Gemeenschappelijke regeling FUMO

Geldend van 01-05-2014 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling FUMO

Gemeenschappelijke regeling Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing mei 2014

Gedeputeerde staten van Fryslân, de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Achtkarspelen, Ameland, het Bildt, Dantumadiel, De Friese Meren, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Franekeradeel, Harlingen, Heerenveen, Kollummerland c.a., Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest - Fryslân, Terschelling, Tytsjerksteradiel, Vlieland, Weststellingwerf en het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

overwegende dat:

  • -

    het Rijk, het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten onderling afspraken hebben gemaakt over de vorming van regionale uitvoeringsdiensten, het takenpakket dat deze diensten in ieder geval moeten gaan uitvoeren en de kwaliteitsnormering van vergunningverlening en handhaving;

  • -

    de deelnemers op 30 juni 2011 een overeenkomst hebben ondertekend, waarin de intentie is uitgesproken om te komen tot de oprichting van een regionale uitvoeringsdienst;

  • -

    de regionale uitvoeringsdienst vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken gaat uitvoeren op het gebied van het milieu- en omgevingsdomein;

gelet op:

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen en

  • -

    de toestemming van provinciale staten van Fryslân, de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân;

BESLUITEN:

de volgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing;

    • b.

      het openbaar lichaam: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

    • c.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • d.

      deelnemers: het college van gedeputeerde staten van Fryslân, de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân;

    • e.

      de raden: de gemeenteraden van de aan de regeling deelnemende gemeenten;

    • f.

      provinciale staten: provinciale staten van Fryslân.

  • 2. Waar de wet of de regeling bepalingen van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing verklaard wordt voor provinciale staten, gedeputeerde staten en de commissaris van de Koningin gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 74, eerste lid, juncto artikel 8, eerste lid, van de wet, genaamd Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing, hierna te noemen: FUMO.

  • 2. De FUMO is gevestigd te Grou.

  • 3. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

Hoofdstuk 2 Belangen, taken en bevoegdheden

Artikel 3 Te behartigen belangen

De regeling heeft ten doel het behartigen van de belangen van de deelnemers bij de uitvoering van taken en bevoegdheden op het gebied van het milieu- en omgevingsrecht in ruime zin in het algemeen en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in het bijzonder, alsmede taken en bevoegdheden op het terrein van vergunningverlening, handhaving en toezicht op grond van de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten.

Artikel 4 Taken

  • 1. Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen heeft het openbaar lichaam de volgende taken:

    • a.

      basistakenpakket: het ten behoeve van de deelnemers uitvoeren van adviserende, voorbereidende en uitvoerende taken die behoren tot het zogenoemde Basistakenpakket, zoals opgenomen in Bijlage 1;

    • b.

      aanvullend takenpakket (facultatief): het ten behoeve van de deelnemers uitvoeren van niet tot het Basistakenpakket behorende adviserende, voorbereidende en uitvoerende taken op het terrein van het milieu- en omgevingsrecht, voor zover de betreffende deelnemer daartoe een besluit heeft genomen:

    alsmede ten behoeve van de onder a. en b. genoemde taken:

    • c.

      adviserende en voorbereidende taken ten behoeve van bezwaarprocedures, administratief beroepsprocedures en rechtsgedingen;

    • d.

      de advisering over en voorbereiding van besluiten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur;

    • e.

      het adviseren over en ontwikkelen van strategische en operationele beleidskaders op het terrein van het milieu- en omgevingsrecht;

    • f.

      het in stand houden van het Milieualarmnummer.

  • 2. De FUMO is bevoegd tot het ten behoeve van de deelnemers verrichten van diensten op het terrein van het milieu- en omgevingsrecht, anders dan bedoeld in het eerste lid, indien een deelnemer daarom verzoekt en het dagelijks bestuur daarin bewilligt. Het bepaalde in artikel 6, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De FUMO is bevoegd tot het ten behoeve van het Rijk verrichten van diensten op het terrein van het milieu- en omgevingsrecht, indien het Rijk daarom verzoekt en het dagelijks bestuur daarin bewilligt. Het bepaalde in artikel 6, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De taken als bedoeld in het eerste en tweede lid worden uitgevoerd met inachtneming van de door of ten behoeve van de deelnemers vastgestelde beleidskaders, beleidsregels en overige instructies.

Artikel 5 Bevoegdheden

  • 1. Aan het bestuur van het openbaar lichaam worden geen publiekrechtelijke bevoegdheden overgedragen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen de deelnemers, ter uitvoering van de in artikel 4 genoemde taken, aan het bestuur van het openbaar lichaam mandaat verlenen om in naam van de respectieve bestuursorganen besluiten te nemen, volmacht verlenen tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen of machtiging verlenen tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

  • 3. Tenzij anders is bepaald kan het bestuur van het openbaar lichaam ten aanzien van de in mandaat, volmacht en machtiging opgedragen taken en bevoegdheden ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging verlenen.

  • 4. Besluiten als bedoeld in het tweede en derde lid worden, onder de zorg van de secretaris/directeur, opgenomen in het Register mandaat, volmacht en machtiging FUMO. Het register is openbaar.

Artikel 6 Uitvoeringsovereenkomst

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4, vierde lid, worden ter uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, tussen de FUMO als opdrachtnemer en de deelnemer als opdrachtgever één of meerdere uitvoeringsovereenkomsten gesloten, op basis van een door het dagelijks bestuur vastgesteld model.

  • 2.

    De uitvoeringsovereenkomst ten behoeve van de in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, genoemde taken wordt voor onbepaalde tijd gesloten. Het beëindigen van deze overeenkomst is uitsluitend mogelijk door uittreding, zoals bedoeld in artikel 34. De consequenties hiervan worden op analoge wijze meegenomen en maken onderdeel uit van de gevolgen van uittreding, zoals verwoord in artikel 34.

  • 3.

    De looptijd van een uitvoeringsovereenkomst ten behoeve van de in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, genoemde taken bedraagt, behoudens uittreding zoals bedoeld in artikel 34, vijf jaren.

    Opzegging gedurende deze termijn is niet mogelijk.

  • 4.

    De overeenkomst als bedoeld in het derde lid wordt voor onbepaalde tijd voortgezet. Opzegging is mogelijk per 1 januari van enig kalenderjaar, met inachtneming van een opzegtermijn van twaalf maanden.

  • 5.

    De deelnemer die de overeenkomst als bedoeld in het derde lid opzegt, verplicht zich het personeel dat is belast met de uitvoering van deze taken, over te nemen. Het algemeen bestuur stelt de omvang van het toe te wijzen personeel vast op basis van de begroting over het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de opzegging betrekking heeft.

  • 6.

    Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid stelt het algemeen bestuur de overige kosten vast van opzegging.

Artikel 7 Jaarprogramma

  • 1. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks, voor 1 januari, een programma van activiteiten vast voor het daarop volgende kalenderjaar.

  • 2. Het Jaarprogramma wordt aan de deelnemers gezonden.

Artikel 8 Jaarverslag

  • 1. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks, voor 1 april, een verslag van werkzaamheden vast, over het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

  • 2. Het Jaarverslag wordt aan de deelnemers gezonden.

Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur

Artikel 9 Samenstelling

  • 1. De deelnemers wijzen elk uit hun midden één lid aan van het algemeen bestuur. Behoudens de eerste aanwijzing vindt de aanwijzing plaats in de eerste vergadering van de deelnemers in nieuwe samenstelling.

  • 2. De deelnemers wijzen voor elk lid een plaatsvervangend lid aan.

  • 3. De deelnemer van wie het lid als voorzitter als bedoeld in artikel 17, eerste lid, is aangewezen wijst een extra lid aan van het algemeen bestuur.

  • 4. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege, zodra men ophoudt gedeputeerde, wethouder of lid van het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân te zijn.

  • 5. De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van de bestuursorganen die hen hebben aangewezen. Onverminderd het bepaalde in het derde lid, blijven de leden van het algemeen bestuur na het verstrijken van de in de vorige volzin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de nieuwe leden zijn aangewezen.

  • 6. Indien in het algemeen bestuur een vacature ontstaat wijst de betreffende deelnemer zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

Artikel 10 Incompatibiliteiten

Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemers dan wel door of vanwege het bestuur van de FUMO aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met een ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die in dienst van één van de deelnemers dan wel de FUMO op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 11 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel ten minste een vijfde van het aantal leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Indien de voorzitter dan wel een vijfde gedeelte van de aanwezige leden het nodig oordeelt, dient het algemeen bestuur te besluiten of zal worden vergaderd met gesloten deuren.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

  • 4. De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 5. Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 23, tweede lid, van de wet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

  • 6. De vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 7. Indien ingevolge het zesde lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 8. Op de vergadering, bedoeld in het zevende lid, is het zesde lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het zesde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 12 Besluitvorming

  • 1. Er wordt voorzien in meervoudig stemrecht. Het aantal stemmen per deelnemer wordt bepaald naar rato van de financiële bijdrage van de betreffende deelnemer voor het uitvoeren van het takenpakket als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a. en b., overeenkomstig het bepaalde in bijlage 2.

  • 2. Op basis van de begroting voor enig jaar stelt het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, de stemverhouding voor dat jaar vast.

  • 3. Een stemming is alleen geldig als meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft, en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 4. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van het aantal uitgebrachte stemmen, die tot stand wordt gebracht door ten minste drie deelnemers.

  • 5. Een lid neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middelijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring van de rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welk bestuur hij behoort.

Artikel 13 Taken en bevoegdheden

  • 1. Alle taken en bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regeling, aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur. Tot de taken en bevoegdheden behoren in elk geval:

    • a.

      het vaststellen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen va de bijdragen van de deelnemers in de kosten van de regeling;

    • c.

      het vaststellen van de rekening;

    • d.

      het vaststellen van het jaarprogramma;

    • e.

      het vaststellen van het jaarverslag;

    • f.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie;

    • g.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van de secretaris/directeur;

    • h.

      te besluiten tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, onverminderd het bepaalde in het tweede lid.

  • 2. Besluiten tot het oprichten van en deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen behoeven de instemming van de deelnemers.

  • 3. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen overdracht verzet. Artikel 152, tweede lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4 Het dagelijks bestuur

Artikel 14 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden, de voorzitter inbegrepen, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen als volgt:

    • a.

      het door gedeputeerde staten aangewezen lid van het algemeen bestuur;

    • b.

      drie door de colleges van burgemeester en wethouders aangewezen leden van het algemeen bestuur en

    • c.

      het door het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân aangewezen lid van het algemeen bestuur.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur treden af met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur de leden van een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 4. Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 5. Indien tussentijds een vacature ontstaat in het dagelijks bestuur, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

Artikel 15 Werkwijze en besluitvorming

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of één van de leden dit nodig acht.

  • 2. In de vergadering van het dagelijks bestuur heeft ieder lid één stem. Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 3. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd of besloten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 4. Indien het vereiste aantal leden niet tegenwoordig is belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, een nieuwe vergadering.

  • 5. Op de vergadering, bedoeld in het vierde lid, is het derde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 6. Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd. Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter.

  • 7. Het dagelijks bestuur kan voor zijn vergaderingen een reglement van orde vaststellen.

Artikel 16 Taken en bevoegdheden

Tot de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoren in elk geval:

  • a.

    het voeren van het dagelijks bestuur van de FUMO, voor zover niet bij of krachtens de wet of deze regeling de voorzitter hiermee is belast;

  • b.

    de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal wordenberaadslaagd en besloten;

  • c.

    het uitvoeren van beslissingen van het algemeen bestuur, tenzij bij of krachtens de wet of deze regeling de voorzitter hiermee is belast;

  • d.

    het nemen, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, van alle conservatoire maatregelen en doen wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit;

  • e.

    het procederen in kort geding en tot voeging in strafzaken, tenzij het algemeen bestuur daaromtrent in voorkomende gevallen een beslissing heeft genomen;

  • f.

    indien ingevolge een wettelijk voorschrift aan de FUMO of het bestuur van de FUMO hetzij eenrecht van beroep hetzij een recht bezwaar te maken toekomt, spoedshalve beroep in te stellen of bezwaar in te brengen alsmede, voor zover de voorschriften dat toelaten, schorsing van het aangevochten besluit of een voorlopige voorziening ter zake te verzoeken. Het ingestelde beroep of het gemaakte bezwaar wordt ingetrokken, indien het algemeen bestuur de beslissing van het dagelijks bestuur tot het instellen van beroep of het maken van bezwaar niet hetzij in hun eerstvolgende vergadering, hetzij binnen drie maanden bekrachtigen;

  • g.

    het uitvoeren van opgedragen taken als bedoeld in artikel 4, eerste, tweede en derde lid;

  • h.

    het beheer van de financiële administratie;

  • i.

    de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • j.

    ambtenaren, niet zijnde de secretaris/directeur, te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

  • k.

    het stimuleren en coördineren van overleg tussen de deelnemers;

  • l.

    het behartigen van de belangen van de FUMO bij andere overheden, instellingen, diensten of personen.

Hoofdstuk 5 De voorzitter en de secretaris/directeur

Artikel 17 De voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter.

  • 2. De voorzitter is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 4. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt de FUMO in en buiten rechte. De voorzitter kan deze bevoegdheid opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

  • 6. De voorzitter wordt vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, dat daartoe door het dagelijks bestuur wordt aangewezen.

Artikel 18 De secretaris/directeur

  • 1. De secretaris/directeur wordt, op voorstel van het dagelijks bestuur, benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur regelt tevens de rechtpositie.

  • 2. De secretaris/directeur is belast met de dagelijkse leiding van de FUMO.

  • 3. De secretaris/directeur is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter behulpzaam bij de vervulling van hun taak.

  • 4. De secretaris/directeur is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 5. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris/directeur mede ondertekend.

  • 6. Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de secretaris/directeur.

Hoofdstuk 6 Informatie en verantwoording

Artikel 19

  • 1. Het dagelijks bestuur, dan wel het algemeen bestuur, informeert de deelnemers tijdig over de voorbereiding van besluiten met ingrijpende gevolgen voor hen.

  • 2. Het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken provinciale staten, de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân alle inlichtingen die door één of meer leden van die bestuursorganen worden verlangd.

  • 3. Het reglement van orde van de betreffende deelnemer regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in het eerste lid bepaalde.

  • 4. Het dagelijks bestuur informeert de deelnemers door middel van een voor- en najaarsrapportage over de financiële stand van zaken met betrekking tot het openbaar lichaam.

Artikel 20

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan de deelnemer die dit lid heeft aangewezen, alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan wordt verlangd op de binnen de betreffende provincie, gemeente of het Wetterskip gebruikelijke wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door de deelnemer die dit lid heeft aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid op de binnen de betreffende provincie, gemeente of het Wetterskip gebruikelijke wijze.

  • 3. Een deelnemer kan een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van de deelnemer niet meer bezit.

  • 4. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van inlichtingen aan één of meer leden van respectievelijk het afleggen van verantwoording aan provinciale staten, de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân.

Artikel 21 Informatie en verantwoording binnen het bestuur van de FUMO

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur, tezamen en ieder afzonderlijk, zijn aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde beleid.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur, tezamen en ieder afzonderlijk, geven mondeling of schriftelijk de door één of meer leden van het algemeen bestuur gevraagde inlichtingen.

Hoofdstuk 7 Commissies

Artikel 22 Adviescommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2. De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

  • 3. Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

Artikel 23 Bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan bestuurscommissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2. Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een bestuurscommissie dan na toestemming van provinciale staten, de raden en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân.

Hoofdstuk 8 Organisatie, directie en personeel

Artikel 24 Organisatiestructuur

Iedere 3 jaar evalueert het dagelijks bestuur de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatiestructuur.

Artikel 25 Directiestatuut

Het dagelijks bestuur kan een directiestatuut vaststellen met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de directeur. Dit statuut wordt ter kennis van het algemeen bestuur gebracht.

Artikel 26 Personeel

  • 1. Het dagelijks bestuur is, binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde regels over de ambtelijke organisatie, belast met de benoeming, schorsing en het ontslag van personeel in dienst van de FUMO.

  • 2. Op het personeel in dienst van de FUMO is de rechtspositieregeling van de gemeenten van toepassing.

Hoofdstuk 9 Financiën en beheer

Artikel 27 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan provinciale staten, de raden en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3. Provinciale staten, de raden en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast, uiterlijk 1 juli in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting zonodig toe aan provinciale staten, de raden en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 7. Het bepaalde in het eerste, derde en vijfde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, voor zover de wijziging van invloed is op de hoogte van de bijdrage van de deelnemers.

Artikel 28 Jaarrekening

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast uiterlijk 1 juli in het jaar volgende op het jaar

    waarop deze betrekking heeft.

  • 8. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 29 Kostenverdeling en bijdrage

  • 1. De geldmiddelen van de FUMO worden gevormd door:

    • a.

      de financiële bijdragen van de deelnemers en

    • b.

      overige inkomsten.

  • 2. De kosten van de taakuitoefening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden, voor zover deze niet uit andere inkomsten worden bestreden, gedragen door de deelnemers op basis van een door het algemeen bestuur vast te stellen kostenverdeling.

  • 3. De grondslag voor de financiële bijdrage van een deelnemer ten behoeve van de taken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, is het aantal inrichtingen vermenigvuldigd met de kostprijs per type inrichting.

  • 4. De grondslag voor de financiële bijdrage van een deelnemer ten behoeve van de niet-inrichting gebonden basistaken en de taken als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b tot en met e, is de voor de uitvoering noodzakelijke personele capaciteit vermenigvuldigd met het uurtarief.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks de kostprijs per type inrichting en de opbouw van het uurtarief vast, ten behoeve van de taken als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 6. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is voor de uitvoering van de taken als bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 7. De kosten van de taakuitoefening als bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, bedragen ten minste de integrale kostprijs van de betreffende opdracht. Het dagelijks bestuur stelt de opbouw van het uurtarief vast. Het dagelijks bestuur kan deze vaststelling opdragen aan de directeur.

  • 8. Een batig rekeningsaldo wordt toegevoegd aan hetweerstandsvermogen van de FUMO. Het weerstandsvermogen bedraagt ten hoogste 10% van de jaaromzet. Voor zover het batig saldo van enig jaar leidt tot een weerstandsvermogen van meer dan 10% van de jaaromzet, wordt het meerdere uitgekeerd naar rato van de in het zesde lid genoemde bijdrage.

  • 9. Een nadelig rekeningsaldo in enig jaar, voor zover dit niet geheel of gedeeltelijk ten laste van het weerstandsvermogen kan worden gebracht, wordt gedragen door de deelnemers, naar rato van de in het zesde lid genoemde bijdrage voor dat jaar.

  • 10. In de uitvoeringsovereenkomst wordt de betaling middels voorschotnota’s geregeld.

  • 11. De deelnemers dragen er, naar rato van de bijdrage als bedoeld in het zesde lid, zorg voor dat de FUMO te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.

  • 12. De FUMO verzoekt de deelnemers elk kwartaal om een voorschot. De definitieve afrekening vindt plaats binnen twee maanden na vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 30 Financiële voorschriften

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt regels vast voor de controle op het financieel beheer en de inrichting van de financiële organisatie. Deze regels dienen te waarborgen dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie worden getoetst.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het daarbij uitbrengen van een verslag van de bevindingen. Artikel 217, derde tot en met vijfde lid, van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing op de accountantsverklaring en het verslag.

Artikel 31 Tegemoetkoming in de kosten

  • 1. Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van de wet, een regeling vaststellen voor een tegemoetkoming in de kosten van de leden van het algemeen bestuur, de leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 2. Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van de wet, een regeling vaststellen voor een tegemoetkoming in de kosten van de leden van bestuurscommissies.

Hoofdstuk 10 Archiefbescheiden

Artikel 32 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen ingesteld bij de regeling overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, die aan gedeputeerde staten wordt medegedeeld.

  • 2. Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 33, eerste lid, van de Archiefwet 1995.

  • 3. De secretaris/directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van Tresoar.

  • 4. De provinciale archiefinspectie oefent toezicht uit op het onder het derde lid genoemde beheer.

  • 5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van Tresoar.

  • 6. Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de onder het derde lid bedoelde archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van Tresoar.

  • 7. De onder het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van Tresoar.

Hoofdstuk 11 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 33 Toetreding

  • 1. Het daartoe bevoegde orgaan van een publiekrechtelijke rechtspersoon kan een verzoek tot toetreding richten aan het algemeen bestuur.

  • 2. Toetreding vindt plaats bij daartoe strekkende besluiten van ten minste tweederde van de deelnemers.

  • 3. Toetreding is mogelijk per 1 januari van het kalenderjaar, volgend op het jaar waarin de voor de toetreding noodzakelijke wijziging van de regeling in werking is getreden.

  • 4. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding. Daarbij kunnen voorwaarden worden gesteld.

Artikel 34 Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan besluiten uit de regeling te treden.

  • 2. Een besluit tot uittreding wordt bij aangetekende kennisgeving gericht aan het algemeen bestuur.

  • 3. Uittreding is mogelijk met ingang van 1 januari van enig kalenderjaar, met dien verstande dat ten minste een opzegtermijn van één jaar in acht wordt genomen, te rekenen vanaf de datum waarop het uittredingsbesluit aan het algemeen bestuur ter kennis is gebracht.

  • 4. Na ontvangst van de in het derde lid vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een plan op te stellen dat ten minste inzicht geeft in alle kosten, die direct en indirect samenhangen met de uittreding. De kosten van het plan komen voor rekening van de uittredende deelnemer. Het plan wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 5. De uittredende deelnemer verplicht zich het personeel dat is belast met de uitvoering van de door deze deelnemer opgedragen taken over te nemen. Het algemeen bestuur stelt de omvang van het toe te wijzen personeel vast op basis van de begroting over het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de uittreding betrekking heeft.

  • 6. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van uittreding en zal daarbij in ieder geval het bepaalde in enige uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 6 in acht nemen.

  • 7. In afwijking van het eerste en derde lid vindt uittreding niet plaats binnen vijf jaren na de inwerkingtreding van het besluit tot het treffen van respectievelijk toetreden tot deze regeling.

Artikel 35 Wijziging

  • 1. Het algemeen bestuur en de deelnemers kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. De regeling kan worden gewijzigd bij gelijkluidend besluit van ten minste tweederde van de deelnemers, onder gelijktijdige toestemming van provinciale staten, de raden en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân.

  • 3. De artikelen 3, 4, 5, 6, 12, 13, 15, 16, 29 en 33 tot en met 36 van deze regeling kunnen alleen worden gewijzigd indien alle deelnemers daarmee instemmen.

  • 4. Een wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de regeling is opgenomen in het register van de provincie Fryslân als bedoeld in 74, eerste lid, onderdeel j. juncto artikel 27 van de wet.

Artikel 36 Opheffing

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij gelijkluidend besluit van ten minste tweederde van de deelnemers.

  • 2. Ingeval van opheffing stelt het algemeen bestuur, de deelnemers gehoord, een liquidatieplan vast en regelt de vereffening van het vermogen.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

Hoofdstuk 12 Slotbepalingen

Artikel 37 Geschillenregeling

  • 1. Eventuele geschillen zullen zoveel mogelijk in onderling overleg worden opgelost. De deelnemers verplichten zich tot het uiterste daartoe in te spannen.

  • 2. Een geschil bestaat indien een of meer deelnemers zulks schriftelijk aan de andere partijen meedeelt, onder aanduiding van het geschil.

  • 3. Bij de mededeling als genoemd in het tweede lid zal (zullen) de desbetreffende partij(en) tevens haar (hun) zienswijze over het geschil en een voorstel voor een mogelijke oplossing(srichting) vermelden.

  • 4. Indien een geschil niet in der minne blijkt te kunnen worden opgelost zal dit, alvorens het geschil kan worden voorgelegd aan de bevoegde rechter, voor een niet bindend advies worden voorgelegd aan een commissie van drie personen die zal bestaan uit één persoon aangewezen door gedeputeerde staten, één persoon aangewezen door een door de meerderheid van de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders aangewezen persoon en één persoon aangewezen door het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, waarbij als voorwaarde geldt dat de aangewezen personen geen deel uitmaken van het algemeen bestuur.

Artikel 38 Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. De regeling wordt door elk van de deelnemers op de voor hen gebruikelijke wijze bekend gemaakt.

  • 2. De regeling treedt in werking op de eerste dag na opname in het register van de provincie Fryslân als bedoeld in artikel 74, eerste lid, onderdeel j. juncto artikel 27 van de wet.

Artikel 39 Citeertitel

  • 1. Deze regeling wordt aangehaald als Gemeenschappelijke regeling Fryske Utfieringstsjinst Miljeu en Omjouwing mei 2014, afgekort tot FUMO.

  • 2. Gedeputeerde staten zenden deze regeling aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu.

Bijlage 1 Basistakenpakket

Bijlage 2 Stemverhouding algemeen bestuur

De door het algemeen bestuur vast te stellen stemverhouding wordt bepaald aan de hand van de financiële bijdrage van de deelnemers, gebaseerd op het basistakenpakket als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a en het aanvullend takenpakket, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b van de gemeenschappelijke regeling. De stemverdeling vindt plaats aan de hand van lineaire grootteklassen, waarbij:

  • a.

    één stem wordt toegekend per € 150.000,-, met dien verstande dat iedere deelnemer waarvan de financiële bijdrage minder bedraagt dan € 150.000,- ook één stem heeft;

  • b.

    de met toepassing van artikel 17, eerste lid, van de gemeenschappelijke regeling aangewezen voorzitter in het algemeen bestuur geen stemrecht uitoefent.

Gedeputeerde staten van Fryslân, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ameland, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente het Bildt, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadiel, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Friese Meren, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dongeradeel, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ferwerderadiel, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kollummerland c.a., d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarderadeel, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Littenseradiel, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Menameradiel, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Opsterland, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiermonnikoog, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terschelling, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlieland, d.d.

voorzitter secretaris

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weststellingwerf, d.d.

voorzitter secretaris

Het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, d.d.

voorzitter secretaris

Toelichting

Inleiding en achtergrond

In verschillende onderzoeken, waaronder het in 2008 verschenen rapport van de commissie Mans, is te lezen dat de organisatie en uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving van de regelgeving op het gebied van Milieu, Bouwen en Ruimte structurele problemen kent. Fragmentatie, onnodige bestuurlijke drukte, gecompliceerde verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheden, een tekort aan capaciteit, kennis en kunde bij een deel van de individuele bevoegde gezagsinstanties, onvoldoende en te vrijblijvende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen toezichthouders en hand- havers, toename van specialismen en afname van schaal door vermindering vergunningverlening, overdracht van bevoegdheden van provincie naar gemeenten van complexe inrichtingen. Het is een greep uit de problemen zoals die uit een reeks van adviezen en rapporten naar voren komen.

Om deze problemen fundamenteel aan te pakken, hebben het Rijk, het IPO en de VNG overeenstemming bereikt over de zogeheten p a ck a g e d e a lvan 19 juni 2009. De UvW heeft zich hier in een later stadium aan geconformeerd. In een aantal bestuurlijke overleggen is de p a ck a g e d e alaan de orde geweest en zijn er bijstellingen aangebracht.

Onder meer is in dit kader een basistakenpakket vastgesteld en zijn er zogenaamde kwaliteitscriteria ontwikkeld. De kwaliteitscriteria geven onder meer aan welke deskundigheden organisaties in huis moeten hebben om goede vergunningverlening, toezicht en handhaving mogelijk te maken. De criteria gelden in ieder geval voor de regionale uitvoeringsdiensten, waarvan is afgesproken dat deze een landsdekkende structuur moeten gaan vormen. De kwaliteitscriteria vormen daarmee één van de belangrijkste pijlers – zo niet de belangrijkste - onder een adequate uitvoering van de onderhavige medebewindstaken door gemeenten, provincies en het Rijk of in hun opdracht door derden, waaronder de RUD’s.

In aansluiting op de gemaakte afspraken is het Programma Uitvoering met Ambitie (PUmA) gestart. In dit programma zijn de acties gebundeld die nodig zijn om het kabinetsbeleid en de bijbehorende p a ck a g e d e a lte kunnen uitvoeren. De partijen die bij dit programma zijn betrokken, zijn het Rijk, IPO, VNG, UvW, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. In het kader van dit programma zijn in januari 2011 een Stappenplan vorming regionale Uitvoeringsdienst (RUD) en een Checklist Criteria RUD-vorming opgesteld.

Zowel het stappenplan als de checklist is opgesteld door de stuurgroep PUmA. Het stappenplan is op 16 februari 2011 bestuurlijk vastgesteld. Met betrekking tot de Checklist Criteria RUD-vorming is in hetzelfde bestuurlijk overleg vastgesteld dat deze checklist het richtinggevende kader is voor het verdere proces. Daarbij is ook aangegeven dat een eventuele afwijking daarvan op grond van een voorkeur voor regionaal maatwerk onder voorwaarden mogelijk is. Bij deze voorwaarden gaat het er om dat de direct betrokken partijen (provincie, waterschap(pen) en de gemeenten) het met elkaar eens zijn over het regionale maatwerk, dat de afstemming met het OM en de politie moet zijn geborgd en dat de RUD’s ook op langere termijn voldoende kritieke massa hebben conform de KPMG-kwaliteitscriteria. Het zijn deze criteria die in de Modellenstudie tot de conclusie hebben geleid dat er in Fryslân gekozen dient te worden voor één RUD.

De belangrijkste elementen uit de p a ck a g e d e a len de Checklist Criteria-RUD-vorming:

  • -

    in de RUD wordt deelgenomen door gemeenten en provincies voor de uitvoering van VTH-taken op het gebied van het omgevingsrecht. In de RUD zullen ook rijkstaken worden ondergebracht. De RUD werkt samen met de waterschappen in de provincie;

  • -

    het werkgebied van elke RUD is congruent met dat van de Veiligheidsregio;

  • -

    alle RUD’s gezamenlijk vormen een landsdekkend netwerk voor de uitvoering van VTH-taken;

  • -

    de provincie en de gemeenten brengen alle taken uit het basistakenpakket over naar de RUD en bij voorkeur meer taken dan de basistaken. Bij het basistakenpakket gaat het om versie 2.3 1 van dit pakket;

  • -

    de RUD voldoet aan de kwaliteitscriteria die voor de RUD’s gelden (de zgn. KPMG criteria 2.0) op het gebied van kritieke massa, proces en kwaliteit en prioriteiten. Hieraan voldoen betekent dat de RUD robuust is op het gebied van kwaliteit. De kwaliteitscriteria dienen tegelijkertijd als referentiekader voor elk bevoegd gezag voor de achterblijvende taken die niet in RUD-verband worden georganiseerd;

  • -

    de robuustheid van de RUD op het gebied van bestuur en financieringsstructuur is geregeld ten behoeve van continuïteit en toekomstbestendigheid;

  • -

    elke RUD is in staat continuïteit in de dienstverlening (en termijnen) te bieden – ook in piektijden - tegen overeengekomen kosten en conform de eisen van de deelnemers/opdrachtgevers. De organisatie dient daartoe efficiënt en effectief georganiseerd te zijn;

  • -

    de RUD is bij voorkeur een openbaar lichaam in de zin van de Wgr. voor alle deelnemers. Hiermee wordt robuustheid in juridische zin bereikt;

  • -

    voor de vormgeving van de RUD’s geldt dat regionaal maatwerk mogelijk is, mits aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan (overeenstemming provincie, waterschap en gemeenten, borging afstemming met OM en politie, voldoen aan de kwaliteitscriteria);

  • -

    de RUD heeft een belangrijke rol in de afstemming straf- en bestuursrecht en in de ketensamenwerking en

  • -

    de informatievoorziening voor ketentoezicht en opsporing in de regio is ingericht op en gegarandeerd voor de samenwerking binnen de keten, op zowel strategisch, tactisch als operationeel niveau.

Friese kaders

Voordat in 2008 de commissie Mans met zijn rapport kwam, zijn in de provincie Fryslân op basis van trends in het domein van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) al gesprekken gevoerd tussen bevoegde gezagen over mogelijke samenwerking ter verbetering van de kwaliteit. In dit Friese overleg zijn ook de landelijke ontwikkelingen over de RUD-vorming betrokken en dit heeft uiteindelijk geleid tot een aantal kaders voor de RUD. Deze conformeren zich aan de landelijke kaders, maar geven er tegelijkertijd een nadere verfijning en nuancering aan.

In de aanloop naar de RUD en tegen de achtergrond van bovengenoemde kaders heeft in 2010 en begin 2011 een onderzoek plaatsgevonden naar de vraag hoe de Friese uitvoeringsdienst op hoofdlijnen organisatorisch vormgegeven zou moeten worden en wat naar verwachting de financiële consequenties van samenwerking zijn. In dat kader is tevens onderzocht - als verdieping op een eerder door Capgemini uitgevoerd onderzoek - wat de best passende productie-applicatie is. In het onderzoek zijn verschillende modelvarianten op diverse aspecten met elkaar vergeleken, met name op het aspect takenpakket en het aspect één of twee uitvoeringsdiensten.

De conclusie uit dit onderzoek luidde dat bij samenwerking op alle omgevingsrechtelijke taken in één organisatie de grootste winst op het gebied van kwaliteit, effectiviteit en efficiëntie kan worden geboekt. Omdat een dergelijke samenwerking op korte termijn niet haalbaar werd geacht, is een - qua takenpakket

-kleinschaliger samenwerking geadviseerd die in één organisatie zou moeten worden ondergebracht. Het takenpakket zou dan moeten bestaan uit de basistaken, de milieutaken en de vrijwillig op te schalen taken van de gemeenten en de provincie, alsmede enkele taken van het Wetterskip Fryslân. Een dergelijk takenpakket vormt dan een goede basis voor de samenwerking en sluit een groeimodel niet uit.

Wet dualisering provinciebestuur

De samenwerking is vormgegeven in een gemeenschappelijke regeling, als kader voor publiekrechtelijke samenwerking. Hoofdstuk VI van de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr.) is van toepassing op regelingen tussen gemeenten, provincies en waterschappen. In dit hoofdstuk worden op enkele plaatsen bepalingen uit de Provinciewet van overeenkomstige toepassing verklaard. In dat geval is tevens art. XV van de Wet dualisering provinciebestuur van toepassing (Wet van 16 januari 2003, Stb. 2003, 17). Het eerste lid van dat artikel bepaalt dat, voor zover bij of krachtens de Wgr. de bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels van toepassing zijn verklaard, de bij of krachtens de Provinciewet gestelde regels van toepassing blijven zoals die luidden onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur op 12 maart 2003. De ratio achter deze bepaling is dat zonder nadere voorziening de bepalingen van de gedualiseerde Provinciewet via de verwijzingen in de Wgr. doorwerken op de verhoudingen binnen de gemeenschappelijke regeling, die (nog) op monistische leest is geschoeid. Op grond van het tweede lid van art. XV Wet dualisering provinciebestuur is het eerste lid van deze bepaling niet van toepassing op de artt. 190 tot en met 219 van de Provinciewet.

Bevoegdheid tot het treffen van een regeling

In de regeling worden uitsluitend taken en bevoegdheden van gedeputeerde staten, het college van burgemeester en wethouders en het dagelijks bestuur van het waterschap ingebracht. Deze bestuursorganen zijn dan ook bevoegd om de gemeenschappelijke regeling te treffen, mits daartoe toestemming is verleend door provinciale staten, de gemeenteraden en het algemeen bestuur van het waterschap. Op de toestemming zijn de bepalingen van afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Daarbij dient een zekere terughoudendheid te worden betracht.

Artikelsgewijs

Hieronder wordt kort ingegaan op enkele in de regeling opgenomen bepalingen.

art. 2 Openbaar lichaam

Bij de regeling wordt een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam ingesteld. De rechtspersoonlijkheid van het openbaar lichaam heeft tot gevolg dat het op eigen naam en voor eigen rekening privaatrechtelijke rechtshandelingen kan verrichten. Het openbaar lichaam kan personeel in dienst hebben. De Wgr. bepaalt dat het bestuur van een openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

De Wet gemeenschappelijke regelingen vereist dat de plaats van vestiging van het openbaar lichaam in de regeling wordt opgenomen. Dit houdt verband met de vraag welke rechtbank bevoegd is. Het aanwijzen van de officiële vestigingsplaats laat overigens onverlet dat er ook op andere locaties gewerkt kan worden.

art. 3 Belangen

De Wgr. vereist dat de regeling het belang of de belangen ter behartiging waarvan zij is getroffen vermeldt. Dat mag overigens ook in algemene termen. Dat belang is hier gelegen in het gezamenlijk uitvoeren van taken op het terrein van het omgevingsrecht in het algemeen en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de in artikel 5.1 van deze wet genoemde wetten in het bijzonder.

art. 4 Taken

Deze bepaling geeft een omschrijving van de taken die aan het bestuur van de FUMO worden opgedragen. Het accent van de taken ligt op het uitvoering van het basistakenpakket. Iedere deelnemer brengt ten minste het basistakenpakket in de regeling in. In aanvulling daarop mogen de deelnemers ook een aanvullend takenpakket door de FUMO laten uitvoeren. De regeling biedt daarnaast ook de mogelijkheid dat diensten op het terrein van het omgevingsrecht aan de FUMO worden opgedragen die niet tot het basistakenpakket of het aanvullend takenpakket behoren. Deze werkzaamheden zullen in de regel een meer incidenteel karakter hebben. Om het uitvoerend karakter van de werkzaamheden te

benadrukken is uitdrukkelijk aangegeven dat de taken door de FUMO steeds worden uitgeoefend met inachtneming van de door of ten behoeve van de deelnemers vastgestelde beleidskaders, beleidsregels en overige instructies. De regeling opent de mogelijkheid dat de FUMO voor het Rijk, als niet-deelnemer aan de regeling, werkzaamheden verricht op het terrein van het milieu- en omgevingsrecht.

art. 5 Bevoegdheden

De Wgr. voorziet in de mogelijkheid dat deelnemers bevoegdheden aan het bestuur van de FUMO overdragen. In de regeling is uitdrukkelijk opgenomen dat een dergelijke overdracht van bevoegdheid niet plaatsvindt. Het bevoegd gezag en daarmee de politieke verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheden blijft nadrukkelijk bij de deelnemers. Wel kunnen de deelnemers besluiten om het bestuur van de FUMO mandaat, volmacht of machtiging te verlenen, om namens de deelnemers besluiten te nemen of (rechts)handelingen te verrichten. In artikel 10:3 Awb is de begrenzing van mandaatverlening opgenomen.

Iedere deelnemer dient zelf een besluit te nemen over het verlenen van mandaat, volmacht of machtiging te nemen. Het betreft hier mandaat aan een niet-ondergeschikte, zodat de FUMO op grond van art. 10:4 Awb met het mandaat dient in te stemmen.

art. 6 Uitvoeringsovereenkomst

De aan de FUMO opgedragen taken worden per deelnemer uitgewerkt in een uitvoeringsovereenkomst. Uit de aard van de opdracht vloeit voort dat de looptijd van een uitvoeringsovereenkomst voor de basistaken onbepaald is. Deze overeenkomst kan uitsluitend worden opgezegd door uittreding van de betreffende deelnemer. De gevolgen hiervan zijn geregeld in artikel 34 van de regeling. Deelnemers brengen immers ten minste het basistakenpakket in. Voor de uitvoeringsovereenkomst met betrekking tot het aanvullend takenpakket is bepaald dat deze voor de eerste maal voor de duur van vijf jaren wordt aangegaan en daarna voor onbepaalde tijd wordt voortgezet. De periode van vijf jaar geeft de FUMO de gelegenheid de bedrijfsvoering ten aanzien van die taken te richten en in te richten. Opzegging van de uitvoeringsovereenkomst voor het aanvullend takenpakket brengt voor de deelnemer de verplichting met zich mee het personeel dat is belast met de uitvoering van deze taken over te nemen. Het algemeen bestuur stelt de omvang van het toe te wijzen personeel vast. Overige kosten van opzegging, met name in de sfeer van overhead, worden eveneens door het algemeen bestuur vastgesteld.

artt. 9 tot en met 16 Algemeen en dagelijks bestuur en voorzitter

Deze bepalingen volgen voornamelijk rechtstreeks uit de Wgr. en de Provinciewet, zoals die luidde voor 12 maart 2003. De stemverhouding is gerelateerd aan de financiële bijdrage van de deelnemer, gebaseerd op het basistakenpakket en het aanvullend takenpakket.

De Wgr. bepaalt dat de voorzitter door en uit het algemeen bestuur wordt aangewezen. In de gemeenschappelijke regeling is er voor gekozen om de voorzitter in het algemeen bestuur een meer onafhankelijke positie te laten bekleden. Daarom voorziet de regeling er in dat de deelnemer van wie een lid als voorzitter wordt aangewezen een extra lid van het algemeen bestuur aanwijst. In de stemverhouding in bijlage 2 is bepaald dat de voorzitter in het algemeen bestuur geen stemrecht uitoefent, waarmee de constructie van de onafhankelijk voorzitter niet van invloed is op de stemverhouding. De Wgr. regelt niets over plaatsvervanging, zodat daarvoor moet worden aangesloten bij de bepalingen van de Provinciewet, zoals die luidde voor dualisering. Dat betekent dat de voorzitter wordt vervangen door een lid van het dagelijks bestuur. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter zowel als voorzitter van het algemeen bestuur, als voorzitter van het dagelijks bestuur en als voorzitter van het gemeenschappelijk openbaar lichaam.

artt. 19 tot en met 21 Informatie en verantwoording

In de Wgr. is voorgeschreven dat in de regeling bepalingen worden opgenomen over de wijze waarop het bestuur van de gemeenschappelijke regeling de door één of meer van de deelnemers gevraagde inlichtingen verschaft en de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd. Via de informatie- en verantwoordingsplicht wordt het uitgangspunt van verlengd lokaal bestuur benadrukt. Deze bepalingen volgen rechtstreeks uit de Wgr.

artt. 22 en 23 Commissies

Deze bepalingen volgen rechtstreeks uit de Wgr. Voor het instellen van een bestuurscommissie is toestemming nodig van provinciale staten, de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân.

art. 24 tot en met 26 Organisatiestructuur, directie en personeel

Het algemeen bestuur stelt regels omtrent de ambtelijke organisatie van de FUMO. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheid delegeren aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur heeft de opdracht om de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de organisatiestructuur te evalueren. Hiermee wordt periodiek de ambtelijke structuur en werkwijze tegen het licht gehouden.

De FUMO heeft een directeur, die de dagelijkse leiding heeft. Die functie valt samen met de functie van secretaris. Anders dan het overige personeel wordt de directeur door het algemeen bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

artt. 27 en 28 Begroting en jaarrekening

Deze bepalingen volgen rechtstreeks uit de Wgr.

art. 29 Kostenverdeling en bijdrage

Deze bepaling voorziet onder meer in de grondslag voor de financiële bijdrage voor het uitvoeren van het basistakenpakket en het aanvullend takenpakket. Voor het basistakenpakket is dat het aantal inrichtingen dat is ingebracht, vermenigvuldigd met de kostprijs per inrichting. Voor de niet-inrichting gebonden basistaken en het aanvullend takenpakket is dat de noodzakelijk personele capaciteit vermenigvuldigd met het uurtarief. Het algemeen bestuur stelt jaarlijks de kostprijs per inrichting en de opbouw van het uurtarief vast. Voor de taakuitoefening voor niet tot het basistakenpakket en aanvullend takenpakket behoren werkzaamheden stelt het dagelijks bestuur de opbouw van het uurtarief vast.

artt. 33 tot en met 36 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

De Wgr. bepaalt dat in de voor onbepaalde tijd getroffen regeling bepalingen zijn opgenomen over toetreding, uittreding, wijziging en opheffing. Deze artikelen voor hierin. Ingevolge de Wgr. wordt onder het treffen van een gemeenschappelijke regeling mede verstaan het toetreden tot, het uittreden uit of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling, zodat ook hiervoor toestemming moet worden verkregen van provinciale staten, de raden van de deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân.

Bij uittreding uit de gemeenschappelijke regeling wordt een opzegtermijn in acht genomen, zodat het bestuur van de regeling alvast kan anticiperen op de uittreding. Uittreding brengt voor de deelnemer de verplichting met zich mee het personeel dat is belast met de uitvoering van de ingebrachte taken over te nemen. Het algemeen bestuur stelt de omvang van het toe te wijzen personeel vast. Overige kosten van uittreding, met name in de sfeer van overhead, maar ook bijvoorbeeld voor wat betreft verplichtingen die samenhangen met enige uitvoeringsovereenkomst, worden eveneens door het algemeen bestuur vastgesteld.

art. 37 Geschillenregeling

Anders dan bij regelingen waaraan uitsluitend gemeenten deelnemen voorziet de Wgr. niet in een geschillenregeling. Art. 28 van de Wgr., die als geschillenregeling, een recht van administratief beroep bij gedeputeerde staten creëert, is niet van toepassing op regelingen waaraan een provincie deelneemt. In plaats daarvan voorziet de regeling zelf in een geschillenregeling. Uitgangspunt is steeds dat geschillen in goed overleg tot een oplossing worden gebracht. Mocht dat niet slagen dan zal een door de deelnemers te benoemen commissie van wijzen een niet bindend advies uitbrengen.