Regeling vervallen per 01-10-2021

Beleids- en nadere regels Jeugdhulp De Bilt 2017

Geldend van 01-10-2017 t/m 30-09-2021

Intitulé

Beleids- en nadere regels Jeugdhulp De Bilt 2017

Het college van burgemeester en wethouders van De Bilt;

Gelezen het voorstel d.d. 19 september 2017 nr 244516 met als onderwerp: Vaststellen beleids- en nadereregels Jeugdhulp 2017 en Wmo 2017;

Gelet op de Jeugdwet 2015 en de Verordening Jeugdhulp De Bilt 2015;

Besluit:

Vast te stellen de Beleids- en nadere regels Jeugdhulp 2017

1. Inleiding

Beleidsregels ontlenen hun status aan artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht: "Een bestuursorgaan kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot een hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid."

Geen algemeen verbindend voorschrift

Bij beleidsregels gaat het om een bij besluit vastgestelde algemene regel niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift. Feitelijk gaat het dan om een geschreven geldende gedragslijn met betrekking tot een bepaald beleid. Het gaat over de vaststelling van feiten, wet interpreterend beleid of de toepassing van de bepalingen in de Verordening. Concreet betekent dit voor de uitvoeringspraktijk dat alle (min of meer) gelijke gevallen op een gelijke manier worden afgehandeld volgens door het College vastgesteld beleid dat als zodanig ook is bekendgemaakt middels publicatie.

De beleidsregels jeugdhulp 2017 De Bilt strekken ertoe tot een goed samenhangend stelsel over de beoordeling van maatwerkvoorzieningen te komen voor jeugdige inwoners en/of hun ouders/verzorgers. Kernbegrippen zijn eigen kracht en het versterken van het netwerk, uitgaan van te bereiken resultaten en het leveren van maatwerk.

De beleidsregels zijn een vertaling van ons lokale beleid, en de uitgangspunten die daarbinnen zijn geformuleerd:

  • Vraaggericht en integraal

  • Eén gezin, één regisseur, één plan

  • Zelfredzaamheid

  • Bij het formuleren van ondersteuning wordt uitgegaan van de eigen kracht van onze inwoners, en de ondersteuning die het sociale netwerk van de inwoner kan bieden.

In het collegeprogramma “De toekomst voor elkaar” is één van de doelstellingen om met zo weinig mogelijk bureaucratische belemmeringen de toeleiding naar individuele voorzieningen mogelijk te maken. Met het vaststellen van deze beleidsregels is invulling gegeven aan dit uitgangspunt.

1.1 Jeugdwet

Sinds 1 januari 2015 is de Jeugdwet van kracht. Deze wetgeving vervangt de Wet op de jeugdzorg.

1.2 Gemeentelijke taken jeugdhulp

De jeugdwet geeft nadere invulling aan de decentralisatie van de verantwoordelijkheid van jeugdhulp naar gemeenten. Op grond van de Jeugdwet:

  • zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle jeugdhulp: ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedproblemen, psychische problemen en stoornissen;

  • gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering, en de advisering en verwerking van meldingen inzake huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • verzorgen gemeenten sinds 1 januari 2015 de vrijwillige en gedwongen jeugdzorg, de jeugd-GGZ, en de zorg voor jongeren in verband met een verstandelijke beperking (VB) en de begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf.

1.3 Beleidskader

In de beleidskaders ‘Jeugdhulp ….. Route Zuidoost, Regionaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg Zuidoost Utrecht’ en ‘Lokaal Beleidskader Transitie Jeugdzorg gemeente De Bilt’ is het door het gemeentebestuur te voeren beleid vastgesteld met betrekking tot preventie en jeugdhulp, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.

1.4 Verordening Jeugdhulp gemeente De Bilt 2015

De verordening Jeugdhulp gemeente De Bilt geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Met deze wet is het recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk).

Het doel van jeugdhulp blijft: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.

De verordening Jeugdhulp gemeente De Bilt 2015 is per 1 januari 2017 gewijzigd en vastgesteld door de raad in de verordening tot eerste wijziging van de verordening Jeugdhulp De Bilt. In de verordening wordt in artikel 2 en 10 respectievelijk verwezen naar nadere regels over welke overige voorzieningen en individuele voorzieningen jeugdhulp beschikbaar zijn en nadere regels over de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (PGB) wordt vastgesteld en onder welke voorwaarden jeugdhulp betrokken kan worden uit het sociale netwerk. In de nu voorliggende beleids-/ en nadere regels zijn deze artikelen nader uitgewerkt. De beleidskaders, de verordening en de beleids- en nadere regels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

1.5 Evaluatie

De door het college vastgestelde beleids- en nadere regels zullen twee jaarlijks worden geëvalueerd, en zo nodig worden bijgesteld.

1.6 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt weergegeven hoe de Toegang in de gemeente De Bilt is georganiseerd. In hoofdstuk 3 is een korte opsomming opgenomen van overige en individuele voorzieningen die beschikbaar zijn, verder uitgewerkt in bijlage 1.

In hoofdstuk 4 is beschreven hoe de verstrekking van individuele voorzieningen is georganiseerd. In dit hoofdstuk is ook het persoonsgebonden budget (PGB) verder uitgewerkt. In hoofdstuk 5 tenslotte is beschreven hoe de vervoersvoorziening jeugdhulp is georganiseerd.

Alle definities die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de verordening en het besluit. Daar waar in deze beleidsregels nieuwe begrippen voorkomen, worden deze toegelicht in de volgende paragraaf.

1.7 Begripsbepalingen

Aangepast vervoer

Vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus, treintaxi of bustaxi

Afstand

Afstand tussen de woning en de jeugdhulpinstelling, de school en de jeugdhulpinstelling en/of de jeugdhulpinstelling en de woning, gemeten langs de kortste voor de jeugdige voldoende begaanbare en veilige weg

Begeleider

Ouder of persoon die wordt ingezet om tijdens het vervoer de jeugdige te begeleiden

Eigen vervoer

Vervoer per eigen motorvoertuig of fiets

Informele hulp

Niet professionele hulp die tegen vergoeding wordt ingeschakeld en/of het netwerk van de jeugdige en zijn ouders

Familiegroepsplan

Een familiegroepsplan is een plan dat ouders/ gezinnen samen met familie, vrienden en anderen uit hun omgeving kunnen maken om een vraag of probleem aan te pakken

Gekwalificeerde hulpverlener

Jeugdhulpaanbieder uit artikel 1.1 van de Jeugdwet

Gebruikelijke hulp

Normale hulp die als ouder, partner of huisgenoot wordt verleend

Reistijd

Totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de aanvang van de begeleiding/ behandeling bij de jeugdhulpinstelling, plus een eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer of maximaal 10 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer

SVB

Sociale Verzekeringsbank, beheert en keert sociale voorzieningen, waaronder het persoonsgebonden budget, uit

Vervoer

Openbaar vervoer, aangepast vervoer of eigen vervoer tussen de woning dan wel de opstapplaats en de jeugdhulplocatie dat plaatsvindt in aansluiting op het begin en einde van de begeleiding/ behandeling

Vervoersvoorziening

1°. bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer voor de jeugdige en zo nodig diens begeleider;

2°. aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of

3°. gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerkosten van de jeugdige en zo nodig diens begeleider;

Woning

Plaats waar de jeugdige structureel en feitelijk verblijft

2. In gesprek met jeugdige en ouders

Jeugdigen en hun ouders kunnen bij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) De Bilt terecht met vragen en zorgen over opvoeding, ontwikkeling, geestelijke gezondheid of veiligheid van een kind.

De inhoud van het gesprek, als bedoeld in artikel 6 van de Verordening, dat wordt gevoerd tussen de jeugdige, zijn ouders en het CJG om de hulpvraag te onderzoeken, vormt de basis van het besluit tot het toekennen van een overige of individuele voorziening. Dit kunnen meerdere gesprekken betreffen met consultatie van derden.

2.1 Integrale ondersteuning via het CJG

2.1.1 Contact met CJG

Soms kan een vraag door het CJG direct beantwoord worden, als dit niet kan wordt deze vraag met toestemming van de betrokkene(n) binnen het CJG-team besproken. Vervolgens wordt een CJG medewerker toegewezen aan het gezin (vanuit de missie ‘één gezin, één plan, één regisseur’)

2.1.2 Gesprek

Samen met het gezin wordt in één of meer gesprekken een plan van aanpak opgesteld (ofwel: de zelfredzaamheidsmatrix of familiegroepsplan). De hulpvraag wordt verduidelijkt, en daaraan worden doelen gekoppeld.

2.1.3 Benodigde hulp

In het gesprek en aan de hand van het plan van aanpak wordt een inschatting gemaakt van de benodigde hulp:

  • 1.

    Voorliggende mogelijkheden waardoor geen professionele hulp nodig is, of een overige voorziening waarvoor geen verwijzing nodig is;

  • 2.

    Hulp die wordt ingezet door een medewerker van het CJG;

  • 3.

    Hulp die wordt ingekocht bij een zorgaanbieder als individuele voorziening, gefinancierd door de gemeente

Uitgangspunten hierbij:

  • Eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jeugdigen, ouders en hun sociaal netwerk worden zoveel mogelijk ingezet

  • Maatwerk: niet meer ondersteuning dan nodig is en niet minder dan noodzakelijk

Aanvraag voor een individuele voorziening

Een aanvraag voor een individuele voorziening kan op 2 manieren worden verstrekt: als Zorg in Natura of door inzet van een PGB. Zie hiervoor hoofdstuk 4.

Voor inzet van specialistische hulp is een verwijzing nodig.

Andere verwijzers

Andere verwijzers zijn naast het CJG de huisarts, jeugdarts en de medisch specialist, de Gecertificeerde Instellingen (GI) en in het geval van dyslexiezorg het onderwijs.

3. Vormen van jeugdhulp

3.1 Overige voorzieningen

Overige voorzieningen zijn voor jeugdigen en ouders met een hulp of ondersteuningsvraag beschikbaar in de vorm van lichte ondersteuning. Ouders en jeugdigen kunnen zich rechtstreeks tot de organisaties wenden die deze vormen van jeugdhulp bieden. Voor de financiering van deze voorzieningen heeft de gemeente met de betreffende aanbieders een subsidie- dan wel inkooprelatie.

3.1.1 Vormen van overige voorzieningen

(Uitwerking van artikel 2 lid 3 van de Verordening)

De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Informatie en advies over opvoeden en opgroeien;

  • b.

    Voorlichting, cursussen en trainingen over opvoeden en opgroeien;

  • c.

    Jeugdgezondheidszorg;

  • d.

    Schoolmaatschappelijk werk (school CJG-er);

  • e.

    Lichte ambulante jeugdhulp;

  • f.

    Gezinsondersteuning.

3.2 Individuele voorzieningen

Individuele voorzieningen zijn een aanbod van diensten of activiteiten dat, alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op jeugdhulp. Maatwerk is hierbij belangrijk.

Individuele voorzieningen zijn beschikbaar in de vorm van intensieve, specialistische en/of zwaardere ondersteuning waarbij de jeugdige binnen dan wel buiten de gezinssituatie wordt geholpen.

3.2.1 Vormen van individuele voorzieningen

(Uitwerking van artikel 2 lid 3 van de Verordening)

De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Generalistische basis jeugd geestelijke gezondheidszorg (GB-GGZ))

  • b.

    Specialistische jeugd geestelijke gezondheidszorg (S-GGZ) inclusief dyslexie

  • c.

    Specialistische GGZ (residentieel)

  • d.

    Curatieve GGZ (kindergeneeskunde)

  • e.

    Gesloten plaatsing en driemilieuvoorzieningen (cluster 1)

  • f.

    Diagnostiek door en voor jeugd- en opvoedhulpaanbieders

  • g.

    Ambulante hulp

  • h.

    Verblijf zonder behandeling (inclusief pleegzorg)

  • i.

    Verblijf met behandeling

  • j.

    Dagbehandeling

Een uitgebreide beschrijving van overige en individuele voorzieningen is opgenomen in bijlage 1.

3.3 Landelijke voorzieningen

Landelijk zijn er door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten afspraken gemaakt met de Stichting Adoptievoorzieningen over voorlichting, voorbereiding, (opvoedings)ondersteuning en nazorg aan adoptieouders, en met de stichting Opvoeden.nl.

Door het Ministerie van VWS worden vanaf 2018 de Kindertelefoon en de stichting Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) als landelijke voorziening in stand gehouden en gefinancierd.

4. Wijze van verstrekken van een individuele voorziening

Uitwerking van artikel 3, 4, 8 en 9 van de Verordening:

2 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

3 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

8 Aanvraag

9 Inhoud beschikking

4.1 Inleiding

Er zijn twee vormen waarin de gemeente een individuele voorziening kan leveren of verstrekken:

  • In natura;

  • In de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB).

4.2 Keuzemogelijkheid

Individuele voorzieningen worden in principe in natura verstrekt. Cliënten kunnen verzoeken om een PGB (zie Jeugdwet, art. 8.1.1, lid 1). Als een jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening, ziet het college het PGB en zorg in natura als gelijkwaardige verstrekkingsvormen, waar iemand tussen kan kiezen.

4.3 In natura

“In natura” betekent dat de gemeente hulp voor de jeugdige en of de ouders inkoopt. De gemeente gaat hiervoor contracten aan met zorgaanbieders. Zij leveren de benodigde hulp (antwoord op de hulpvraag). De jeugdigen of ouders kiezen uit het beschikbare aanbod. De gemeente is eindverantwoordelijk voor daadwerkelijke levering van de benodigde hulp. Jeugdigen of ouders krijgen op basis van een doorverwijzing/beschikking het recht op een bepaalde voorziening, gedurende een afgebakende hoeveelheid tijd. De geleverde hulp wordt door de zorgaanbieder rechtstreeks aan de gemeente gefactureerd.

4.4 Persoonsgebonden budget

Als de gemeente een PGB verstrekt dan betekent dit dat de gemeente bij de Sociale Verzekeringsbank via trekkingsrecht een geldbedrag aan de inwoner ter beschikking stelt. Hiermee kan de inwoner zelf de benodigde (= door de gemeente geïndiceerde) voorziening inkopen. Het PGB kan alleen bij individuele voorzieningen worden toegekend en dus niet bij overige voorzieningen.

Beoordeling

Het college toetst of aan de volgende drie wettelijke voorwaarden is voldaan:

  • Bekwaamheid van de aanvrager: kan de jeugdige of zijn ouders op eigen kracht voldoende dan wel met hulp de taken die bij een persoonsgebonden budget horen op een verantwoorde wijze uitvoeren?

  • Motivatie: de jeugdige of zijn ouders moeten motiveren dat zorg in natura niet passend is

  • Kwaliteit: is gewaarborgd dat hulp die de jeugdige of zijn ouders met het persoonsgebonden budget wil inkopen van goede kwaliteit is?

Als eerste moet duidelijk worden wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouders is, en welke hulp het beste bij de hulpvraag past. Als zij de hulp willen inkopen met een PGB dan moet helder worden of zij bekwaam zijn PGB taken uit te voeren, zoals het juiste product inkopen, contract aangaan en zorgverleners aansturen.

Indien de jeugdige danwel zijn ouders de individuele voorziening in de vorm van een PGB wenst te ontvangen wordt gewerkt met een plan van aanpak. In het plan van aanpak stelt de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt dat het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder (zorg in natura) niet passend wordt geacht.

Professionele zorgverleners in de jeugdhulp die bekostigd worden vanuit een PGB moeten aan dezelfde wettelijke kwaliteitseisen (Jeugdwet, hoofdstuk 4) voldoen die gelden voor alle professionele jeugdhulpaanbieders.

4.5 Persoonsgebonden budget informele hulp: niet professionele hulp en/of het sociaal netwerk

Bij Verordening artikel 10 lid 3

Voorwaarden voor het toekennen van een PGB door het college voor niet-professionele hulp en/of vanuit het sociaal netwerk zijn:

  • dat alleen de individuele voorzieningen jeugdhulp van begeleiding en persoonlijke verzorging zich lenen voor inzet van een persoon uit het sociaal netwerk;

  • dat de persoon die deze informele hulp verleent, voldoet aan de minimale kwaliteitscriteria die gesteld kunnen worden aan de betreffende ondersteuning;

  • dat de ondersteuning aan de jeugdige/ zijn ouders niet leidt tot overbelasting van de persoon die deze informele hulp verleent;

  • dat er geen sprake is van tussenpersonen of belangenbehartigers die uit het PGB worden betaald;

  • dat een gekwalificeerde hulpverlener die tot het sociale netwerk van de cliënt behoort, maximaal het tarief ontvangt voor een persoon uit het sociale netwerk, als voor de ondersteuning die deze hulpverlener biedt geen kwalificaties nodig zijn.

Bij de beoordeling van de mogelijkheid tot bekostiging van jeugdhulp geleverd door een persoon vanuit het sociaal netwerk wordt door het college het volgende meegewogen:

  • hoe motiveren de jeugdige of zijn ouders de keuze om met het PGB een persoon uit het sociaal netwerk in te schakelen?

  • is de persoon uit het sociaal netwerk in staat om de gevraagde jeugdhulp te bieden?

  • is de kwaliteit van de te bieden jeugdhulp voldoende geborgd?

  • betreft het geen gebruikelijke hulp?

4.6 Hoogte van het persoonsgebonden budget

Bij verordening is bepaald dat het PGB maximaal de kosten van de individuele voorziening in natura bedraagt. Voor de hoogte van het tarief gelden daarnaast/aanvullend de volgende regels:

  • de hoogte van het PGB budget is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het PGB gaan besteden;

  • het tarief is toereikend om veilige, effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen.

De hoogte van een PGB voor de inkoop van professionele jeugdhulp wordt berekend per uur, per dagdeel of etmaal op basis van de omvang van zorg vermenigvuldigd met het basistarief waarvoor de betreffende zorg in natura door de gemeente is ingekocht.

Waar geen passend ZIN-tarief voor een bepaalde zorgvorm genoemd wordt, geldt dat er in overleg een budget wordt toegekend waarmee de budgethouder de noodzakelijke ondersteuning bij minimaal één zorgaanbieder kan inkopen. Indien dit niet het geval is dan wordt het volledige tarief van de PGB-zorgaanbieder door de gemeente toegekend.

Voor de tariefstelling geldt dat informeel vóór gaat op professioneel.

Tarieven professionele hulp:

  • a.

    Voor jeugdhulp door een zelfstandig werkende gekwalificeerde jeugdhulpaanbieder (ZZP’er) geldt 85% van het basistarief van zorg in natura

  • b.

    Voor jeugdhulp door een gekwalificeerde jeugdhulpaanbieder (organisatie) geldt 100% van het basistarief van zorg in natura

Tarieven informele hulp: niet professionele hulp en/of vanuit het sociaal netwerk

  • a.

    Voor een PGB ten behoeve van de inkoop van informele hulp geldt een tarief van maximaal het op grond van de Wet Langdurige Zorg geldende PGB-uurtarief voor hulp van niet-professionele zorgverleners. De informele hulp kan maximaal een fulltime werkweek van 40 uur declareren.

  • b.

    Het PGB-tarief voor informele zorg bedraagt € 20 per uur en € 30 per etmaal als het kortdurend verblijf betreft.

4.7 Weigeren van een persoonsgebonden budget

De gemeente De Bilt kan een PGB weigeren:

  • indien aan de jeugdige of zijn ouders in de drie jaren voorafgaand aan de datum van het gesprek een PGB is verleend waarbij door hen niet is voldaan aan de voorwaarden (uit de wet en de verordening)

  • voor zover de middelen (deels) worden bedoeld voor reiskosten, feestdagenuitkeringen, eenmalige uitkeringen, een vrij besteedbaar bedrag of begeleidings- of administratiekosten in verband met het PGB

  • als het voornemen is het PGB in te zetten voor een spoedeisende situatie

  • als de zorgverlener die uit het PGB wordt betaald ook namens de jeugdige de gemachtigde budgethouder is, tenzij hier gegronde redenen voor zijn (het oordeel van het CJG-team is hierin leidend)

Een PGB kan ook geweigerd worden als er naar het oordeel van het CJG-team overwegende bezwaren zijn of een ernstig vermoeden dat de budgethouder de aan een PGB verbonden taken niet op een verantwoorde wijze kan uitvoeren.

Om een PGB af te wijzen vanwege overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn. Dit kan bijvoorbeeld een medische onderbouwing zijn of andere bewijsstukken van onbekwaamheid. Voor een PGB wordt altijd een beschikking opgesteld, een besluit tot afwijzing wordt altijd gemotiveerd.

4.8 Inzet PGB in het buitenland

De budgethouder kan het PGB voor ten hoogste 13 weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van jeugdhulp, te verlenen tijdens verblijf in het buitenland.

Het is mogelijk – onder bepaalde voorwaarden- met een PGB zorg in te kopen in het buitenland. Zie hiervoor het afsprakenkader buitenlands zorgaanbod jeugd van de VNG.

4.9 Geldigheidsduur van de beschikking voor PGB

Het PGB voor jeugdhulp wordt voor een periode van maximaal twee jaar verstrekt. Doordat het om jeugdigen gaat, kan de situatie snel veranderen en ligt het niet voor de hand om beschikkingen voor PGB voor langere perioden te verstrekken. Hiervan kan worden afgeweken voor situaties waarbij een langere periode kan worden overzien. Dan kan de beschikking worden afgegeven voor maximaal drie jaar, zulks ter beoordeling door het college.

4.10 Controle

Als er binnen een kalenderjaar minder wordt uitgegeven dan het volledige jaarbedrag van het PGB, dan blijft dat staan op de rekening van de SVB. Aan het einde van elk jaar worden die overgebleven bedragen door de SVB teruggestort aan de gemeente. De gemeente heeft via de Portal van de SVB inzage in declaraties ten laste van het budget en de hoogte van het resterende budget.

4.11 Administratie

Een bemiddelaar/ derde die de administratie voert voor een Pgb-houder is hoofdelijk aansprakelijk.

5. Vervoer jeugdhulp

5.1 De door het college noodzakelijk te achten vervoersvoorziening

Ten behoeve van het bezoeken van de jeugdhulpinstelling kan het college aan de jeugdige aan wie een individuele voorziening is verstrekt een vervoersvoorziening toekennen.

De vervoersvoorziening wordt toegekend indien en voor zover dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige en overigens met inachtneming van het bepaalde in dit hoofdstuk.

Voor zover het hulpverleningsplan voorschrijft dat de ouders aanwezig zijn bij (onderdelen van) de begeleiding/behandeling, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.

5.2 Toekenning vervoersvoorziening

Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.

5.3 Voorwaarden vervoersvoorziening

Een aanvraag voor een vervoersvoorziening kan worden gedaan als een jeugdige in aanmerking komt voor een individuele voorziening.

Indien dit het geval is, dient te zijn vastgesteld dat vervoer naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden noodzakelijk is, waarbij de eventueel toe te kennen vervoersvoorziening afhankelijk is van de mogelijkheid van de ouders/jeugdige zelf om vervoer te verzorgen.

Vervoer wordt vergoed naar de meest passende jeugdhulpaanbieder.

5.4 Passende vervoersvoorziening

Het college bepaalt welke vervoersvoorziening het meest passend is.

De volgende vormen worden onderscheiden:

  • a.

    kilometervergoeding indien de ouders de jeugdige zelf vervoeren of laten vervoeren, op basis van een vastgesteld tarief conform de Reisregeling binnenland (rijksregeling voor reis- en verblijfskosten) voor de kortste route op basis van de ANWB-routeplanner;

  • b.

    een vergoeding voor openbaar vervoer indien de jeugdige zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken;

  • c.

    een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding indien door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat de jeugdige niet in staat is om zelfstandig van openbaar vervoer gebruik te maken;

  • d.

    aangepast vervoer indien:

    • de jeugdige met gebruikmaking van openbaar vervoer naar de jeugdhulpinstelling of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;

    • genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de jeugdige door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is;

    • de jeugdige, gelet op zijn structurele lichamelijke, verstandelijke psychische of zintuiglijke handicap niet in staat is – ook niet onder begeleiding –van openbaar vervoer gebruik te maken.

5.5 Doorgeven van wijzigingen

  • De jeugdige van 16 jaar of ouder en/of de ouders zijn verplicht onverwijld uit eigen beweging of op verzoek van het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande de vervoersvoorziening bij een individuele voorziening jeugdhulp, onder vermelding van de datum van wijziging;

  • Indien sprake is van een wijziging die van invloed is op de toegekende vervoersvoorziening, vervalt de aanspraak daarop en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe.

  • Indien de jeugdige van 16 jaar of ouder en/of de ouders niet voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, en het college een wijziging als bedoeld in het tweede lid vaststelt, waardoor blijkt dat ten onrechte een vervoersvoorziening is verstrekt, vervalt de aanspraak op de vervoersvoorziening terstond en kent het college al dan niet opnieuw een vervoersvoorziening toe. Het college deelt zijn besluit schriftelijk mee aan de jeugdige van 16 jaar of ouder en/of de ouders.

  • Ten onrechte genoten bekostiging kan van de jeugdige en/of de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening.

5.6 Voorwaarden

  • Het college kan aan het verstrekken van vervoerskosten voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van de bepalingen in dit besluit.

  • Het college kan een vervoersvoorziening intrekken indien niet (meer) aan deze gestelde voorwaarden wordt voldaan.

6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden op 1 oktober 2017 in werking.

Met de inwerkingtreding worden de Beleidsregels Jeugdhulp 2015 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 september 2017,

De secretaris,

F.G. Wietses

De burgemeester,

Mr. S.C.C.M. Potters

Bijlage 1. Uitwerking overige en individuele voorzieningen

Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven worden in deze bijlage de overige en individuele voorzieningen nader beschreven.

Overige voorzieningen

  • 1.

    Informatie en advies over opvoeden en opgroeien:

    Algemene informatie en advies over het opgroeien, de ontwikkeling en de opvoeding van jeugdigen, welke wordt geboden door het CJG door bijvoorbeeld het beantwoorden van veelvoorkomende opvoed- en opgroeivragen.

    Deskundig advies rond opvoeden en opgroeien en ondersteuning aan personen die beroepsmatig met jeugdigen werken in de algemene pedagogische voorzieningen, zoals leerkrachten in het onderwijs en pedagogisch medewerkers in de kinderopvang.

  • 2.

    Voorlichting, cursussen en trainingen over opvoeden en opgroeien:

    Voorlichtingsactiviteiten, cursussen en trainingen zowel voor jeugdigen als voor ouders, zoals sociale vaardigheids- en faalangsttrainingen en opvoedcursussen. Ook zijn er speciale informatie-avonden, bijvoorbeeld over ouderschap na scheiding.

  • 3.

    Jeugdgezondheidszorg:

    Specifieke programma’s of activiteiten voor individuele hulp of zorg, naast het uniforme basispakket, van de GGD die onderdeel uitmaakt van het CJG.

  • 4.

    Schoolmaatschappelijk werk (school CJG-er):

    De school-CJG-er is een generalistische professional die de contactpersoon voor school (primair en voortgezet onderwijs) is, waar jeugdigen, ouders en schoolmedewerkers terecht kunnen met vragen over opvoeden en opgroeien. De CJG’er op school zorgt voor de verbinding tussen kind, gezin, school, zorg en hulpverlening. Zij kunnen samen met ouders het gesprek aangaan op school.

  • 5.

    Lichte ambulante jeugdhulp:

    ‘Outreachende’ kortdurende opvoed- en opgroeiondersteuning, individuele begeleiding, trajecten van jeugdigen en hun ouders bij lichte psychische en/of sociale problemen, bijvoorbeeld verslaving, depressie, armoede en schulden. Wanneer het CJG inschat dat een langdurig zorgtraject nodig is dan zal er snel en adequaat intensievere hulp worden ingeschakeld.

  • 6.

    Gezinsondersteuning:

    Praktische hulp in de thuissituatie gericht op het verbeteren van de opvoed- en opgroeisituatie.

Individuele voorzieningen

  • 1.

    Generalistische basis jeugd geestelijke gezondheidszorg (GB-jGGZ)

    Generalistische basis GGZ voor jeugdigen richt zich op lichte psychische klachten, waarbij een kortdurend aanbod volstaat om deze weg te nemen, te verminderen of hanteerbaar te maken. Binnen de generalistische basis GGZ worden vier zorgzwaarteproducten onderscheiden (kort, middel, intensief, chronisch). De GGZ-behandelaar bepaalt het zorgzwaarteproduct.

  • 2.

    Specialistische jeugd geestelijke gezondheidszorg (S-jGGZ)

    Gespecialiseerde GGZ is bedoeld voor jeugdigen met (een vermoeden van) ernstige psychische en psychiatrische stoornissen. In de specialistische GGZ is sprake van diagnostiek gericht op verduidelijking van de klachten en van de zorgvraag. Ook ernstige enkelvoudige dyslexiezorg valt onder de gespecialiseerde GGZ.

  • 3.

    Specialistische GGZ (residentieel)

    Specialistische geestelijke gezondheidszorg met verblijf voor jeugdigen met een verstoring in het psychiatrisch ziektebeeld. Hierbinnen worden 7 verzorgingsgraden onderscheiden (licht, beperkt, matig, gemiddeld, intensief, extra intensief, zeer intensief).

  • 4.

    Curatieve GGZ (kindergeneeskunde)

    Voor jeugdigen met gedragsproblemen en psychische stoornissen die GGZ-zorg ontvangen van kinderartsen in ziekenhuizen. Hieronder valt bijvoorbeeld de behandeling van ADHD, autisme of depressie.

  • 5.

    Gesloten plaatsing en driemilieuvoorzieningen (cluster 1)

    Binnen deze categorie worden drie soorten onderscheiden:

    • a)

      gesloten plaatsing bijzondere opname in een psychiatrisch ziekenhuis (BOPZ): het betreft specialistische klinische opname voor psychiatrische zorg van jeugdigen met een psychische stoornis die een gevaar vormen voor zichzelf en/of de omgeving. Hiervoor geldt een urgentie van opname, al dan niet met een BOPZ-maatregel van de rechter

    • b)

      gesloten jeugdhulp (vaak ook jeugdzorgplus genoemd): hierbij wordt de jeugdige met een machtiging van de kinderrechter gesloten geplaatst. Het betreft een gedwongen opname inclusief verblijf van jeugdigen met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

    • c)

      driemilieuvoorziening open residentieel, waaronder (L)VB jongeren ZZP 4 en 5, orthopedagogische behandelcentra (OBC’s) en multifunctionele centra (MFC’s):

      een driemilieuvoorziening open residentieel is 24 uurs behandeling voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen, al dan niet met verstandelijke handicap (IQ van 50 tot 85) en/of psychische problematiek. De jeugdige heeft voor het herstel van zijn normale leven een behandelomgeving nodig waarin binnen de drie leefsferen (milieus) een hoge mate van toezicht, veiligheid en voorspelbaarheid aanwezig zijn. De drie leefsferen zijn verblijf, school/werk en vrije tijd, welke worden aangeboden in de open voorziening, zonder rechterlijke machtiging.

  • 6.

    Diagnostiek door en voor jeugd- en opvoedhulpaanbieders

    Diagnostiek omvat alle activiteiten gericht op verduidelijking van de klachten en van de zorgvraag. Het gaat daarbij onder andere om intake, anamnese, psychiatrisch/ psychodiagnostisch onderzoek, lichamelijk onderzoek etc.

  • 7.

    Ambulante hulp

    Ambulante hulp bedoeld voor jeugdigen met ernstige opvoed- en opgroeiproblemen en hun ouders. Het is gericht op gezinnen met kinderen, die problemen hebben zoals spijbelen, ruzie met ouders of licht depressief zijn. Soms is de hulp enkel of voornamelijk bedoeld voor ouders, in de vorm van opvoedondersteuning. De ambulante hulp kan thuis, op school of op de locatie van een jeugdhulpaanbieder geboden worden. De ambulante hulp richt zich op het aanleren van vaardigheden bij de jeugdige en/of de ouders.

  • 8.

    Verblijf zonder behandeling

    De jeugdige verblijft buiten het eigen gezin en in een instelling of bijvoorbeeld een gezinshuis. Crisispleegzorg valt ook onder deze categorie. Ook gesloten jeugdhulp (jeugdzorgplus), waarbij de jeugdige op aanwijzing van de kinderrechter gesloten geplaatst wordt, valt hieronder. Het is dan aan het college (of in gedwongen kader de gecertificeerde instelling) die bepaalt dat verblijf noodzakelijk is, en de kinderrechter die bepaalt dat het verblijf gesloten dient te zijn. Het streven is om de jeugdigen zoveel mogelijke verblijfsvoorzieningen te bieden die de normale opvoedsituatie in een gezin benaderen, zoals gezinshuizen. Dit is ook een inspanningsverplichting van de gemeente die is vastgelegd in de Jeugdwet, artikel 2.3, derde lid.

    Bij pleegzorg wordt de jeugdige opgevangen in een pleeggezin, waarbij de pleegouder (en jeugdige) ondersteuning krijgen van een jeugdhulpaanbieder. Pleegouders worden geselecteerd en getraind door de pleegzorginstelling.

    Wanneer een jeugdige (tijdelijk) niet thuis kan wonen wordt eerst bekeken of pleegzorg ingezet kan worden. Er wordt ook gekeken of er binnen het eigen netwerk een pleeggezin is. Pleegzorg kan in verschillende vormen worden ingezet. Zo kan vakantie- of weekendpleegzorg worden ingezet als het gezin tijdelijk ontlast moet worden (respijtzorg). Als duidelijk is dat de jeugdige nooit meer terug zal kunnen keren in het gezin dan verblijft de jeugdige tot zijn achttiende (of langer) in een pleeggezin.

  • 9.

    Verblijf met behandeling

    Verblijf inclusief behandeling dat erop gericht is om jeugdigen met een verstandelijke handicap te stabiliseren en zich te ontwikkelen op het gebied van maatschappelijke participatie en sociale zelfredzaamheid. Tijdens de behandeling gaat een professional aan de slag met de beperking van de cliënt. Deze vorm heeft specifiek betrekking op de aandoening, stoornis of beperking en niet op ondersteunende hulp.

    Indien noodzakelijk kan dagbesteding tijdens het verblijf worden verstrekt. Dat zijn dagactiviteiten die gericht zijn op het structureren van de dag, praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen.

  • 10.

    Dagbehandeling

    Bij dagbehandeling worden jeugdigen gedurende de dag op locatie van de jeugdhulpaanbieder opgevangen en behandeld, vaak in combinatie met ambulante jeugdhulp richting ouders. Dagbehandeling jeugdzorg kan ook worden ingezet als observatiediagnostiek. Een belangrijke reden om een jeugdige jeugdhulp aan te willen bieden buiten het gezin of de school op de locatie van de zorgaanbieder is vaak (het vermoeden van) een ontwikkelingsachterstand van de jeugdige. Nieuwe vormen van dagbehandeling op locatie richten zich op ondersteuning binnen de reguliere kinderopvang en/of het onderwijs.