Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Dantumadeel 2004

Geldend van 26-04-2004 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Dantumadeel 2004

De raad van de gemeente Dantumadeel;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 september 2004;

gelezen het advies van de commissie samenleving van 6 oktober 2004;

gelet op het bepaalde in de Wet op de lijkbezorging, het Besluit op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet,

overwegende dat het gewenst is om een nieuwe verordening op het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaatsen vast te stellen;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen voor de gemeente Dantumadeel 2004

HOOFDSTUK I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: de nabestaanden van de overledene of namens dezen een uitvaarton-derneming die de opdracht geeft voor een begrafenis en de uitgifte of plaatsing aan-vraagt;

  • b.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van lijken;

  • c.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • d.

    begraafplaatsen:

  • de

    gemeentelijke begraafplaats “Patrimoniumweg 1 te Broeksterwoude”;

  • de

    gemeentelijke begraafplaats “Doniaweg 78 te Damwoude”;

  • de

    gemeentelijke begraafplaats “Hoofdweg 103a te Damwoude”;

  • de

    gemeentelijke begraafplaats “Voorweg 16a te Driesum”;

  • de

    gemeentelijke begraafplaats “Achterweg 64 te Veenwouden”;

  • de

    gemeentelijke begraafplaats “Lange reed 12 te Zwaagwesteinde”;

  • e.

    beheerder: degene die door het college met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen is belast, bevoegd is namens het college de in of krachtens deze verordening bedoelde grafrechten te vestigen en vergunningen af te geven, of degene die hem vervangt of degene die met bepaalde deeltaken is belast;

  • f.

    college: het college van de gemeente Dantumadeel;

  • g.

    eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken, het doen bijzetten van asbussen en het doen verstrooien van as;

  • h.

    gebruiker: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • i.

    grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens het college een grafrecht wordt verleend;

  • j.

    grafrecht: het recht van gebruik van een ruimte in een algemeen graf, hetzij het uitsluitend recht op een eigen graf;

  • k.

    rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een eigen graf, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • l.

    urn: een siervoorwerp ter berging van een asbus;

  • m.

    urnennis: ruimte in een urnenmuur of columbarium ter berging van een of twee asbussen;

  • n.

    urnenmuur: een verzameling urnennissen c.q. columbarium;

  • o.

    wet: de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen- en algemeen graf

  • 1

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “eigen graf” mede verstaan “eigen urnengraf“ of “eigen kindergraf”.

  • 2

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “algemeen graf” mede verstaan “algemeen kindergraf” en “urnennis”.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaats(en) is (zijn) voor een ieder dagelijks toegankelijk tussen 08.00 uur en zonsondergang hetgeen is vermeld bij de ingang van de begraafplaats.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 2.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het tweede lid.

  • 4.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5.

    Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1.

    Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en het ruimen van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene die een lijk wil doen begraven of as wil bezorgen, geeft daartoe opdracht door middel van een door het college vast te stellen formulier.

  • 2.

    Degene die een lijk wil doen begraven of een asbus wil doen bijzetten, of zijn gemachtigde, geeft uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, kennis aan de beheerder. Daarbij wordt aangegeven ten aanzien van type graf men een grafrecht wil vestigen. De za-terdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag.

  • 3.

    Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 4.

    Bij de in het tweede en derde lid bedoelde kennisgeving dient het verlof tot begraving van de ambtenaar van de burgerlijke stand of een ander wettelijk daarmee gelijkge-steld document te worden overgelegd.

  • 5.

    Indien het lijk binnen 36 uur na het overlijden wordt begraven dient behalve het in het vierde lid bedoelde verlof of document ook het in het derde lid bedoelde verlof van de burgemeester te worden overgelegd.

  • 6.

    Indien de begraving of de bijzetting in een bestaand eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd. De machtiging moet zijn ondertekend door de rechthebbende. Indien de rechthebbende zelf is over-leden, dienen de nabestaanden vóór de begrafenis een nieuwe rechthebbende aan te wijzen.

  • 7.

    Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van tien jaar. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 8.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 9.

    De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

  • 10.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder.

Artikel 8 Aanwijzing graf; controle bescheiden

  • 1.

    De aanwijzing van de plaats van het graf geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, overleg met de aanvrager, door de beheerder.

  • 2.

    Tot de begraving of bijzetting wordt niet overgegaan dan nadat:

    • a.

      de beheerder heeft geconstateerd dat aan de in de artikelen 12 en 15 opgeno-men vereisten is voldaan, en

    • b.

      alleen bij begraving van een lijk, de beheerder de identiteit van het lijk heeft vastgesteld door vergelijking van het op de kist of een ander lijkomhulsel vermelde registratienummer met dat op een bijgevoegd document dat tevens de namen, overlijdens- en geboortedata van de overledene dan wel de geslachtsnaam van de doodgeborene bevat.

Artikel 9 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

  • Op

    werkdagen en op zaterdag (vanaf april t/m september) van 09.00 tot 16.00 uur, in de maanden oktober t/m maart van 09.00 tot 15.00 uur.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Artikel 10 Kist, lijkomhulsel en grafgiften

  • 1

    Het is verboden om een stoffelijk overschot te begraven in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen-)kist.

  • 2

    Het is verboden om een stoffelijk overschot te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 3

    Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 4

    Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient tenminste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring te worden overgelegd – volgens een door het college in te stellen model – omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen.

Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen a) een afschrift van een rapport waaruit blijkt, dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998 en b) een bewijs dat de betreffende hoes is aangekocht.

(Toelichting bij artikel 10)

  • 1.

    Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 juncto 4 van het Besluit op de lijkbezorging (Stb. 1997, 647) toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buiten-land komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het is daarom gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te ber-gen.

  • 2.

    Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle zoals bedoeld in het vierde lid mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.

  • 3.

    Het bepaalde in het derde lid heeft de bedoeling om het mee begraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het mee begraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans. Maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de beheerder van de begraaf-plaats.

  • 4.

    Uitvaartverzorgers – of nabestaanden die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger – moeten tenminste 24 uur voor de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de eerste drie leden van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat eventueel gebruik worden gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat vol-doet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Wel-ke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.

De beheerder van de begraafplaats of andere door het college aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhul-sel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving en het document als be-doeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.

De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de beheerder van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.

Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving worden uitgesteld of geweigerd. Onderzoek zal steekproefsgewijs plaats vinden. In ernstige gevallen kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedurende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats(en) uit te oefenen.

De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet overeen kwamen.)

HOOFDSTUK IV Indeling begraafplaatsen en uitgifte der graven

Artikel 11 Indeling begraafplaatsen

  • 1.

    Graven worden uitgegeven aansluitend op de reeds uitgegeven graven.

  • 2.

    De graven worden slechts voor directe begraving of bijzetting van een asbus uitgegeven.

  • 3.

    Het college kan, indien daartoe gewichtige redenen bestaan, een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaatsen niet bezwaarlijk is.

  • 4.

    Het college kan de indeling van de begraafplaatsen, de bestemming van de grafvelden, het onderscheid in graven en de oppervlakte en de situering van de graven na-der vast stellen en wijzigen.

Artikel 12 Onderscheid graven

Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

  • a.

    ruimte in een algemeen graf;

  • b.

    eigen graven;

  • c.

    eigen urnengraven;

  • d..

    urnennissen;

  • e.

    eigen gedenkplaatsen.

Artikel 13 Termijnen graven

  • 1.

    Ruimte in algemene graven wordt uitgegeven voor een termijn van tien jaren. Deze termijn kan niet worden verlengd. Een lijk kan echter na afloop van deze termijn op verzoek van de gebruiker of andere belanghebbenden worden herbegraven in een eigen graf.

  • 2.

    Het recht vervalt op het moment waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 3.

    Het recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan een rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 16, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 4.

    Eigen graven en eigen urnengraven worden uitgegeven voor een termijn van twintig jaren. Deze termijn wordt telkens met tien jaar verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek binnen twee jaar vóór het verstrij- ken van de termijn is gedaan. De verlenging kan door het college niet worden geweigerd.

  • 5.

    Het recht op een eigen graf geeft de rechthebbende het uitsluitend recht daarin te doen begraven en begraven te houden.

  • 6.

    Urnennissen worden uitgegeven voor een termijn van tien jaren. Deze termijn kan worden verlengd.

  • 7.

    Het in het eerste tot en met zesde lid bedoelde grafrecht wordt schriftelijk gevestigd door middel van een grafakte. De termijn begint te lopen op de datum waarop het graf is uitgegeven.

Artikel 14 Bijzetten asbussen; verstrooiing van as

  • 1.

    Een asbus kan worden bijgezet in een eigen graf of een urnennis.

  • 2.

    Een asbus kan niet worden bijgezet in een algemeen graf.

  • 3.

    As kan worden verstrooid op de begraafplaats of in een eigen graf.

  • 4.

    Bijzetting van de asbus impliceert dat de rechthebbende of gebruiker opdracht geeft tot wijziging van de bestemming van de as in die zin dat de as dient te worden ver-strooid, indien het grafrecht niet wordt verlengd en niet tijdig een andere bestemming kenbaar is gemaakt.

Artikel 15 Capaciteit graven

1. Algemene graven zijn bestemd voor het begraven van één lijk.

Eigen graven zijn bestemd voor het begraven van één lijk of het bijzetten van ten hoogste twee asbussen. Indien in een eigen graf één lijk is begraven, kunnen ten hoogste twee asbussen extra worden bijgezet in een urnenkelder.

2. Het college kan op de daarvoor bestemde gedeelten van een begraafplaats aan een rechthebbende op een eigen graf toestemming geven tot het daarin voor eigen reke-ning doen aanbrengen van een grafkelder of urnenkelder, op door haar te stellen voorwaarden.

3. Sommige typen graven of bepaalde diensten zijn soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen, beschikbaar. Een aanvrager heeft geen recht op levering.

Artikel 16 Overschrijving van grafrechten

  • 1.

    Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging van een door de recht-hebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht. Overdracht is slechts mogelijk op naam van één (rechts)persoon. De rechtsopvolger is de echtgeno(o)t(e) of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overdracht ten name van een ander dan in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daartoe gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    In geval van overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht worden overgeschreven, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen 12 maanden na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker. Indien de rechthebbende is over-leden en in het graf dient te worden begraven of zijn asbus dient te worden bezorgd, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien de in het vorige lid bedoelde overschrijving niet binnen de termijn van 12 maanden is gedaan, kan het college het grafrecht vervallen verklaren.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in de vorige leden bedoelde termijn kan het grafrecht alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende of gebruiker worden gesteld, tenzij het grafrecht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5.

    Een rechthebbende kan afstand doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding.

HOOFDSTUK V Grafbedekkingen

Artikel 17 Vergunning en onderhoud grafbedekking

  • 1.

    Het plaatsen van grafstenen, zerken of andere gedenktekens, alsmede het aanbrengen van heesters of andere beplantingen op graven geschiedt niet dan met ver-gunning van de beheerder. Voor het aanvragen van de vergunning worden op ver-zoek door de beheerder formulieren verstrekt.

  • 2.

    Voor de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen. De regels kunnen per begraafplaats en per gedeelte van de begraafplaats verschillen.

  • 3.

    Een vergunning kan worden geweigerd indien:

    • a.

      de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en constructie onvoldoende stevig en veilig wordt geacht;

    • b.

      de grafbedekking naar het oordeel van de beheerder ernstig afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de tekst of afbeelding op het gedenkteken naar het oordeel van de beheerder aanstootgevend of kwetsend kan zijn;

    • d.

      niet voldaan wordt aan de in het vorige lid bedoelde nadere regels.

  • 4.

    Het (doen) plaatsen of aanbrengen van gedenktekens of van beplantingen op graven geschiedt door de rechthebbende of gebruiker.

  • 5.

    Alle kosten voor het plaatsen of aanbrengen, herstellen of vernieuwen van gedenktekens of van beplantingen op graven komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

  • 6.

    De rechthebbende of gebruiker is verplicht de grafbedekking naar het oordeel van de beheerder goed te onderhouden.

  • 7.

    Op algemene graven kan slechts een grafbedekking worden aangebracht, indien het graf vol is.

  • 8.

    Het is niet toegestaan losse voorwerpen van glas of een ander breekbaar materiaal op een graf te leggen.

  • 9.

    Het college is bevoegd een grafbedekking voor haar rekening en risico tijdelijk weg te nemen, indien dit voor het beheer van de begraafplaats noodzakelijk is.

Artikel 18 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoe-ding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbenden indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 19 Verwijdering grafbedekking

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwij-derd door middel van een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt zij aan hem uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 17 was ver-leend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend, is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwij-derd, is afgehaald.

Artikel 20 Schade grafbedekking

  • 1.

    De in artikel 18 bedoelde grafmonumenten, beplantingen of andere grafbedekking worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of gebruiker te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand, vandalisme, vorst, storm, bliksem, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

  • 2.

    De rechthebbende of gebruiker is verplicht de – door welke omstandigheden ook – aan grafbedekking toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt.

  • 3.

    Indien binnen twee maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en vernieti-ging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, waarbij geldt dat zij voor de-ze handeling niet aansprakelijk kan worden gesteld, onverlet het recht van het college tot herstel of vernieuwing op kosten van de rechthebbende of gebruiker over te gaan.

  • 4.

    Dit artikel is mede van toepassing op vanwege het college voor rekening van de rechthebbende of gebruiker aangebrachte gedenktekens of beplantingen.

Artikel 21 Beplanting en losse voorwerpen

  • 1.

    Op en rond een eigen graf mogen winterharde gewassen en meerjarige planten worden aangebracht, mits deze in volle wasdom niet hoger dan 80 cm worden en de afmetingen van het graf niet worden overschreden.

  • 2.

    Op en rond een algemeen graf en een strooiveld mogen geen gewassen en planten worden aangebracht.

  • 3.

    Het is toegestaan om op of bij een graf losse bloemen te leggen of bloemen in steekvazen te plaatsen.

  • 4.

    Het is niet toegestaan om op een graf losse voorwerpen van glas en andere breekbare materialen te plaatsen, evenals lichte voorwerpen die gemakkelijk weg kunnen waaien.

  • 5.

    Verwelkte bloemen, verwaarloosde planten en losse voorwerpen kunnen door de beheerder worden verwijderd.

HOOFDSTUK VI Opgraving en ruiming

Artikel 22 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden door mid-del van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belangheb-bende gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval deelt zij mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maakt zij uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.

  • 2.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op één van de daartoe bestemde, afgesloten ge-deelten van de begraafplaats(en).

  • 3.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indie-nen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor her-begraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indie-nen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 4.

    De rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

HOOFDSTUK VII Einde van de grafrechten

Artikel 23 Vervallen grafrechten

  • 1.

    De grafrechten vervallen:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2.

    Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het gebruiksrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te ko-men of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

  • 3.

    In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaal-de onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

  • 4.

    Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aan-spraken op deze voorwerpen doen gelden.

HOOFDSTUK VIII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 24 Lijst

  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK IX Inrichting register

Artikel 25 Inrichting register

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

HOOFDSTUK X Slotbepalingen

Artikel 26 Intrekking oude regeling

De Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Dantumadeel 1998 vastgesteld op 14 juli 1998 wordt ingetrokken.

Artikel 27 Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Dantumadeel 1998 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Dantumadeel 1998 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toege-past.

Artikel 28 Strafbepaling

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met artikel 3, lid 3 en artikel 4, lid 1, 2, 3 en 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2.

    Overtreding van artikel 7, lid 2 van de verordening kan worden gestraft met open-baarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 29 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van uitgifte van huis-aan-huisblad “Nieuwsblad van Noord-Oost Friesland”, waarin zij is geplaatst.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Dantumadeel 2004.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Dantumadeel, gehouden in het gemeentehuis te Damwoude op .
De r a a d voornoemd,
, voorzitter.
, griffier.