Regeling vervallen per 01-02-2010

Maatregelenverordening WWB Dantumadiel 2009 e.v (*)

Geldend van 01-01-2007 t/m 31-01-2010

Intitulé

Maatregelenverordening WWB Dantumadiel 2009 e.v (*)

HOOFDSTUK 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begripsomschrijving

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet :

  • de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    maatregel:

  • het verlagen van de bijstand als bedoeld in artikel 18, tweede lid, en artikel 36, zesde lid, van de wet;

  • c.

    belanghebbende:

  • degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is bestrokken;

  • d.

    tekortschietend besef van verantwoordelijkheid:

  • het verrichten van handelingen dan wel nalaten daarvan door belanghebbende waardoor onnodig een beroep op bijstand wordt gedaan;

  • e.

    het college:

  • het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadiel.

Artikel 2 – Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel uit de wet od de artikelen 28, tweede lid, of artikel 29, eerste lis, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomst deze verordeing een maatregel opgelegd.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belenaghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstanidigheden waarin hij verkeert.

  • 3.

    De in deze verordening genoemde maatregelen gelden als uitgangspunt voor de daarbij genoemde gedragingen. Het college kan hiervan afwijken op grond van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 4.

    Het college kan vanwege dringende redenen afzien van het opleggen van een maatregel. Van een maatregel wordt in elka geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Artikel 3 – De wijze van opleggen van een maatregel

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet, of;

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand, daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    De maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 5.

    Indien de maatregel bedoeld in het eerste lid, als gevolg van de beëindiging van het recht op bijstand niet kan worden geëffectueerd , wordt de maatregel alsnog opgelegd bij een nieuw recht op bijstand binnen een termijn van één jaar nadat het recht de bijstand is beëindigd.

  • 6.

    Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 4 - Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, of;

    • b.

      de gedraging meer dan een jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan geheel of gedeeltelijk afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 5- Waarschuwing

  • 1.

    Van het opleggen van een maatregel wegens een gedraging van de eerste categorie, kan worden afgezien en kan worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake de verwijtbare gedraging bedoeld in artikel 7, eerste lid, tenzij het niet nakomen van deze verplichtingen plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 6 - Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, vindt cumulatie plaats van de maatregelen.

  • 2.

    Indien de cumulatie van de maatregelen hoger is dan 100% , en dus niet in één kalendermaand kan worden geëffectueerd, kan het resterende deel van de maatregel opgelegd worden in de volgende maand(en).

HOOFDSTUK 2 – PLICHT TOT ARBEIDSINSCHAKELING

Artikel 7 - Gedragingen

  • Gedragingen

    van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van

  • artikel

    9 van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren/ of het niet tijdig laten verlengen van de inschrijving als werkzoekende bij een Uitvoeringsinstituut

    • werknemersverzekeringen

      (UWV) als genoemd in de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • b.

      het niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn verstrekken van informatie die van invloed kan zijn op de arbeidsinschakeling of het recht op bijstand of de voortzetting hiervan.

    • c.

      het niet ondertekenen of het niet aan het college verstrekken van het arbeidsplan.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te behouden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding;

    • c.

      het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

Artikel 8 -De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    De maatregel behorende bij de in artikel 7 vermelde categorieën wordt vastgesteld op:

    • a.

      tien procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      vijfentwintig procent (25%) van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      vijftig procent (50%) van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent (100%) van de bijstandsnorm gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2.

    De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging wordt toegepast opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een verlaging is toegepast wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien (waarschuwing) op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, lid 1.

HOOFDSTUK 3 - DE INLICHTINGENPLICHT

Artikel 9 - Te laat verstrekken van gegevens

  • 1.

    Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van 10 procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.

Artikel 10 - Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de Bijstand

  • 1.

    Indien het niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het bruto benadelings-bedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op tien procent van het benadelingsbedrag, met dien verstande dat zij op tenminste € 50,00 wordt gesteld en gemaximeerd op € 2.250,00.

Artikel 11 - Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 17 van de wet niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, bedraagt de maatregel,onverminderd artikel 2, tweede lid, tien procent (10%) van de bijstand gedurende een maand.

HOOFDSTUK 4 - OVERIGE GEDRAGINGEN DIE LEIDEN TOT EEN MAATREGEL

Artikel 12 - Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening van het bestaan heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer een beroep moet doen op de bijstand, op de ernst van de gedragingen, mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2.

    De verplichting om voldoende besef van verantwoordelijkheid te tonen voor de voorziening in het bestaan (bijvoorbeeld het behouden van algemeen geaccepteerde arbeid of een beroep doen op voorliggende voorzieningen e.d.), geldt óók voordat een bijstandsuitkering wordt aangevraagd.

  • 3.

    De maatregel , bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op:.

    • a.

      vijfentwintig procent (25 %) van de bijstandsnorm gedurende een maand bij een periode van korter dan 3 maanden;

    • b.

      vijfentwintig procent (25%) van de bijstandsnorm gedurende 3 maanden bij een periode van 3 maanden tot 6 maanden;

    • c.

      vijfentwintig procent (25%) van de bijstandsnorm gedurende 6 maanden bij een periode van 6 maanden of langer.

Artikel 13 - Zeer ernstige misdragingen

  • 1.Indien

    een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn medewerkers, stemt het college de uitkering van belanghebbende af door de hoogte van de uitkering te verlagen. De maatregel bedraagt:

    • a.

      tien procent (10%) van de bijstandsnorm gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als verbaal geweld;

    • b.

      vijfentwintig (25%) van de bijstandsnorm gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als vernieling;

    • c.

      vijftig procent (50%) van de bijstand gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als bedreiging;

    • d.

      honderd procent (100%) van de bijstandsnorm gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als mishandeling.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kan door of namens het college aangifte worden gedaan bij de politie dan wel aan belanghebbende de toegang tot het gemeentehuis (locatie waar de werkzaamheden in verband met de WWB worden uitgevoerd) worden ontzegd.

  • 3.

    Het opleggen van een maatregel laat de mogelijkheid onverlet om de door de gedraging veroorzaakte schade op de belanghebbende te verhalen.

  • 4.

    De duur van een maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een gedraging genoemd in het eerste lid.

HOOFDSTUK 5 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 – Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

  • 1.

    In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15 – Doelgroep WWB 65+

In afwijking van het genoemde in deze verordening is op de uitkeringsgerechtigden die op grond van een mandaatregeling van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand ontvangen, het maatregelenbeleid van de SVB van toepassing.

Artikel 16 - De inwerkingtreding

Deze (wijzigings) verordening treedt in werking met ingang van 1 februari 2010.

Artikel 16 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Maatregelenverordening WWB Dantumadiel 2009 e.v.”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad der gemeente Dantumadiel, gehouden
in het gemeentehuis te Damwâld op 19 december 2006
Deraadvoornoemd,
De Voorzitter, De Griffier,
naam: naam:
Dhr. A. Aalbers Dhr. C. Vos