Regeling vervallen per 01-03-2010

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Geldend van 04-09-2008 t/m 28-02-2010

Intitulé

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Geconsolideerde tekst van de regeling

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Ingangsdatum: 01 Januari 2007

De raad van de gemeente De Bilt

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van De Bilt, d.d. 22 augustus 2006;

gelet op artikel 3 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

“Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning”.

Artikelsgewijze toelichting op de verordening.

INHOUDSOPGAVE.

HOOFDSTUK 1. Algemene begripsbepaling.

Artikel 1 begripsbepaling.

Artikel 2 beperkingen.

HOOFDSTUK 2. Vorm van de te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3 Keuzevrijheid

Artikel 4 Voorziening in natura

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

Artikel 7 Eigen bijdrage/besparingsbijdrage en eigen aandeel

HOOFDSTUK 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

Artikel 10 Gebruikelijke zorg

Artikel 11 Omvang van de hulp bij het huishouden

Artikel 12 Omvang van het persoonsgebonden budget

HOOFDSTUK 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen

Artikel 16 Primaat van de verhuizing

Artikel 17 Primaat van de losse woonunits

Artikel 18 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming

Artikel 19 Aanpassingen van woonwagens

Artikel 20 Hoofdverblijf

Artikel 21 Uitsluiting

Artikel 22 Weigeringsgronden woonvoorzieningen

Artikel 23 Terugbetaling bij verkoop

HOOFDSTUK 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 24 Vormen van de vervoersvoorziening

Artikel 25 Het recht op een algemene voorziening

Artikel 26 Het primaat van het collectief vervoer

Artikel 27 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Artikel 28 Omvang in gebied en in kilometers

Artikel 29 Persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening

HOOFDSTUK 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 30 Vormen van rolstoelvoorzieningen

Artikel 31 Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoelen

Artikel 32 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

Artikel 33 Bruikleenauto

HOOFDSTUK 7. Het verkrijgen van een voorziening en het motiveren van besluiten.

Artikel 34 Gebruik aanvraagformulier

Artikel 35 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Artikel 36 Inlichtingen, onderzoek, advies.

Artikel 37 (Is komen te vervallen)

Artikel 38 Samenhangende afstemming

Artikel 39 Wijziging in de situatie

Artikel 40 Intrekking van de voorziening

Artikel 41 Terugvordering

HOOFDSTUK 8. Slotbepalingen.

Artikel 42 Hardheidsclausule

Artikel 43 Indexering

Artikel 44 Evaluatie

Artikel 45 Inwerkingtreding

Artikel 46 Citeertitel

Hoofdstuk 1: Algemene bepaling.

Artikel 1: Begripsbepalingen.

a: Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    College: het college van Burgemeester en wethouders;

  • c.

    Compensatiebeginsel: de verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie;

  • d.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten;

  • e.

    Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • f.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet.;

  • g.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken;

  • h.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • i.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt;

  • j.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt;

  • k.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

  • l.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • m.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

n. Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • o.

    Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens;

  • p.

    Gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens;

  • q.

    Besparingsbijdrage: een door de aanvrager te betalen bijdrage, gelijk aan het bedrag dat ten gevolge van de verstrekking van een voorziening door de aanvrager wordt bespaard omdat deze verstrekte voorziening een algemeen gebruikelijk voorziening vervangt of kan vervangen;

  • r.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend;

  • s.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening;

  • t.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoond en een duurzame relatie heeft zoals omschreven in de wet onder artikel 1 lid 4 en 5;

u. Gemeenschappelijke ruimte(n): gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken;

  • v.

    Inkomen: het bruto inkomen, verminderd met de over dat inkomen verschuldigde loonheffing en pensioenpremies, waarbij in aanmerking wordt genomen:

    • 1.

      als de gehandicapte gehuwd is of een gezamenlijke huishouding voert: het gezamenlijk inkomen van de gehandicapte en zijn echtgeno(o)t(e).

    • 2.

      als de gehandicapte 18 jaar of ouder is en niet valt onder categorie sub 1: het inkomen van de gehandicapte.

    • 3.

      als de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en niet gehuwd is of een gezamenlijke huishouding voert: het inkomen van de ouders of pleegouders van de gehandicapte;

  • w.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

Artikel 2 Beperkingen.

  • 1. Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

  • 2. Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente De Bilt.

    • c.

      voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • d.

      voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

    • e.

      voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • f.

      voorzover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

    • g.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    • h.

      Voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3. Keuzevrijheid.

Het college biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgeboden budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt neergelegde criteria.

Artikel 4. Voorziening in natura.

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente De Bilt van toepassing.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt in de beschikking opgenomen.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget.

  • 1. Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

    • b.

      de omvang van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt;

    • c.

      de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt;

    • d.

      op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente De Bilt van toepassing.

  • 2. De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3. Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de aanvrager.

  • 5. Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 6. Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7. Eigen bijdrage/besparingsbijdrage en eigen aandeel.

Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage/besparingsbijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt de omvang van het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 4, 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 8 onder b. en c. vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als:

    • a.

      de in het eerste lid genoemde voorziening een onvoldoende oplossing biedt

    • b.

      of niet beschikbaar is.

Artikel 10. Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de wet niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 11. Omvang van de hulp bij het huishouden.

De omvang van de voorziening huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in klassen, waarbij de volgende klassen met de daarbij behorende uren kunnen worden toegekend:

Klasse 1, 0 tot en met 1,9 uur per week;

Klasse 2, 2 tot en met 3,9 uur per week;

Klasse 3, 4 tot en met 6,9 uur per week;

Klasse 4, 7 tot en met 9,9 uur per week;

Klasse 5, 10 tot en met 12,9 uur per week;

Klasse 6, 13 tot en met 15,9 uur per week.

Artikel 12. Omvang van het persoonsgebonden budget.

De bedragen die per klasse in de vorm van een persoonsgebonden budget worden verstrekt, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen.

De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    huurderving;

  • f.

    reparatie en onderhoud van de aangebracht woonvoorziening.

Artikel 16 Primaat van de verhuizing.

  • 1. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 3. Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 17 Primaat van de losse woonunit.

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 18. Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming.

  • 1. Terstond na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 13 onder a, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de voorlopige financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorziening(en) is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.

  • 3. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

  • 4. Degene aan wie de financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd wordt uitbetaald, dient gedurende 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Artikel 19 Aanpassingen aan woonwagens.

1.Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten aan woonwagens indien:

a de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal 5 jaar is;

b de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt;

c de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond;

d de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet.

2. Indien de technische levensduur van de woonwagen minder dan 5 jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt worden de aanpassingkosten gemaximeerd op een bedrag, overeenkomstig het door het college vast te stellen Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt.

Artikel 20. Hoofdverblijf.

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4.

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente vast te leggen maximumbedrag.

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken.

Artikel 21. Uitsluitingen.

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 22. Weigeringsgronden woonvoorzieningen.

De toekenning van een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    De aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen (heeft alleen betrekking op een verhuiskostenvergoeding), verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.

Artikel 23. Terugbetaling bij verkoop.

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 24. Vormen van vervoersvoorzieningen.

Het college stelt voorzieningen beschikbaar die het een persoon mogelijk maken zich lokaal zodanig te verplaatsen dat er aansluiting verkregen kan worden bij regionale, boven regionale en landelijke vervoerssystemen. De onderstaande voorziening worden beschikbaar gesteld ter compensatie van de beperking bij het lokaal verplaatsen.

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

Artikel 25. Het recht op een algemene voorziening.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 27 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 26. Het primaat van het collectief vervoer.

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 24 onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 24 onder a., onmogelijk maken dan wel

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 24, onder a., niet aanwezig is.

Artikel 27 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen.

Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal in het Besluit gemeente De Bilt voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 28 Omvang in gebied en in kilometers.

1.Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen, met een omvang per jaar van 1500 kilometer per jaar, mogelijk maken.

Artikel 29. Persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

1.Indien het inkomen meer bedraagt dan 1,5 van het van toepassing zijnde norminkomen, terwijl uitsluitend gebruik kan worden gemaakt van een rolstoeltaxi, (niet zijnde het collectief vervoer) wordt het verschil tussen een taxikostenvergoeding en de vergoeding voor gebruik van een rolstoeltaxi middels een forfaitaire vergoeding vergoed.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 30. Typen van rolstoelvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening.

  • b.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening,

  • d.

    een sportrolstoel.

De voorziening als genoemd in het eerste lid, onder a., wordt niet eerder verstrekt dan nadat het college over de ingangsdatum van de aanspraak daarop een nader besluit heeft genomen.

Artikel 31. Primaat algemene rolstoel voorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel.

  • 1.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 30, onder b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 30, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3.

    Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor de in artikel 30 onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het sporten zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 32. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 31, lid 2;komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Artikel 33. Bruikleen.

  • 1. Een rolstoel wordt in principe niet in eigendom maar in bruikleen verstrekt.

  • 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitaire vergoeding, waarmee voor een periode van 6 jaar een rolstoel kan worden aangeschaft en onderhouden.

Hoofdstuk 7, het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 34. Gebruik aanvraagformulier.

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.

Artikel 35 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

De aanvraag dient te worden ingediend bij de gemeentelijke centrale publieksbalie op welke plaats zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragenzorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 36 Inlichtingen, onderzoek, advies.

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip om de beperkingen en participatieproblemen te inventariseren.

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen op te roepen om de beperkingen en participatieproblemen te inventariseren, te vragen naar alle relevante informatie van betrokkene of deskundige en deze te betrekken bij het uit te brengen advies.

  • 2. Het college vraagt een door hen daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag een persoon betreffend die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt te boven zal gaan;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen. De aanwezige beperkingen moeten door een arts objectief in beeld gebracht worden;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. Een aanvrager is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4. Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Health de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5. De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronische psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 38. Samenhangende afstemming.

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 39. Wijzigingen in de situatie.

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 40. Intrekking van een voorziening.

  • 1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 41. Terugvordering.

  • 1. Ingeval een voorziening is ingetrokken kan een basis daarvan reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen.

Artikel 42 Hardheidsclausule.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 43 Indexering.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente De Bilt geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 44 Evaluatie.

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd, voor het eerst na twee jaar na inwerkingtreding van deze verordening. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na 2 jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 45 Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 01 januari 2007.

Artikel 46 Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Bilt,

op 28-09-2006.

De voorzitter, De griffier,

Mr A. Tchernoff mr drs. J.L. van Berkel-Vissers