Regeling vervallen per 01-01-2015

Beleidsregels inzake opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van bijstand en inkomensvoorzieningen

Geldend van 17-03-2011 t/m 31-12-2014

Intitulé

Beleidsregels inzake opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van bijstand en inkomensvoorzieningen

Grondslagen

  • 1.

    Wet werk en bijstand (WWB), art.54 lid 1incl de BBZ;

  • 2.

    Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), art. 17, lid1;

  • 3.

    Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ), art. 17, lid 1;

  • 4.

    Wet investeren in jongeren (WIJ), art. 40 lid 1.

ALGEMEEN

1.Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

Het Dagelijks Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug maakt gebruik van de

bevoegdheid tot:

  • A.

    het opschorten voor de duur van te hoogste acht weken van het recht op bijstand of een inkomensvoorziening ingevolge artikel 54, eerste lid van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 17, eerste lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), artikel 17, eerste lid van de Wetinkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ), en artikel 40, eerste lid van de Wet investeren in jongeren (WIJ), als de belanghebbende de voor de verlening van de bijstand of inkomensvoorziening van belang zijnde gegevens of gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel als de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent:

  • a.

    vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of

  • b.

    vanaf de dag van het verzuim als niet kan worden bepaald op welke periode

het verzuim betrekking heeft;

  • B.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54, derde en vierde lid van de WWB, artikel 17, derde en vierde lid van de IOAW, artikel 17, derdeen vierde lid van de IOAZ en artikel 40, derde en vierde lid van de WIJ

  • C.

    het terugvorderen van een ten onrechte verleende bijstand of inkomensvoorziening, zoals neergelegd in paragraaf 6.4 van de WWB, paragraaf 5 van de IOAW, paragraaf 5 van de IOAZ en hoofdstuk 7 van de WIJ.

HERZIENING EN INTREKKING

2.Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Een besluit tot toekenning van bijstand of een inkomensvoorziening wordt herzien of ingetrokken indien:

  • a.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid van de WWB, de artikelen 28, tweede lid en 29, eerste lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi), artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAW, artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAZ of artikel 44, eerste en tweede lid van de WIJ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een inkomensvoorziening;

  • b.

    anderszins de bijstand of inkomensvoorziening ten onrechte of tot een te hoog bedragis verleend. Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van dringende redenen worden afgezien.

TERUGVORDERING

3.Terugvordering

Ten onrechte verstrekte bijstand of inkomensvoorziening wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.

4.Ten onrechte verstrekte bijstand of inkomensvoorziening

Het Dagelijks Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug vordert de bijstand of

inkomensvoorziening terug van belanghebbende voor zover deze:

  • a.

    ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • b.

    in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

  • c.

    voortvloeit uit gestelde borgtocht;

  • d.

    ingevolge artikel 52 van de WWB en artikel 37 van de WIJ bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand of een

inkomensvoorziening bestaat;

  • e.

    anderszins onverschuldigd is betaald voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs kon begrijpen, of

  • f.

    anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:

    • 1.

      de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand of een inkomensvoorziening is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in artikel 31 WWB, artikel 8 van de IOAW, artikel 8 van de IOAZ en artikel 7 van de WIJ beschikt of kan beschikken;

    • 2.

      de bijstand of inkomensvoorziening is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

  • g.

    terugvordering als bedoeld onder e. vindt niet plaats indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

    • 5.

      Terugvordering van gezinsleden:

  • a.

    Onverminderd het bepaalde onder artikel 4 worden kosten van bijstand of

inkomensvoorziening indien deze aan een gezin wordt verleend van de partners

teruggevorderd.

  • b.

    Indien de bijstand of inkomensvoorziening als gezinsbijstand aan gehuwden had moet worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid van de WWB, de artikelen 28, tweede lid en 29, eerste lid van de wet SUWI werk en inkomen, artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAW, artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAZ of artikel 44, eerste en tweede lid van de WIJ niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van bijstand of inkomensvoorziening mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in artikel 31 van de WWB, artikel 8 van de IOAW, artikel 8 van de IOAZ en artikel 7 van de Wij bij de verlening van deze bijstand of inkomensvoorziening rekening had moeten worden gehouden.

  • c.

    De onder a. en b, genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de

terugbetaling van de kosten van bijstand of inkomensvoorziening die worden

teruggevorderd.

6.Afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit

Het Dagelijks Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug kan afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:

  • a.

    het terug te vorderen bedrag lager is dan € 115,-, tenzij de terugvordering het gevolg is van het verwijtbaar schenden van de verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid van de WWB, de artikelen 28, tweede lid en 29, eerste lid van de SUWI, artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAW, artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAZ of artikel 44, eerste en tweede lid van de WIJ;

  • b.

    hiertoe een dringende reden aanwezig is.

    • 7.

      Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Het Dagelijks Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug kan besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening indien:

  • a.

    de belanghebbende of een erkende schuldhulpinstantie hiertoe een verzoek doet, en

  • b.

    redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met betalen van zijn schulden, en

  • c.

    redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle

vorderingen, behoudens de in artikel 8 onder b. bedoelde vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

  • d.

    de vordering van de RSD wegens teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

    • 8.

      Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek onder voorwaarde

Van kwijtschelding als bedoeld in regel 7 kan worden afgezien indien:

  • a.

    de terugvordering van bijstand of inkomensvoorziening het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende en belanghebbende niet te goeder trouw is gebleken bij het onbetaald laten van de vordering;

  • b.

    de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen,

behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

  • 9.

    Het Dagelijks bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug kan van regel 8 onder a afwijken indien een beroep wordt gedaan op schuldsanering en er sprake is van een fraudevordering welke een geslaagde hulpverlening in de weg staat, door mee te werken aan een minnelijk traject indien volledige toepassing van de beleidsregel zal leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor belanghebbende maar slechts onder de voorwaarden dat:

  • 1.

    de vordering tenminste 5 jaar oud is en

  • 2.

    is afgelost conform het door de RSD vastgesteld aflossingsschema en wanneer dit niet het geval is, dit niet verwijtbaar is en

  • 3.

    er geen sprake is van recidive.

  • 10.

    Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens

Schuldenproblematiek.

Het besluit tot het geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering als bedoeld in regel 7 treedt niet in werking:

  • a.

    voordat een schuldregeling tot stand is gekomen;

  • b.

    indien niet binnen twaalf maanden na bekendmaking van dat besluit een

schuldregeling tot stand is gekomen

11.Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering als bedoeld in regel 7 wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

a.de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de

schuldregeling voldoet of

b.onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of

volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

12.Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

Het Dagelijks Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug kan besluiten van verdere terugvordering af te zien, indien de belanghebbende heeft meegewerkt aan een minnelijke terugbetaling en:

  • a.

    gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • b.

    gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

  • c.

    gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten of

  • d.

    een bedrag, overeenkomend met tenminste 50% van de restsom in één keer aflost.

    • 13.

      Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in regel 12 genoemde termijn is drie jaar indien:

  • a.

    het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c en 475 d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet teboven is gegaan en

  • b.

    de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen, bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid van de WWB, de artikelen 28, tweede lid en 29 eerste lid van de wet SUWI, artikel 13 eerste en tweede lid van de IOAW,artikel 13 eerste en tweede lid van de IOAZ of artikel 44 eerste en tweede lid van de WIJ.

    • 14.

      Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Kwijtschelding als bedoeld in regel 11 vindt niet plaats:

  • a.

    ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden;

  • b.

    wanneer de vordering het gevolg is van het verwijtbaar schenden van de verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid van de WWB, de artikelen 28 tweede lid en 29 eerste lid van de wet SUWI, artikel 13, eerste en tweede lid van de IOAW, artikel 13 eerste en tweede lid van de IOAZ of artikel 44, eerste en tweede lid van de WIJ waarbij na vijf jaar betaling minder dan 50% van de hoofdsom is afgelost;

  • c.

    indien naast een bestaande vordering als bedoeld in artikel 12 onder b een nieuwe verwijtbare vordering in die zin blijkt of ontstaat.

INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND OF

INKOMENSVOORZIENING

15.Invordering

Het aflossingsbedrag zoals medegedeeld in het terug- of invorderingsbesluit geldt als een opgelegde betalingsverplichting;

16.Verrekening en beslaglegging

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van:

  • 1.

    verrekening met de maandelijks verleende bijstand of inkomensvoorziening ingevolge de Wet werk en Bijstand inclusief de BBZ, de IOAW, de IOAZ, de WIJ op grond van artikel 6:127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid;

  • 2.

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g,

behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of;

3.beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke

Rechtsvordering.

OVERIGE BEPALINGEN

  • 17.

    Brutering

    • a.

      bij gebreke van tijdige betaling wordt de vordering verhoogd met de op de

terugvordering betrekking hebbende kosten.

  • b.

    Loonbelasting en de premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die bijstand of inkomensvoorziening verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtige is, alsmede op grond van artikel 46 van de Zorgverzekeringswet worden teruggevorderd, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, tenzij de terugvordering de klant niet te verwijten is en er sprake is van onvoortvarendheid bij het college bij de verwerking van de tot de terugvordering leidende inlichtingen.

    • 18.

      Rente en kosten

Indien moet worden overgegaan tot beslaglegging als bedoeld in regel 15 dan wordt de vordering verhoogd met wettelijke rente en kosten van beslaglegging bij tenuitvoerlegging van het beslag.

19.Hardheidsclausule

Het Dagelijks Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug kan, in de gevallen waarin in de beleidsregel niet is voorzien dan wel toepassing van deze beleidsregel zou kunnen leiden tot onevenredig nadelige gevolgen, besluiten om op individuele gronden een besluit te nemen.

20.Inwerkingtreding

Deze Beleidsregels treden in werking met ingang van de eerstvolgende dag na de dag van publicatie en treden in de plaats van de Beleidsregel terugvordering WWB.

Aldus vastgesteld op 20 januari 2011 door het Dagelijks Bestuur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug

Toelichting beleidsregels betreffende opschorting, herziening, intrekking en terugvordering Wet werk en bijstand inclusief de BBZ, de IOAW, de IOAZ

en de WIJ.

Artikelsgewijze toelichting

1.Algemeen

In de WWB die per 1 januari 2004 in werking is getreden is het terugvorderen van ten onrechte verstrekte bijstand, alsmede het opschorten, herzien en intrekken van het recht op bijstand een algehele bevoegdheid van het Burgemeester en wethouders (lees: Dagelijks Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug).

Sinds de inwerkingtreding van de WIJ geldt dit eveneens voor de ten onrechte verstrekte inkomensvoorziening ingevolge deze wet. Daarnaast gelden dezelfde bevoegdheden sinds 1 januari 2010 als gevolg van de wet bundeling inkomensvoorzieningen gemeenten (Wet buig), ook voor ten onrechte verstrekte uitkeringen op grond van de IOAW en de IOAZ en BBZ.

Het Dagelijks Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug maakt gebruik van de bedoelde bevoegdheden tot herziening, intrekking en terugvordering op grond van de bepalingen in deze beleidsregels.

2.Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

Evenals terugvordering van de verstrekte bijstand of inkomensvoorziening is het met terugwerkende kracht vaststellen van het recht door middel van een herzienings- of intrekkingsbesluit, al dan niet voorafgegaan door een opschorting met hersteltermijn, een algemene bevoegdheid geworden van het Dagelijks bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug. Gelet op deze uitgangspunten maakt het Dagelijks bestuur in beginsel in alle gevallen waarin er aanleiding is het toekenningsbesluit met terugwerkende kracht te wijzigen gebruik van deze bevoegdheid.

Indien als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting van de

belanghebbende ten onrechte bijstand of een inkomensvoorziening is verleend, dan wordt in alle gevallen het recht gecorrigeerd naar de juiste situatie.

In gevallen waarin het Dagelijks Bestuur een verkeerd toekenningsbesluit heeft genomen zonder dat belanghebbende daar schuld aan heeft dan kan in voorkomende gevallen toch herziening of intrekking van het toekenningsbesluit aan de orde zijn. Echter, op grond van het rechtszekerheidsbeginsel, kunnen rechten niet zonder meer met terugwerkende kracht worden gewijzigd. Slechts in die gevallen waarbij de belanghebbende redelijkerwijs had kunnen weten dat er iets mis was met de toekenning. Als dit niet het geval is dan wordt niet

overgegaan tot herziening of intrekking met terugwerkende kracht.

3.Terugvordering

Deze bepaling vormt de kernbepaling van het terugvorderingsbeleid van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug. De bijstand wordt dus uitsluitend teruggevorderd in de gevallen waarin dit in de beleidsregels is vastgelegd.

  • 4.

    Terug te vorderen bijstand

    • a.

      een bijstandsuitkering of inkomensvoorziening is ten onrechte of tot een hoog bedrag verleend wanneer achteraf is komen vast te staan dat over een bepaalde periode geen of tot een lager bedrag recht op bijstand of inkomensvoorziening bestond. Voorafgaande aan de terugvordering dient eerst een herzienings- of intrekkingsbesluit te worden genomen.

    • b.

      Aan de bijstand of inkomensvoorziening die in de vorm van een geldlening is verstrekt moet in alle gevallen een terugbetalingsverplichting worden verbonden. Deze verplichting moet in het toekenningsbesluit worden vastgelegd. Eerst wanneer deze verplichting niet wordt nagekomen wordt een terugvorderingsbesluit genomen.

    • c.

      In het toekenningsbesluit moet worden vastgelegd dat het Dagelijks Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug bijstand of een inkomensvoorziening heeft verleend in de vorm van een borgstelling. Deze bijstand komt pas tot uitbetaling aan de geldverstrekker als de belanghebbende in gebreke blijft met het terugbetalen van de door de geldverstrekker aan hem geleend geldbedrag. Op het moment van uitbetaling ontstaat tevens een vordering die op grond van artikel 58, eerste lid sub c van de WWB worden teruggevorderd. In dat geval is een afzonderlijk terugvorderingsbesluit noodzakelijk.

    • d.

      Een voorschot wordt op grond van de artikelen 52 WWB en 37 van de WIJ van rechtswege als een renteloze geldlening verstrekt. Dit betekent dat belanghebbende deze lening moet terugbetalen. Genoemde artikelen regelen dat het verstrekte voorschot ineens wordt verrekend met de uitkering over de periode waarop het voorschot betrekking had. Soms is het verrekenen van het voorschot niet of niet volledig mogelijk. Dat kan zijn omdat er geen bijstand of inkomensvoorziening is toegekend of dat de toegekende bijstand of

inkomensvoorziening niet toereikend is om het totale voorschot ineens te verrekenen. Het openstaande voorschotbedrag wordt dan van belanghebbende teruggevorderd op grond van eerder genoemde artikelen.

e.Er kunnen ook andere redenen zijn waarin de bijstand of inkomensvoorziening bij nader inzien onverschuldigd is betaald. Het gaat hierbij om situaties waarin er geen reden is om te komen tot herziening of intrekking van het toekenningsbesluit, bijvoorbeeld wanneer als gevolg van een administratieve vergissing ten onrechte bijstand of inkomensvoorziening is toegekend. Er kan hierbij alleen worden teruggevorderd indien de belanghebbende redelijkerwijs kon begrijpen dat de bijstand of inkomensvoorziening hem niet toe kwam. Voor

deze terugvordering geldt een wettelijke vervaltermijn van 2 jaar (beleidsregel 4 onder g).

f.Het betreft hier situaties waarin ten onrechte bijstand of inkomensvoorziening is verleend in

afwachting van het beschikbaar komen van middelen (inkomen of vermogen) of wanneer

achteraf een vergoeding wordt ontvangen voor kosten waarvoor in een eerder stadium reeds

(bijzondere) bijstand of inkomensvoorziening is ontvangen.

5.Terugvordering van gezinsleden

Hierbij gaat het om bijstand of inkomensvoorziening die aan een alleenstaande is verleend, die achteraf een gezamenlijke huishouding blijkt te voeren, waarbij die teruggevorderd kan worden van de verzwegen partner. Duidelijk moet zijn dat de belanghebbende het voeren van een gezamenlijke huishouding met de partner heeft verzwegen.

6.Afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit

In het terugvorderingsproces kan worden afgezien van terugvordering. Er kan besloten worden om geen terugvorderingsbesluit te nemen, waardoor er geen vordering tot stand komt.

In een later stadium kan ook nog van verdere terugvordering worden afgezien, de

zogenoemde kwijtschelding (beleidsregel 7 en verder).

In voorkomende gevallen kunnen er redenen zijn om in het geheel geen

terugvorderingsbesluit te nemen. Dit kan in de gevallen waarin de ten onrechte verstrekte bijstand of inkomensvoorziening dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengt hoger zijn dan de vordering.

Daarnaast kunnen er dringende redenen zijn op grond waarvan van een terugvorderingsbesluit kan worden afgezien. Dit kan zich voordoen wanneer de vordering is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende.

7.t/m 10. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Wanneer een vordering door middel van een terugvorderingsbesluit is vastgelegd kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) kwijt te schelden.

11.t/m 13 Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

De bepalingen in deze beleidsregel zijn grotendeels overgenomen van artikel 78 c van de in 2004 vervallen Algemene bijstandswet aangezien in diverse inkomensvoorzieningen een dergelijke bepaling niet (meer) voorkomt.

14.Invordering

De teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening wordt ingevorderd op de wijze zoals dit in de beleidsregels is vastgelegd.

15.Verrekening en beslaglegging

Verrekening

Indien belanghebbende een WWB- uitkering, of een inkomensvoorziening ingevolge deIOAW, IOAZ, Bbz 2004 of WIJ ontvangt, kan de Regionale Sociale Dienst op grond van artikel 60 lid 3 WWB of op grond van artikelen in de toepasselijke wetten een terugvorderingsschuld verrekenen met die uitkering. Het kan hierbij gaan om verrekening met een lopende uitkering, maar de RSD is ook bevoegd om een schuld bij beëindiging van de bijstand te verrekenen met het gereserveerde vakantiegeld.

Verrekening gaat boven beslag door een derde op de bijstand of inkomensvoorziening. Om over te gaan tot verrekening is niet vereist dat de RSD een dwangbevel heeft uitgevaardigd.

Indien de RSD wel een dwangbevel heeft uitgevaardigd kan zij ook overgaan tot:

  • -

    vereenvoudigd derdenbeslag;

  • -

    beslag op bezittingen van belanghebbende;

  • -

    uitwinnen van zekerheden als pand of hypotheek.

Daarnaast staat ook de “gewone” weg van executoriaal beslag open, daar waar verrekening of vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is. Deze omstandigheid kan zich voordoen wanneer geen inkomstenbron beschikbaar is, of wanneer beslag wordt gelegd op een onroerend goed.

Verrekening met de bijstand wordt gebaseerd op artikel 60 lid 3 van de Wet werk en bijstand en de andere van toepassing zijnde artikelen. Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan:

• er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan. Het gaat hier om het over en weer voldoen van een schuld. De door de belanghebbende te ontvangen bijstand, en de ten onrechte verleende bijstand die moet worden terugbetaald, worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld;

• er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat bijstand alleen met bijstand kan worden verrekend. Dit betekent dat een ten onrechte verleende bijstand niet met bijvoorbeeld een WMO-vergoeding kan worden verrekend.

• er moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen. Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan niet zonder executoriale titel. Het tenuitvoerleggen van deze titel gebeurt pas als debiteur niet aan de (al dan niet minnelijk) vastgestelde betalingsverplichting voldoet;

• bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet

• verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten)

Beslaglegging

Het besluit tot terugvordering heeft zelf geen executoriale titel. Als het Dagelijks Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug, omdat belanghebbende in gebreke is gebleven om de vordering binnen de gestelde termijn te betalen, wil overgaan tot invordering, moet het een dwangbevel uitvaardigen. Het dwangbevel heeft op grond van artikel 4:116 Awb wel een executoriale titel.

De bevoegdheid om een dwangbevel uit te vaardigen bestaat alleen als deze bij wet is toegekend (artikel 4:115 Awb). Met betrekking tot de terugvordering van teveel of onterecht betaalde bijstand is de bevoegdheid om een dwangbevel uit te vaardigen vastgelegd in artikel 60 lid 2 WWB en andere wetten. Het college kan overigens pas van deze bevoegdheid gebruik maken nadat het belanghebbende eerst een aanmaning heeft gestuurd. Indien belanghebbende ook niet binnen de termijn van de aanmaning heeft betaald, kan het Dagelijks

Bestuur van de RSD Kromme Rijn Heuvelrug het dwangbevel uitvaardigen.

De bekendmaking van een dwangbevel geschiedt door middel van de betekening van een exploot als bedoeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering door een deurwaarder (zie artikel 4:123 lid 1 Awb). Hier geldt dus een andere bekendmakingsprocedure dan die van artikel 3:41 Awb.

In het veel voorkomende geval waarin het college over wil gaan tot executie middels vereenvoudigd derdenbeslag geschiedt het uitvaardigen van een dwangbevel door toezending daarvan aan belanghebbende per post (zie artikel 60 lid 4, tweede zin, WWB).

Tenuitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering.

De procedure is als volgt:

• de RSD stuurt met een kennisgeving een afschrift van het terugvorderingsbesluit naar degene van wie debiteur een periodieke uitkering ontvangt

• hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven

• de derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 4 weken voor gezien terugzenden aan de RSD

• door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslagene wordt hiermee verplicht het voor beslag vatbare bedrag uit te betalen aan de RSD

• de RSD moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennisgeving een afschrift van die kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de gemeente dit nalaat kan debiteur de voorzieningenrechter van de rechtbank vragen het beslag op te heffen.

Naast het vereenvoudigd derdenbeslag wordt ook de mogelijkheid van “gewoon” beslag als bedoeld in het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering nadrukkelijk in de beleidsregels opgenomen. Dit instrument kan bijvoorbeeld worden ingezet bij een beslaglegging op onroerend goed in het buitenland.

16.Brutering

Het bruteren van een vordering vindt aan het einde van het kalenderjaar plaats. Door dit in de

beleidsregels op te nemen brengt de RSD tot uiting dat in alle gevallen waarin de vordering

niet binnen het kalenderjaar kan worden terugbetaald, deze zal worden gebruteerd.