Regeling vervallen per 14-07-2016

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente De Bilt 2015

Geldend van 27-04-2015 t/m 13-07-2016

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente De Bilt 2015

Het college van burgemeester en wethouders van De Bilt,

Gelezen het voorstel d.d. 7 april 2015 met het onderwerp Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente De Bilt 2015

Gelet op de Verordening Leerlingenvervoer De Bilt;

Besluit

Vast te stellen de:

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente De Bilt 2015

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 26 juni 2014 heeft de gemeenteraad de ‘verordening leerlingenvervoer gemeente De Bilt 2014’ vastgesteld. Gemeenten zijn wettelijk verplicht een verordening leerlingenvervoer vast te stellen op basis waarvan ouders/verzorgers van leerlingen aanspraak kunnen maken op bekostiging van vervoer van en naar school.

Het leerlingenvervoer heeft betrekking op leerlingen van basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en op leerlingen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Leerlingen van het regulier voortgezet onderwijs die gehandicapt zijn komen eveneens in aanmerking voor bekostiging van het vervoer.

De gemeente De Bilt streeft er naar zo veel mogelijk kinderen met de fiets te laten reizen.

Dit drukt voor de gemeente de kosten van het leerlingenvervoer en de zelfstandigheid en flexibiliteit van het kind wordt bevorderd.

Natuurlijk is reizen met de fiets niet voor ieder kind weggelegd, er kan dan gebruik gemaakt worden van het openbaar vervoer.

Onder bepaalde voorwaarden kunnen ouders/verzorgers voor hun kind aanspraak maken op aangepast vervoer in een taxi of een taxibusje.

In dit document staan beleidsregels die het college hanteert omtrent het leerlingenvervoer. Ze zijn bedoeld als uitleg van sommige bepalingen voor aanvragers en medewerkers.

Hoofdstuk 2 Aanvraag (artikel 5 verordening)

Artikel 2.1 Indienen aanvraagformulier

Indien de aanvraagformulieren voor het nieuwe schooljaar voor 1 juni zijn ingeleverd zal de beschikking voor de aanvang van het schooljaar worden verstrekt. Bij latere indiening kan de maximale termijn van acht weken, eventueel te verlengen met vier weken, worden gehanteerd.

De aanvraagformulieren worden voor 1 mei naar de bekende ouders/verzorgers verstuurd.

Artikel 2.2 Frequentie van de aanvragen

Het college stuurt jaarlijks een formulier voor de aanvraag of wijzigingen in het leerlingenvervoer. Indien het college een herbeoordeling noodzakelijk wordt geacht zal dit worden uitgevoerd. Van een herbeoordeling is in ieder geval sprake wanneer de leerling de leeftijd van negen jaar heeft bereikt en wellicht met het openbaar vervoer kan reizen.

Artikel 2.3 Gesprek

Ouders/verzorgers van kinderen die nieuw in het leerlingenvervoer komen, worden eerst uitgenodigd voor een gesprek of worden telefonisch benaderd. Hierin wordt uitgelegd wat leerlingenvervoer is en wordt bekeken of de leerling met het openbaar vervoer of fiets, eventueel onder begeleiding, kan reizen. Ook ouders/verzorgers van kinderen die in het schooljaar negen jaar worden, worden uitgenodigd voor een gesprek. Met hen worden de mogelijkheden van het fietsen of openbaar vervoer besproken.

Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage (artikelen 14 en 15)

Artikel 3.1 IB60 formulier

Indien het inkomen van de ouders minder bedraagt dan € 24.750,-. Dienen de ouders dit aan

te tonen door het overleggen van een IB60 formulier van de belastingdienst. Bij gescheiden wonende ouders is het inkomen van het huishouden van de verzorgende ouder bepalend.

Artikel 3.2 Verlegging peiljaar

Het peiljaar voor de eigenbijdrage in het leerlingenvervoer is (twee jaar voor 1 juni) dit kan worden verlegd, indien het inkomen van de ouders/verzorgers in de periode tussen het peiljaar en het jaar van de aanvraag structureel (met 15 procent of meer) is gedaald. Dit kan op grond van artikel 29 van de verordening (de hardheidsclausule). Dit kan alleen worden toegepast voor het begin van het schooljaar. Tijdens het schooljaar wordt het peiljaar niet meer verlegd.

Artikel 3.3 Eigen bijdrage

Het college dient volgens de verordening op twee manieren een vergoeding te vragen voor de kosten van het leerlingenvervoer. Ten eerst door middel van een drempelbedrag (artikel 14 van de verordening) en ten tweede door middel van een inkomensafhankelijke bijdrage (artikel 15 van de verordening).

Het drempelbedrag is bedoeld om ouders/verzorgers verantwoordelijk te laten zijn voor een bepaald deel van de kosten van het vervoer. Het bedrag wordt per leerling in rekening gebracht.

De ouderlijke bijdrage is bij het drempelbedrag gekoppeld aan de kilometergrens (6 kilometer volgens de verordening). De eigen bijdrage is gelijk aan de kosten voor het openbaar vervoer voor de eerste zes kilometer. In het schooljaar 2015/2016 is dit bedrag € 516,- voor leerlingen van het basisonderwijs en leerlingen van het speciaal basisonderwijs die gebruik maken van het aangepast vervoer. Het drempelbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Doelgroep voor het drempelbedrag:

  • -

    leerlingen die een school voor basisonderwijs bezoeken;

  • -

    leerlingen die een speciale school voor basisonderwijs bezoeken.

Een inkomensafhankelijke bijdrage is bedoeld voor ouders/verzorgers van wie de kinderen een school voor basisonderwijs bezoeken en waarvan de school ten minste 20 kilometer van de woning ligt. Dit wordt bepaald aan de hand van de routeplanner van de ANWB ‘kortste route’. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven en kan alleen bij het reguliere basisonderwijs (op basis van levens of geloofsovertuiging) worden gevraagd.

Het drempelbedrag en de inkomensafhankelijke bijdrage kunnen naast elkaar worden geheven en kunnen in termijnen worden betaald.

Artikel 3.3.1 Eigen bijdrage aangepast vervoer.

Indien er sprake is van een eigen bijdrage van de ouders, als bedoeld in de artikel 14 van de verordening, dan kan de eigen bijdrage in termijnen worden geïnd. De eigen bijdrage bedraagt € 516,- per kind per jaar in het aangepast vervoer.

Artikel 3.3.2 Eigen bijdrage Openbaar vervoer + begeleiding

Indien er sprake is van een eigen bijdrage van de ouders, als bedoeld in de artikel 14 van de verordening, dan wordt die bijdrage direct verrekend met de toegekende vervoersvergoeding. De eigen bijdrage bedraagt € 318,- per kind per jaar in het openbaar vervoer.

Artikel 3.3.3 Eigen bijdrage Openbaar vervoer

Indien er sprake is van een eigen bijdrage van de ouders, als bedoeld in de artikel 14 van de verordening, dan wordt die bijdrage direct verrekend met de toegekende vervoersvergoeding. De eigen bijdrage bedraagt € 318,- per kind per jaar in het openbaar vervoer.

Artikel 3.3.4 Eigen bijdrage Fiets

Bij het gebruik van de fiets, al dan niet onder begeleiding, zal er geen eigen bijdrage zoals bedoeld in artikel 14 van de verordening in rekening worden gebracht.

Hoofdstuk 4 Bepalen afstand en reistijd

Artikel 4.1 Berekening van de afstand en de route

Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de routeplanner op www.ANWB.nl. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de optie ‘kortste route’, waarna het gemiddelde van zowel de heen- als terugreis wordt vastgesteld. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor de bekostiging van leerlingenvervoer. Wegwerkzaamheden worden in de berekening van de afstand niet meegenomen.

Als de afstand tussen de woning en (speciaal) basisonderwijs of speciaal onderwijs per fiets korter is dan tien kilometer, wordt voor de berekening van de afstand van huis naar school de optie kortste route per fiets aangehouden.

Als de afstand tussen de woning en voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs per fiets korter is dan vijftien kilometer, wordt voor de berekening van de afstand van huis naar school de optie kortste route per fiets aangehoude.n

Artikel 4.2 Het vaststellen van de reistijd

Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis de door de Reis informatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292, www.9292ov.nl en mobiel.9292ov.nl. Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer, wordt de vervoerder geraadpleegd.

Artikel 4.3 Opstapplaatsen

Indien dit zorgt voor kostenbesparing en indien dit mogelijk is voor de leerlingen, wordt gebruik gemaakt van opstapplaatsen voor de leerlingen. Dit zijn bestaande bushaltes op maximaal een half uur lopen van de woning of de school van het kind.

Artikel 4.4 Afstandsgrens

Het vervoer wordt alleen vergoed aan ouders/verzorgers van leerlingen op basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs indien de school verder weg staat dan zes kilometer. Voor leerlingen die niet zelfstandig of onder begeleiding van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken geldt deze afstandsgrens niet.

Hoofdstuk 5 Vervoer

Artikel 5.1 Tijden vervoer (artikel 4 verordening)

Vervoer vindt plaats op de schooltijden, zoals deze staan vermeld in de schoolgids van de betreffende school.

Artikel 5.2 Dichtstbijzijnde toegankelijke school (artikel 3 verordening)

Er wordt aan de ouders/verzorgers bekostiging verstrekt voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Als ouders/verzorgers vervoer naar een andere school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school willen, moeten zij schriftelijk verklaren dat ze overwegende bezwaren hebben tegen de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Een bezwaar kan bijvoorbeeld zijn: geloofs- of levensovertuiging.

Artikel 5.3 Stagevervoer

Als een stage deel is van het onderwijsprogramma en als de leerling al dagelijks leerlingenvervoer krijgt dan bestaat ook het recht op leerlingenvervoer naar het stageadres. Het stagevervoer moet dan wel conform schooltijden zijn. Vervoer naar een stage in de avonduren wordt bijvoorbeeld niet vergoed.

Artikel 5.4 Vervoer na schooltijd

Vervoer na schooltijd naar andere plaatsen dan de woning van de leerling (de buitenschoolse opvang bijvoorbeeld) wordt alleen toegekend indien:

  • -

    er geen extra kosten mee zijn gemoeid (de bso ligt op de route);

  • -

    het vervoer na schooltijd structureel is (op de zelfde dagen van de week, op hetzelfde adres) voor tenminste een half schooljaar.

Artikel 5.5 Extreme weersomstandigheden

Bij extreme weersomstandigheden beslist de vervoerder of het aangepast vervoer niet of op een later tijdstip plaats moet vinden. De vervoerder communiceert dit naar de ouders/verzorgers en naar het college. De vervoerder dient verder zorg te dragen voor veilig vervoer en dient de snelheid en rijstijl aan te passen aan de geldende weersomstandigheden.

Hoofdstuk 6 Vergoedingen (artikelen 10 -13 en 17 - 19)

Artikel 6.1 Fietsvergoeding

Een leerling komt in aanmerking voor een vergoeding voor het vervoer per fiets indien de school niet verder weg staat dan 10 kilometer in het geval van (Speciaal) basisonderwijs en Speciaal onderwijs of 15 kilometers in het geval van voortgezet (speciaal) onderwijs bij fietsen onder begeleiding. Ook voor de bepaling van de afstand per fiets tussen huis en school wordt gebruik gemaakt van de ANWB routeplanner.

Bij het vervoer per fiets moet in overweging worden genomen:

  • -

    de leeftijd van de leerling;

  • -

    de eventuele handicap van de leerling;

  • -

    de veiligheid van de route en de afstand.

In de winter kan de leerling passend (openbaar) vervoer worden aangeboden.

Artikel 6.2 Vergoeding op basis van het openbaar vervoer

Het uitgangspunt voor het leerlingenvervoer is: alle leerlingen in het openbaar vervoer tenzij:

  • -

    dit geestelijk, psychisch of lichamelijk niet mogelijk is;

  • -

    dit gezien de leeftijd van de leerling niet mogelijk is;

  • -

    dit gezien de afstand niet mogelijk is;

  • -

    de reistijd in het openbaar vervoer langer is dan anderhalf uur en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht.

Hierbij moet wel de toegankelijkheid van de school in acht worden genomen. Het college is van mening dat een leerling van het (speciaal) basisonderwijs vanaf 9 tot en met 11 jaar die met het openbaar vervoer kan reizen niet kan overstappen. Een leerling van 12 jaar en ouder kan maximaal één keer overstappen.

Als ouders/verzorgers van mening zijn dat het kind niet kan overstappen moeten zij dat door schriftelijke verklaringen kunnen aantonen. Er kan sprake zijn van niet kunnen overstappen als:

  • -

    de leerling gedurende rit moet overstappen op een gevaarlijk overstappunt en hij/zij daar gezien zijn/haar leeftijd te jong voor is;

  • -

    de route van het uitstappunt van de bus/trein naar de school gevaarlijke punten kent.

Het college bekostigt de goedkoopst mogelijke wijze van vervoer (bijvoorbeeld een OV-kaart, een jaarabonnement of een maandabonnement of een kilometervergoeding voor de fiets).

Artikel 6.3 Vergoeding van de vervoerskosten van een begeleider

De eisen voor vergoeding van de vervoerskosten van een begeleider zijn:

  • -

    de afstand van de woning naar school moet meer dan zes kilometer zijn;

  • -

    de leerling is jonger dan negen jaar; of

  • -

    de leerling is niet in staat zelfstandig van het openbaar vervoergebruik maken. Dit moet door de ouders/verzorgers worden aangetoond. Hiervan kan onder andere sprake zijn als:

    - de leerling gedurende de rit met het openbaar vervoer een of meerdere malen moet overstappen op gevaarlijke overstappunten en hij, gezien zijn leeftijd, te jong hiervoor is;

    - de route van het uitstappunt van de bus naar de school gevaarlijke punten kent (en oplossing daarvan door bijvoorbeeld verkeersbrigadiers niet mogelijk is).

Het aantonen moet gebeuren door bewijsstukken in te leveren.

Artikel 6.4 Vergoeding op basis van de kosten van het eigen vervoer

Bij het eigen vervoer gaat het om ouders/verzorgers die de leerling zelf naar school vervoeren. Als een ouder voor bekostiging van het eigen vervoer in aanmerking wil komen, moet dit vervoer voor de gemeente goedkoper zijn. Hiervan is bijvoorbeeld geen sprake indien er al een taxibusje rijdt en er voor de leerling nog plaats is. Er zijn twee soortenvergoedingen voor het eigen vervoer:

  • 1.

    Als ouders/verzorgers in aanmerking komen voor een vergoeding op basis van het openbaar vervoer en ze vervoeren de leerling zelf, dan keert het college een vergoeding uit op basis van het openbaarvervoer. Het goedkoopste tarief wordt hier als uitgangspunt genomen.

  • 2.

    Als ouders/verzorgers in aanmerking komen voor aangepast vervoer en zij met toestemming van het college de leerling zelf vervoeren, geldt een vergoeding van 37 cent per kilometer. De vergoeding van de kosten van het eigen vervoer bestaat uit twee keer de afstand woning-school per schooldag. Ook de kosten van de reis met het openbaar vervoer moeten worden berekend. Als het reizen naar school met het openbaar vervoer niet langer dan anderhalf uur duurt (enkele reis), mag de goedkoopste variant worden uitgekeerd. Ook als de leerling niet daadwerkelijk met het openbaar vervoer gaat.

Artikel 6.5 Vergoeding van de kosten van het aangepast vervoer

Een vergoeding van de kosten van het aangepast vervoer, kan pas in uitzonderingsgevallen worden verleend als:

  • -

    de handicap van de leerling aangepast vervoer vereist (hier moeten verklaring(en) van deskundigen aan ten grondslag liggen);

  • -

    de reistijd met het openbaar vervoer langer is dan anderhalf uur en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

  • -

    openbaar vervoer ontbreekt (gekeken moet dan worden of een combinatie van vervoer mogelijk is);

  • -

    de leerling is te jong om met het openbaar vervoer te reizen.

Artikel 6.6 Uitbetaling vergoeding

  • a. In aanvulling op artikel 4 van de verordening worden gedurende een schooljaar twee voorschotten verstrekt. Eén aan het begin van het schooljaar en één in januari.

  • b. Voorwaarde voor het verkrijgen van het tweede voorschot is dat het eerste voorschot is afgerekend. Er kan pas worden afgerekend indien voldoende inzicht is verkregen in die periode door o.a. bewijsstukken te overleggen.

  • c. Indien gedurende het schooljaar recht op een vergoeding ontstaat zal zoveel mogelijk bij dit ritme worden aangesloten.

  • d. Een vergoeding kan niet met terugwerkende kracht worden aangevraagd of worden verstrekt.

Artikel 6.7 Terugvordering

Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuwe verstrekking van bekostiging”.

Het college hanteert het uitgangspunt dat ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen voor leerlingenvervoer altijd van de ouder worden teruggevorderd tenzij er sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien.

Artikel 6.8 Medische noodzaak

Indien moet worden aangetoond dat er een medische noodzaak is voor het aangepast vervoer moeten er medische stukken worden overlegd. Indien deze niet aanwezig zijn, kan een advies aan een medisch adviseur worden gevraagd.

Hoofdstuk 7 Specifieke Groepen leerlingen

Artikel 7.1 Bepaling handicap voor aangepast vervoer (artikelen 12 en 18)

Leerlingen die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoeken vallen onder het begrip gehandicapt van de verordening, wanneer zij vanwege een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap of ernstige gedragsstoornis niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Bij twijfel over of een leerling onder deze bepalingen vallen, kan het college aan een onafhankelijke deskundige opdracht geven een onderzoek in te stellen en advies uit te brengen. Voor leerlingen die onder deze bepalingen vallen geldt geen eigen bijdrage. Ook de afstandsgrens van zes kilometer geldt niet voor leerlingen die onder deze bepalingen vallen.

Van een geestelijke handicap kan alleen sprake zijn bij een IQ lager dan 70.

Artikel 7.2 Structurele handicap

Onder een structurele handicap, zoals genoemd in de artikelen 12 en 17, wordt verstaan een beperking die langer dan zes maanden duurt.

Artikel 7.3 Hoogbegaafde leerlingen

Aanvragen naar specifieke scholen voor hoogbegaafden worden in beginsel afgewezen, want binnen gemeente De Bilt kunnen hoogbegaafden in het reguliere onderwijs worden opgevangen.

Hoofdstuk 8 Ontzeggen van de toegang tot het vervoer door het college

Artikel 8 Ontzeggen van de toegang tot het vervoer door het college

Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt.

Hierbij worden de volgende stappen ondernomen:

  • 1.

    klachten worden in beginsel door de vervoerder opgelost;

  • 2.

    na de melding van een klacht door de vervoerder bij de gemeente De Bilt wordt een onderzoek gestart. In het kader van dat onderzoek spreekt de (beleids-)medewerker met de vervoerder, chauffeur, ouders/verzorgers en/of school. Indien na het onderzoek blijkt dat er sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling volgt een eerste waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers;

  • 3.

    bij een volgende klacht wordt stap 2 herhaald en volgt een tweede waarschuwingsbrief. Het college zorgt in deze fase voor een extra zitplaats in de taxi om begeleiding van de leerling door één van de ouders mogelijk te maken. Als er een begeleider meegaat, anders dan de ouder of verzorger en hier kosten aan zijn verbonden, zijn de kosten voor rekening van de ouder/verzorger;

  • 4.

    bij een volgende klacht kan een schorsing per direct volgen, voor een periode van één volle schoolweek. Er volgt een derde waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers;

  • 5.

    bij een volgende klacht volgt een vierde brief totale uitsluiting van het vervoer tot het eind van het schooljaar met een minimum van drie maanden, exclusief vakanties (schorsing aan het eind van het schooljaar kan dus doorlopen in het nieuwe schooljaar). Indien ouders na schorsing opnieuw gebruik willen maken van het leerlingenvervoer dan moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

Hoofdstuk 9 Verantwoordelijkheid ouders/verzorgers

Artikel 9.1 Ernstige benadeling van het gezin (artikel 12, lid 1, onder c van de verordening)

  • 1. Er is geen sprake van ernstige benadeling van het gezin als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen.

  • 2. De begeleiding van een leerling naar school mag een begeleider maximaal vier uur per dag kosten.

  • 3. Van ernstige benadeling van het gezin kan sprake zijn, als één van de volgende situaties aanwezig is (enkel van toepassing voor die gezinnen van leerlingen die in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening):

    • .

      Sociaal medische redenen die beide ouders belemmeren het kind te begeleiden. Dit dient altijd vergezeld te gaan van een medische verklaring niet zijnde van de huisarts;

    • .

      Het een eenoudergezin betreft waarin nog een 2e kind jonger dan 9 jaar aanwezig is, dat nog niet zelfstandig naar school kan gaan. De ouder dient dit met verklaringen aan te tonen;

    • .

      Het een eenoudergezin betreft waarin nog een 2e kind jonger dan 9 jaar aanwezig is, waarbij de ouder fulltime werkt of een fulltime dagopleiding volgt en werk-of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. De ouder dient dit met verklaringen (bijvoorbeeld een werkgeversverklaring) aan te tonen;

Artikel 9.2 Verantwoordelijkheid ouders/verzorgers

Ouders/verzorgers blijven te allen tijde verantwoordelijk voor hun kinderen, dus ook voor het op school komen van hun kinderen en de eventuele begeleiding daarbij. Dit neemt niet weg dat het college ondersteuning moet bieden door het creëren van een aantal leerlingenvervoer faciliteiten.

Hoofdstuk 10 Overige bepalingen

Artikel 10.1 Hardheidsclausule

De ‘Verordening leerlingenvervoer gemeente De Bilt 2014’ kent een hardheidsclausule (artikel 23). Deze clausule wordt slechts in extreme gevallen toepgast. De hardheidsclausule wordt bijvoorbeeld niet toegepast als ouders/verzorgers door werk of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen.

Artikel 10.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden inwerking op de dag na publicatie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 april 2015 door het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Bilt,
De secretaris,
F.G. Wietses
De burgemeester,
A.J. Gerritsen