overtreding te beëindigen en herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarnaast wordt hiermee ook een signaal aan de buitenwereld afgegeven dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt en dat de gemeente Dalfsen de handel in drugs stevig aanpakt.

    Het uitgangspunt sluiten is anders bij bewoonde woningen. Daarbij speelt het hebben van woongenot en de daaraan gerelateerde privacy een erg prominente rol en grijpt het feitelijk dakloos worden van de betrokkenen erg in op de persoonlijke levenssfeer. Bij de handel in softdrugs wordt in beginsel met het oog op de proportionaliteit daarom eerst een bestuurlijke waarschuwing gegeven. Bij een tweede overtreding binnen 5 jaar na de eerste waarschuwing, volgt pas sluiting. In ernstige gevallen wordt geen waarschuwing gegeven en wordt direct overgegaan tot sluiting van de woning. Woningen die niet bewoond worden en enkel zijn gebruikt voor de handel in drugs (schijnbewoning) worden bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs meteen gesloten.

    Als er sprake is van vee dat moet worden verzorgd en verzorging door sluiting niet mogelijk is, wordt indien noodzakelijk voor het verzorgen van het vee een uitzondering gemaakt.

  • F.

    Huur of koopwoning

    Zowel huurwoningen van woningcorporaties, woningen die particulier worden verhuurd als koopwoningen kunnen op grond van artikel 13b Opiumwet worden gesloten. Bij huurwoningen van een woningcorporatie behoort een verbod op het handelen in strijd met de Opiumwet tot de standaardclausules in het huurcontract. De woningcorporatie kan dan overgaan tot beëindiging van de huurovereenkomst. In overleg met de woningcorporatie zal worden besloten of het noodzakelijk is om het pand te sluiten (om de loop eruit te krijgen) of dat wordt besloten de woning te verhuren aan gegadigden die op de wachtlijst staan voor een huurwoning.

    Als particuliere verhuurders hun woning ter goede trouw hebben verhuurt, kan de burgemeester besluiten dat beëindiging van het huurcontract voldoende is en wordt niet tot sluiting van de woning overgegaan.

  • G.

    Voor publiek opengestelde lokalen/gebouwen en bijbehorende erven

    Indien de overtreder van artikel 13b Opiumwet een ander is dan de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder/verhuurder/medewerker van het voor publiek opengestelde lokaal/gebouw (bijvoorbeeld een horecabedrijf), zal eerst worden overgegaan tot een schriftelijke waarschuwing. Dit geldt niet als de beheerder/eigenaar/exploitant/huurder/ verhuurder op de hoogte was of kon zijn van de overtreding. Indien de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder/medewerker zelf als overtreder kan worden aangemerkt dan zal de burgemeester onmiddellijk tot sluiting overgaan.

Toepassing van de last onder bestuursdwang

Artikel 4 Toepassing van de last onder bestuursdwang

  • A.

    Zienswijzen/spoedeisende bestuursdwang

    Ter voorbereiding van een besluit tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt in beginsel het voornemen bekend gemaakt waartegen zienswijzen, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, kunnen worden ingediend (art. 4:8 en 4:9 Awb). Hiervan wordt afgezien indien de vereiste spoed zich daartegen verzet (art. 4:11 onder a Awb).

  • B.

    Begunstigingstermijn

    In een last onder bestuursdwang moet, krachtens jurisprudentie, in de regel een begunstigingstermijn worden opgenomen. Begunstiging houdt in dat de overtreder de gelegenheid krijgt om zelf aan het bevel te voldoen. Daarmee wordt de overtreder in de gelegenheid gesteld om bijvoorbeeld persoonlijke spullen e.d. uit het pand te verwijderen. Afhankelijk van de situatie wordt de termijn, gelet op de ernst van de situatie op maximaal 48 uur gesteld. De sluiting van voor het publiek en niet voor het publiek opengestelde lokalen waarin drugshandel is geconstateerd, vindt plaats met toepassing van spoedeisende bestuursdwang. In het geval van drugshandel in lokalen wordt de openbare orde in zeer ernstige mate verstoord en is spoedeisende sluiting gerechtvaardigd. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang wordt vervolgens schriftelijk bekend gemaakt aan de overtreder en/of rechthebbende op het gebruik van de zaak (art. 5:31 Awb).

  • C.

    Aanzegging tot kostenverhaal

    In het besluit tot opleggen van een last onder bestuursdwang wordt tegelijk een aanzegging tot kostenverhaal opgenomen in het geval het bestuursorgaan de last dient uit te voeren. Dit is het geval wanneer de last niet binnen de in het besluit aangegeven begunstigingstermijn geheel wordt uitgevoerd. De kosten van bestuursdwang worden op basis van het bepaalde in de Awb verhaald op de overtreder(s) tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

  • D.

    Bekendmaking en registratie van het besluit

    Het besluit tot sluiting van een woning of een lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Deze wet houdt in dat iedere overheidsinstantie die publiekrechtelijke beperkingen mag opleggen hier een administratie van moet bijhouden. Daarnaast is het verplicht de gegevens over kadastrale objecten, waarop een beperking rust, te melden aan de zogenaamde Landelijke Voorziening. Dit betekent dat elk besluit tot sluiting, dat op basis van de artikel 13b Opiumwet of 174a Gemeentewet wordt genomen, centraal binnen de gemeente Dalfsen wordt geregistreerd, waarna de melding aan de Landelijke Voorziening wordt verzocht. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit aangepast in het WKPB-register.

  • E.

    Effectuering van de sluiting

    Wanneer overgegaan wordt tot sluiting, dan wordt het besluit bekend gemaakt aan de overtreder en de rechthebbende op het gebruik van de zaak (artikel 5:24 lid 3 Awb). De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting en dat een aankondiging van de sluiting duidelijk zichtbaar moet worden aangebracht op het betreffende pand. Veelal zal de sluiting door een feitelijke handeling van verzegeling (art. 5:28 Awb) worden geeffectueerd. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is in artikel 2:41 lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening het betreden van een gesloten pand, woning of erf strafbaar gesteld.Indien de overtreder en/of rechthebbende op het gebruik van de zaak geen gevolg geeft aan de last onder bestuursdwang, zal de burgemeester de woning, het lokaal of gebouw op een andere wijze ontoegankelijk maken, bijvoorbeeld door andere sloten op de toegangsdeuren aan te brengen.

  • F.

    Samenloop

    Bij cumulatie van op te leggen maatregelen op grond van dit beleid is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing. De toepassing van bestuursdwang door de burgemeester laat onverlet de toepassing van andere bestuursrechtelijke bevoegdheden.

  • G.

    Natraject

    Na afloop van de sluitingstermijn vindt in overleg met de eigenaar en/of bewoners een overdracht van de woning of het lokaal plaats. Is er ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde (‘de loop is er nog niet uit’) dan komt het betreffende pand in aanmerking voor een verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkenen worden bij mogelijke nieuwe verlenging opnieuw door de gemeente gehoord. Een andere mogelijkheid is het opleggen van een preventieve last onder dwangsom indien de gerechtvaardigde vrees op herhaling bestaat. Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De wet Victor regelt het na traject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet. De Wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door het college van burgemeester en wethouders. 

Stappenplan

Artikel 5 Stappenplan

Bij de toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b Opiumwet zal het volgende stappenplan als leidraad dienen:

  • 1.

    Voorbereiding

    De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs, of het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. Wordt bij een bewoonde woning voor het eerst geconstateerd dat er een handelshoeveelheid drugs aanwezig is, zal worden overgegaan tot stap 2 ‘Waarschuwing’. Is er sprake van een ernstig geval vindt er een belangenafweging plaats (stap 3) of er direct tot sluiting wordt overgegaan.

     

  • 2.

    Waarschuwing

    De burgemeester brengt de overtreder schriftelijk op de hoogte van de geconstateerde feiten d.m.v. een waarschuwingsbrief indien er sprake is van een bewoonde woning. Dit geldt als een officiële waarschuwing, waarbij meegedeeld wordt wat de consequenties zullen zijn bij het wederom begaan van overtreding van artikel 13b Opiumwet. De waarschuwing is geen besluit. Wanneer er sprake is van vereiste spoed of wanneer het een ernstige overtreding betreft, kan besloten worden tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang, waarbij een waarschuwing of voorafgaande last achterwege blijft. 

  • 3.

    Belangenafweging en vervolgstappen

    De burgemeester moet voorafgaand aan het nemen van het besluit tot sluiting de gevolgen van zijn besluit afzetten tegen de gevolgen die dit met zich meebrengt voor de overtreder. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Hierbij betrekt de burgemeester de eventuele zienswijze van de overtreder. Voordat de burgemeester overgaat tot sluiting, wordt de overtreder/belanghebbende in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit. Horen kan zowel schriftelijk als mondeling (dus ook telefonisch op zeer korte termijn) (4:9 Awb). Het daadwerkelijke besluit tot toepassing van bestuursdwang wordt genomen met inachtneming van de kenbaar gemaakte zienswijze. De burgemeester kan op grond van artikel 4:11 lid 3 Awb het horen van een belanghebbende achterwege laten, wanneer er sprake is van vereiste spoed of wanneer het beoogde doel alleen bereikt kan worden als belanghebbende daarvan niet van te voren in kennis wordt gesteld. Als de burgemeester –om welke reden dan ook- lang wacht met een bevel tot woningsluiting zal goed de vraag moeten worden gesteld of een sluiting op termijn nog wel een reparatoir karakter heeft. Er moet dan ook goed worden afgewogen of sluiting nog wel zinvol is. 

  • 4.

    Motivering sluiting

    Wanneer de burgemeester overgaat tot sluiting voor een bepaalde periode zal dit besluit voldoende moeten worden gemotiveerd. Hierbij wordt verwezen naar dit beleid. Voor het bepalen van de sluitingstermijn wordt de daartoe opgestelde handhavingsmatrix gehanteerd. Het is van belang te beseffen dat het toepassen van bestuursdwang geen strafrechtelijke veroordeling of bestraffende sanctie inhoudt. Deze bevoegdheid is gericht op het herstel van de rechtsorde en het wegnemen van de overtreding. Daarbij is het belang de toeloop tot het pand te beëindigen. (Wanneer de sluitingstermijn daarvoor te kort blijkt, kan de burgemeester de sluiting verlengen.) 

  • 5.

    Bekendmaking sluitingsbevel

    De burgemeester brengt de overtreder voorafgaand aan de toepassing van bestuursdwang schriftelijk op de hoogte van het sluitingsbevel. Ook de eigenaar van het lokaal of de woning wordt hiervan op de hoogte gesteld. Als er sprake is van vereiste spoed of wanneer het beoogde doel alleen bereikt kan worden als belanghebbenden daarvan niet van te voren in kennis worden gesteld, vindt de opschriftstelling en uitreiking van het besluit zo spoedig mogelijk plaats nadat de bestuursdwang is toegepast (art. 5:31 lid 2 Awb). Hiervan zal in de regel sprake zijn. Het bevel tot sluiting van een lokaal of woning is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. De overige bepalingen van deze wet zijn dan ook van toepassing. Dit betekent dat alle belanghebbenden tegen het besluit bezwaar kunnen aantekenen en vervolgens, na de beslissing op het bezwaarschrift, beroep bij de bestuursrechter kunnen instellen. Belanghebbenden zijn in ieder geval de bewoners van de woning of het lokaal en (in geval van verhuur) de eigenaar. De kosten van sluiting worden op grond van artikel 5:25 lid 1 Awb verhaald. 

  • 6.

    Feitelijke sluiting

    • 6.1

      Bij de uitvoering van de sluiting kunnen naast een medewerker van de gemeente en politie ook de woningcorporatie, een aannemer, het energiebedrijf, de GGD en eventueel een medewerker van een verslavingszorginstelling aanwezig zijn. Het pand wordt indien gewenst ontruimd, zo nodig ontsmet, de nutsvoorzieningen worden afgesloten en de deuren en ramen worden zo nodig dichtgetimmerd en verzegeld.

    • 6.2

      Op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken dient de sluiting van het pand binnen vier dagen te worden ingeschreven in de landelijke voorziening.

    • 6.3

      Het doorbreken van het zegel levert een strafbaar feit op grond van artikel 199 Wetboek van Strafrecht op. Daarnaast is in artikel 2:41 lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening het betreden van een gesloten pand, woning of erf strafbaar gesteld. 

  • 7.

    Kostenverhaal

    De kosten van sluiting kunnen ingevolge art. 5:25 eerste lid Awb op de overtreder worden verhaald. In de dwangbeschikking moet hiervan melding worden gemaakt. Kostenverhaal kan plaatsvinden bij dwangbevel (art. 5:26 Awb). Voordat de kosten per dwangbevel worden ingevorderd, zal eerst geprobeerd worden de kosten te innen via het versturen van een aangetekende nota. 

  • 8.

    Heropening

    Na afloop van de sluitingstermijn vindt overleg plaats tussen de gemeente en de eigenaar/verhuurder van het pand. Wanneer na heropening van een pand de drugshandel opnieuw plaatsvindt, wordt opnieuw een sluitingsbevel uitgevaardigd.

Handhavingsmatrixen

Artikel 5 Handhavingsmatrixen

Richtlijnen

De getrapte sanctionering wordt in onderstaande matrixen weergegeven. Bij herhaling van een overtreding zal de bekendheid van het verkooppunt groter zijn en is een langere sluitingstijd nodig om de ‘loop’ eruit te halen. In beginsel sluit de zwaarte van de sanctie aan op de ernst van de overtreding. Het gaat om de proportionaliteit van de sancties ten opzichte van de overtreding. De richtlijnen zijn beleidsregels als bedoeld in art. 4:81 Awb. De burgemeester kan hier gemotiveerd van afwijken.

Verjaring

Opgemerkt wordt dat eerdere waarschuwingen/maatregelen ten aanzien van dezelfde exploitant/persoon en/of dezelfde inrichting/woning hun gelding blijven houden voor een termijn van vijf jaar, ongeacht of er een wijziging heeft plaatsgevonden van exploitant/persoon (bij de inrichting/woning) of van inrichting/woning (bij de exploitant/persoon).

Handhavingsmatrix drugshandel in bewoonde woningen dan wel in of op bij de bewoonde woning behorende erven

Softdrugs

Harddrugs

1e overtreding

Bestuurlijke waarschuwing

Sluiting voor periode van 3 maanden

2e overtreding binnen 5 jaar na 1e overtreding

Sluiting voor periode van 3 maanden

Sluiting voor periode van 6 maanden

3e overtreding

Binnen 5 jaar na 2e overtreding

Sluiting voor periode van 6 maanden

Sluiting voor periode van 12 maanden

Handhavingsmatrix drugshandel in onbewoonde woningen dan wel in of op de bij de onbewoonde woningen behorende erven

Softdrugs

Harddrugs

1e overtreding

Sluiting voor periode van 3 maanden

Sluiting voor periode van 6 maanden

2e overtreding binnen 5 jaar na 1e overtreding

Sluiting voor periode van 6 maanden

Sluiting voor periode van 12 maanden

3e overtreding

Binnen 5 jaar na 2e overtreding

Sluiting voor periode van 12 maanden

Sluiting voor periode van 24 maanden

Handhavingsmatrix drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen/gebouwen dan wel in of op bij zodanige lokalen/gebouwen behorende erven

Softdrugs

Harddrugs

1e overtreding

Sluiting voor periode van 3 maanden

Sluiting voor periode van 6 maanden

2e overtreding binnen 5 jaar na 1e overtreding

Sluiting voor periode van 6 maanden

Sluiting voor periode van 12 maanden

3e overtreding

Binnen 5 jaar na 2de overtreding

Sluiting voor periode van 12 maanden

Sluiting voor periode van 24 maanden

Artikel 6 Afwijkingsbevoegdheid en hardheiddsclausule

De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van zijn Damoclesbeleid.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Damoclesbeleid gemeente Dalfsen”.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 12 december 2017

De burgemeester van Dalfsen,

H.C.P. Noten