Bomenverordening 2014

Geldend van 08-05-2014 t/m heden

Intitulé

Bomenverordening Dantumadiel 2014

De raad van de gemeente Dantumadiel;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van ;

gelet op artikel 108, 147 en 149 van de Gemeentewet;

B e s l u i t tot vaststelling van de

Bomenverordening Dantumadiel 2014

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder:

    • a.

      houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, een houtwal, een houtsingel of een grotere (lint)begroeiing van struiken;

    • b.

      boom: een houtachtig gewas met een stamomtrek van minimaal 31 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. De stamomtrek kan kleiner zijn indien sprake is van een boom in het kader van de herplant- of instandhoudingsplicht;

    • c.

      iedere houtachtige plant die zich van de grond af vertakt en waarvan de omtrek van de dikste stam op 1,3 meter hoogte vanaf het maaiveld, niet meer bedraagt dan 31 centimeter;

    • d.

      houtwal: verhoogde lintvormige smalle beplantingsstrook met daarop op geregelde afstand of aaneengesloten bomen of boomvormers en struiken;

    • e.

      houtsingel: lintvormige, veelal langs een sloot gelegen, beplantingsstrook van bomen of boomvormers (doorgaans elzen) al dan niet in combinatie met struiken (doorgaans meidoorn);

    • f.

      groot onderhoud:

      bij markante bomen: incidenteel, achterstallig onderhoud, niet zijnde structureel onderhoud, waarbij dode, zwakke of hinderlijke takken worden verwijderd en/of de groeiplaats wordt verbeterd;

      bij houtsingels en houtwallen: periodiek geheel afzetten bij wijze van onderhoudsmaatregel van daarvoor geschikte boomsoorten, in de volksmond ook wel aangeduid als afzetten;

    • g.

      vellen: rooien; kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand tot gevolg kunnen hebben;

    • h.

      knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als noodzakelijk periodiek onderhoud;

    • i.

      markante boom: een boom of houtopstand die als zodanig is aangewezen op een door burgemeester en wethouders vast te stellen bomenlijst als bedoeld in artikel 4, lid 1;

    • j.

      erf: het perceel, of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

    • k.

      bebouwde kom; de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid van de Boswet.

    • l.

      cypresachtigen: hieronder vallen de zogenaamde “tuinconiferen”welke onderdeel uitmaken van de navolgende families: Cupressus, Chamaecyparis, Cupressocyparis, Thuja, Thujopsis, Libocedrus en Juniperus;

    • m.

      Boomwaarde; de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

Artikel 2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstanden te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstand in tuinen of erven behorende bij woningen, met uitzondering van houtwallen en houtsingels, markante bomen en houtopstanden die zijn geplant ingevolge art.7, lid 1 en art. 9, lid 1;

    • b.

      het uitvoeren van groot onderhoud aan houtwallen en houtsingels wanneer er sprake is van periodiek onderhoud en wanneer de kap gemeld wordt overeenkomstig artikel 3;

    • c.

      wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voorzover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

    • d.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

    • e.

      fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • f.

      kweekgoed;

    • g.

      houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten de bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

      • -

        een kleiner oppervlakte beslaat dan 10 are, of

      • -

        in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, minder bomen omvat dan 20;

    • h.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in art. 7, lid1 of art. 9, lid 1 van deze verordening;

    • i.

      het periodiek beknotten of kandelaberen als cultuurmaatregel;

    • j.

      bomen die behoren tot de cypresachtigen;

    • k.

      verloren gegane houtopstand, waarvan de gemeente de eigenares of de rechthebbende is, wanneer het vellen daarvan gebeurt met het oogmerk de houtopstand op openbaar terrein te vervangen.

  • 3.. De vergunning is zaaksgebonden.

  • 4. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 3 Meldplicht groot onderhoud houtwallen en houtsingels

  • 1. Het in het eerste lid van artikel 2 gestelde verbod geldt niet voor het plegen van groot onderhoud, hierna aangeduid als afzetten, aan houtwallen of houtsingels indien het voornemen om af te zetten wordt gemeld aan burgemeester en wethouders conform het tweede lid en:

    • a.

      het afzetten plaatsvindt aan het einde van een onderhoudscyclus, ook wel eindkap genoemd, van houtsingels en houtwallen, dat is over het algemeen na ongeveer 25 jaar op het moment dat de lengte- en diktegroei van de bomen afneemt;

    • b.

      dubbele singels (aan weerszijden van een sloot of greppel) tegelijkertijd worden afgezet om de hergroei van beide singels te bevorderen;

    • c.

      de stammen schuin onder een hoek van 10 tot 40 graden op minimaal 15 en maximaal 30 centimeter boven de stobbe (= de laagste vertakking van een boom) worden afgezaagd;

    • d.

      maximaal vijf solitaire grote bomen (zoals eiken of essen) per 100 meter worden gespaard mits deze bomen geen gebreken hebben en van boven voor tweederde van de totale lengte regelmatig en evenredig vertakt zijn;

    • e.

      maximaal vijf solitaire struiken (zoals meidoorn en vuilboom) per 100 meter worden gespaard.

  • 2. De meldplichtprocedure dient aan de navolgende voorwaarden te voldoen:

    • a.

      burgemeester en wethouders dienen in kennis te worden gesteld van het voornemen tot afzetten middels een door of namens burgemeester en wethouders opgesteld meldingsformulier;

    • b.

      niet wordt overgegaan tot afzetten voordat de melder namens burgemeester en wethouders een ontvangstbevestiging van de melding heeft ontvangen;

    • c.

      niet wordt overgegaan tot afzetten als er 6 maanden zijn verstreken sinds het doen van de kennisgeving.

  • 3. Op de melding als bedoeld in het eerste lid is artikel 6, lid 1 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Markante houtopstanden

  • 1. Burgemeester en wethouders houden een lijst bij (bomenlijst), waarop het houtopstanden plaatst, die hij als marklant heeft aangewezen. Burgemeester en wethouders kunnen daarin ambtshalve of op verzoek wijzigingen aanbrengen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een houtopstand op de bomenlijst plaatsen indien deze naar hun oordeel op grond van artikel 6 lid 1 genoemde criteria van bijzondere betekenis is.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen zelfstandig of op verzoek van een eigenaar en/of beheerder van een markante houtopstand besluiten tot het afvoeren van deze houtopstand van de bomenlijst, indien:

    • a.

      de houtopstand is geveld of op andere wijze teniet is gegaan;

    • b.

      de houtopstand in een onomkeerbare slechte conditie verkeert;

    • c.

      sprake is van dreigend gevaar of schade voor derden;

    • d.

      de reden om tot plaatsing op de lijst over te gaan niet meer aanwezig is.

    • e.

      er sprake is van een zwaarwegender belang dan de belangen die hebben geleid tot plaatsing van de houtopstand op de bomenlijst.

  • 4. Een ontwerp besluit tot wijziging van de bomenlijst wordt onverwijld meegedeeld aan de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en voorts aan degenen die om wijziging hebben verzocht. Burgmeester en wethouders leggen het ontwerp van het besluit ter inzage gedurende 6 weken. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden en ingezetenen een zienswijze indienen.

  • 5. Met ingang van de datum waarop de kennisgeving heeft plaatsgevonden tot het moment dat plaatsing op de bomenlijst plaatsvindt, dan wel vaststaat dat de houtopstand niet als markant op de lijst wordt geplaatst, vindt het bepaalde in artikel 2, tweede lid onder a geen toepassing.

  • 6. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent de aanwijzing binnen acht weken of, indien over het ontwerp tijdig een zienswijze kenbaar is gemaakt, binnen twaalf weken na de termijn van ter inzage legging.

  • 7. De bomenlijst kan drie categorieën van markante bomen en houtopstanden bevatten, namelijk:

      • o

        nationale, geregistreerde;

      • o

        lokale;

      • o

        toekomstige.

  • 8. De bomenlijst omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

  • 9. De gemeente draagt mede zorg voor het groot onderhoud, niet zijnde regulier onderhoud, aan houtopstanden van derden die op grond van dit artikel op de bomenlijst zijn ingeschreven. Zij verleent daartoe de door haar noodzakelijk geachte diensten.

  • 10. De eigenaar en/of zakelijk gerechtigde is verplicht burgemeester en wethouders onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:

    • a.

      eigendomsoverdracht van de markante boom;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de markante boom;

    • c.

      de dreiging dat de markante boom geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

Artikel 5 Spoedeisend belang

Het bevoegd gezag kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van een ernstige bedreiging van de (openbare) veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

Artikel 6 Toetsingscriteria

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren, dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder andere:

  • ·

    natuur- en milieuwaarden van de houtopstand;

  • ·

    landschappelijke waarden van de houtopstand;

  • ·

    cultuurhistorische waarden van de houtopstand;

  • ·

    de waarde van de houtopstand voor het dorpsschoon;

  • ·

    waarden voor de leefbaarheid van de houtopstand;

  • ·

    de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

  • ·

    de boomwaarde van de houtopstand.

Zij verwijzen voor hun motivering zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen.

Artikel 7 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Een vergunning wordt verleend onder de standaard voorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot zes weken na de dag van bekendmaking van de kapvergunning.

Artikel 8 Intrekking of wijziging van de vergunning

Onverminderd het bij of krachtens de wet bepaalde, kan het bevoegd gezag de vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken dan wel wijzigen indien:

  • a.

    ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

  • c.

    de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    de houder of zijn rechtverkrijgende daarom verzoekt.

Artikel 9 Vervaltermijn vergunning

De vergunning vervalt indien daarvan niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden gebruik is gemaakt

Artikel 10 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop de houtopstand zich bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van de voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste tot en met derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 11 Schadevergoeding

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 2, artikel 7 of artikel 9, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kennen burgemeester en wethouders hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

Artikel 12 Bestrijding van iepziekte

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (sym. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moureau);

    • b.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus.

  • 2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

    • c.

      de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 3. Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm, voor-handen of in voorraad te hebben of te vervoeren. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van dit verbod.

Artikel 13 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand van de erfgrenslijn bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.

Artikel 14 Aanvraag vergunning

  • 1. De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer het bevoegd gezag in het kader van de Boswet aan burgemeester en wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag uitgezonderd wanneer de aanvraag bedoeld is voor de aanleg van dammen in houtsingels en houtwallen tot 10 meter breedte met als doel het verbinden van 2 landbouwpercelen.

Artikel 15 Bescherming openbare bomen

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, welke gemeentelijk eigendom zijn:

    • -

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • -

      daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door of in opdracht van de gemeentelijke ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2. Het is verboden om een of meer voorwerpen aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.

Artikel 16 Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4,6, 7 of 10 is gegeven, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met artikel 2, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het eerste lid niet nakomt, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

  • 3. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen en houtopstanden.

Artikel 17 Toezicht en opsporing

Met het toezicht op de naleving van deze verordening dan wel de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het wetboek van strafvordering, belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 18 Betreden van gebouwen en terreinen

Zo dikwijls als de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2. Op dat tijdstip wordt afdeling drie van hoofdstuk vier “Het bewaren van houtopstanden” (artikelen 4:10 tot en met 4:19) van de Algemene Plaatselijke Dantumadiel 2011 zoals laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 17 december 2013, ingetrokken.

Artikel 20 Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen, verleend krachtens de ingetrokken afdeling “Het bewaren van houtopstanden” worden - indien en voorzover het verbod waarop de vergunning betrekking heeft, ook is vervat in deze verordening - geacht vergunningen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 2. Voorschriften en verplichtingen opgelegd krachtens de ingetrokken afdeling “Het bewaren van houtopstanden” blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag of verzoek om vergunning, schadevergoeding of anderszins op grond van de ingetrokken afdeling “Het bewaren van houtopstanden” is ingediend waarop voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, wordt - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke de aanvraag of het verzoek is ingediend, ook zijn vervat in deze verordening - de ingetrokken afdeling “Het bewaren van houtopstanden” toegepast, tenzij de aanvrager of verzoeker de wens te kennen geeft dat de bepalingen van deze verordening worden toegepast.

  • 4. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift, betreffende een vergunning bedoeld in het eerste lid of een voorschrift of verplichting bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening is ingekomen binnen de voordien geldende termijn, wordt beslist met toepassing van de ingetrokken afdeling “Het bewaren van houtopstanden”.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Bomenverordening Dantumadiel 2014.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Dantumadiel, gehouden in het gemeentehuis te Damwâld op 22 april 2014.
De raad voornoemd,
Heldoorn, voorzitter.
Vos, griffier.
Datum publicatie:

Toelichting en algemene aanvullende voorwaarden behorende bij de melding (art. 3) groot onderhoud houtsingels/houtwallen.

Toelichting op art. 3, Meldplicht groot onderhoud houtsingels en houtwallen:

Lid 1 geeft aan dat afzetten van een houtopstand in de vorm van een houtsingel of houtwal, als noodzaak voor groot onderhoud zonder vergunning maar met een melding onder de navolgende voorwaarden uitgevoerd mag worden:

Sub a: als richtlijn voor groot onderhoud wordt voor houtsingels een richtlijn van 25 jaar gehanteerd. In de praktijk kan hier door natuurlijke omstandigheden wel eens van worden afgeweken in geval aan de habitus van de boom door afnemende lengte en diktegroei, is af te lezen dat er sprake is van een teruglopende vitaliteit.

Sub b: wanneer er sprake is van een greppel of kleine scheidingssloot tussen 2 weilanden met aan weerszijden een houtsingel, dan is het vanwege het risico dat bij het éénzijdig afzetten, de afgezette singel door schaduwwerking niet of in onvoldoende mate kan uitlopen, de plicht opgenomen aan beide zijden groot onderhoud te plegen. In twijfelgevallen waarbij de instandhoudingsplicht (art. 10) in het geding komt, moet een vergunningaanvraag worden ingediend. Bij eventuele vergunningverlening is het mogelijk om in een dergelijk geval aanvullende voorwaarden te stellen (art. 6 en 7).

Sub c: om het inrotten van de achterblijvende stobbe zoveel als mogelijk te voorkomen dient het hemelwater niet op of in de stobbe te blijven staan.

Sub d en e: geruime tijd zijn elzen en houtsingels bij groot onderhoud of eindkap volledig afgezet, d.w.z. er bleef geen enkele boom gespaard. Uit esthetisch (voorkomen kaalslag) en ecologisch (dracht, schuilgelegenheid, etc.) oogpunt treedt zo langzamerhand steeds meer het besef op om enkele daartoe geschikte bomen of struiken te laten staan. Voor de hoeveelheid en de keuze in de te handhaven bomen en struiken zijn in sub d en e richtlijnen gegeven. Met het kiezen van de te sparen exemplaren dient rekening gehouden te worden met schaduwoverlast en mogelijke schade als gevolg van windworp.

Lid 2, sub a tot en met c: ondanks het feit dat er de laatste jaren door de eigenaren/beheerders kwalitatief gezien de nodige ervaring is opgedaan in het beheer van houtsingels en houtwallen, is een check ter voorkoming van excessen een melding vooraf nog steeds noodzakelijk. Met het invoeren van de meldplicht voor groot onderhoud is door de gemeente Dantumadiel ingespeeld op deze ervaring. Het gemak van de meldplicht mag echter geen reden zijn om even zo gemakkelijk maar af te zien van het gemelde groot onderhoud. Om die reden is een geldigheidsduur van 6 maanden voor een melding vastgesteld. Tevens is een afgemeten periode ingesteld om te voorkomen dat door het gelijktijdig uitvoeren van groot onderhoud, in esthetisch en ecologisch opzicht, een te grote kaalslag zou optreden.

Lid 3: voor de uitvoeringswijze van groot onderhoud aan houtwallen en houtsingels wordt voorzover de Bomenverordening Dantumadiel hierin niet voorziet verwezen naar de Veldgids landschapselementen Noardlike Fryske Wâlden, uitgegeven door Landschapsbeheer Friesland d.d. 2003, geschreven door Jan J. de Boer.

Aanvullende voorwaarden en richtlijnen.

Groot onderhoud vindt plaats met het doel om de houtopstand vitaal en daarmee in stand te houden. Bij de onderhoudswerkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de navolgende voorwaarden:

  • -

    De werkzaamheden dienen in verband met het vogelbroedseizoen vóór 15 maart te worden afgerond.

  • -

    De houtopstanden dienen op ca 15 centimeter boven het maaiveld met een schuin en glad snijvlak te worden afgezet. Indien de houtopstand in het verleden vaker is afgezet kan er sprake zijn van een afwijkende hoogte.

  • -

    Het vrijkomende takhout mag in uiterste gevallen slechts met een gemeentelijke ontheffing ter plaatse en onder de nodige voorwaarden in de open lucht worden verbrand.

  • -

    Indien de werkzaamheden worden gecombineerd met het hekkelen van de aangrenzende sloot, mag de vrijkomende hekkelspecie niet op of in de houtsingel verwerkt worden

  • -

    Bij beweiding van het perceel waarop zich de houtsingel of houtwal bevindt, dienen uit oogpunt van bescherming voldoende beschermende maatregelen tegen veevraat genomen te worden. Daartoe dient men de navolgende richtlijnen in acht te nemen:

    • ·

      Op voldoende afstand (minimaal 1 meter uit de hartlijn van de singel) een veekerend raster te worden aangebracht.

    • ·

      Het raster dient te zijn afgestemd op het soort vee wat ingezet wordt voor beweiding.

    • ·

      Bij een houtwal dienen de palen schuin in het wallichaam te worden geplaatst.

    • ·

      Rasters mogen nooit aan de bomen worden bevestigd.

    • ·

      De afrastering dient ten allen tijde in goede staat te zijn.

  • -

    Het is niet toegestaan om in afwijking van artikel 3, lid1 sub c, de houtopstand boven de afrasteringen welke in het verleden aan de bomen bevestigd zijn af te zagen.

Voor de houtsingel/houtwal is een instandhoudingsplicht (art. 9) vastgesteld. Om hieraan te voldoen dienen in ieder geval de navolgende handelingen achterwege gelaten te worden:

  • -

    Beweiding zonder een beschermende afrastering langs de houtwallen/houtsingels.

  • -

    Het rooien, beschadigen en vellen van houtwallen en houtsingels anders dan bij wijze van onderhoud.

  • -

    Het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten op of in houtwallen/houtsingels.

  • -

    Het stoken van vuur op of in de houtwallen/houtsingels.

  • -

    Het bevestigen van afrasteringen aan de stammen.

  • -

    Het veelvuldig en onnodig dunnen van houtsingels/houtwallen.

  • -

    Het veelvuldig opsnoeien van zware bomen wanneer het voor de vitaliteit noodzakelijk is deze af te zetten.

  • -

    Onkruidbestrijding met behulp van spuitapparatuur wat te dicht op de houtsingels/houtwallen wordt uitgevoerd en vooral kort nadat de afgezette houtopstanden weer bezig zijn jonge uitlopers te vormen.

Leidraad voor opname van een houtopstand op de lijst met markante bomen (art. 4; Bomenverordening Dantumadiel 2014)

Inleiding

De Bomenverordening Dantumadiel (art. 4) stelt regels voor de vaststelling van markante bomen. Alle markante bomen worden vermeld op een daarvoor bestemde lijst welke voor een ieder inzichtelijk is.

Aanwijzing van bomen als markant brengt met zich mee dat voor de boom in beginsel geen kapvergunning meer zal worden afgegeven, en dat deze uitsluitend nog in uitzonderlijke situaties mag worden gekapt. Daar staat tegenover dat de rechthebbende op een markante boom een beroep kan doen op gemeentelijke ondersteuning voor de uitvoering van groot onderhoud.

De lijst met markante bomen of een herziene lijst wordt van kracht door een daartoe te nemen besluit van burgemeester en wethouders.

Wat is een waardevolle of markante boom?

Dat is een boom die zich onderscheid van andere bomen vanwege haar natuurwaarde, milieuwaarde; landschappelijke waarde; cultuurhistorische waarde; waarde van stads- en dorpsschoon, boomwaarde of waarden voor recreatie en leefbaarheid.

Om een zorgvuldig en objectieve samengestelde lijst op te kunnen stellen en in stand te houden is bijgaande leidraad geschreven. Sinds de lijst is ingesteld, hebben zich de nodige wijzigingen voorgedaan waarbij voortdurend opnieuw een beroep op de beoordelaars gedaan werd. Bij (her)beoordelingen is gebleken dat er behoefte is aan een nadere toelichting op de regels zoals die in de APV zijn vermeld.

Spelregels als uitgangspunt

Het is op voorhand niet eenvoudig te bepalen wanneer een boom voldoende markant of waardevol is om op de gemeentelijke lijst te worden opgenomen. Voor sommige exemplaren zal dat snel kunnen worden vastgesteld. Maar juist voor die exemplaren welke zich op het grensgebied bevinden tussen wel of niet markant, is het belangrijk alle noodzakelijke elementen die hierbij een rol spelen aan de hand van onderstaande factoren na te lopen. Op deze manier dient een weloverwogen keuze te kunnen worden gemaakt.

Markante bomen dienen volgens art. 6, lid 1 van de Bomenverordening aan minimaal één of meerdere van de navolgende criteria te voldoen om op de lijst met markante bomen vermeld te worden:

a) de natuur- en milieuwaarden van de houtopstand;

b) de landschappelijke waarden van de houtopstand;

c) de cultuurhistorische waarden van de houtopstand;

d) de waarde van de houtopstand voor het dorpsschoon;

e) de waarden voor de leefbaarheid van de houtopstand

f) de beeldbepalende waarden van de houtopstand;

g) de boomwaarde van de houtopstand.

Toelichting op a t/m g:

a) Natuur - en milieu waarde n van de houtopstand

De boom of bomen bieden huisvesting aan, of is/zijn een belangrijke voedselbron voor beschermde dieren of planten en/of de boom of bomen zijn een belangrijke zaadbron voor een autochtoon ras (genetische waarde) en/of de boom of bomen zijn een onderdeel van een reeks elementen die een ecologische verbindingszone vormen, hetzij als verbinding, hetzij als 'stepping stone' (verblijfsgebied voor dieren en/of planten).

b) Landschappelijke waarde n van de houtopstand:

De boom of bomen accentueren een karakteristiek landschappelijk element of structuur of vormen een herkenningspunt in het landschap en/of de boom of bomen vormen een onderdeel van een geheel intact zijnde boomgroep of uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur in stad of landschap zichtbaar maakt.

c) De cultuurhistorische waarde van de houtopstand:  

Herdenkingsbomen, markeringsbomen en bomen met een bijzondere snoeivorm. Sommige bomen komen voor in lokale verhalen en legenden of hebben een bijzonder gebruik. Andere bomen hebben een duidelijk verband met de geschiedenis van een plaats of belangrijk persoon en/of de boom of bomen vormen een onderdeel van een cultuurhistorisch waardevol object.

Enkele voorbeelden zijn:

  • 1)

    Herdenkingsboom; geplant ter gelegenheid van een belangrijke gebeurtenis, bijvoorbeeld geboorte van een prins of prinses, een huwelijk, een jubileum.

  • 2)

    Markeringsboom; geplant ter markering, zoals grensbomen in het agrarisch gebied, of bakenbomen langs rivieren.

  • 3)

    Kruis/ kapelboom; geplant naast een kapel of kruisbeeld om de locatie te benadrukken.

  • 4)

    Boom heeft een bijzondere snoeivorm bijvoorbeeld kunstsnoeivorm.

  • 5)

    Bijzondere groeivorm als gevolg van natuurlijke oorzaken bijvoorbeeld tweestammig, meerstammig.

  • 6)

    De boom heeft een mythologische betekenis, bijvoorbeeld Kroezeboom.

  • 7)

    De boom is geadopteerd; bv door de bomenstichting, een school.

    8) De boom is van grote waarde, doordat het een bijzonder fruitras is, bijvoorbeeld de sterappel.

d) De waarde van de houtopstand voor het dorpsschoon

De boom of bomen vormen een onderdeel van een geheel intact zijnde boomgroep of uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur in stad zichtbaar maakt en/of de boom of bomen vormen een geheel met het omringende huis of huizen.

e) De waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand:

De boom of bomen vormen een eenheid met de omringende bomen. De resterende boom of bomen zullen schade ondervinden bij verwijdering van de boom of bomen.

f) De beeldbepalende waarde van de houtopstand: 

De boom of bomen zijn vanaf minimaal twee kanten duidelijk zichtbaar vanaf de openbare weg en hebben een voor de soort karakteristieke kroonvorm. De omtrek van de stam is minimaal 100cm. Het zou als een gemis worden ervaren als de boom of bomen zou(den) verdwijnen en/of de boom of bomen hebben een karakteristieke vorm, een zeldzame omvang, een zeldzame soort, een bijzondere standplaats en/of de boom of bomen vormen een uniforme laanbeplanting welke een karakteristieke structuur zichtbaar maakt

Aanvullende afwegingsfactoren welke als doel hebben het verkrijgen van een zo objectief mogelijk samengestelde bomenlijst:

Leeftijd:

Als minimale leeftijd wordt voor een markante boom uitgegaan van ongeveer 50 jaar. Indien dit niet uit historische gegevens herleidt kan worden dan wordt aan de hand van referentiebomen in de omgeving een inschatting gemaakt. Let wel dat dit een benadering is welke bijvoorbeeld niet zal opgaan indien de boom altijd onder moeilijke omstandigheden heeft moeten groeien en daardoor een groeiachterstand heeft opgelopen.

De leeftijdsverwachting moet naar inschatting en redelijkheid minimaal 15 jaar zijn. Voor iepen is iepziekte een reële bedreiging. Iepen hebben daardoor al vrij snel een minder hoge leeftijdsverwachting. Met name voor de zeer vatbare Hollandse iep geld dan dat ze bijvoorbeeld al op hoge leeftijd en/of beeldbepalend moet zijn om als markant aangemerkt te kunnen worden. Minder voor iepziekte vatbare soorten kunnen sneller als markant worden aangemerkt.

Voorts dient voorzichtig te worden omgegaan met het aanmerken van paardenkastanjes en essen als waardevolle houtopstanden vanwege het herhaaldelijk voorkomen van bloedingsziekte onder kastanjebomen en essentaksterfte onder essen.

Gezondheid:

Logischerwijs is bovengenoemde leeftijdsverwachting nauw gerelateerd aan de gezondheid van de boom. Wellicht kan door gerichte verzorging (snoei, bodemverbetering en bemesting) de fysieke toestand van de boom dusdanig verbeterd worden dat er een gerede levensverwachting voor de eerder genoemde 15 jaar is.

Soort:

Soorten welke vanuit natuurhistorisch en cultuurhistorisch oogpunt met een zekere regelmaat in de gemeente Dantumadiel voorkomen zijn van een grotere waarde dan de zogenaamde exoten. Onder deze laatste moeten met name de groep coniferen worden verstaan. Taxus dient als uitzondering op deze regel te worden gezien.

Binnen de soorten is een globaal onderscheid te maken tussen duurzamere (eik, beuk, linde, kastanje, taxus e.d.) en minder duurzame soorten zoals berk, els, wilg (inclusief treurwilgen) en populier. Deze laatste kunnen slechts bij uitzondering als markant worden aangemerkt. Het zal in dergelijke gevallen om beeldbepalende, cultuurhistorische of anderszins zeer waardevolle bomen moeten gaan.

Een bijzondere groep betreft de dendrologisch waardevolle groep. Hiermee worden de goed ontwikkelde bijzondere soorten en cultivars mee bedoeld. Normering voor bijzonderheid valt moeilijk aan te geven. De mate waarin de boom zich heeft kunnen ontwikkelen is vooral maatgevend. Ook de standplaats ten aanzien van andere bomen of binnen het groenobject waar de boom zich bevindt kan van betekenis zijn. Aangenomen mag worden dat bijzondere soorten veelal in bijzondere tuinen of plantsoenen voorkomen.

Habitus:

Aansluitend op de vorige factor dient de boom een soorteigen, karakteristieke habitus (natuurlijke vorm) te bezitten. Dit kan ook een cultuurhistorische en traditionele vorm zijn. Hierbij moet gedacht worden aan lei-, knotbomen en geschoren vormen. Ook zogenaamde “stoelen” en door enten ontstane vormen kunnen dusdanig bijzonder zijn dat ook deze in aanmerking komen als markante bo(o)m(en).

Met stoelen worden meerstammige bomen bedoeld welke op maaiveldhoogte (of op geringe afstand daarboven) met elkaar vergroeid zijn en daarboven tot meerdere bomen uitgegroeid zijn.

Standplaats:

De standplaats bepaalt veelal of een boom beeldbepalend is. Bijvoorbeeld op de hoek van een straat, solitair in het landschap of in een grote voortuin. Bomen in achtertuinen zullen van minder invloed zijn; echter door hun hoogte kunnen ze als baken of herkenningspunt fungeren en zijn om die reden waardevol.

Het verschijnsel “Kroeseboom” is in het noorden minder toegepast maar komt min of meer spontaan wel voor. Bedoeld worden solitaire bomen/boomgroepen op kruisingen van wegen en waterlopen.

Naast de inschatting of de levensverwachting van de bewuste boom nog minimaal 15 jaar is, moet ook rekening gehouden worden met de ruimte welke de boom nog nodig heeft om verder uit te groeien.

Als de boom zich in een bos bevindt, dient de boom en/of bomen wel dusdanig bijzonder te zijn om in aanmerking voor de kwalificatie markant in aanmerking te komen.

Onderdeel karakteristieke boomgroep en/of laanbeplanting :

In een laanbeplanting kan het voorkomen dat enkele exemplaren kwalitatief van mindere kwaliteit zijn. Om geen afbreuk aan het geheel te doen dienen in principe alle bomen van de bedoelde laanbeplanting als markant worden aangemerkt.

Het is niet bepalend uit hoeveel bomen een boomgroep dient te bestaan. Beoordeeld dient te worden of de resterende bomen of het beeld wat de gezamenlijke groep vormt schade zou oplopen indien er één of meerdere bomen zouden verdwijnen. Het is bij een laanbeplanting of groep aan te bevelen een minimum aantal als markant op te nemen. Een aantal waarbij de essentie gehandhaafd kan worden. Met deze benadering wordt dus in feite op de eerste alinea teruggekomen.

Een beoordeling per geval lijkt in dezen gewenst.

Gedenkboom:

Op diverse plaatsen zijn ter herinnering aan bijzondere gebeurtenissen gedenkbomen geplant. Betreffende bomen kunnen ook indien zij nog geen 50 jaar oud zijn om die reden als markant worden aangemerkt.

Onderdeel ecologische infrastructuur of zeldzame biotoop :

Bij infrastructuur moet veelal gedacht worden aan bomenrijen of groepen welke een rol spelen in de ecologische verbindingszones.

Bij zeldzame biotopen moet ook/vooral gedacht worden aan floristische en/of faunistische bijzonderheden welke voorkomen op of gebruik maken van de boom. De boom is ecologisch van grote waarde, vanwege het belang van het (plaatselijke) ecosysteem. De boom biedt bijvoorbeeld plaats aan zeldzame dier- of plantensoorten, denk hierbij aan vleermuizen

Wat zijn de gevolgen wanneer men een markante boom bezit :

De eigenaar/beheerder blijft ten allen tijde verantwoordelijk voor het welzijn van de markante boom/houtopstand(en). Onder deze verantwoordelijkheid valt ook de zorg voor het reguliere onderhoud. Wanneer, ondanks het op juiste wijze uitvoeren van het reguliere onderhoud, de markante houtopstand(en) in het/hun voortbestaan bedreigd wordt of worden, kan de eigenaar/beheerder de hulp van de gemeente inroepen.

De gemeente verleent in dat geval advies of schakelt een externe deskundige in voor het verlenen van advies of het verrichten van ingrepen aan de houtopstand(en).

Bijlagen:

  • -

    Meldingsformulier groot onderhoud houtsingel/houtwal

  • -

    Bomenlijst met markante bomen in de gemeente Dantumadiel