Regeling vervallen per 23-09-2016

Beleidsregel openbare oplaadobjecten elektrische voertuigen De Fryske Marren 2016

Geldend van 23-09-2016 t/m 22-09-2016

Intitulé

Beleidsregel openbare oplaadobjecten elektrische voertuigen De Fryske Marren 2016

Burgemeester en wethouders van De Fryske Marren;

overwegende,

dat het gewenst is duidelijkheid te verschaffen over de voorwaarden, criteria en condities die van toepassing zijn op het realiseren van openbare oplaadobjecten voor elektrische voertuigen in de gemeente;

besluiten:

vast te stellen de volgende beleidsregel openbare oplaadobjecten elektrische voertuigen De Fryske Marren 2016;

Artikel 1. Begripsbepalingen:

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: de aanbieder van oplaadobjecten.

  • b.

    beheerder: de aanvrager.

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren.

  • d.

    elektrische voertuigen: alle motorvoertuigen die op de openbare weg mogen rijden, geheel of gedeeltelijk op elektriciteit kunnen rijden en voorzien zijn van een stekker om op te laden. Snor-, motor- en bromfietsen zijn uitgesloten in deze beleidsregel.

  • e.

    gebruiker:

    • 1.

      een bedrijf en/of organisatie dat/die gevestigd is in de gemeente De Fryske Marren en eigenaar en/of bezitter is van één of meerdere elektrische voertuigen of een of meerdere werknemers in dienst heeft die aantoonbaar beschikt/beschikken over een elektrisch voertuig.

    • 2.

      een particulier die aantoonbaar eigenaar en/of bezitter is van een elektrisch voertuig en woonachtig en/of minimaal 18 uur per week werkzaam is in de gemeente De Fryske Marren.

  • f.

    oplaadlocatie: locatie in de openbare ruimte waar een oplaadobject en één of meer parkeerplaatsen met belijning en bebording uitsluitend ten behoeve van het opladen van elektrische voertuigen aanwezig zijn.

  • g.

    oplaadobject: een oplaadobject met tenminste één aansluiting en de mogelijkheid voor twee of meer aansluitingen voor het gelijktijdig opladen van elektrische voertuigen.

Artikel 2. Verzoek toestemming en verkeersbesluit

Aanvrager verzoekt om toestemming voor het plaatsen van één of meerdere oplaadobjecten op of aan de openbare weg en het verzoek tot het nemen van een verkeersbesluit waarbij één of meerdere parkeerplaatsen worden aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen.

Artikel 3. Aanvraag voorgestelde oplaadlocatie oplaadobject

Een aanvraag voor een locatie voor het plaatsen van een oplaadobject bevat in elk geval een foto en tekening van de betreffende locatie, waarop de exacte plek(ken) van het gewenste oplaadobject en de aan te wijzen parkeerplaats(en) zijn aangegeven.

Artikel 4. Relatie met APV

Met deze beleidsregel wijst het college de laadpalen, die conform deze beleidsregels geplaatst mogen worden, aan als uitzondering in de zin van artikel 2:10 lid 3 sub h. Algemene Plaatselijke Verordening.

Artikel 5. Definitieve oplaadlocatie oplaadobject

Het college bepaalt in overleg met de aanvrager de definitieve oplaadlocatie van het oplaadobject en de aan te wijzen parkeerplaats(en). Het college toetst hierbij aan de volgende criteria:

  • a.

    de gebruiker heeft geen mogelijk om op eigen terrein een oplaadobject met parkeergelegenheid te creëren;

  • b.

    de behoefte aan een oplaadobject blijkt indien een potentiële gebruiker bekend is binnen een straal van hemelsbreed 250 meter van de aangevraagde oplaadlocatie;

  • c.

    er zijn geen bestaande oplaadobjecten op of aan de weg binnen de genoemde straal van 250 meter waarvan de bezettingsgraad dusdanig is dat gecombineerd gebruik kan plaatsvinden;

  • d.

    de desbetreffende ondergrond is in eigendom van de gemeente;

  • e.

    de oplaadlocatie van het oplaadobject is voldoende vindbaar en zichtbaar;

  • f.

    het is aannemelijk dat de oplaadlocatie door meerdere gebruikers gedeeld kan worden (dit om te voorkomen dat er “privé-parkeerplaatsen” gecreëerd worden);

  • g.

    het oplaadobject kan eventueel worden voorzien van twee of meer aansluitpunten en er kunnen – eventueel op termijn – twee of meer parkeerplaatsen worden bediend;

  • h.

    het betreft een bestaand parkeervak / bestaande parkeervakken;

  • i.

    de doorgang voor ander verkeer (auto, fiets, voetganger, rolstoel etc.) blijft gewaarborgd;

  • j.

    er zijn geen belemmeringen ten aanzien van ander straatmeubilair of (openbaar) groen of kabels en leidingen;

  • k.

    het oplaadobject past in de geldende kwaliteitseisen voor de omgeving;

  • l.

    er is geen sprake van strijdigheid met geplande reconstructies of andere infrastructurele ontwikkelingen.

Artikel 6. Volgorde besluitvorming

Van de overeenkomst voor het plaatsen van een oplaadobject kan pas gebruik worden gemaakt, nadat het verkeersbesluit tot aanwijzing van de benodigde parkeerplaats(en) onherroepelijk is geworden. Ondertekening van de overeenkomst zal eerst plaatsvinden nadat het verkeersbesluit onherroepelijk is geworden.

Artikel 7. Plaatsing en beheer oplaadobject

De beheerder is verantwoordelijk voor realisatie, beheer, onderhoud en exploitatie van het oplaadobject en neemt alle kosten hiervoor voor zijn rekening. Bij een eventueel noodzakelijke verplaatsing van het object als gevolg van een herinrichting zijn de verplaatsingskosten voor rekening van de gemeente.

Artikel 8. Kosten inrichting en beheer parkeerplaatsen

De kosten voor het plaatsen van een verkeersbord, tegel en/of markering op de aangewezen parkeerplaats(en) zijn voor rekening van de gemeente. De gemeente draagt zorg voor de toegankelijkheid en het onderhoud van de oplaadlocaties, behoudens van de oplaadobjecten. De gemeente maakt geen gebruik van de mogelijkheid tot het heffen van precariobelasting aangezien de oplaadlocaties niet gekoppeld zijn aan het exclusieve gebruik van parkeerplaatsen en in die zin een algemeen belang dienen.

Artikel 9. Bereikbaarheid

De beheerder van het oplaadobject is 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar voor gebruikers, hulpdiensten en gemeente in het geval van vragen, storingen en calamiteiten. De telefoonnummers van de storingsdienst en de helpdesk zijn vermeld op het oplaadobject.

Artikel 10. Openbaarheid oplaadobject

Het oplaadobject is 24 uur per dag en 7 dagen per week openbaar toegankelijk, in die zin dat deze voor iedereen te gebruiken is onder gelijke omstandigheden voor het opladen van zijn / haar elektrisch voertuig. De beheerder zorgt voor zoveel mogelijk actuele informatie richting gebruikers over de aanwezigheid en beschikbaarheid van het oplaadobject d.m.v. een sticker met contactgegevens van de eigenaar/beheerder op het oplaadobject.

Artikel 11. Interoperabiliteit

Het oplaadobject is interoperabel conform de landelijke en internationale afspraken, waaronder de uitwisselbaarheid van laadpassen of andere gangbare betaalmethodes en het gebruik van standaard stekkers.

Artikel 12. Laaddienstprijs

De laaddienstprijs wordt zichtbaar op het oplaadobject aangebracht en is daarnaast bekend voor alle gebruikers via algemeen beschikbare kanalen, zoals deze gebruikelijk zijn in de markt voor openbare laaddiensten.

Artikel 13. Groene stroom

Om te bewerkstelligen dat elektrisch voertuigen ook aan de bron geen CO2-uitstoot veroorzaken, mag de beheerder van de oplaadobjecten alleen uit Nederland afkomstige groene stroom (laten) leveren. De beheerder verplicht zich hiertoe en maakt dit aantoonbaar aan de hand van een certificaat.

Artikel 14. Veiligheid

Het oplaadobject voldoet aan alle daaraan gestelde (nationale en internationale) veiligheidseisen.

Artikel 15. Aansprakelijkheid en verzekering

Aanvrager vrijwaart de gemeente indien de gemeente door een derde wordt aangesproken voor vergoeding van schade die door het oplaadobject en/of bijbehorende voorzieningen is veroorzaakt en niet aan de gemeente kan worden toegerekend.

De beheerder verzekert zich voor eventuele schade voor minimaal een bedrag van € 1.000.000, - per gebeurtenis.

Artikel 16. Betaald parkeren/vergunninghouders/blauwe zone

In gebieden waar betaald parkeren of vergunninghoudersparkeren is ingevoerd of waar een maximale parkeerduur (blauwe zone) of enige andere beperking geldt, geldt deze beperking onverminderd ook voor de bestuurders van elektrische voertuigen.

Artikel 17. Handhaving

Het college ziet toe op het juiste gebruik van de aangewezen parkeerplaats(en) en kan indien nodig handhavend optreden. Het juiste gebruik is: als een elektrisch voertuig met de kabel aangesloten is op het oplaadobject.

Daarnaast wordt ook gehandhaafd op het geldende parkeerregime, parkeervergunning, blauwe zone en/of andere beperkingen die voor alle bestuurders van motorvoertuigen gelden.

Artikel 18. Beëindigen overeenkomst / Intrekken verkeersbesluit

Indien de beheerder van het oplaadobject zich niet houdt aan de overeenkomst, kan het college de overeenkomst beëindigen. Het college kan in dat geval ook het verkeersbesluit, waarbij de parkeerplaats(en) voor het opladen van elektrische voertuigen is/zijn aangewezen, intrekken.

Het college kan de overeenkomst beëindigen en/of het verkeersbesluit tevens intrekken, wanneer er in de praktijk niet of nauwelijks gebruik wordt gemaakt van het oplaadobject. Het is niet gewenst dat daardoor een of meerdere parkeerplaatsen (nagenoeg) geheel onbenut blijven.

In deze gevallen heeft de beheerder het recht en de plicht het oplaadobject binnen een door het college aan te geven termijn te verwijderen. De hiermee samenhangende kosten zijn voor de rekening van de beheerder.

Artikel 19. Informatie over gebruik oplaadobjecten

De beheerder van een oplaadobject geeft op verzoek van het college inzicht in het feitelijke gebruik hiervan.

Artikel 20. Bijzondere omstandigheden

Het college beseft dat de ontwikkelingen op het gebied van elektrisch rijden en oplaadobjecten nieuw en nog volop in ontwikkeling zijn. Met deze beleidsregel wil het college duidelijkheid verschaffen over de voorwaarden, criteria en condities die van toepassing zijn op het realiseren van oplaadobjecten in de gemeente.

In specifieke, bijzondere of onvoorziene omstandigheden kan het college besluiten van deze beleidsregel af te wijken.

Artikel 21. Citeertitel en inwerkingtreding

Dit besluit kan worden aangehaald als beleidsregel openbare oplaadobjecten elektrische voertuigen gemeente De Fryske Marren 2016.

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van De Fryske Marren op 16 september 2016.
secretaris, burgemeester,
L.Maarleveld F. Veenstra

Toelichting bij de beleidsregel openbare oplaadobjecten elektrische voertuigen De Fryske Marren 2016

1. Verzoek medewerking en verkeersbesluit

Het is de bedoeling dat de aanbieder van de oplaadobjecten het formele verzoek voor medewerking en het verkeersbesluit indienen. Bewoners of bedrijven kunnen niet zelf een aanvraag voor een oplaadobject op of aan de weg en een verkeersbesluit tot het aanwijzen van de bijbehorende parkeerplaats(en) indienen. De gemeente zal hen doorverwijzen naar de aanbieders van oplaadobjecten. Dit ter voorkoming van de mogelijke gedachte bij de bewoners of bedrijven dat zij daarmee het exclusieve recht krijgen op het gebruik van het betreffende oplaadobject en de bijbehorende parkeerplaats(en). Op grond van de Wegenverkeerswetgeving kunnen voor bewoners of bedrijven ook geen eigen parkeerplaatsen worden aangewezen op de openbare weg. De enige uitzondering hierop is de individuele gehandicaptenparkeerplaats, die door middel van een verkeersbesluit kan worden aangewezen (Bord E6 met als onderbord het kenteken van de betreffende auto). Bij een individuele gehandicaptenparkeerplaats kan uiteraard ook een oplaadobject worden geplaatst, wanneer de betreffende persoon over een elektrisch voertuig beschikt. In dat geval hoeft er geen verkeersbesluit te worden genomen om het gebruik van de parkeerplaats te regelen, want dat is in feite al gebeurd.

2. Behoeftebepaling oplaadobject

De aanvrager voor het laadobject en het verkeersbesluit zal moeten aantonen dat er voldoende behoefte bestaat aan een oplaadobject op de betreffende oplaadlocatie. Hij kan dit doen door middel van een afschrift van een of meerdere verzoeken hiertoe van potentiële gebruikers (naam en adresgegevens van de gebruiker en kenteken van elektrische voertuig(en)).

Bij het bepalen van de behoefte van potentiële gebruikers zal het college meewegen of zij de beschikking hebben of kunnen hebben over een eigen parkeergelegenheid bij de woning of het bedrijf.

3. Definitieve oplaadlocatie oplaadobject

Het oplaadobject wordt bij voorkeur geplaatst op strategische zichtlocaties in de nabijheid van de woningen / bedrijven van potentiële gebruikers. De voorkeur gaat uit naar centrale, goed bereikbare plekken in de wijken, zoals langs wijkontsluitingswegen of doorgaande wegen.

4. Volgorde besluitvorming

De gemeente zal de parkeerplaats(en) voor het laden van elektrische voertuigen pas aanleggen, nadat het verkeersbesluit daartoe onherroepelijk is. Het is niet gewenst dat het oplaadobject al vóór dit tijdstip wordt aangebracht. Daarom kan het oplaadobject dus pas worden geplaatst, nadat het verkeersbesluit onherroepelijk is geworden. Ondertekening van de overeenkomst zal plaatsvinden nadat het verkeersbesluit onherroepelijk is geworden.

5. Beheer oplaadobject

De aanvrager van de toestemming voor het plaatsen van het oplaadobject is tevens de beheerder hiervan. Wanneer de aanvrager het beheer over het oplaadobject wil overdragen aan een andere partij, dan hiervoor een nieuwe overeenkomst aangegaan moeten worden. De beheerder is verantwoordelijk voor het plaatsen, beheren, onderhouden en exploiteren van het oplaadobject en neemt alle kosten hiervoor voor zijn rekening. De beheerder brengt de kosten voor het opladen van de elektrische voertuigen in rekening bij de gebruikers hiervan.

6. Aansprakelijkheid

Door natrekking wordt de gemeente formeel juridisch eigenaar van de oplaadobjecten, wanneer deze op of aan de weg in gemeentegrond worden geplaatst.

In de met een aanvrager te sluiten overeenkomst worden hierover nadere afspraken vastgelegd die inhouden dat partijen in hun onderlinge rechtsverhouding de laadpalen zullen blijven beschouwen en behandelen als ware deze eigendom van aanvrager.

7. Beëindiging overeenkomst/intrekken verkeersbesluit

Wanneer de aanvrager/beheerder zich niet aan de overeenkomst houdt, kan het college de overeenkomst beëindigen. In een dergelijk geval zal de beheerder zijn oplaadobject moeten verwijderen. Is deze weigerachtig dan kan de gemeente dit afdwingen via een dwangsom en/of bestuursdwang. Vervolgens kan de gemeente bezien of er een andere aanbieder van oplaadobjecten geïnteresseerd is in het plaatsen hiervan, zodat de aangewezen parkeerplaatsen in stand kunnen blijven. Is dit niet het geval, dan zal de gemeente het betreffende verkeersbesluit kunnen intrekken en de parkeerplaatsen weer voor algemeen gebruik kunnen vrij geven.

8. Interoperabiliteit

Vanwege het relatief nieuwe karakter van elektrische rijden zijn er in de loop van de tijd verschillende stekkers, laadsystemen en betaalmethodes ontwikkeld. Er zijn internationale afspraken en standaarden ontwikkeld om de wirwar aan systemen te beperken en het gebruik van laadsystemen uitwisselbaar te maken.

9. Aansprakelijkheid en verzekering

Hiermee wordt de gemeente gevrijwaard voor normale aanrijschade e.d. Pas als er een geschil komt over de toerekening van de schade en de gemeente eventueel fouten heeft gemaakt bij het aanwijzen van de oplaadlocatie, dan zou deze schade voor rekening van de gemeente kunnen komen.

10. Betaald parkeren

Het is een beleidskeuze geen uitzonderingen te maken voor deze groep parkeerders. De gemeente faciliteert dat er specifieke parkeerplekken met oplaadmogelijkheden alleen voor elektrische voertuigen gerealiseerd worden. De gemeente ziet geen aanleiding deze groep daarnaast extra te bevoorrechten ten opzichte van andere parkeerders.

11. Informatie over gebruik oplaadobjecten

De gemeente wil goed zicht houden op het feitelijk gebruik van de oplaadobjecten en de oplaadlocaties om hier in het verdere beleid rekening mee te kunnen houden. Veelal zal een jaarlijks overzicht voldoende zijn. Tevens bestaat de mogelijkheid om het oplaadobject te laten verwijderen indien er in de praktijk niet of nauwelijks gebruik van wordt gemaakt. Zie ook artikel 18.