Regeling vervallen per 07-01-2023

Gemeenschappelijk regeling werkvoorzieningschap Fryslân-West

Geldend van 01-07-2016 t/m 06-01-2023

Intitulé

Gemeenschappelijk regeling werkvoorzieningschap Fryslân-West

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten het Bildt, Franekeradeel, De Fryske Marren, Harlingen, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel, Sudwest-Fryslân, Terschelling en Vlieland

Overwegende dat:

• met het oog op een adequate uitvoering op het gebied van de gesubsidieerde arbeid in west Friesland, samenwerking en coördinatie noodzakelijk is;

• dit in het bijzonder geldt voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening;

• daartoe het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten het Bildt, Franekeradeel, De Fryske Marren, Harlingen, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel, Sudwest­ Fryslân, Terschelling en Vlieland hun taken en bevoegdheden als genoemd in de WSW over­ dragen aan een gemeenschappelijke regeling,

• gezien de toestemming van de raden van de gemeenten het Bildt, Franekeradeel, de Fryske Marren, Harlingen, Leeuwarderadeel, Littenseradiel, Menameradiel, Sudwest-Fryslân, Terschelling en Vlieland,

• daartoe een nieuwe gemeenschappelijke regeling wordt aangegaan.

Gelet op:

de Wet gemeenschappelijke regelingen;

de Wet sociale werkvoorziening;

de Gemeentewet.

Besluit:

de gemeenschappelijke regeling van het werkvoorzieningschap Fryslân-West als onderstaand aan te gaan:

Artikel 1 Begrippen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • b.

    WSW: Wet sociale werkvoorziening.

  • c.

    werkvoorzieningschap: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 3 van deze regeling.

  • d.

    bestuur: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 13 Wgr.

  • e.

    het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 14 Wgr.

  • f.

    voorzitter: de voorzitter als bedoeld in artikel 12 Wgr.

  • g.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Fryslän.

  • h.

    commissie: de commissie als bedoeld in de artikelen 24 en 25 Wgr.

  • i.

    werknemer: de in dienst genomen personen behorende tot de personenkring Wsw alsmede degenen die worden geplaatst in het kader van het Begeleid werken als bedoeld in de Wsw.

  • j.

    personeel ambtelijk functionarissen in vaste of tijdelijke dienst van het werkvoorzieningschap of zij die op de arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

  • k.

    gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten.

  • l.

    gemeentebesturen: de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de aan de regeling deelnemende gemeenten, ieder voor zover zij bevoegd zijn.

  • m.

    regeling: de onderhavige gemeenschappelijke regeling van het werkvoorzieningschap Fryslân­ West.

Artikel 2

Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treedt in de plaats van de gemeente het werkvoorzieningschap en in plaats van het college van burgemeester en wethouders het algemeen bestuur.

Openbaar lichaam

Artikel 3

Er is een openbaar lichaam, genaamd: het werkvoorzieningschap Fryslân-West. Het openbaar lichaam is gevestigd in Sneek.

Artikel 4 Doelstelling, taken en bevoegdheden

  • 1. Het openbaar lichaam heeft ten doel het op een bedrijfsmatig verantwoorde wijze doen uitvoeren van taken van en voor de deelnemende gemeenten op het terrein van de gesubsidieerde arbeid. en het adviseren van de gemeenten op het terrein van de gesubsidieerde arbeid.

  • 2. Ter aanvulling van het lid 1 genoemde doel voert het openbaar lichaam in ieder geval de taken en bevoegdheden uit van het college van burgemeester en wethouders genoemd in de WSW binnen het werkgebied, met uitzondering van de taken en bevoegdheden genoemd in artikel 14, eerste lid WSW.

  • 3. Overeenkomstig het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel, dragen de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten al hun bevoegdheden uit de WSW over aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam.

  • 4. Aan het algemeen bestuur is, ten behoeve van de in het eerste lid genoemde doelstelling, de bevoegdheid toegekend een of meer rechtspersonen op te richten of deel te nemen in een of meer bestaande dan wel te vormen rechtspersonen.

Artikel 5 Bestuursorganen

De bestuursorganen van het werkvoorzieningschap zijn:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Artikel 6 Bevoegdheden

  • 1. Aan de bestuursorganen van het openbaar lichaam zijn binnen het kader van artikel 4 van deze regeling bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend binnen de grenzen van artikel 30 van de Wgr.

  • 2. De verdeling van de bevoegdheden tussen de bestuursorganen is gelijk aan die welke in de Gemeentewet ten aanzien van de gemeentelijke bestuursorganen is neergelegd, tenzij uit deze regeling anders blijkt.

  • 3. Het algemeen bestuur kan haar bevoegdheden met inachtneming van artikel 33, lid 1 van de Wgr geheel of gedeeltelijk overdragen aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur oefent die bevoegdheid uit overeenkomstig de eventueel door het algemeen bestuur te stellen regels.

Artikel 7 Algemeen bestuur

  • 1. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten wijzen elk uit hun midden een lid en een plaatsvervangend lid aan tot lid van het algemeen bestuur.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur staat slechts open voor leden van de colleges en burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de colleges van burgemeester en wethouders afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop de colleges van burgemeester en wethouders der gemeenten de nieuwe leden hebben aangewezen.

  • 4. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten beslissen zo mogelijk in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de nieuwe leden en de plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur.

  • 5. De voorziening in een tussentijdse vacature geschiedt binnen twee maanden na het ontstaan ervan.

  • 6. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede het college van burgemeester en wethouders dat hen heeft aangewezen, in kennis.

Artikel 8 Werkwijze algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt of tenminste een vijfde van het aantal leden van het algemeen bestuur dit onder opgaaf van redenen, schriftelijk aan de voorzitter verzoekt.

  • 2. Op de vergaderingen van het algemeen bestuur is artikel 22 van de Wgr. van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Stemverhoudingen algemeen bestuur

  • 1. De stemverhoudingen in het algemeen bestuur variëren met het aantal werknemers als bedoeld in artikel 1 van deze regeling onder i, gemeten in voltijdseenheden naar de stand van het lopende kalenderjaar, dat de gemeenten leveren. Een en ander op de volgende wijze:

    • a.

      gemeenten die minder dan 100 werknemers als bedoeld in het eerste lid leveren, hebben één stem.

    • b.

      gemeente die 100 of meer werknemers als bedoeld in het eerste lid leveren, maar minder dan 200, hebben twee stemmen.

    • c.

      gemeenten die 200 - 400 werknemers als bedoeld in het eerste lid leveren, hebben drie stemmen.

    • d.

      gemeenten die 400 of meer werknemers als bedoeld in het eerste lid leveren, hebben vier stemmen.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt in de eerste vergadering in het kalenderjaar de aantallen werknemers als bedoeld in het eerste lid vast.

Artikel 10

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast. Dit reglement mag geen bepalingen bevatten welke in strijd zijn met deze regeling.

  • 2. Het algemeen bestuur brengt dit reglement en eventueel daarin aan te brengen wijzigingen zo spoedig mogelijk ter kennis van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

Artikel 11 Dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit tenminste drie leden, waaronder:

    • a.

      de voorzitter;

    • b.

      twee door en vanuit het algemeen bestuur aan te wijzen overige leden

  • 3. Het algemeen bestuur bepaalt in de eerste vergadering van elke zittingsperiode voor de duur daarvan het aantal te vervullen plaatsen in het dagelijks bestuur.

  • 4. Het is niet toegestaan dat het dagelijks bestuur een meerderheid in het algemeen bestuur vormt.

  • 5. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 6. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur binnen twee maanden een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur dan vindt aanwijzing eerst plaats nadat de plaats in het algemeen bestuur opnieuw is bezet, tenzij deze benoeming meer dan drie maanden zou uitblijven.

  • 7. Indien langdurige verhindering of ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur verwacht wordt, kan het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur in diens tijdelijke vervanging voorzien.

  • 8. Het tijdelijk benoemd lid treedt als zodanig af, zodra degene die hij vervangt de uitoefening van zijn taak hervat.

  • 9. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van het algemeen bestuur.

Artikel 12 De voorzitter

  • 1. De voorzitter wordt in de eerste vergadering van het algemeen bestuur door en uit haar midden aangewezen voor de zittingsperiode.

  • 2. Bij verhindering of ontstentenis wordt hij vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, door het algemeen bestuur daartoe aangewezen.

  • 3. Indien en voor zover het algemeen bestuur nog niet in de vervanging heeft voorzien, is het dagelijks bestuur bevoegd uit zijn midden een lid aan te wijzen dat tijdelijk in de vervanging voorziet.

  • 4. Het voorzitterschap eindigt indien betrokkene ophoudt lid van het dagelijks bestuur te zijn. Het algemeen bestuur voorziet dan onmiddellijk in de vervanging.

Artikel 13

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter en de secretaris, als bedoeld in artikel 15 van deze regeling, lid 4, ondertekenen de stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte.

Artikel 14 Verantwoording

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur is jegens het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid overeenkomstig de in de desbetreffende gemeente daartoe geldende regeling.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan een door hem aangewezen lid ontslag verlenen indien deze het vertrouwen van het college van burgemeester en wethouders niet meer bezit. De artikelen 49 en 50 Gemeentewet (oud) zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd over het door hen gevoerde beleid, naar door het algemeen bestuur te stellen regels.

  • 4. Het algemeen bestuur kan een door hem aangewezen lid van het dagelijks bestuur ontslag ver­ lenen indien deze haar vertrouwen niet meer geniet. De artikelen 49 en 50 van de Gemeente­ wet (oud) zijn hierbij van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De leden van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur geven, tezamen en ieder afzonderlijk, aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten op verzoek of ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 6. Het algemeen bestuur kan regels stellen omtrent de wijze waarop het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur informatie verstrekken aan de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

Artikel 15 Secretaris

  • 1. De bestuursorganen van het openbaar lichaam worden in de uitvoering van hun taken bijgestaan door een secretaris.

  • 2. De secretaris wordt door het algemeen bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3. Het dagelijks bestuur draagt aan het algemeen bestuur ter benoeming een secretaris en een plaatsvervangend secretaris voor.

  • 4. De secretaris heeft in de vergadering van het algemeen en dagelijks bestuur een adviserende stem.

  • 5. De secretaris tekent met de voorzitter alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 6. Het algemeen bestuur kan regels stellen omtrent de vereisten van benoeming van de secretaris.

Artikel 15a Adviescommissie

  • 1. Het algemeen bestuur kan een adviescommissie instellen als bedoeld in artikel 24 Wgr.

  • 2. Het algemeen bestuur kan een adviescommissie instellen ten behoeve van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter op voorstel van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter.

  • 3. Het algemeen bestuur kan als lid van een adviescommissie benoemen:

    • a.

      Een lid van het algemeen bestuur;

    • b.

      Een medewerker van de gemeenschappelijke regeling;

    • c.

      Een medewerker van een deelnemende gemeente;

    • d.

      Een lid van de directie van NV Empatec;

    • e.

      Een medewerker van NV Empatec of een van haar dochters;

    • f.

      Een externe deskundige.

  • 4. Het algemeen bestuur kan regels stellen over de taak, omvang en de samenstelling van een adviescommissie.

Artikel 16 Financiën

  • 1. Met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie, het kasbeheer en de controle zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet (oud) van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het algemeen bestuur kan regels stellen omtrent de wijze waarop het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur financiële informatie verstrekken aan de raden en colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

Artikel 17 Begroting

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor 15 april een conceptbegroting op voor het volgende kalenderjaar en zendt deze, voorzien van een toelichting, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 2. De conceptbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190 van de Gemeentewet (oud) is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. In de conceptbegroting wordt aangegeven de naar raming door elke gemeente verschuldigde bijdrage. Er zal naar worden gestreefd de begrote gemeentelijke bijdragen per werknemer, als bedoeld in artikel 1 van deze regeling, onder i, van jaar tot jaar zoveel mogelijk gelijk te laten zijn.

  • 4. De begrote gemeentelijke bijdrage wordt berekend naar rato van het aantal werknemers, zoals bedoeld in artikel 1 van deze regeling, onder i, afkomstig uit de deelnemende gemeenten naar de stand van 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de bijdrage verschuldigd is.

  • 5. De raden van de gemeenten kunnen het dagelijks bestuur binnen de wettelijke termijn van acht weken na de verzenddatum, doch uiterlijk 15 juni van hun gevoelen omtrent de conceptbegroting doen blijken.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt zo spoedig mogelijk na 15 juni doch uiterlijk 1 juli de opmerkingen van de raden en eventueel een nota van wijzigingen aan het algemeen bestuur.

  • 7. Het algemeen bestuur stelt de begroting vóór 15 juli vast en zendt terstond afschriften aan de gemeenten.

  • 8. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus aan gedeputeerde staten.

Artikel 18

  • 1. Alvorens een begrotingswijziging wordt vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur het concept daarvan, voorzien van een toelichting en een raming van de verschuldigde bijdragen, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 2. De raden van de gemeenten kunnen het dagelijks bestuur binnen een periode van acht weken na de verzenddatum van hun gevoelen doen blijken.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt zo spoedig mogelijk na sluiting van de in lid 2 bedoelde periode de opmerkingen van de raden, de begrotingswijziging en eventueel voorzien van een nota van wijzigingen, ter vaststelling toe aan het algemeen bestuur.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de begrotingswijziging terstond na vaststelling toe aan de raden der gemeenten.

  • 5. Het dagelijks Bestuur zendt de begrotingswijziging binnen 2 weken aan gedeputeerde staten.

Artikel 19

  • 1. De gemeenten betalen bij wijze van voorschot maandelijks ééntwaalfde deel van de begrote bijdrage, herrekend naar de stand van het aantal werknemers, als bedoeld in artikel 1 van deze regeling, onder i, per 1 januari van het betreffende verslagjaar.

  • 2. De gemeenten zullen er steeds voor zorg dragen dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 3. Indien aan het algemeen bestuur van het openbaar lichaam blijkt dat een gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te brengen, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet (oud).

Artikel 20 Rekening

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks voor 15 april een conceptverantwoording van de inkomsten en uitgaven van het afgelopen kalenderjaar op en zendt deze, voorzien van een toelichting, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 2. Van de inkomsten en uitgaven wordt door het dagelijks bestuur over elk kalenderjaar verantwoording gedaan aan het algemeen bestuur onder overlegging van de daarbij behorende bescheiden.

  • 3. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 der Gemeentewet (oud) aangewezen deskundige, alsmede hetgeen het te harer verantwoording dienstig acht.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de rekening van het voorafgaande jaar vóór 15 juli vast en zendt deze binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus aan gedeputeerde staten. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de gemeenten.

  • 5. De vaststelling van de rekening stelt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden.

Artikel 21

  • 1. Mocht enig exploitatiejaar een batig saldo opleveren, dan zal dit saldo worden toegevoegd in de algemene reserve.

  • 2. Mocht enig exploitatiejaar een nadelig saldo opleveren, dan zal het exploitatietekort in beginsel worden gedekt uit de algemene reserve.

  • 3. Het algemeen bestuur kan beslissen uitkeringen uit de algemene reserve te doen ten gunste van de gemeenten in de verhouding van de in artikel 17 van deze regeling, derde en vierde lid, bedoelde bijdrage. Uitkeringen kunnen alleen plaatsvinden indien en voor zover de algemene reserve hoger is dan de kapitaalverstrekking aan de deelnemingen vermeerderd met de aan deelnemingen uit eigen middelen verstrekte financieringen, blijkend uit de laatst en niet meer dan één jaar geleden vastgestelde rekening.

  • 4. Structurele tekorten in de algemene reserve zullen door de gemeenten worden aangezuiverd in de verhouding van de in artikel 17 van deze regeling, derde en vierde lid, bedoelde bijdrage. Het algemeen bestuur bepaalt wanneer sprake is van een structureel tekort, mede gehoord gedeputeerde staten en de accountant als bedoeld in artikel 213, lid 2, van de Gemeentewet (oud).

Artikel 22 Archief

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van deze ge­ meenschappelijke regeling. Het algemeen bestuur stelt hiertoe een regeling vast, welke aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.

  • 2. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 33 Archiefwet 1995 oefenen gedeputeerde staten toe­ zicht uit op de in het vorige lid omschreven taak.

  • 3. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover die niet zijn over­ gebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Sudwest-Fryslân.

  • 4. Na opheffing van de gemeenschappelijke regeling worden de nog aanwezige archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Sudwest-Fryslân.

Artikel 23 Toetreding, uittreding

  • 1. Toetreding door andere gemeenten vindt plaats, indien tweederde van de colleges van burgemeester en wethouders daarbij bij besluit daarin bewilligt.

  • 2. In een besluit als bedoeld in het vorige lid kan de toetreding afhankelijk worden gesteld van bepaalde door het algemeen bestuur te stellen voorwaarden.

  • 3. De toetreding gaat in op 1 januari van het jaar volgende op de datum waarop de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten de regeling hebben vastgesteld en op de voorgeschreven wijze bekend hebben gemaakt.

  • 4. Een gemeente kan bij een daartoe strekkend besluit van de raad en het college van burgemeester en wethouders uit de regeling treden.

  • 5. Het algemeen bestuur regelt in geval van een voorgenomen uittreding de financiële en overige verplichtingen van de betreffende gemeente.

  • 6. Uittreding vindt plaats op 1 januari na de datum waarop de inschrijving in het register als bedoeld in artikel 27 Wgr heeft plaatsgevonden, doch niet eerder dan twee jaren na de datum van het uittredingsbesluit van de betreffende gemeente.

Artikel 24 Wijziging/opheffing

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de colleges van burgemeester en wethouders van tenminste tweederde van de deelnemende gemeenten, voor zover deze colleges van burgemeester en wethouders daartoe toestemming hebben gekregen van hun raden.

  • 2. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen uitgaan van het algemeen bestuur, al dan niet op voorstel van het dagelijks bestuur, als ook van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten.

  • 3. Indien het voorstel uitgaat van het algemeen bestuur zendt het algemeen bestuur het voorstel aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten, die binnen drie maanden na ontvangst van dit voorstel een besluit nemen en dit terstond aan het algemeen bestuur mee­ delen.

  • 4. Indien het voorstel uitgaat van een of meer colleges van burgemeester en wethouders zendt het college van burgemeester en wethouders, respectievelijk zenden de colleges van burgemeester en wethouders het voorstel aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur zendt het voorstel met haar beschouwingen ter zake binnen twee maanden aan de colleges van burgemeester en wethouders van alle gemeenten. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt de colleges van burgemeester en wethouders in kennis van het aanvaarden en verwerpen van de in dit artikel bedoelde voorstellen.

Artikel 26 Duur en inwerkingtreding

Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 27

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de eerste van de maand volgend op de opname in het register als bedoeld in artikel 27, tweede lid van de Wgr.

  • 2. De in artikel 26 van de Wgr voorgeschreven toezending van de regeling aan gedeputeerde staten zal geschieden door de zorg van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sudwest-Fryslân.

Artikel 28

De regeling kan worden aangehaald als "Regeling werkvoorzieningschap Fryslân-West”.