Besluit Nadere regels Wmo 2015 gemeente Dantumadiel

Geldend van 01-01-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Besluit nadere regels Wmo 2015

Artikel 1. Nadere regels voor het pgb

  • 1. Een pgb wordt enkel verstrekt als daarmee het resultaat, bedoeld in artikel 8 lid 1 van de verordening kan worden bereikt.

  • 2. Een belanghebbende die een pgb wenst, dient aannemelijk te maken dat er sprake is van het gestelde in het vorige lid.

  • 3. Een belanghebbende die een pgb wenst, dient daarbij eveneens aannemelijk te maken dat de kwaliteit, bedoeld in artikel 2.3.6, lid 2, onder c van de Wmo, voldoende is gewaarborgd.

  • 4. Het college baseert het oordeel, bedoeld in artikel 2.3.6, lid 2, onder a en c van de wet, in belangrijke mate op de informatie die zij op basis van lid 2 en lid 3 van de belanghebbende heeft ontvangen.

  • 5. Het college stelt de hoogte van het pgb, met inachtneming van artikel 10 lid 2, lid 3 en lid 4 van de verordening, bij iedere aanvraag afzonderlijk aanvraag vast.

  • 6. Het college stelt, voorafgaande aan de besteding, de hoogte van het pgb voorlopig vast via de verleningsbeschikking.

  • 7. Het college stelt achteraf of na verloop van een vooraf gestelde periode, de hoogte van het pgb definitief vast via de vaststellingsbeschikking.

  • 8. De hoogte van het pgb voor dienstverlening komt overeen met het betreffende tarief voor zorg in natura.

  • 9. De hoogte van het pgb kan, in afwijking het vorige lid of in afwijking van artikel 10 lid 4 van de verordening, in samenspraak met de belanghebbende lager worden vastgesteld, als duidelijk is dat de belanghebbende in staat is met dit lagere budget het resultaat bedoeld in lid 1 ter bereiken.

  • 10. De hoogte van het pgb overstijgt het tarief bedoeld in artikel 8 of de kostprijs bedoeld in artikel 10 lid 4 van de verordening niet, tenzij zwaarwegende argumenten daar om vragen.

  • 11. De budgethouder legt de afspraken met een zorgverlener via een overeenkomst vast. De budgethouder stuurt een afschrift van iedere overeenkomst aan de Sociale verzekeringsbank en de gemeente.

  • 12. Het is de budgethouder toegestaan kosten van bemiddeling, administratiekosten, en reiskosten voor woon-werkverkeer van het pgb te betalen.

  • 13. Het tarief voor dienstverlening, betrokken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk als bedoeld in artikel 10 lid 5 van de verordening, bedraagt maximaal € 20,- per uur.

Toelichting:

Deze nadere regels zijn een uitwerking van artikel 10 Verordening Wet maatschappelijk ondersteuning gemeente Dantumadiel 2015. Het college geeft hiermee invulling aan het zesde lid van dit artikel:

“Artikel 10. Regels voor pgb

Lid 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

Lid 2. Het tarief voor een pgb:

  • a.

    is gebaseerd op een door de belanghebbende opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

  • b.

    is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen.

Lid 3. De hoogte van een pgb voor dienstverlening is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten

Lid 4. De hoogte van een pgb voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

Lid 5. Het college bepaalt bij nadere regeling onder welke voorwaarden betreffende het tarief, een belanghebbende aan wie een pgb wordt verstrekt de mogelijkheid heeft om diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk. Het betreft een situatie die de gebruikelijke mantelzorg overstijgt.

Lid 6. Het college werkt lid 1 tot en met 5 uit in een regeling.”

Een belanghebbende die een maatwerkvoorziening op basis van de Wmo 2015 krijgt toegekend, heeft onder voorwaarden het recht om te kiezen voor een pgb. Hiermee kan deze inwoner dus zelf (als budgethouder) ondersteuning, hulpmiddelen of voorzieningen inkopen, passend bij zijn specifieke wensen. Hij of zij hoeft dan geen gebruik te maken van het aanbod dat de gemeente voor het betreffende gebied heeft ingekocht. Het voordeel van een pgb is dat de betrokkene optimaal zelf regie heeft over zijn eigen ondersteuning. Hij/zij kan bijvoorbeeld kiezen voor een kleine zorgaanbieder in een ander gebied, maar ook voor het financieren van hulp uit het eigen sociale netwerk (zie ook hierna). Het zelf gekozen zorgaanbod kan in bepaalde gevallen beter passend en goedkoper zijn (meer op maat uitgekozen). Overigens is de keuzevrijheid voor een pgb in de Wmo 2015 iets ruimer dan die in de Jeugdwet.

In de Wmo 2015 (artikel 2.3.6, lid 2) staat dat de gemeente moet beoordelen of een belanghebbende voldoet aan een aantal voorwaarden:

  • -

    De belanghebbende dan wel zijn vertegenwoordiger moet in staat zijn om de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren.

  • -

    Het zorgaanbod dat met het pgb wordt ingekocht dient aan een aantal kwaliteitsvoorwaarden te voldoen (veilig, doeltreffend en cliëntgericht).

Verder dient de belanghebbende te motiveren waarom hij of zij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wil krijgen. Deze voorwaarde dwingt de belanghebbende ertoe vooraf over de consequenties van het pgb na te denken en bewust de keuze daarvoor te maken.

De leden 1 tot en met 4 van bovenstaande nadere regels zijn mede vanuit die gedachte geformuleerd. Zo is het aan de belanghebbende aannemelijk te maken dat het pgb een goede oplossing is voor de geconstateerde hulpvraag, en is het aan de belanghebbende aannemelijk te maken dat kwaliteit hierbij voldoende gewaarborgd is. De bedoeling is niet de gemeente daarmee van verantwoordelijkheden te ontslaan. De nadere regels moeten worden gezien als nadere concretisering van het bepaalde in artikel 2.3.6, lid 2 Wmo 2015. Zij geven aan hoe na te gaan of de belanghebbende/cliënt in staat is de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren.

De gemeente toetst een verzoek om een pgb op de genoemde voorwaarden. Dit gebeurt tijdens een gesprek met een medewerker van het gebiedsteam. De gemeente toetst daarbij ook of de beoogde aanbieders, waaronder ook niet-professionals zoals personen uit het eigen sociale netwerk, in staat zijn voldoende kwaliteit te leveren. De gemeente bepaalt zo of een aanbieder toegelaten wordt om via het pgb ondersteuning te leveren. Hierbij wordt ook gelet op dreigende overbelasting van mantelzorgers en andere personen uit het eigen sociale netwerk. Wordt dreigende overbelasting vermoed, dan wordt daarmee rekening gehouden. Dit kan betekenen het niet-toelaten van de persoon als aanbieder, maar ook het in het ondersteuningsplan opnemen van maatregelen met het doel overbelasting te voorkomen.

Wordt een pgb verleend, dan houdt de gemeente daarna in beeld of daarmee het beoogde resultaat wordt bereikt. Hiervoor wordt minimaal één keer per jaar samen met de belanghebbende nagegaan of het pgb goed is ingezet, en worden afspraken gemaakt voor het vervolg.

Met de hoogte van het pgb is bewust aansluiting gezocht bij de tarieven van Zorg in Natura. Bij de vaststelling van het pgb wordt van deze tarieven uitgegaan, tenzij het in een bepaalde situatie vooraf duidelijk is dat met het pgb veel goedkoper het gewenste resultaat kan worden bereikt. Als het om een pgb gaat, dan kan er onderscheid worden gemaakt tussen een pgb voor een zaak (zoals een rolstoel of een scootermobiel), en een pgb voor dienstverlening (zoals begeleiding). Voor het pgb voor een zaak is via de Wmo verordening (artikel 10, lid 4) vastgelegd, dat de hoogte ervan wordt bepaald door de kostprijs van het hulpmiddel als die op dat moment in natura zou zijn verstrekt. Voor het pgb voor dienstverlening geldt op basis van de nadere regels eigenlijk hetzelfde. De systematiek onder de tarieven voor dienstverlening is echter een andere, mede doordat er met vaste bedragen (bouwstenen) wordt gewerkt en (om aanbieders ruimte tot handelen te geven) er maar beperkt onderscheid in vormen van ondersteuning wordt gemaakt. Deze systematiek werkt door in de hoogte van het pgb voor dienstverlening; ook die wordt aan de hand van de bouwstenen bepaald. Deze bouwstenen zijn all-in tarieven en dus inclusief componenten als salaris, vervanging tijdens vakantie, eindejaarsuitkering, verzekeringen en reiskosten.

Uitzonderlijke situatie kunnen om een hoger pgb vragen. Dat zal echter alleen in situaties zijn waarbij de ingekochte Zorg in Natura geen goede oplossing biedt. In situaties waarbij het pgb een veel goedkoper alternatief is voor Zorg in Natura, kan het pgb in goed onderling overleg ook lager worden vastgesteld. Dit voorkomt het onnodig verstrekken en terugvragen van budget.

De budgethouder mag, zoals ook uit het bovenstaande blijkt, het pgb gebruiken voor het financieren van ondersteuning door personen uit het eigen sociale netwerk. Dit voor zover het ondersteuning is die redelijkerwijs niet gratis door aanwezige huisgenoten of het beschikbare eigen netwerk kan worden gegeven!

Wat redelijkerwijs wel of niet (gratis) van iemands eigen netwerk mag worden verwacht, verschilt per situatie. Het is mede daarom niet mogelijk daarvoor op voorhand sluitende criteria te geven. Sluitende criteria sluiten bovendien niet aan bij het streven naar maatwerk. Als richtlijn geldt, dat wat algemeen gebruikelijk is. Maar hier moeten uitzonderingen op kunnen worden gemaakt. Duidelijk is, dat er grenzen zijn aan wat iemand gratis van een ander kan vragen. Het is echter niet gebruikelijk dat echtgenoten (of partners) elkaar voor hulp en ondersteuning betalen. Datzelfde geldt voor ouders en kinderen. Eén en ander komt echter weer in een ander daglicht te staan als iemand minder gaat werken om hulp en ondersteuning te kunnen bieden.

Mogelijk dat er vanuit de uitvoeringspraktijk wel richtlijnen op dit gebied ontstaan. Die kunnen dan eventueel als zodanig worden vastgesteld.

Het is belangrijk op casusniveau vooraf duidelijkheid te hebben of, en in welke mate, het de budgethouder wordt toegestaan, vanuit het pgb een vergoeding te geven aan het eigen netwerk. De medewerker van het gebiedsteam bespreekt dit met de budgethouder. En afspraken hierover worden vastgelegd. Om ongewenste praktijken te voorkomen, geldt voor (boven gebruikelijke) ondersteuning uit het eigen netwerk in principe een maximumtarief van € 20,- per uur. Dit tarief verhoudt zich tot het maximum tarief voor niet-professionele zorg, zoals dat in de Zorgverzekeringswet wordt gehanteerd.

Het pgb wordt niet rechtstreeks overgemaakt op de rekening van de budgethouder. Dit is wettelijk geregeld om misbruik en oneigenlijk gebruik van pgb’s tegen te gaan. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) doet de betalingen, namens de gemeente, rechtstreeks aan de zorgaanbieder.

Artikel 2. Nadere regels voor de eigen bijdrage

Lid 1 De eigen bijdrage voor het gebruik van een algemene voorziening, bedoeld in artikel 11, lid 1 aanhef en onder a Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Dantumadiel 2015, bedraagt het bedrag dat de betreffende aanbieder voor deelname aan de deelnemer in rekening brengt, inclusief het bedrag voor eventuele consumpties en materialen

Lid 2 De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening, bedoeld in artikel 11, lid 1 aanhef en onder b Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Dantumadiel 2015, bedraagt voor een ongehuwde het bedrag als eerste genoemd in artikel 3.8 lid 1 onder a Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, met dien verstande:

  • a.

    dat dit bedrag, indien het bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, meer bedraagt dan het bedrag genoemd onder sub a 1° van artikel 3.8 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 11,25% van het verschil tussen dat inkomen en het bedrag genoemd onder sub a 1° van artikel 3.8 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

  • b.

    dat dit bedrag, indien het bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, meer bedraagt dan het bedrag genoemd onder sub a 2° van artikel 3.8 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 11,25% van het verschil tussen dat inkomen dan het bedrag genoemd onder sub a 2° van artikel 3.8 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Lid 3 De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening, bedoeld in artikel 11, lid 1 aanhef en onder b Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Dantumadiel 2015, bedraagt voor een gehuwde en gehuwden tezamen het bedrag als eerste genoemd in artikel 3.8 lid 1 onder b Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, met dien verstande:

  • a.

    dat dit bedrag, indien het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, meer bedraagt dan het bedrag genoemd onder sub b 1° van artikel 3.8 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en een van beiden of beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of nog niet hebben bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 11,25% van het verschil tussen dat inkomen en het bedrag genoemd onder sub b 1° van artikel 3.8 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

  • b.

    dat dit bedrag, indien het gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, meer bedraagt dan het bedrag genoemd onder sub b 2° van artikel 3.8 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en een van beiden of beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of nog niet hebben bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 11,25% van het verschil tussen dat inkomen en het bedrag genoemd onder sub b 2° van artikel 3.8 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Lid 4 In uitzondering op lid 2 en 3 van dit artikel is de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening nihil ingeval de situatie van de belanghebbende voldoet aan 2 van de 3 hierna genoemde kenmerken of daaraan zal gaan voldoen:

  • a.

    er is sprake van sociaal psychische problematiek met overlast voor de omgeving tot (mogelijk) gevolg;

  • b.

    er is sprake van hulpverlening primair gericht op het winnen van vertrouwen van de persoon in kwestie, dan wel het verleiden van die persoon hulp te accepteren;

  • c.

    het is aannemelijk, dat het opleggen van een eigen bijdrage het slagen van de hulpverlening in de weg zal gaan staan.

Lid 5 In uitzondering op lid 2 en 3 van dit artikel is de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening nihil ingeval de belanghebbende op voorhand heeft kunnen aantonen bijvoorbeeld door schulden onvoldoende financiële middelen te hebben voor het betalen van een eigen bijdrage.

Lid 6 De kostprijs voor een maatwerkvoorziening, bedoeld in artikel 11, lid 3 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dantumadiel 2015 bedraagt € 25,- per uur ingeval het individuele dienstverlening betreft ter ondersteuning van het participeren of het zelfredzaam zijn.

Lid 7 De kostprijs bedoeld in het vorige lid bedraagt € 6,25 per uur ingeval het dienstverlening ter ondersteuning van het participeren betreft die groepsgewijs wordt geleverd.

Toelichting:

Deze nadere regels zijn een uitwerking van artikel 11 Verordening Wet maatschappelijk ondersteuning gemeente Dantumadiel 2015. Het college geeft hiermee invulling aan het tweede lid van dit artikel:

“Artikel 11. Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

Lid 1. Een belanghebbende is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

  • a.

    voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, en,

  • b.

    voor een maatwerkvoorziening (zorg in natura dan wel pgb).

Lid 2. Het college bepaalt bij nadere regeling:

  • a.

    voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de belanghebbende een bijdrage is verschuldigd;

  • b.

    wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is; en

  • c.

    dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, en degene die anders dan als ouder, samen met de ouder het gezag uitoefent over een belanghebbende.

  • d.

    op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening (zorg in natura dan wel pgb) wordt bepaald.

Lid 3. De kostprijs van een maatwerkvoorziening en of het (jaarlijkse) onderhoudscontract wordt afgeleid van een vastgesteld normbedrag (bijvoorbeeld een eenheidsprijs van het kernassortiment), een goedgekeurde offerte, of de met de leverancier overeengekomen huur- of koopprijs of uurtarief.

Lid 4. In geval van koop van een voorziening door het college bestaat de kostprijs van een voorziening uit de economische afschrijving van de voorziening, vermeerderd met het beheer- en onderhoudstarief. Mocht er na het verstrijken van de periode voor de economische afschrijving een vervangende voorziening ingezet moeten worden, dan gaat de periode van betaling van een eigen bijdrage voor dit deel opnieuw in.

Lid 5. Bij voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt en waarvoor de gemeente huur betaalt geldt een eigen bijdrage zolang iemand de voorziening gebruikt.

Lid 6. Bij voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt en die door de gemeente zijn gekocht is een eigen bijdrage verschuldigd op basis van de economische afschrijving en het onderhoudscontract. De eigen bijdrage op basis van de afschrijvingstermijn is verschuldigd gedurende:

  • -

    het gebruik van hulpmiddelen uit het kernassortiment

  • -

    de economische levensduur in geval van hulpmiddelen buiten het kernassortiment.

Lid 7. De eigen bijdrage over het door de gemeente te betalen onderhoudscontract voor een hulpmiddel is verschuldigd zolang de voorziening technisch nog niet is afgeschreven en nog door aanvrager wordt gebruikt.”

Binnen de Wmo 2015 zijn er twee soorten eigen bijdragen die gevraagd kunnen worden voor ondersteuning vanuit de Wmo: de eigen bijdrage voor een algemene voorziening, én de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening. Voor 2015 kende de Wmo geen bijdrage voor algemene voorzieningen.

De Wmo bepaalt dat het mogelijk is eigen bijdragen te vragen tot maximaal de kostprijs van een voorziening. Voor maatwerkvoorzieningen geldt bovendien het (landelijke) Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo) 2015. Ook daarin wordt aangegeven tot welk bedrag gemeenten eigen bijdragen kunnen vragen.

De nadere regels bepalen hoe een eigen bijdrage wordt vastgesteld. Voor een algemene voorziening is de eigen bijdrage (gewoon) het bedrag wat een inwoner voor deelname moet betalen. Dit bedrag zal per voorziening verschillen en wordt in beginsel door de aanbieder bepaald. Is de gemeente mede organisator en/of financier van de algemene voorziening, dan bepaalt het college via die lijn mede de hoogte van het bedrag.

De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening is het bedrag wat, op grond van het Bmo, maximaal van een belanghebbende kan worden geïnd. Dit is continuering van het beleid op dit gebied van vóór 2015.

Bij maatwerkvoorzieningen voert het Centraal Administratie Kantoor (CAK) de inning en verdere afhandeling van de eigen bijdragen uit. Dit is wettelijk voorgeschreven. Het CAK hanteert een systematiek waarbij de bijdrage automatisch wordt berekend op basis van verzamelinkomen en vermogen. Het CAK hanteert hierbij het anti-cumulatiebeding. Dit houdt in dat er naar het totaal van de eigen bijdragen gekeken wordt die iemand op grond van zowel de Wmo als de Wet langdurige zorg moet betalen. Dit totaal mag, afhankelijk van het inkomen en vermogen van de betrokkene, niet boven een bepaald maximum uitkomen.