Regeling vervallen per 01-08-2018

BELEIDSREGELS Leerlingenvervoer De Fryske Marren

Geldend van 27-04-2017 t/m 31-07-2018

Intitulé

BELEIDSREGELS Leerlingenvervoer De Fryske Marren

HOOFDSTUK 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • ·

    Aanvraag: een volledig ingevuld aanvraagformulier voorzien van alle noodzakelijke bijlagen. Het aanvraagformulier is met behulp van een DIGID van de website van de gemeente De Fryske Marren te verkrijgen. Het aanvraagformulier is ook op papier verkrijgbaar;

  • ·

    Aanvrager: ouder(s), verzorger(s) of voogd(en) van de leerling welke in aanmerking wenst te komen voor leerlingenvervoer;

  • ·

    Buitenschoolse opvang (BSO): voorziening die bestemd is voor schoolgaande kinderen van 4 tot en met 12 jaar en die alleen geopend is voor en/of na schooltijd en eventueel tussen de middag. Vaak ook op woensdagmiddag en tijdens de schoolvakanties;

  • ·

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Fryske Marren;

  • ·

    Clusters: het speciaal onderwijs bestaat uit 4 clusters:

    • o

      Cluster 1: blinde, slechtziende kinderen;

    • o

      Cluster 2: dove, slechthorende kinderen:

    • o

      Cluster 3: verstandelijk gehandicapte en langdurig zieke kinderen:

    • o

      Cluster 4: kinderen met stoornissen en gedragsproblemen;

  • ·

    Medisch kinderdagverblijf: een medisch kinderdagverblijf (MKD) biedt dagopvang voor kinderen met ernstige ontwikkelingsproblemen van 4 tot 7 jaar. Het MKD wordt ook wel dagbehandeling jonge kind (DJK) genoemd;

Een team van verschillende deskundigen onderzoekt en behandelt in het MKD het kind. Zo’n team kan bestaan uit bijvoorbeeld een psycholoog, een orthopedagoog, een fysiotherapeut, een logopedist en groepsleiders.

Wanneer het kind leerplichtig is behoort ook onderwijs in het MKD tot de mogelijkheden;

  • ·

    Ouders: onder ouders, worden mede verstaan pleegouders, voogden en voogdijinstellingen:

  • ·

    Pleegouder: pleegouders nemen een kind van andere ouders op in hun gezin tot ouders de zorg zelf weer aankunnen. Pleegzorg is voor kinderen van 0 tot 18 jaar die tijdelijk niet bij hun eigen ouders kunnen wonen;

  • ·

    Signatuur vervoer; richting gebonden leerlingenvervoer (met richting wordt geloofsrichting of levensovertuiging aangeduid)

  • ·

    Speciaal Onderwijs en Speciaal Basis Onderwijs: Van Speciaal basisonderwijs (sbo) is sprake als een gewone basisschool een kind niet voldoende kan helpen bij leerproblemen. Het kind gaat dan door naar het speciaal onderwijs. Speciale basisscholen zijn bedoeld voor onder andere:

    • o

      moeilijk lerende kinderen;

    • o

      kinderen met opvoedingsmoeilijkheden;

    • o

      kinderen met gedragsproblemen.

Kenmerken speciale basisscholen: Scholen in het sbo hebben dezelfde kerndoelen als gewone basisscholen. Maar de leerlingen in het sbo krijgen meer tijd om die te halen. De groepen in het speciaal basisonderwijs zijn kleiner en er zijn meer deskundigen. Leerlingen kunnen tot hun 14e jaar op een school voor speciaal basisonderwijs terecht.

  • ·

    Verordening: Verordening Leerlingenvervoer De Friese Meren (hierna: verordening) vastgesteld door de gemeenteraad van De Friese Meren op 23 september 2014 ;

  • ·

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet op primair onderwijs, de Wet op voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening Leerlingenvervoer De Friese Meren.

Artikel 2 Onjuist of onvolledig ingevulde aanvraagformulieren

Aanvraagformulieren die onjuist of onvolledig zijn ingevuld worden door het college naar de aanvrager teruggestuurd. De aanvrager wordt dan in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen twee weken te corrigeren of aan te vullen. Wordt hiervan geen gebruik gemaakt dan kan de aanvraag buiten behandeling gesteld worden. Het college stelt de aanvrager hiervan op de hoogte met een beschikking.

Artikel 3 Aanvraagtermijn

  • 1. Om er zeker van te zijn dat een beschikking vóór aanvang van een nieuw schooljaar wordt afgegeven, is het van belang om de aanvraag tijdig in te dienen. Aanvragen voor het nieuwe schooljaar kunnen worden ingediend van 1 maart tot 1 juni voorafgaande aan het nieuwe schooljaar. Aanvragen buiten deze periode worden afgehandeld op de wijze zoals in artikel 5 van de verordening bepaald. Een vergoeding kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.

  • 2. Voor aanvragen die tijdens het lopende schooljaar worden ingediend, geldt de ontvangstdatum van de aanvraag als ingangsdatum van vergoeding.

Artikel 4 Toekenningsduur

  • 1. De toekenning van een vervoersvoorziening vindt plaats voor de periode van één of meerdere schooljaren.

  • 2. Aanspraak op bekostiging van een vervoersvoorziening eindigt op de peildatum (1 augustus) als de leerling elf jaar of ouder is.

Artikel 5 Beoordeling van de aanvraag: leerling centraal

Het college beoordeelt de aanvraag voor leerlingenvervoer en betrekt bij die beoordeling eventuele vervoersadviezen. Bij de beoordeling wordt in ieder geval het ondersteuningsplan betrokken dat is opgesteld door het samenwerkingsverband, dit in overeenstemming met artikel 3 lid 3 van de verordening.

Het college stelt bij de beoordeling van aanvragen de leerling centraal. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met:

  • 1.

    de lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke- en psychische ontwikkelingen van het kind;

  • 2.

    de sociale-, maatschappelijke- en fysieke leefomgeving van de leerling. Hierbij kan aandacht worden geschonken aan het gezin en familie van de leerling en hun mogelijkheden, bijvoorbeeld tot het bieden van begeleiding;

  • 3.

    de plaats waar de leerling woont en de mogelijkheden om van Openbaar Vervoer (OV) gebruik te maken.

Bij een onderzoek naar de mogelijkheden van OV kan rekening worden gehouden met:

  • de route die per OV gereisd moet worden van huis naar school;

  • de begaanbaarheid (onder andere is er straatverlichting en voetpad);

  • de afstand van huis naar bushalte en de afstand van bushalte naar school;

  • of overstappen nodig is en zo ja hoe de overstaplocatie is;

  • de gebruikelijke bezetting van de bussen op de betreffende route tijdens de normale reistijd;

  • of medeleerlingen van dezelfde OV mogelijkheden gebruik maken.

Artikel 6 Adviezen van deskundigen

Wanneer onduidelijkheid bestaat over de mogelijkheid van de leerling om (eventueel met begeleiding) met het openbaar vervoer te reizen of de mogelijkheid van ouders om het kind te begeleiden in het openbaar vervoer, kan het college besluiten om in eerste instantie informatie op te vragen bij:

  • de aanvrager

  • het samenwerkingsverband Passend Onderwijs Friesland

  • een medisch specialist

  • een ambulant begeleider

  • Jeugdgezondheidsdienst

  • de commissie voor de begeleiding, cluster 3 en 4

  • de commissie van onderzoek, cluster 1 en 2

Het college controleert of er voldoende informatie is om tot een afgewogen oordeel te komen over de mogelijkheden van de leerling om zelfstandig te reizen. Indien dit noodzakelijk wordt geacht door het college, of als ouders hierom verzoeken, kan door het sociaalwijkteam jeugd een (aanvullend en integraal) onderzoek worden ingesteld. Het college onderzoekt of het met de dan beschikbare informatie tot een integrale afweging kan komen. Hierbij staat de leerling centraal. Indien het college dit noodzakelijk acht wordt een verdergaand onderzoek naar de vervoersmogelijkheden van een kind ingesteld.

Artikel 7 Opstapplaatsen

Het college kan opstapplaatsen vaststellen. Bij het aanwijzen van opstapplaatsen betrekt het college;

  • 1.

    Veiligheid,

  • 2.

    Verlichting,

  • 3.

    Beschutting tegen weer en wind.

Leerlingen dienen in principe op te stappen bij een Centrale Opstapplaats wanneer de toegekende voorziening bestaat uit het vervoer per taxi(busje). Alle leerlingen die wonen binnen een straal van 2000 meter rond de opstapplaats worden ’s morgens door de ouder naar de opstapplaats gebracht en daar ’s middags, aan het einde van de schooldag, weer opgehaald. Hierop zijn een aantal uitzonderingen die op individuele basis worden beoordeeld, namelijk:

  • als kinderen zo beperkt zijn (lichamelijk en/of geestelijk) dat ze niet in staat zijn bij de opstapplaats op te stappen (op basis van bijvoorbeeld een medisch attest of een medische keuring). Denk hierbij bijvoorbeeld aan kinderen die naar een school voor meervoudig gehandicapte kinderen gaan als Lyndensteyn een Beetsterzwaag, in een gezinsvervangende opvang zitten of wonen op Boerderij Kleurrijk, Maeykehiem, JP van der Bent etc.;

  • als de thuissituatie van het kind begeleiding naar en toezicht bij de plaats niet toe staat (dit op basis van een advies van het SWT Jeugd);

  • jonge leerlingen met zware problematiek;

  • als ze de enige zijn in het dorp;

  • kinderen die vroeg moeten vertrekken bijvoorbeeld die rond 7.00 uur worden opgehaald om naar Groningen te worden gebracht.

  • De afstand tussen het huisadres en de opstapplaats mag maximaal 2000 meter bedragen.

Hoofdstuk 2 Het samenwerkingsverband

Artikel 8 De rol van het samenwerkingsverband

Als een kind op school extra ondersteuning nodig heeft, komt het samenwerkingsverband in beeld. Het samenwerkingsverband voor het primair onderwijs voor de gemeente De Fryske Marren is PO Friesland 21.01.

Het samenwerkingsverband voor het voortgezet onderwijs is VO-21.02 (V.O. scholen in Joure) en VO-21.03 (V.O. school in Balk) en VO-24.02 (V.O. school in Lemmer).

Wanneer een school problemen heeft met het bieden van de juiste ondersteuning aan een leerling kan het samenwerkingsverband ingeschakeld worden. Zij bezitten zowel de expertise als de middelen om extra ondersteuning te kunnen bieden aan de school. Wanneer het een school niet lukt om de leerling voldoende te ondersteunen, kan het samenwerkingsverband de leerling toelaten tot een school voor (voortgezet) speciaal (basis-)onderwijs middels een toelaatbaarheidsverklaring.

Het wisselen van school hangt vaak samen met de vraag om leerlingenvervoer.

Wanneer het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring heeft afgegeven, of een advies heeft gegeven voor een andere reguliere basisschool, kan gesteld worden dat de aangewezen school de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Als de leerling daarnaast voldoet aan de andere, in de verordening genoemde bepalingen, kan leerlingenvervoer toegekend worden.

De school volgt de ontwikkelingen van de leerling en informeert de ouders hierover. Als er ontwikkelingen of veranderingen worden gesignaleerd die invloed hebben op de mogelijkheden van de leerling om zelfstandig met OV te reizen, moet dit aan het college worden bekendgemaakt. Samen met de school en de ouders wordt bepaald of en welke ondersteuning of begeleiding nodig is voor de leerling alsmede wie die ondersteuning of begeleiding kan bieden en wie deze eventueel bekostigd.

Hoofdstuk 3 Tijdelijke beperking

Artikel 9 Structurele of tijdelijke beperking

Een leerling met een tijdelijke beperking, zoals een gebroken been of arm, komt niet in aanmerking voor leerlingenvervoer. Alleen bij een structurele beperking wordt eventueel vervoer verleend. Echter, het kan voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledematenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling bij een beperking die langer duurt dan 3 maanden eventueel wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Hiervoor moet wel een medische verklaring worden overlegd. Er kan een beschikking af worden gegeven voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer. De ouders dienen een dergelijke wijziging in omstandigheden onverwijld schriftelijk mede te delen aan het college.

Hoofdstuk 4 Kinderdagverblijf

Artikel 10 Buitenschoolse opvang

In de verordening is aangegeven dat leerlingenvervoer het vervoer tussen de woning of de opstapplaats en de school betreft. De woning is gedefinieerd als ‘de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft’. Het college staat vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres, toe indien voldaan wordt aan de onderstaande voorwaarden.

  • 1.

    De leerling bezoekt een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs.

  • 2.

    De leerling maakt gebruik van aangepast vervoer.

  • 3.

    Het opvangadres ligt binnen de gemeentegrens van De Fryske Marren of het opvangadres ligt op de route van de taxi(bus): met andere woorden waarvoor door de taxi(bus) niet of in geringe mate hoeft te worden omgereden.

  • 4.

    Er is één opvangadres naast het huisadres toegestaan.

  • 5.

    Er is sprake van een vast patroon, dat wil zeggen één vast opvangadres alsook op vaste dagen per week.

  • 6.

    Gedurende het schooljaar wordt één opvangadres gehanteerd. Wanneer er sprake is van wijziging wordt dit tijdig aangekondigd. Er kan geen sprake zijn van steeds wisselende opvangadressen.

  • 7.

    Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids. Vervoer vanaf het opvangadres naar het thuisadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden. Hiervoor zijn de ouders verantwoordelijk.

  • 8.

    De vervoerder stemt in met vervoer naar het opvangadres en brengt hiervoor geen meerkosten bij ouders of gemeente in rekening. De vervoerder heeft aangegeven dat hij bereid is leerlingen af te zetten bij een opvangadres indien dit adres ongeveer op de route ligt van de taxi(bus), waarin de leerling wordt vervoerd. De route van de taxi(bus) is gebaseerd op de woon- en schooladressen van de leerlingen. Ook heeft de vervoerder de mogelijkheid genoemd dat een kind op de terugweg in een andere (taxi)bus terugrijdt dan op de heenweg.

  • 9.

    De maximale individuele reistijd van 90 minuten van de leerlingen die vervoerd worden op de aangepaste route mag niet worden overschreden.

  • 10.

    Indien het vervoer naar het opvangadres leidt tot individueel vervoer of om andere redenen leidt tot hogere kosten dan het vervoer naar het woonadres, behoudt het college zich het recht voor het vervoer niet toe te staan.

  • 11.

    Indien op basis van de jeugdhulp al een vergoeding voor vervoer bij begeleiding en behandeling wordt verkregen voor de BSO, dan zal er geen aanspraak mogelijk zijn vanuit het leerlingenvervoer.

Er kan en mag geen sprake zijn van dubbele vergoeding.

afbeelding binnen de regeling

Artikel 11 Medisch kinderdagverblijf

De meeste medisch kinderdagverblijven (hierna: MKD) bieden ook onderwijs aan kinderen vanaf 4 jaar. Dit gaat vaak met externe inzet van onderwijzers of doordat een MKD gevestigd is binnen een school. De meeste kinderen zijn vier of vijf jaar oud. De verblijfsduur varieert van één maand tot ongeveer anderhalf jaar. Het merendeel krijgt echter een behandeling van negen tot twaalf maanden en verblijft gemiddeld een schooljaar in het speciaal onderwijs. Na behandeling stromen de leerlingen uit naar het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs. In incidentele gevallen stroomt het kind uit naar een vorm van dagbesteding.

Het vervoer waarmee kinderen op een MKD komen is in beginsel de verantwoordelijkheid van ouders.

Vanaf het 4e levensjaar kunnen ouders van een kind dat een MKD bezoekt een beroep doen op leerlingenvervoer wanneer hun kind daadwerkelijk onderwijs volgt op het MKD.

Hoofdstuk 5 Hoogbegaafdheid

Artikel 12 Vervoer voor hoogbegaafde kinderen

Elke basisschool heeft een aanbod voor hoogbegaafde leerlingen. Hierdoor bestaat er in principe geen recht op leerlingenvervoer voor deze leerlingen. Er zijn twee situaties waarin een hoogbegaafde leerling wel aanspraak kan maken op leerlingenvervoer:

  • ·

    de leerling kan ten gevolge van een beperking niet zelfstandig reizen én als die leerling is aangewezen op een school op een afstand van meer dan 6 kilometer.

  • ·

    de dichtstbijzijnde basisschool heeft (nog) geen passend aanbod voor de hoogbegaafde leerling. In dat geval kan het zijn dat de leerling verder moet reizen naar een voor hem toegankelijke school die wel een passend aanbod kan bieden. Het college onderzoekt of de nodig geachte begeleiding en het materiaal daadwerkelijk op deze school aanwezig zijn en zo een passend aanbod bieden.

De hoogbegaafdheid van de leerling moet op basis van onderzoek worden gestaafd. Dit onderzoek dient uitgevoerd te worden door een daarin gespecialiseerde en onafhankelijke gedragswetenschapper. Daarnaast moet er een toelichting vanuit de dichtstbijzijnde school worden gegeven waarom er geen passend aanbod is voor de betreffende leerling. Hierbij dient het samenwerkingsverband altijd ingeschakeld te worden.

Indien het een keuze is van de ouders of verzorgers zelf en er een passend aanbod is op de dichtstbijzijnde toegankelijke school kan er geen aanspraak gedaan worden op leerlingenvervoer.

Hoofdstuk 6 Afstand

Artikel 13 Afstand berekenen

Om de afstand en reistijd tussen de woning of een opstapplaats en de school per auto of fiets te bepalen, wordt de routeplanner van de EasyTravel of van de ANWB gebruikt (www.easytravel.nl of www.anwb.nl ). Om de reistijd tussen de woning en de school per openbaar vervoer te bepalen, wordt de reisplanner van 9292 gebruikt (www.9292.nl).

Bij de reistijd van een begeleider wordt 5 minuten per rit opgeteld voor de wachttijd bij de bushalte.

Hoofdstuk 7 Soorten vervoer en vergoeding

Artikel 14 Zelfstandig reizen met OV

De VNG hanteert de leeftijd van negen jaar om als kind alleen te kunnen reizen (per fiets en middels openbaar vervoer). De gemeente De Fryske Marren is een plattelandsgemeente met veel polderwegen. Wegen die soms afgelegen zijn, weinig verlichting hebben en waar hard kan worden gereden. Ook bushaltes kunnen soms langs afgelegen wegen liggen. De gemeente De Fryske Marren heeft de grens van zelfstandig kunnen reizen bij elf jaar gelegd. Vanaf elf jaar wordt een leerling geacht om zonder begeleiding per fiets en per bus of trein te kunnen reizen.

Artikel 15 Vergoeding van de kosten voor openbaar vervoer

Wanneer er recht bestaat op een vergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer wordt allereerst bekeken of er begeleiding noodzakelijk is. Wanneer dit niet het geval is, wordt uitgegaan van de kosten die de leerling maakt op de heen- en terugreis.

Wanneer er begeleiding noodzakelijk is, wordt uitgegaan van de kosten van de leerling (retour) en wordt voor de begeleider tweemaal retour gerekend. De begeleider brengt het kind ’s ochtends en gaat daarna weer naar huis. ’s Middags haalt de begeleider de leerling weer op. In totaal gaat het dan om driemaal retour.

Er wordt alleen een vergoeding voor begeleiding betaald wanneer er ook daadwerkelijk met begeleiding gereisd wordt in het openbaar vervoer. Dit dient men aan te tonen met een vervoersbewijs/uitdraai OV-chipkaart.

Wanneer er recht bestaat op een vergoeding op basis van openbaar vervoer en ouders kiezen er voor het kind zelf te brengen, dan bestaat er alleen voor het kind recht op een vergoeding en niet voor een begeleider.

Artikel 16 Aangepast vervoer

Er zijn een aantal criteria om voor aangepast vervoer in aanmerking te komen (artikel 12 en 18 van de verordening). Eén van de criteria verdient enige toelichting. Aangepast vervoer kan toegekend worden wanneer door de ouders wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.

Het reizen naar en van school en dus ook de begeleiding is primair een taak van de ouders. Als dat niet mogelijk is, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Als ouders er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers inschakelen.

In de volgende gevallen leidt begeleiding van de leerling tot een ernstige benadeling van het gezin:

  • -

    Chronische ziekte/handicap bij een of beide ouders aangetoond met een medische verklaring waardoor begeleiding van de leerling niet mogelijk is;

  • -

    Alleenstaande ouder met meerdere kinderen die nog niet zelfstandig naar school kunnen en begeleiding door anderen niet mogelijk is;

  • -

    Reistijd van begeleider van meer dan 3 uur in het openbaar vervoer (ongeacht of ook daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van het OV om de leerling te begeleiden).

Er kunnen andere omstandigheden zijn die maken dat binnen een gezinssituatie dermate problemen ontstaan door het moeten brengen van een kind naar school, dat leerlingenvervoer een oplossing biedt. De gezinssituatie moet hierbij altijd goed worden onderzocht.

Het hebben van betaalde werkzaamheden van één of beide ouders is in ieder geval geen reden om over te gaan tot toekenning van leerlingenvervoer.

Artikel 17 Vergoeding van de kosten voor eigen vervoer

De aanvrager kan de leerling zelf vervoeren of laten vervoeren, en aan het college om een kilometervergoeding vragen op basis van de reisregeling binnenland.

Voor 2017 geldt op grond van deze regeling voor de eigen auto een bedrag van € 0,19 per kilometer. Het genoemde bedrag wordt uitgekeerd voor de kilometers die de ouder daadwerkelijk aflegt om zijn kind naar school te brengen en op te halen (tweemaal retour). Bijvoorbeeld als de afstand van de woning naar school 10 kilometer is, wordt 4 x 10 x 0,19ct vergoed. De vergoeding voor het gebruik van een eigen fiets bedraagt € 0,09 per kilometer (reisregeling binnenland).

Een schooljaar heeft 200 schooldagen. De vergoeding is nooit hoger dan de vergoeding voor openbaar vervoer (en/of de vergoeding voor openbaar met begeleiding.)

Voor het bepalen van het aantal kilometers, gaat het college uit van de kortste begaanbare weg in de ochtend tussen huis en school.

De vergoeding wordt op aangifte van de ouders door middel van een overzicht van de gereden kilometers uitgekeerd (dit kan per kwartaal, halfjaar of jaar).

Artikel 18 Individueel vervoer

Bij een aanvraag voor individueel vervoer wordt altijd onafhankelijk medisch vervoersadvies opgevraagd door het college.

Hoofdstuk 8 Financiële verplichtingen

Artikel 19 Drempelbedrag en kosten eigen vervoer

In artikel 14 van de verordening wordt aangegeven dat van bepaalde ouders (basisonderwijs) een eigen bijdrage kan worden gevraagd als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan zes km bedraagt en het gezamenlijk inkomen hoger is dan € 25.650,--. Deze eigen bijdrage is het drempelbedrag. Het drempelbedrag voor het schooljaar 2017 – 2018 bedraagt € 510,--. Naast het drempelbedrag komt ook voor eigen rekening van de ouder een bedrag ter grootte van de kosten van openbaar vervoer. Alleen de meerkosten ten opzichte van openbaar vervoer kunnen worden vergoed.

Bij de bepaling van de kosten van eigen vervoer wordt uit gegaan van de kosten van openbaar vervoer, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan.

Er wordt bij de bepaling van de meerkosten van openbaar vervoer uitgegaan van de kilometerprijs zoals bepaald door de (streek-) bus-vervoerder in de gemeente plus het geldende opstaptarief.

Bij het bepalen van de meerkosten openbaar vervoer wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

Artikel 20 Draagkrachtafhankelijke bijdrage

Als de afstand naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt. Voor het schooljaar 2017 – 2018 bedragen de bijdrage:

inkomen in euro’s meer dan

inkomen in euro’s minder dan

eigenbijdrage

0

34.000

nihil

34.000

41.000

€ 145,--

41.000

47.500

€ 600,--

47.500

53.500

€ 1.120,--

53.500

61.000

€ 1.635,--

61.000

67.500

€ 2.155,--

67.500 en verder

Voor elke extra 5.000

€ 530,-- erbij

Artikel 21 Pleegouders, voogdijinstellingen en financiële verplichtingen

Pleegouders kunnen als ‘ouders’ in de zin van de verordening worden aangemerkt. Aan pleegouders mogen dus eventuele financiële verplichtingen opgelegd worden zoals het drempelbedrag of een bedrag in het kader van financiële draagkracht.

Aan pleegouders worden geen financiële verplichting opgelegd. Pleegouders krijgen een pleegvergoeding. Hiervan kunnen ze de basiskosten voor het pleegkind voldoen. De basisvergoeding is echter niet toereikend voor de kosten van leerlingenvervoer. Pleegouders kunnen kosten verhalen bij de onderhoudsplichtige ouders maar uit de praktijk blijkt dat deze ouders vaak een laag inkomen hebben.

Voogdijinstellingen worden ook als ‘ouder’ aangemerkt. Hen kan echter geen financiële verplichting opgelegd worden omdat zij geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben.

Artikel 22 Uitbetaling vergoeding

Voor de ouders die een vergoeding op basis van openbaar vervoer of eigen vervoer krijgen, geldt dat de vergoeding na overlegging van een rittendeclaratie of uitdraai van de OV-chipkaart wordt overgemaakt.

Hoofdstuk 9 Stage

Artikel 23 Stage vervoer

Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma (opgenomen in de schoolgids) en krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, dan bestaat in alle redelijkheid en billijkheid aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres. Het stageadres is dan ook als school aangemerkt.

Hier geldt echter ook de dichtstbijzijnde toegankelijke stage. Stageplaatsen moeten zo veel mogelijk dicht bij het huis- of het schooladres liggen. Ook moeten de stagetijden aansluiten op de reguliere schooltijden. Op die manier kan het stage vervoer worden gecombineerd met het reguliere schoolvervoer. Er kan geen sprake zijn van wisselende adressen.

Hoofdstuk 10 De ouders en begeleiders

Artikel 24 De rol van de ouders

De ouders zijn verantwoordelijk voor hun kinderen. Deze verantwoordelijkheid duurt tot hun kind de leeftijd van de volwassenheid heeft bereikt. Dit is momenteel 18 jaar. Ook tijdens de reis van huis naar school en vice versa blijven de ouders verantwoordelijk voor hun kinderen. Hierin komt geen verandering als aan de ouders leerlingenvervoer ten behoeve van hun kind wordt toegekend.

Met andere woorden het is de zorg en verantwoordelijkheid van de ouders dat hun kind zich goed gedraagt tijdens de reis van en naar school en ook in de taxi(busje)s. De ouders dienen hun kinderen te leren zich zo te gedragen tijdens de reis in de taxi(busje)s dat daardoor geen schade wordt veroorzaakt of onveiligheid ontstaat of de rust en orde wordt geschaad. Het is de rol en plicht van de chauffeur van het leerlingenvervoer om o.a. bij de ouders, de school en de vervoerder melding te maken van incidenten tijdens de rit.

Indien incidenten (niet-correcte gedrag) zich herhalen of gedrag niet verbetert wordt de ouder hierover schriftelijk geïnformeerd en aan zijn verantwoording herinnerd. De maatregelen die de ouders nemen moeten toereikend zijn.

Artikel 25 De rol vrijwillige begeleiders

In situaties waarin het onmogelijk is, naar het oordeel van het college, dat de ouders hun verantwoording inhoud geven met betrekking tot de begeleiding tijdens de rit naar of van school kan door de college vrijwilligers daartoe aanwijzen. Het college kan voorwaarden stellen aan het verrichten van begeleiding gedurende ritten met taxi(busje)s. Het college kan een (on-) kosten vergoeding vaststellen voor begeleiders.

Artikel 26 De rol van professionele begeleiders

In situaties waarin het naar het oordeel van het college noodzakelijk is kan het college de taxi-vervoerder opdracht verstrekken om zorg te dragen voor een professionele begeleider. Het college kan voorwaarden stellen aan de professionele begeleiding.

Hoofdstuk 11 Ontzegging

Artikel 27 Ontzegging van de toegang tot het leerlingenvervoer

Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door (agressief-) gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt.

Indien ouders na schorsing opnieuw gebruik willen maken van het leerlingenvervoer dan moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.  

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 12 Overige bepalingen

Artikel 28 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van deze beleidsregels.

Artikel 29 Afwijken van bepalingen

Artikel 23 van de verordening stelt dat het college slechts kan afwijken van de Verordening in voor ouders voordelige zin. Met deze bepaling wordt aangesloten bij artikel 4, twaalfde lid, van de WPO, artikel 4, tiende lid, van de WEC en artikel 4, zevende lid, van de WVO. Van een afwijking in voor ouders gunstige zin kan bijvoorbeeld sprake zijn bij toekenning van bekostiging van openbaar vervoer voor een begeleider, toekenning van een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer, bekostiging van groepsvervoer dat is georganiseerd door de ouders, of toekenning van een vervoersvoorziening naar een verder weg gelegen school. De ouders dienen aan te tonen dat er sprake is van een bijzondere situatie.

Artikel 30 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Beleidsregels Leerlingenvervoer De Fryske Marren“.

Artikel 31 Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van De Fryske Marren op 4 april 2017.
secretaris burgemeester
L.Maarleveld F. Veenstra