Regeling vervallen per 06-01-2017

Financiële verordening gemeente De Bilt 2013

Geldend van 01-03-2014 t/m 05-01-2017

Intitulé

Verordening ex artikel 212 Gemeentewet Financiële verordening gemeente De Bilt 2013

21-08-2012;

De raad van de gemeente De Bilt;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording, gelezen het advies van de audit-commissie;

Besluit

vast te stellen:

De verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting

van de financiële organisatie van de gemeente De Bilt.

De verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente De Bilt.

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die een rechtstreekse verantwoordelijkheid heeft aan het college;

  • b.

    programma: een samenhangend geheel van activiteiten, genoemd in de begroting en jaarstukken.

  • c.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente De Bilt en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • d.

    financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van de organisatie van de gemeente De Bilt omvat, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1.

      de financieel-economische positie;

    • 2.

      het financiële beheer;

    • 3.

      de uitvoering van de begroting;

    • 4.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5.

      het afleggen van rekening en verantwoording.

  • e.

    administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding en gericht op een goede interne controle en het voorkomen van frauduleus handelen.

  • f.

    financieel beheer: de activiteiten die moeten bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting volgens de gestelde plannen en doelen en binnen de gestelde kaders plaatsvinden en dat de financiële positie daarmee in overeenstemming is.

  • g.

    rechtmatigheid: het overeenstemmen van het tot stand komen van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving zoals bedoeld in het Besluit accountantscontrole gemeenten.

  • h.

    doelmatigheid: het bereiken van de gewenste prestaties, de beoogde doelen en beoogde maatschappelijke effecten met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of dat met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • i.

    doeltreffendheid: het bereiken van de beoogde prestaties, de gestelde doelen en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid.

  • j.

    bedrijfsvoering: alle activiteiten die dienen ter ondersteuning van het primaire proces.

Hoofdstuk 2. Begroting en Verantwoording

Afdeling 2.1 Kaderstellen

Artikel 2. Planning en control-cyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de tussentijdse rapportages (Voorjaarsnota en Najaarsnota) de kadernota en de begroting met de meerjarenraming (bestuurlijke planning).

Artikel 3. Meerjarig kader begroting

  • 1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode de programma-indeling en een meerjarig Raadssprogramma vast, waarin indicatief de beleidsrichting en de toedeling van de financiële middelen wordt benoemd.

  • 2. Het college biedt de raad bij de kadernota de financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren aan.

Artikel 4. Programmabegroting

  • 1. De raad stelt jaarlijks per programma vast:

    • a.

      de beoogde beleidsdoelstellingen, inclusief maatschappelijke effecten

    • b.

      de te leveren prestaties

    • c.

      de baten en lasten;

    • d.

      de voorgestelde investeringskredieten.

  • 2. Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet dreigt te worden overschreden, doet het college bij de voorjaars- dan wel najaarsnota – binnen de integrale financiële afweging – een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet.

  • 3. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties, beleidsdoelen en maatschappelijke effecten, opdat de beoogde doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 5. Producten

  • 1. Het college bepaalt welke producten in de productenraming worden opgenomen.

  • 2. Bij iedere begroting wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productenraming aan de programma’s, waarbij wijzigingen expliciet worden aangegeven.

Afdeling 2.2 Uitvoering

Artikel 6. Uitvoering begroting

  • 1. Het college stelt regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat:

    • a.

      de toedeling van de budgetten en de investeringskredieten aan de productenraming geschiedt op grond van de geautoriseerde programmabegroting;

    • b.

      wijzigingen op de oorspronkelijk geraamde lasten en baten in de productenraming geautoriseerd worden door de raad, indien deze wijzigingen leiden tot een verandering van de omvang van een programmabudget;

    • c.

      de werkelijke lasten en baten op de juiste wijze worden toegewezen aan de producten van de productenraming.

  • 3. Het college is bevoegd bij de uitvoering van de begroting in de loop van het jaar te besluiten tot herschikking tussen producten binnen één programma, onder de voorwaarden dat de herschikking budgettair neutraal is voor de lopende begroting en de doorwerking naar toekomstige begrotingen;

  • 4. Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten te dekken uit het bedrag voor onvoorziene uitgaven.

Afdeling 2.3 Rapportage en Verantwoording

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. Het college informeert de raad door middel van minimaal twee tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting.

  • 2. De tussentijdse rapportage wordt aan de raad aangeboden op het tijdstip zoals jaarlijks vastgelegd in de bestuurlijke planning.

  • 3. De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de indeling van de begroting.

  • 4. In de rapportage wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen betreffende beoogde beleidsdoelstellingen, beoogde maatschappelijke effecten en op afwijkingen betreffende geautoriseerde baten, lasten en kredieten.

  • 5. De tussenrapportage bevat een bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de kredieten;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d.

  • 6. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s bijstelling behoeven.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1. Het college legt in het jaarverslag en de jaarrekening verantwoording af aan de raad over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      welke beoogde beleidsdoelen, inclusief maatschappelijke effecten, zijn bereikt;

    • b.

      welke prestaties hiervoor zijn geleverd;

    • c.

      wat de lasten en baten zijn geweest.

  • 2. Het college legt verantwoording af over de voortgang van de realisatie van de voorgenomen investeringen en de bestede middelen hiervoor.

  • 3. De jaarstukken zijn overeenkomstig de begroting ingedeeld en voldoen aan de voorschriften opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 4. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s bijstelling behoeven.

Hoofdstuk 3 Financieel Beleid

Artikel 9. Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor dat de financiële consequenties van het beleid, waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio en disagio worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. De materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

    • a.

      40 jaar: nieuwbouw gebouwen;

    • b.

      60 jaar: rioleringen in zandgrond;

    • c.

      25 jaar: drukriool en rioleringen in veengrond;

    • d.

      25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop gebouwen;

    • e.

      15 jaar: technische installaties in gebouwen;

    • f.

      15 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen; telefooninstallaties; kantoormeubilair; schoolmeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken; nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen;

    • g.

      10 jaar: zware transportmiddelen; aanhangwagens; machines; werktuigen; apparatuur; gereedschappen;

    • h.

      8 jaar: bestelauto’s; personenauto's; lichte motorvoertuigen;

    • i.

      5 jaar: automatiseringsapparatuur;

    • j.

      3 jaar: kantoorapparatuur;

    • k.

      niet: gronden en terreinen.

  • 4. Activa met economisch nut en een verkrijgingprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemde worden altijd geactiveerd.

  • 5. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

Artikel 11. Waardering vorderingen

Het college dient een Voorziening voor oninbare vorderingen te vormen, met inachtneming van de volgende kaders:

a.Voor openstaande vorderingen betreffende:

  • 1.

    onroerende zaakbelasting gebruikers;

  • 2.

    onroerende zaakbelasting eigenaren;

  • 3.

    precariobelasting;

  • 4.

    hondenbelasting;

  • 5.

    rioolrechten;

  • 6.

    afvalstoffenheffing;

  • 7.

    leges,

worden met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 10.000, alle vorderingen:

  • -

    ouder dan 1 jaar 5% voorzien wegens oninbaarheid;

  • -

    ouder dan 2 jaar 10% voorzien wegens oninbaarheid;

  • -

    ouder dan 3 jaar 25% voorzien wegens oninbaarheid;

  • -

    ouder dan 4 jaar 50% voorzien wegens oninbaarheid;

  • -

    ouder dan 5 jaar 100% voorzien wegens oninbaarheid verklaard.

    b.Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt het beleid ten aanzien van:

    • a.

      de vormingen besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve en;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 13. Kostentoerekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die terug te voeren zijn op de door de gemeente vervaardigde producten.

  • 2. Tot de kostprijs van rioolrechten, afvalstoffenheffing en andere relevante rechten worden tevens gerekend de bijdragen aan reserves, bijdragen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en de (compensabele) BTW die wordt betaald over de kosten.

  • 3. Tarieven voor producten zijn kostendekkend, tenzij de raad uitdrukkelijk vaststelt dat voor een product geen kostendekkend tarief in rekening wordt gebracht.

  • 4. De rente voor de rentetoerekening aan de activa wordt jaarlijks bij de begroting (financieringsparagraaf) vastgesteld door de raad.

Artikel 14. Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma's binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico's verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico's, koersrisico's en kredietrisico's;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij financiële instellingen met minimaal een A rating afgegeven door tenminste één gezaghebbend rating agency, of bij instellingen voor wiens waardepapieren een solvabiliteitseis geldt van 0%;

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • c.

      het gebruik van derivaten voor het afdekken van (financiële) risico’s is niet toegestaan;

    • d.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan 1 jaar worden tenminste 2 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • e.

      Het college stelt een liquiditeitsbegroting op waarbij inzicht wordt gegeven in het financieringstekort, respectievelijk het financieringsoverschot.

    • f.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college – indien mogelijk – zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk 4 Paragrafen

Artikel 15. Lokale heffingen

  • 1. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van:

    • -

      de opbrengsten per lokale heffing;

    • -

      het volume en bedrag aan kwijtscheldingen;

    • -

      de kostendekkendheid;

    • -

      de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk:

      • i.

        voor huishoudens in een eigen woning met een gemiddelde WOZ-waarde binnen de gemeente De Bilt;

      • ii.

        voor huishoudens in een huurwoning en

      • iii.

        voor bedrijven met een gemiddelde WOZ-waarde binnen de gemeente De Bilt.

  • 2. In of bij de begroting doet het college voorstellen met betrekking tot de tarieven, heffingen en prijzen in samenhang met de kosten per verstrekte dienst.

Artikel 16. Weerstandsvermogen

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota weerstandsvermogen aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, de weerstandscapaciteit of anderszins. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandsvermogen bepaald. De raad stelt de nota vast.

  • 2. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf weerstandsvermogen verslag van de risico’s voor de gemeente, de aanwezige weerstandscapaciteit en wordt een inschatting gegeven in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s met de aanwezige weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

  • 3. In de paragraaf weerstandsvermogen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de solvabiliteit;

    • b.

      de netto schuld per inwoner;

    • c.

      de rentequote van de totale uitgaven van de gemeente.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt tenminste eens in de vier jaar aan:

    • a.

      een onderhoudsplan voor het onderhoud van de openbare ruimte (het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair). Het plan geeft het kader voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten voor de inrichting en het onderhoud;

    • b.

      een rioleringplan aan met het kader voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en uitbreiding en de kosten voor het onderhoud en uitbreiding van de riolering;

    • c.

      een onderhoudsplan sportvoorzieningen;

    • d.

      een huisvestingonderhoudsplan voor gemeentelijke gebouwen en voor schoolgebouwen.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van:

    • a.

      het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, sportvoorzieningen, gemeentegebouwen en schoolgebouwen;

    • b.

      de geplande investeringen en de stand rondom de vastgestelde beheerplannen:

      • ·

        openbare ruimte;

      • ·

        gemeentelijke gebouwen;

      • ·

        schoolgebouwen;

      • ·

        sportvoorzieningen;

      • ·

        riolering;

      • ·

        tractie.

Artikel 18. Financiering

  • 1.Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

  • a. De kasgeldlimiet;

  • b. De renterisico norm;

  • c. De liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte;

  • d. De rentevisie;

  • e. De rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie;

  • f. De schuld met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • g. De schuld met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • h. Het eventuele financieringstekort, respectievelijk het financieringsoverschot.

Artikel 19. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    De omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    De kosten voor inhuur derden.

Artikel 20. Verbonden partijen

In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval van elke verbonden partij op:

  • a.

    de naam en vestigingsplaats;

  • b.

    het financieel belang van de gemeente;

  • c.

    de zeggenschap van de gemeente;

  • d.

    het publiek belang dat wordt gediend met de deelname.

Artikel 21. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • d.

      de reservepositie in relatie tot de risico’s.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen gronden, de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies / winstverwachtingen, de verwerving van gronden, de relatie tussen de reserve grondexploitaties en de risico’s bij het begrote resultaat.

  • 3. In de jaarstukken wordt bovendien een risicoanalyse (wanneer worden de gronden in exploitatie genomen, staat de huidige boekwaarde in verhouding tot de verdiencapaciteit etc.) opgenomen van de nog niet in exploitatie genomen gronden, het zogenaamde strategisch bezit.

Artikel 22. Niet verplichte paragrafen.

1.De raad kan besluiten de begroting en de jaarstukken uit te breiden met niet verplichte paragrafen.

Hoofdstuk 5 Financieel beheer en Bestuurlijke Informatie Voorziening

Artikel 23. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat de administratie van processen, taken en projecten zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • 1.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de eenheden;

  • 2.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met uitsluitend maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

  • 3.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • 4.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders;

  • 5.

    het verschaffen van informatie over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • 6.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • 7.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de schulden jaarlijks worden gecontroleerd.

  • 4. Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen ter verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Artikel 25. Misbruik en oneigenlijk gebruik

  • 1. Het college zorgt voor en legt de regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste elke vier jaar een nota aan met de uitgangspunten voor het beleid voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor en het vastleggen van:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de afdelingen van de gemeente;

  • e.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • f.

    de te maken afspraken met de eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • g.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie;

  • h.

    de regels voor de verlening van decharge over het gevoerde beheer van de afdelingen.

Artikel 27. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en het vastleggen van de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

Artikel 28. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt er zorg voor dat bij de toekenning van steunverlening aan ondernemingen

en subsidies gehandeld wordt in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese

Unie en de Algemene subsidieverordening van de gemeente De Bilt.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 29. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2013, met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2013 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2. De “Financiële verordening gemeente De Bilt 2008”, vastgesteld op 30 oktober 2007, wordt met ingang van 1 januari 2013 ingetrokken.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente De Bilt 2013”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad dd. 27-09-2012

De griffier plv., De voorzitter,

Drs. B.F. van der Schalk A.J. Gerritsen