Regeling vervallen per 01-01-2010

Algemene plaatselijke verordening De Bilt 2009

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2009

Intitulé

Algemene plaatselijke verordening De Bilt 2009

De raad van de gemeente De Bilt

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 december 2009

Gelet op de artikelen 108 eerste en tweede lid, 147 eerste en tweede lid en 149 Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

Besluit

vast te stellen de volgende:

Algemene plaatselijke verordening De Bilt 2009

Algemene plaatselijke verordening gemeente De Bilt 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg

als bedoeld onder b;

weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk

zijn;

bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen

hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet bij hun

besluit van 5 januari 1990 gemeente De Bilt, 6 juni 1989 gemeente Maartensdijk;

rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of

persoonlijk recht;

bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening De Bilt 2008;

gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet ;

handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk

beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

Artikel 1:2 Beslistermijn

Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing

binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken

vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het

bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het

eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de

belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan

verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

Elke vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het

verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het

belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen zijn of worden

nagekomen;

indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde

termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

indien de houder dit verzoekt.

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:

de openbare orde;

de openbare veiligheid;

de volksgezondheid;

de bescherming van het milieu.

Artikel 1:9 Positieve fictieve beslissing bij niet tijdig beslissen

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:

Artikel 2:9: Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest;

Artikel 5:23: Vergunning organisatie snuffelmarkt.

Artikel 1:10 Geen positieve fictieve beslissing bij niet tijdig beslissen

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:

Artikel: 2:25: Vergunning evenementen;

Artikel 2:28: Exploitatievergunning horeca;

Artikel 3:4: Vergunning seksinrichting;

Artikel 4:18: Ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen.

Hoofdstuk 2 Openbare orde

Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of

dreigen te ontstaan, of hij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor

ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een

samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in

de door hem aangewezen richting te verwijderen.

Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige

levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

Afdeling 2 Betoging

Artikel 2:2 Optochten

[gereserveerd]

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor

de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk

kennis aan de burgemeester.

De kennisgeving bevat:

naam en adres van degene die de betoging houdt;

het doel van de betoging;

de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van

beëindiging;

de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te

bevorderen.

Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving

is vermeld.

Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag,

een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur

op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.

De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn

verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.

Artikel 2:4 Afwijking termijn

(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens

(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)

Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te verspreiden

dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.

Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of

geschreven stukken en afbeeldingen.

Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.

[gereserveerd]

Artikel 2:8 Dienstverlening

[gereserveerd]

Artikel 2:9 Straatartiest e.d.

Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur

of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare

veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:10 a Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan

Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het college de weg of een weggedeelte

anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

in het belang van voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de

nabijheid gelegen onroerende zaak.

Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:

evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

standplaatsen als bedoeld in artikel 5:19.

Het verbod in het eerste lid geldt voorts niet voor nader door het college bepaalde categorieën

onder door het college nader bepaalde voorwaarden mits:

minstens drie weken voor het geplande gebruik schriftelijk kennisgeving hiervan is gedaan

aan het college via het daarvoor door of namens het college vastgestelde

meldingsformulier;

het college niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar

heeft doen blijken;

voldaan wordt aan de nader door het college vastgestelde algemene voorschriften als

vermeld op het meldingsformulier.

Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp

wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of

het Wegenverordening Provincie Utrecht 2004.

Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

Het is verboden zonder vergunning van het college een weg aan te leggen, de verharding daarvan

op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te

veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.

Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het

Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Wegenverordening Provincie

Utrecht 2004, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde

Telecommunicatieverordening.

Artikel 2:12 Maken en veranderen van een uitweg

Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande

uitweg naar de weg:

indien degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te

brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft

gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg

en een foto van de bestaande situatie;

indien het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.

Het college verbiedt, dan wel stelt voorschriften aan de gewenste uitweg het maken of veranderen van de uitweg:

indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;

indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;

indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast;

indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door ren andere uitweg wordt

ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare

parkeerplaats of het openbaar groen.

De uitweg kan worden aangelegd indien het college niet binnen zes weken na ontvangst van de

melding heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden dan wel nadere voorschriften heeft

bekend gemaakt.

Onverminderd het bepaalde in lid 2 van dit artikel kan het college nadere regels vaststellen ten

aanzien van o.a. de situering, de breedte en het te gebruiken materiaal bij het aanleggen of

veranderen van uitwegen.

Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien

door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of Wegenverordening provincie

Utrecht 2004.

Afdeling 6 Veiligheid op de weg

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid

[gereserveerd]

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van

het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf

of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een

openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.

Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt

voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

[gereserveerd]

Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.

Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.

[gereserveerd]

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

Het is verboden te roken in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen

een afstand van dertig meter daarvan gedurende de periode van 1 mei tot en met 31 oktober en

andere door het college aangewezen periodes.

Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand

van honderd meter daarvan, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende

voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.

Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover in her daarin geregelde

onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover het roken plaatsvindt in gebouwen

en aangrenzende erven.

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

[gereserveerd]

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen

[gereserveerd]

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk

voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting

worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

Het bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de

Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

Het is verboden binnen een afstand van zes meter aan weerszijden van voor stroomgeleiding

bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen voorwerpen, opgaand houtgewas of

andere objecten, die niet zijn aan te merken als bouwwerken, hoger dan twee meter te plaatsen of

te hebben.

Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen indien de elektrische

spanning van de bovengrondse hoogspanningslijn dat toelaat.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor objecten die deel uitmaken van de

hoogspanningslijn.

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

Het is verboden:

voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren

of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;

bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a

bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het

Wetboek van Strafrecht of de Scheepvaartwegenverordening Provincie Utrecht 1992.

Afdeling 7 Evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van

vermaak, met uitzondering van:

bioscoopvoorstellingen;

markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel

5:22 van deze verordening;

kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot

dansen;

betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare

manifestaties;

activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

Onder evenement wordt mede verstaan:

een herdenkingsplechtigheid;

een braderie;

een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

een klein evenement.

Onder klein evenement wordt verstaan een straatfeest of buurtbarbecue op een dag.

Artikel 2:25 Evenement

Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:

het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 50 personen;

het evenement tussen 12.00 en 24.00 uur plaats vindt;

geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 24.00 uur;

slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m²

per object;

er een organisator is;

de organisator binnen 3 weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester door gebruikmaking van het door de burgemeester vastgestelde meldingsformulier.

De burgemeester kan binnen twee weken na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;

terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in

strijd is met een geldend bestemmingsplan.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester kan de vergunning geheel of

gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;

Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vijfde lid gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

Voorts geldt het eerste lid niet voor:

een horecabedrijf in zorginstellingen;

een horecabedrijf in musea;

een horecabedrijf in stationsrestauraties;

een horecabedrijf in gebouwen van sport- en jeugdorganisaties;

een horecabedrijf in gebouwen van welzijnsorganisaties;

een horecabedrijf in buurt- en dorpshuizen.

Artikel 2:29 Sluitingstijd

Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven: op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 07.00 uur.

Het is de houder van een horecabedrijf, welke uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij een sport- of jeugdorganisatie, welzijnsorganisatie of instelling, dan wel in gebruik is als buurt- of dorpshuis, verboden deze inrichting van 00.00 tot 07.00 uur voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven. De door de burgemeester aangewezen jeugdsociëteiten kan ontheffing worden verleend tot 03.00 uur op zaterdag en zondag. De burgemeester is bevoegd in zeer bijzondere gevallen ontheffing te verlenen van dit verbod.

De burgemeester kan door middel van een vergunningvoorschrift andere sluitingstijden vaststellen voor ren afzonderlijk horecabedrijf of een daartoe behorend terras.

Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.

Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven

In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

Artikel 2:33 Ordeverstoring

Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een horecabedrijf eren inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet , treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tor en met 2:31.

Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Artikel 2:35 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie

Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.

Artikel 2:37 Nachtregister

[gereserveerd]

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister

Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

[In modelverordening opgenomen voor speelautomatenhallen.]

Artikel 2:40 Speelautomaten

In dit artikel wordt verstaan onder:

Wet: de Wet op de kansspelen;

speelautomaat automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;

kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet;

hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;

laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.

In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, waarvan maximaal twee kansspelautomaten.

In laagdrempelige inrichtingen zijn twee speelautomaten toegestaan, met dien verstande dat:

kansspelautomaten in het geheel niet zijn toegestaan;

geen speelautomaten zijn toegestaan in onderwijsinstellingen (waaronder ook wordt verstaan schoolkantines) en educatieve, welzijns- & culturele instellingen.

Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

De burgemeester is bevoegd van het in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

Artikel 2:42 Plakken en kladden

Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken te doen aanplakken op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor bet aanbrengen van handelsreclame.

Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.

Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap.

Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde handelingen.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.

[niet opgenomen]

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

Het is verboden:

op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

Het is verboden op ren openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

de plaats niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

Het is verboden:

zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, tunnel, schoolplein, winkelcentrum, speelplaats, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

[in modelverordening opgenomen]

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

[In modelverordening opgenomen]

Artikel 2:53 Bespieden van personen

Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon dan wel een zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindende persoon, te bespieden.

Het is verboden door middel van een verrekijker of enig ander optisch instrument een zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindende persoon te bespieden.

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur

[gereserveerd]

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren

[gereserveerd]

Artikel 2:56 Alarminstallaties

[gereserveerd]

Artikel 2:57 Loslopende honden

Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;

op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid onder a niet geldt.

De verboden genoemd in het eerste lid onder a en b gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet:

op een gedeelte van de weg dat bestemd is of mede bestemd voor het verkeer van voetgangers;

op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide of begraafplaats;

op een andere door het college aangewezen plaats.

Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod genoemd in het eerste lid, onder a niet geldt.

De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

Onverminderd het bepaalde artikel 2:57, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

In het eerste lid wordt verstaan onder:

muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren;

kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Regeling agressieve dieren.

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

aanwezig te hebben, of

aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of

aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven.

Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Artikel 2:61 Wilde dieren

[gereserveerd]

Artikel 2:62 Loslopend vee

De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.

Artikel 2:63 Duiven

[in modelverordening opgenomen bepaling]

Artikel 2:63 Verbod voeren van dieren

Het college kan gebieden aanwijzen waar het verboden is dieren te voeren.

Artikel 2:64 Bijen

Het is verboden bijen te houden:

binnen een afstand van dertig meter van woningen of andere gebouwen waar overdag mensen verblijven;

binnen een afstand van dertig meter van de weg.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet indien op een afstand van ten hoogste zes meter vanaf de korven of kasten een afscheiding is aangebracht van twee meter hoogte of zoveel hoger als noodzakelijk is om het laag uit- en invliegen van de bijen te voorkomen.

Het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod geldt niet voor zover de bijenhouder rechthebbende is op de woningen of gebouwen als bedoeld in dat lid.

Het in het eerste lid, aanhef en onder b, gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wegenverordening Provincie Utrecht 2004

Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden in door het college aangewezen gebieden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.

Artikel 2:65a Slapen op of aan de weg

Het is verboden de weg als slaapplaats te gebruiken en verder op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent of een soortgelijk onderkomen als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan welk gelegenheid daartoe te bieden.

Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Het in het eerste lid bepaalde geldt op de door het college aangewezen plaatsen.

Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:

het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

de datum van verkoop of overdracht van het goed;

een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;

de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

van een verandering van de onder a, sub l°, bedoelde adressen;

als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;

de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

[gereserveerd]

Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven

(Dit artikel is verplaatst naar afdeling 8 (Toezicht op horecabedrijven) onder artikel 2:32).

Afdeling 13 Vuurwerk

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen.

Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.

Het college kan ten hoogste 8 vergunningen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel verlenen. De vergunningen dienen gelijkelijk te worden verdeeld over de diverse kernen van de gemeente: maximaal 1 vergunning per kern voor de kernen Maartensdijk, Groenekan, Hollandsche Rading en Westbroek en totaal maximaal 4 vergunningen voor de kernen De Bilt en Bilthoven.

De vergunningen zijn bedrijfsgebonden.

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.

Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Artikel 2:73a Carbidschieten

Onder carbidschieten wordt verstaan: het in een (melk)bus/container/opslagvat op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water | of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.

Carbidschieten is verboden.

Het verbod geldt niet onder nader door de burgemeester bepaalde voorwaarden mits:

minstens drie weken voor de geplande activiteit schriftelijk kennisgeving hiervan is gedaan aan de burgemeester via het daarvoor door of namens de burgemeester vastgestelde meldingsformulier;

de burgemeester niet binnen twee weken na ontvangst van die kennisgeving van enig bezwaar heeft doen blijken;

voldaan wordt aan de nader door de burgemeester vastgestelde algemene voorschriften als vermeld op het meldingsformulier.

De burgemeester kan plaatsen in de gemeente aanwijzen waar het gestelde in het derde lid niet van toepassing is.

Dit artikel is niet van toepassing, voor zover de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing zijn.

Afdeling 14 Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikelen 2:1, 2:10, 2:16, 2:41, 2:47, 2:50, of 2:41, 2:47, 2:50, 2:73 van de Algemene plaatselijke verordening De Bilt 2009 groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.

Afdeling 1 Begripsbepalingen

Artikel 3:1 B Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert, dan wel exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent, dan wel uitoefenen in een seksinrichting of escortbedrijf;

bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

de exploitant;

de beheerder;

de prostituee;

het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2 van deze verordening;

andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3:3 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke

Artikel 3:4 Seksinrichtingen

Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

de persoonsgegevens van de exploitant;

de persoonsgegevens van de beheerder; én

de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

De exploitant en de beheerder:

staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:

met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:

bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet , de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273f, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 ;

de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen ;

de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;

een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.

Artikel 3:6 Sluitingstijden

Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven:

op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur;

op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 07.00 uur.

Het bevoegd bestuursorgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn.

Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting

Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht , maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie ; en

geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

Artikel 3:9 Straatprostitutie

Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:

op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;

gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.

Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en gedurende de tijden bedoeld in het eerste lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid hij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.

De burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3:10 Sekswinkels

Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.

Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch- pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.

Afdeling 3 Beslissingstermijn: weigeringsgronden

Artikel 3:12 Beslissingstermijn

Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 3:13 Weigeringsgronden

De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;

er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:

de openbare orde;

het voorkomen of beperken van overlast;

het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

de veiligheid van personen of goederen;

de verkeersvrijheid of -veiligheid;

de gezondheid of zedelijkheid;

de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie

De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3:15 Wijziging beheer

Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:1, onder g, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

Afdeling 5 Overgangsbepaling

Artikel 3:16 Overgangsbepaling

Op het exploiteren van een bestaande seksinrichting of escortbedrijf is het gestelde in artikel 3:4, eerste lid, niet van toepassing:

gedurende 6 maanden na het in werking treden daarvan;

na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, heeft ingediend, totdat op die aanvraag door het bevoegd bestuursorgaan een besluit is genomen.

Gedurende de periode bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd bestuursorgaan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen de exploitant aanschrijven tot het treffen van in die aanschrijving vermelde voorzieningen.

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;

geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;

onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

[In model opgenomen]

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste drie weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 60 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwen gelaten.

Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 02.00 uur beëindigd.

De geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten

[gereserveerd]

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;

bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

Tabel e:

7.00-19.00 uur

19.00-23.00 uur

23.00-7.00 uur

LAr.LT op de gevel van gevoelige gebouwen

50 dB(A)

45 dB(A)

40 dB(A)

LAr.LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

35 dB(A)

30 dB(A)

25 dB(A)

LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

70 dB(A)

65 dB(A)

60 dB(A)

LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

55 dB(A)

50 dB(A)

45 dB(A)

Voor de duur van 20 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.

Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Utrecht 2004.

Artikel 4.6 a Geluidsoverlast door dieren

Diegene die de zorg heeft voor een dier moet voorkomen dat dit voor omwonenden of overigens voor de omgeving geluidshinder veroorzaakt.

Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7 Straatvegen

Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

houtopstand: één of meer bomen;

hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

boom: een houtachtig, overblijvend gewas dat:

een of meerstammig kan zijn, waarbij in geval van meerstammigheid de stammen zich bovengronds vertakken en waarbij;

de stam een dwarsdoorsnede of bij meerstammigheid de dikste stam een dwarsdoorsnede heeft van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven maaiveld.

bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn.Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);

iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus.

vellen: kappen; rooien; verplanten; het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

boomwaarde: de waardebepaling volgens de laatste richtlijnen van de Nederlandse Vereniging Taxateurs van Bomen (NVTB).

Artikel 4:11 Kapverbod

Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.

Het verbod geldt niet voor:

wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouw gronden, beide voorzover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;

vruchtbomen en windschermen om boomgaarden, tenzij het gaat om hoogstamvruchtbomen;

fijnsparren en andere coniferen, niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

kweekgoed;

het periodiek knotten of kandelaberen van knotbomen en leibomen als cultuurmaatregelen;

houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: - ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; - ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;

houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving op last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:12c;

het periodiek vellen van houtopstand op natuurterreinen ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

Artikel 4:12 Aanvraag vergunning

De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

Wanneer bureau LASER aan het college een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het college dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

Artikel 4:12a Weigeringsgronden vergunning

De vergunning kan in elk geval worden geweigerd op grond van:

natuur- en milieuwaarden

landschappelijke - en cultuurhistorische waarden

waarden voor de recreatie

waarden voor woon- en leefomgeving

Artikel 4:12 ---

(in VNG-modelverordening gereserveerd voor artikel ‘vergunning ex lege’)

Artikel 4:12b Bijzondere vergunningsvoorschriften

Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant.

Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen tevens behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna en het met name niet uitvoeren van kapwerkzaamheden in het broedseizoen.

Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat een Bomen Effect Analyse (BEA) dient te worden opgesteld in gevallen van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot zes weken na de dag van verzending.

De vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde dat deze vervalt als hier geen gebruik van is gemaakt binnen een jaar nadat dit, met inachtneming van lid 5 feitelijk is toegestaan.

Indien voldoende termen aanwezig zijn om overeenkomstig het bepaalde in lid 1 een herplantvoorschrift te verbinden aan de vergunning doch uitvoering hiervan in ruimtelijke zin niet tot de mogelijkheden behoort, kan het college aan de vergunning het voorschrift verbinden dat de vergunningaanvrager een vergoeding verschuldigd is, te storten in het gemeentelijk bomenfonds.

Het college stelt nadere regels vast omtrent de wijze waarop de hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding gebaseerd op boomwaarde, wordt bepaald.

Artikel 4:12c Herplant-/instandhoudingsplicht

Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen;

een Bomen Effect Analyse (BEA) op te stellen en te overleggen.

Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste tot en met derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Indien voldoende termen aanwezig zijn om overeenkomstig het bepaalde in lid 1 een verplichting tot herbeplanting op te leggen, doch uitvoering hiervan in ruimtelijke zin niet tot de mogelijkheden behoort, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen een vergoeding te storten in een gemeentelijk bomenfonds.

Artikel 4:12b, lid 8 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:12d Schadevergoeding

Indien blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4:11, artikel 4:12b of artikel 4:12c, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kan het college hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen.

Artikel 4:12e Bestrijding iepziekte

Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

of de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontschorst iepenhout en iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 cm., voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.

Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.

Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.

Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Verordening Natuur en Landschap Provincie Utrecht 1996.

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen

[gereserveerd]

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame

Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.

Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame

[gereserveerd]

Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.

Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8. kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:

de bescherming van natuur en landschap;

de bescherming van een stadsgezicht

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen

Het college kan plaatsen aanwijzen waarop het verbod van artikel 4:18, eerste lid niet geldt.

Het college kan daarbij nadert regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4:18, vierde lid.

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente

Afdeling 1 Parkeerexcessen

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990).

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;

het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;

voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;

de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.

Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

Het is verboden een voertuig dat voor recreatie, woonwagen, kampeerwagen, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:

langer dan op drie achtereenvolgende dagen te plaatsen of te hebben op een door het college aangewezen weg, waar dit naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte of schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente;

op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wegenverordening Provincie Utrecht 2004 of de Verordening bescherming natuur en landschap provincie Utrecht 1996.

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen

Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren op een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter te parkeren op een door het college aangewezen weg, waar dit parkeren naar zijn oordeel buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.

Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet op werkdagen van maandag tot en met vrijdag, dagelijks van 08.00 tot 18.00 uur.

Het college kan van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen.

Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen

Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

[vervallen]

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

Dit verbod is niet van toepassing:

op de weg;

op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;

op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

Afdeling 2 Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.

Afdeling 3 Venten

Artikel 5:14 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

Onder venten wordt niet verstaan:

het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet

het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;

het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.

Artikel 5:15 Ventverbod

Het is verboden zonder vergunning van het college te venten.

Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting

Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet .

Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door een verbod in te stellen:

op door het college aangewezen openbare plaatsen, óf

voor bepaalde dagen en uren.

Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid.

Afdeling 4 Standplaatsen

Artikel 5:17 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te knop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

Onder standplaats wordt niet verstaan:

een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken . of het Provinciaal wegenreglement.

De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht

[vervallen]

Afdeling 5 Snuffelmarkten

Artikel 5:22 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

Afdeling 6 Openbaar water

Artikel 5:24

(in modelverordening gereserveerd voor artikel: ‘Voorwerpen op, in of boven openbaar water’)

Artikel 5:25

(in modelverordening gereserveerd voor artikel: ‘Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen’)

Artikel 5:26

(in modelverordening gereserveerd voor artikel: ‘Aanwijzingen ligplaats’)

Artikel 5:27

(in modelverordening gereserveerd voor artikel: ‘Verbod innemen ligplaats’)

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken

Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.

Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregeld onderwerp wordt voorzien door het

Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Scheepvaartwegenverordening provincie Utrecht 1992.

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 5:30 --

(in modelverordening gereserveerd voor artikel: ‘Veiligheid op het water’)

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen

(in modelverordening gereserveerd voor artikel: ‘Overlast aan vaartuigen’)

Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:32 Crossterreinen

Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:

in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;

in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidsproductie sportmotoren.

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 , een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.

Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen ten aanzien van het gebruik van deze terreinen:

in het belang van het voorkomen van overlast;

in het belang van de bescherming van natuur- of milieuwaarden;

in het belang van de veiligheid van het publiek.

Het verbod in het eerst lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;

die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:

op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 ;

binnen de bij of krachtens de Provinciale Milieuverordening Utrecht 1995 aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.

Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Afdeling 8 Verbod vuur te stoken

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

Het verbod geldt niet voor zover het betreft:

verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening Utrecht 1995.

Afdeling 9 Verstrooiing van as

Artikel 5:35 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

Incidentele asverstrooiing is verboden op:

verharde delen van de weg;

gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

Het college kan een besluit nemen waarin voor een bepaalde termijn wordt verboden dat op andere plaatsen en dan genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.

Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorg draagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod uit het eerste lid, behoudens de gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.

Artikel 5:37 Hinder of overlast

Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.

Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie:

Strafbepalingen 2e categorie

Artikel

Hoofdstuk 2, Afdeling 2. Drugsoverlast

2:74

Hoofdstuk 3, Afdeling 2. Seksinrichting

3:4 t/m 3:15

Hoofdstuk 4, Afdeling 3. Kapverbod

4:11

Hoofdstuk 4, Afdeling 4. Ontsiering/stankoverlast

4:13, 4:15

Hoofdstuk 5, Afdeling 1. Parkeerexcessen

5:2, 5:3

Hoofdstuk 5 ,Afdeling 8. Verbod vuur te stoken

5:34

Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie:

Strafbepalingen 1e categorie

Artikel

Hoofdstuk 2, Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden

2:1

Hoofdstuk 2, Afdeling 2. Betogingen

2:2

Hoofdstuk 2, Afdeling 3. Verspreiden van gedrukte stukken

2:6

Hoofdstuk 2, Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg

2:9

Hoofdstuk 2, Afdeling 5. Bruikbaarheid en aanzien van de weg

2:10 t/m 2:12

Hoofdstuk 2, Afdeling 6. Veiligheid op de weg

2:14, 2:16, 2:18, 2:22, 2:23

Hoofdstuk 2, Afdeling 7. Evenementen

2:24 t/m 2:26

Hoofdstuk 2, Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven

2:27 t/m 2:34

Hoofdstuk 2, Afdeling 9. Toezicht op inrichting tot het verschaffen van nachtverblijf

2:35 t/m 2:38

Hoofdstuk 2, Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden

2:39 t/m 2:40

Hoofdstuk 2, Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

2:41 t/m 2:65

Hoofdstuk 2, Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van de heling van goederen

2:66 t/m 2:70

Hoofdstuk 2, Afdeling 13. Vuurwerk

2:71 t/m 2:73a

Hoofdstuk 4, Overige artikelen

4:3, 4:5, 4:6, 4:7 t/m 4:9, 4:18, 419

Hoofdstuk 5, Overige artikelen

5:4 t/m 5:12, 5:13, 5:15, 5:18

Artikel 6:2 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college of de burgemeester aangewezen personen. Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

De Algemene plaatselijke verordening De Bilt 2007 wordt ingetrokken.

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening gemeente De Bilt 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering d.d. 17 december 2009
De griffier, De voorzitter,
J.L. van Berkel A.J. Gerritsen

Inhoudsopgave

Geconsolideerde tekst van de regeling 2

Inhoudsopgave 3

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen 8

Artikel 1:1 Begripsbepalingen 8

Artikel 1:2 Beslistermijn 8

Artikel 1:3 Indiening aanvraag 8

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen 9

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 9

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 9

Artikel 1:7 Termijnen 9

Artikel 1:8 Weigeringsgronden 10

Artikel 1:9 Positieve fictieve beslissing bij niet tijdig beslissen 10

Artikel 1:10 Geen positieve fictieve beslissing bij niet tijdig beslissen 10

Hoofdstuk 2 Openbare orde 11

Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden 11

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden 11

Afdeling 2 Betoging 11

Artikel 2:2 Optochten 11

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 11

Artikel 2:4 Afwijking termijn 12

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens 12

Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken 12

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 12

Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg 13

Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d. 13

Artikel 2:8 Dienstverlening 13

Artikel 2:9 Straatartiest e.d. 13

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg 13

Artikel 2:10 a Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan 13

Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 14

Artikel 2:12 Maken en veranderen van een uitweg 14

Afdeling 6 Veiligheid op de weg 15

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid 15

Artikel 2:14 Winkelwagentjes 15

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp 16

Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d. 16

Artikel 2:17 Kelderingangen e.d. 16

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen 16

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp 16

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen 17

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 17

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn 17

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs 17

Afdeling 7 Evenementen 18

Artikel 2:24 Begripsbepaling 18

Artikel 2:25 Evenement 18

Artikel 2:26 Ordeverstoring 19

Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven 19

Artikel 2:27 Begripsbepalingen 19

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf 19

Artikel 2:29 Sluitingstijd 20

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 20

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf 21

Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven 21

Artikel 2:33 Ordeverstoring 21

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan 21

Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf 21

Artikel 2:35 Begripsbepaling 21

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie 22

Artikel 2:37 Nachtregister 22

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister 22

Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden 22

Artikel 2:39 Speelgelegenheden 22

Artikel 2:40 Speelautomaten 22

Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid 23

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal 23

Artikel 2:42 Plakken en kladden 23

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d. 24

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen 24

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. 24

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d. 24

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen 25

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik 25

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen 25

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten 26

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d. 26

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. 26

Artikel 2:53 Bespieden van personen 26

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur 26

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren 27

Artikel 2:56 Alarminstallaties 27

Artikel 2:57 Loslopende honden 27

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden 27

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 28

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 28

Artikel 2:61 Wilde dieren 29

Artikel 2:62 Loslopend vee 29

Artikel 2:63 Duiven 29

Artikel 2:63 Verbod voeren van dieren 29

Artikel 2:64 Bijen 29

Artikel 2:65 Bedelarij 30

Artikel 2:65a Slapen op of aan de weg 30

Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen 30

Artikel 2:66 Begripsbepaling 30

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister 30

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht 31

Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen 31

Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven 31

Afdeling 13 Vuurwerk 32

Artikel 2:71 Begripsbepalingen 32

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen. 32

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 32

Artikel 2:73a Carbidschieten 33

Afdeling 14 Drugsoverlast 33

Artikel 2:74 Drugshandel op straat 33

Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen 33

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding 34

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden 34

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen 34

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d. 35

Afdeling 1 Begripsbepalingen 35

Artikel 3:1 B Begripsbepalingen 35

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan 36

Artikel 3:3 Nadere regels 36

Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke 37

Artikel 3:4 Seksinrichtingen 37

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder 37

Artikel 3:6 Sluitingstijden 38

Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 38

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 39

Artikel 3:9 Straatprostitutie 39

Artikel 3:10 Sekswinkels 40

Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke 40

Afdeling 3 Beslissingstermijn: weigeringsgronden 40

Artikel 3:12 Beslissingstermijn 40

Artikel 3:13 Weigeringsgronden 41

Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer 41

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie 41

Artikel 3:15 Wijziging beheer 41

Afdeling 5 Overgangsbepaling 42

Artikel 3:16 Overgangsbepaling 42

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente 42

Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting 43

Artikel 4:1 Begripsbepalingen 43

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 43

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 43

Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten 44

Artikel 4:5 Onversterkte muziek 44

Artikel 4:6 Overige geluidhinder 45

Artikel 4.6 a Geluidsoverlast door dieren 46

Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging 46

Artikel 4:7 Straatvegen 46

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen 46

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen 46

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden 46

Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen 46

Artikel 4:11 Kapverbod 47

Artikel 4:12 Aanvraag vergunning 48

Artikel 4:12a Weigeringsgronden vergunning 48

Artikel 4:12 --- 48

Artikel 4:12b Bijzondere vergunningsvoorschriften 48

Artikel 4:12c Herplant-/instandhoudingsplicht 49

Artikel 4:12d Schadevergoeding 50

Artikel 4:12e Bestrijding iepziekte 50

Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast 50

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. 50

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen 51

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame 51

Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame 51

Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen 52

Artikel 4:17 Begripsbepaling 52

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 52

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen 52

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente 53

Afdeling 1 Parkeerexcessen 53

Artikel 5:1 Begripsbepalingen 53

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 53

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen 53

Artikel 5:4 Defecte voertuigen 54

Artikel 5:5 Voertuigwrakken 54

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a. 54

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen 55

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen 55

Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen 55

Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen 55

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 56

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets 56

Afdeling 2 Collecteren 56

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen 56

Afdeling 3 Venten 56

Artikel 5:14 Begripsbepaling 57

Artikel 5:15 Ventverbod 57

Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting 57

Afdeling 4 Standplaatsen 58

Artikel 5:17 Begripsbepaling 58

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 58

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende 58

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen 59

Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht 59

Afdeling 5 Snuffelmarkten 59

Artikel 5:22 Begripsbepaling 59

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt 59

Afdeling 6 Openbaar water 59

Artikel 5:24 60

Artikel 5:25 60

Artikel 5:26 60

Artikel 5:27 60

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken 60

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen 61

Artikel 5:30 -- 61

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen 61

Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden 61

Artikel 5:32 Crossterreinen 61

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden 62

Afdeling 8 Verbod vuur te stoken 62

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 63

Afdeling 9 Verstrooiing van as 63

Artikel 5:35 Begripsbepaling 63

Artikel 5:36 Verboden plaatsen 63

Artikel 5:37 Hinder of overlast 64

Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen 65

Artikel 6:1 Strafbepaling 65

Artikel 6:2 Toezichthouders 66

Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening 66

Artikel 6:5 Overgangsbepaling 66

Artikel 6:6 Citeertitel 66