Regeling vervallen per 21-01-2015

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2013

Geldend van 01-11-2013 t/m 20-01-2015

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2013

De raad van de gemeente De Bilt;

overwegende dat

-sinds de inwerkingtreding van het ‘Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2010’ de werkwijze van de gemeenteraad aan verandering onderhevig is geweest en dat deze werkwijze nog niet geformaliseerd is;

-het ‘Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2010’ een aantal doublures met de Gemeentewet bevat;

-het ‘Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2010’ een aantal onzorgvuldigheden bevat die gecorrigeerd dienen te worden.

gelet op

-het bepaalde in de artikelen 16 en volgende van de Gemeentewet

BESLUIT:

vast te stellen het navolgende:

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE RAAD 2013

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

a.voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

b.amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpbeslissing, naar

de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

c.subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig

amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

d.motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp

waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

e.initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander

voorstel;

f.commissielid: een persoon die tot lid van een raadscommissie

benoemd is en die geen lid van de raad is. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn op deze persoon van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

a.het leiden van de vergadering;

b.het handhaven van de orde;

c.het doen naleven van het reglement van orde;

d.hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3. De griffier

1.De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

2.Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de

raad daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

3.De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de

beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4. De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5. Het seniorenconvent

1.De raad heeft een seniorenconvent.

2.Het seniorenconvent bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters. De griffier is in elke vergadering van het seniorenconvent aanwezig.

3.Elke fractievoorzitter wijst een lid van zijn fractie, die tevens raadslid is, aan,

die hem bij zijn afwezigheid in het seniorenconvent vervangt.

4.De voorzitter kan voorstellen anderen uit te nodigen voor het

seniorenconvent.

5.Het seniorenconvent heeft, naast de taken opgenomen in het artikel 15 van dit reglement van orde, als taak aanbevelingen aan de raad te doen inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en van zijn raadscommissies.

6.De vergaderingen van het seniorenconvent zijn niet openbaar.

Artikel 6. De agendacommissie

1.Er is een agendacommissie.

2.Deze commissie bestaat uit de voorzitter en de commissievoorzitters. De griffier is in elke vergadering van de agendacommissie aanwezig.

3.De voorzitter van de raad zit tevens de agendacommissie voor.

4.De voorzitter kan voorstellen anderen uit te nodigen voor een vergadering van de agendacommissie.

5.De agendacommissie regelt de werkzaamheden van de raad en van zijn

raadscommissies. De agendacommissie is gerechtigd tot voorstellen betreffende:

a.vergaderfrequentie van de raadscommissies en de raad;

b.conceptagenda’s voor de vergadering van de raadscommissies;

c.conceptagenda’s voor de vergadering van de raad;

d.planning van werkbezoeken, rondetafelgesprekken, e.d.;

e.spreektijdenregeling;

f.procedure voorbereiding, onderzoek, behandeling en vaststelling van de begroting, kadernota en jaarrekening.

6.De agendacommissie is verder belast met de taken genoemd in de artikelen 10, 12 en 41 van dit reglement van orde.

Hoofdstuk 2. Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 7. Onderzoek geloofsbrieven en benoeming raadsleden

1.Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daartoe overlegde stukken van nieuw benoemde leden.

2.De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit over de toelating. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

3.Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

4.Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

5.In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 8. Onderzoek geloofsbrieven en benoeming wethouders

1.Bij elke benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in

bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daartoe overlegde stukken van de te benoemen wethouder.

2.De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit over de benoeming. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

Artikel 9. Fractie

1.De leden van de raad die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

2.Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren. De naam mag niet in strijd zijn met de openbare orde en goede zeden.

3.De fractie deelt de namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden zo spoedig mogelijk mede aan de voorzitter.

4.Indien één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of indien één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming vereist van de raad.

5.De naam van de nieuwe fractie begint met woord “Fractie” aangevuld met de

achternaam van het lid of één van de leden.

6.De nieuwe naam van de fractie wordt gebruikt met ingang van de

eerstvolgende vergadering van de raad.

Hoofdstuk 3. Vergaderingen

Paragraaf 1. Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 10. Vergaderfrequentie

1.In de regel vinden de vergaderingen van de raad plaats op de laatste donderdag van de maand.

2.De vergaderingen van de raad vinden vanaf 20.00 uur in het gemeentehuis plaats, tenzij de voorzitter anders bepaald.

Artikel 11. Oproep en agenda

1.De voorzitter roept schriftelijk bij voorkeur veertien dagen maar ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden van de raad op onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

2.De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad digitaal beschikbaar gesteld.

3.In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad beschikbaar gesteld.

4.Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen, onderwerpen van de agenda afvoeren of de volgorde van behandeling wijzigen.

Artikel 12. De wethouder

De wethouders zijn bij de vergadering aanwezig om deel te nemen aan de beraadslagingen tenzij de agendacommissie anders bepaalt.

Artikel 13. Ter inzage leggen van stukken

Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad en commissieleden inzage.

Paragraaf 2. Orde der vergadering

Artikel 14. Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad de presentielijst. De presentielijst is in alfabetische volgorde. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15. Zitplaatsen

1.De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het seniorenconvent bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

2.Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na

overleg in het seniorenconvent.

3.De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en anderen die voor de raadsvergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16. Opening vergadering

De voorzitter opent de vergadering met een moment van bezinning.

Artikel 17. Besluitenlijst

1.De griffier draagt zorg voor het bijhouden van de besluitenlijst van de

vergadering.

2.Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst van de vergadering, zo spoedig mogelijk na de vergadering, openbaar gemaakt door plaatsing op de gemeentelijke website.

3.De besluitenlijst bevat:

a.de namen van de voorzitter, de griffier, de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren, de wethouders en anderen die het woord gevoerd hebben;

b.een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

c.de besluiten van de raad;

d.een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

e.vermelding van ingediende initiatiefvoorstellen, moties, amendementen en subamendementen.

4.De besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 18. Geluids- en beeldopname

1.De vergaderingen van de raad worden digitaal in beeld en geluid vastgelegd.

2.De beeld- en geluidopnames van een raadsvergadering zijn digitaal via de gemeentelijke website toegankelijk.

3.Het in het tweede en derde lid vermelde is niet van toepassing op besloten vergaderingen als bedoeld in het artikel 43 van dit reglement.

4.Ingeval van technische calamiteiten dient de griffier zorg te dragen voor een

schriftelijk verslag.

Artikel 19. Ingekomen stukken

1.Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. De griffier geeft bij ieder stuk aan op welke wijze het desbetreffende stuk procedureel wordt behandeld. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden.

2.De raad stelt middels een besluit de afdoening van ingekomen stukken vast.

Artikel 20. Aantal spreektermijnen

1.De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste

twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

2.Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

3.Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over

hetzelfde onderwerp of voorstel.

4.Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 21. Spreektijdenregeling

1.Elke fractie heeft in een reguliere vergadering maximaal twaalf minuten spreektijd.

2.Het College heeft in een reguliere vergadering maximaal de helft van de totale spreektijd van de fracties als spreektijd.

3.Niet ten laste van de spreektijd van een fractie of van het College komen:

a.interrupties;

b.reactie(s) op interrupties;

c.voorstellen van orde;

d.reactie(s) op voorstellen van orde.

Artikel 22. Handhaving orde; schorsing

1.Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

a.de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het in acht nemen van dit

reglement te herinneren;

b.een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder

verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

2.Indien een spreker zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaat, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

3.De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 23. Beraadslaging

1.De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

2.Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 24. Deelname aan de beraadslaging door anderen

1.De raad kan ten aanzien van een onderwerp bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouders en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

2.Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het betreffende onderwerp of voorstel aanvang wordt genomen.

Artikel 25. Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag kort te verklaren.

Artikel 26. Intrekken voorstel

Totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden kan de indiener van een voorstel het voorstel intrekken.

Artikel 27. Beslissing

1.Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

2.Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

3.Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert

de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3. Procedures bij stemmingen

Artikel 28. Algemene bepalingen over stemming

1.De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen of is verworpen.

2.In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

3.Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter

daarvan mededeling.

4.Alvorens hoofdelijke stemming plaatsvindt, deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

5.De griffier roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 28 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

6.Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

7.De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken,

zonder enige toevoeging.

8.Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

9.De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29. Stemming over amendementen en moties

1.Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst

over dat amendement gestemd.

2.Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

3.Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

4.Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst

over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 30. Stemming over personen

1.Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

2.Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

3.Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

4.Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

5.Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

6.In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op

voorstel van de voorzitter.

7.Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na

vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 31. Herstemming over personen

1.Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft

verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

2.Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

3.Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken,

beslist terstond het lot.

Artikel 32. Beslissing door het lot

1.Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

2.Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

3.Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene

wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4. Rechten van leden

Artikel 33. Amendementen

1.Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen een amendement indienen. Er kan alleen beraadslaagd worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

2.Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

3.Elk amendement of subamendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

4.Intrekking, door de indiener(s), van het amendement of subamendement, is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 34. Moties

1.Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen. Er kan alleen beraadslaagd worden over moties die ingediend zijn door leden van de raad die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

2.Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij

de voorzitter worden ingediend.

3.De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

4.De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

5.Intrekking, door de indiener(s), van de motie, is mogelijk totdat de

besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 35. Voorstellen van orde

1.De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen.

2.Een voorstel van orde betreft uitsluitend de orde van de vergadering.

3.Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 36. Initiatiefvoorstel

1.Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden

schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

2.De voorzitter plaatst het procedurevoorstel tot inhoudelijke behandeling van het initiatiefvoorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de oproep voor die vergadering reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daar opvolgende vergadering geplaatst.

3.Bij vaststelling van de agenda wordt in stemming gebracht of dat het initiatiefvoorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of dat het initiatiefvoorstel voor advies naar het College dient te worden gezonden. In dat geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

4.De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 37. Collegevoorstel

1.Totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden kan het College het voorstel intrekken.

2.Zo nodig bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel of onderwerp opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 38. Interpellatie

1.Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

2.De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het College. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

3.De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad fractiegewijs, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal.

Artikel 39. Schriftelijke vragen

1.De vragen worden bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

2.Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats aan de raad, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de raad hiervan schriftelijke gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen schriftelijke beantwoording zal plaatsvinden.

Artikel 40. Vragenuur

1.De reguliere vergadering van de raad vangt aan met een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. De vragen dienen betrekking te hebben op een politiek actueel onderwerp.

2.Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, indien het niet politiek en actueel is of indien het onderwerp in dezelfde raadsvergadering aan de orde is.

3.De voorzitter bepaalt de volgorde van de onderwerpen tijdens het vragenuur.

4.Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om maximaal drie vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

5.Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om korte aanvullende vragen te stellen.

6.Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en laat de voorzitter geen interrupties toe.

Artikel 41. Inlichtingen

1.Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek bij de voorzitter ingediend. Deze draagt er zorg voor dat het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

2.De verlangde inlichtingen worden zo spoedig schriftelijke gegeven aan de raad, in ieder geval binnen zestig dagen nadat het verzoek is binnengekomen. Indien de verlangde inlichtingen niet binnen deze termijn schriftelijke beschikbaar zijn, stelt het college of de burgemeester de raad hiervan schriftelijke gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen de verlangde inlichtingen schriftelijke beschikbaar zijn.

3.Het verzoek en de gegeven inlichtingen vormen een agendapunt. De voorzitter bepaalt in overleg met de agendacommissie de vergadering waarin het agendapunt aan de orde is.

Hoofdstuk 5. Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 42. Verslag en verantwoording

1.Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een gemeenschappelijk orgaan ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen of in een andere organisatie of institutie, heeft het recht om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur of gemeenschappelijk orgaan aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

2.Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. Artikel 39 is van overeenkomstige toepassing.

3.Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. Artikel 41 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6. Besloten vergadering

Artikel 43. Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 44. Verslag

1.Het verslag van een besloten vergadering wordt niet verspreid, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

2.Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. De vastgestelde besluitenlijst, danwel het verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 45. Geheimhouding

1.Voor de afloop van een besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden.

2.De geheimhouding dient in acht te worden genomen door een ieder die bij de vergadering aanwezig is en door een ieder die op een andere wijze kennis heeft van de stukken.

3.De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 46. Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 7. Toehoorders en pers

Artikel 47. Toehoorders en pers

1.Toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

2.Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze

verstoren van de orde is verboden.

Artikel 48. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 49. Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering

het gebruik, van mobiele telefoons, andere communicatiemiddelen of andere

technische middelen, zonder toestemming van de voorzitter, verboden voor zover dat

gebruik inbreuk kan maken op de orde van de vergadering.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 50. Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 51. Inwerkingtreding

1.Het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden

van de raad van de gemeente, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 februari 2010 wordt ingetrokken.

2.Dit Reglement treedt in werking op 1 november 2013