Beleidsregel Nulbeleid coffeeshops gemeente De Fryske Marren 2017

Geldend van 27-10-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Nulbeleid coffeeshops gemeente De Fryske Marren 2017

1. Inleiding

De gemeente De Fryske Marren is door een fusie ontstaan uit de gemeenten Skarsterlân, Lemsterland en Gaasterlân-Sleat en een deel van Boarnsterhim. Deze gemeenten hadden voor hun gemeente een nul-beleid vastgesteld voor coffeeshops. Dit had tot gevolg dat zich in deze gemeenten geen coffeeshops konden vestigen.

Op grond van de Wet Arhi zijn deze besluiten niet meer van kracht omdat inmiddels 2 jaren na de fusie zijn verstreken. De gemeente De Fryske Marren wil nu duidelijkheid verschaffen over het te voeren lokale beleid rondom coffeeshops. Het is daarom gewenst dat De Fryske Marren haar lokale beleid vast legt in een Beleidsregel Coffeeshops. Dit lokale beleid moet (mede) worden gebaseerd op artikel 13b van de Opiumwet.

Binnen de gemeentegrenzen van de gemeente “De Fryske Marren” zijn momenteel geen coffeeshops vergund. Ook zijn er sinds de oprichting van de gemeente geen formele aanvraagprocedures gestart voor de vestiging van een coffeeshop.

2. Ontwikkelingen softdrugsbeleid in Nederland.

De toekomst van het landelijke softdrugsbeleid is onzeker. De Tweede Kamer heeft op 21 februari 2017 met een krappe meerderheid een initiatiefwet aangenomen, waarin staat dat cannabis onder bepaalde voorwaarden legaal kan worden geteeld en ingekocht. Het wetsvoorstel regelt dat professionele telers die zich aan de voorwaarden houden een ontheffing kunnen krijgen en niet strafbaar zijn.

De teelt van de wiet zal dan worden gecontroleerd door de overheid. Het is zeer de vraag of dit wetsvoorstel de eindstreep zal halen gelet op de reacties uit de Eerste Kamer met betrekking tot de verwachte problematiek, de uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid.

De kern van het Nederlandse drugsbeleid is een strikte scheiding tussen de markt voor softdrugs en die voor harddrugs. De verkoop van kleine hoeveelheden softdrugs wordt onder bepaalde voorwaarden gedoogd in alcoholvrije inrichtingen, de zogenaamde coffeeshops. Het bezit en gebruik van harddrugs is in alle omstandigheden verboden.

3. Huidig softdrugsbeleid in Nederland.

Het softdrugsbeleid in Nederland is een gedoogbeleid. Dat wil zeggen dat het voorhanden hebben van softdrugs weliswaar strafbaar is, maar dit feit onder bepaalde voorwaarden van het Openbaar Ministerie (maximum hoeveelheden) niet wordt vervolgd. Ook het verkopen van softdrugs, of dit nu wel of niet vanuit een coffeeshop gebeurt, is een illegale activiteit. De artikelen 2 en 3 van de Opiumwet stellen het in- en uitvoeren, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en vervaardigen, van de onder de wet vallende, verdovende middelen strafbaar.

Onder deze middelen vallen:

  • harddrugs (Lijst I: o.a. cocaïne, heroïne, LSD en amfetaminen) en

  • softdrugs (Lijst II: o.a. de cannabisproducten als hasjiesj en marihuana).

Daarnaast is het van belang om te beseffen dat het gedogen van illegale activiteiten, hoewel daar onder omstandigheden goede argumenten voor kunnen worden aangevoerd, uit bestuursrechtelijk oogpunt lastig te verdedigen is. Voor de overheid geldt namelijk een beginselplicht tot handhaving. De overheid dient er immers voor zorg te dragen dat de rechtsorde gehandhaafd wordt en dat wordt opgetreden tegen de in strijd met de rechtsorde geachte activiteiten.

4. Huidige beeld in De Fryske Marren.

De GGD doet elke 4 jaar onderzoek naar de gezondheidssituatie en leefgewoonten van jongeren in Fryslân in relatie tot meerdere achtergrondkenmerken, waaronder bijvoorbeeld geslacht en leeftijd. In 2016 is onderzoek gedaan naar de gezondheid van kinderen van 12 tot 18 jaar voor wat betreft de cannabisproducten (hash, wiet/marihuana). (https://www.ggdfryslan.nl/professionals/cijfers-en-onderzoek/go-jeugd-12-18-jaar).

Uit de resultaten van het onderzoek in De Fryske Marren blijkt dat 11 % van deze leeftijdsgroep ooit cannabis heeft gebruikt. Provinciaal is dit 13 %, 2 % meer dus. Van deze categorie jongeren hebben 3 % de laatste 4 weken cannabis gebruikt. Provinciaal is dit 5 %, 2 % meer dus.

Uit deze cijfers blijkt dat zowel bij “ooit cannabis gebruikt” als bij “Cannabis gebruikt (laatste 4 weken)” het percentage 2 procent lager ligt dan het gemiddelde van de provincie Fryslân.

Hieruit kan de conclusie worden getroffen dat de cijfers onder het provinciaal gemiddelde liggen en er niet direct sprake is van problematisch gebruik.

5. Kadernota Veiligheid 2015-2018 gemeente De Friese Meren en Uitvoeringsprogramma 2017-2018.

In de Kadernota Veiligheid 2015-2018 gemeente De Friese Meren is onder hoofdstuk 3 Alcohol en drugs aangegeven dat één van de speerpunten is de aanpak van drugsproblematiek en binnen de driehoek afspraken gemaakt zullen worden over de aanpak van drugsgebruik en drugshandel.

6. Uitvoeringsprogramma Integrale Veiligheid 2016 – 2017 gemeente De Fryske Marren.

In het Uitvoeringsprogramma Integrale Veiligheid 2016 – 2017 gemeente De Fryske Marren is bij Prioriteit 3: alcohol en drugs vermeld dat deze prioriteit zich niet alleen richt op het gebruik maar ook op de handel in drugs.

Om de veiligheid van de burgers te garanderen formuleert de gemeente het volgende doel ten aanzien van de prioriteit alcohol en drugs:

Het tegengaan van de handel in drugs, het ontmoedigen van het (overmatig) gebruik van alcohol en drugs en het aanpakken van overlast door het gebruik van alcohol en drugs en de drugshandel.

7. Justitieel beleidskader

Het Openbaar Ministerie (OM) is belast met de handhaving van de verbodsbepalingen in de Opiumwet. Op basis van het opportuniteitsbeginsel – dat er op neerkomt dat het OM kan bepalen of wordt vervolgd, of dat in het kader van het algemeen belang van vervolging wordt afgezien – is een gedoogbeleid ontwikkeld ten aanzien van de verkoop van softdrugs in coffeeshops.

Landelijk zijn “De Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet” van toepassing. In 2013 zijn deze richtlijnen, de zogenoemde AHOJG-criteria, verder aangescherpt (de criteria staan hieronder beschreven).

In de richtlijnen wordt onder meer expliciet aangegeven dat het beleid voor coffeeshops, binnen de kaders van de richtlijnen, wordt bepaald in het lokale driehoeksoverleg. Het begrip “coffeeshops” wordt in de richtlijnen gedefinieerd als “alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt”. Coffeeshops zijn “voor het publiek openstaande gebouwen” als bedoeld in artikel 174 Gemeentewet (lees: in het algemeen horecabedrijven). Het OM kan tegen een coffeeshop optreden indien niet voldaan wordt aan de AHOJGI-criteria.

Op grond van de AHOJGI criteria is het voor een coffeeshop verboden te:

  • Afficheren; (geen reclame anders dan een summiere aanduiding op het betreffende pand)

  • Harddrugs te verhandelen; (geen verkoop of voor handen hebben van harddrugs)

  • Overlast te veroorzaken; (de exploitatie niet mag leiden tot overlast in de omgeving van de coffeeshop)

  • Jeugdigen onder de 18 jaar in de coffeeshop toe te laten of aan hen te verkopen;

  • Grote hoeveelheden te verhandelen; (niet meer dan 5 gram per persoon per transactie en niet meer dan 500 gram op voorraad hebben)

  • Ingezetenencriterium; (alleen toegang tot en verkoop van softdrugs aan ingezetenen van Nederland).

8. Bevoegdheden burgemeester

De burgemeester is het bevoegde gezag betreffende de uitvoering van het lokale coffeeshopbeleid. In algemene zin geldt dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid.

De burgemeester beschikt op grond van artikel 13b van de Opiumwet over een bestuursrechtelijk handhavingsinstrument, namelijk het opleggen van een last onder bestuursdwang ten aanzien van een woning of lokaal dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, indien daar een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Met een vastgesteld nulbeleid kan bij de vestiging van een verkooppunt van cannabis handhavend worden opgetreden, ook wanneer het verkooppunt zich aan de gedoogvoorwaarden van het OM houdt. Het gaat namelijk om een illegaal verkooppunt.

9. Overwegingen voor een nul-beleid coffeeshops

De overwegingen om een nulbeleid coffeeshops vast te stellen zijn de volgende:

a. Niet passend binnen de gemeente.

De Fryske Marren is een plattelandsgemeente met 51 dorpen met drie relatief redelijk grote kernen (Joure 14.000, Lemmer 10.300 en Balk 4.100 inw.)en een kleine stad (Sloten). Gelet op het landelijke karakter en de grootte van de 3 genoemde kernen is het vestigen van een coffeeshop niet passend bij het karakter van De Fryske Marren. Een vestiging kan een aantasting betekenen van het woon- en leefklimaat. Het kan leiden tot bezwaren onder de inwoners en de inschatting is dat er weinig maatschappelijk draagvlak voor is.

b. Bestaande coffeeshops in omgeving

In Sneek en Heerenveen zijn coffeeshops gevestigd. Een aantal van 2 coffeeshops voor deze regio, bezien vanuit de positie van de gemeente De Fryske Marren, is toereikend. Een nadeel van deze situatie is dat het gevaar bestaat dat voor het verkrijgen van de drugs aan het verkeer onder invloed wordt deelgenomen. Dit is moeilijk te ondervangen.

c. Beleid De Fryske Marren.

De fusiegemeenten Skarsterlân, Lemsterland en Gaasterlân-Sleat kenden voorheen een nulbeleid coffeeshops. Met het vaststellen van deze notitie wordt dit beleid in De Fryske Marren voortgezet. Nulbeleid sluit aan bij de uitgangspunten uit de ‘kadernota veiligheid De Friese Meren 2015-2018’ en het ‘uitvoeringsprogramma veiligheid De Fryske Marren 2016-2017), waarin de aanpak van handel in en gebruik van drugs een van de speerpunten is.

d. Bescherming van de inwoners van De Fryske Marren.

Het nuloptiebeleid beoogt een drempel op te werpen zodat inwoners van De Fryske Marren, zeker de jongeren, niet direct de gelegenheid wordt geboden om met softdrugs in aanraking te komen. Ieder extra handelspunt vormt een risico op toename voor jongeren die in aanraking komen met drugs.

Ook bestaat er een risico dat in de nabijheid van de coffeeshop drugs aan minderjarigen worden doorverkocht (zgn. straathandel).

Deze belangrijke doelgroep blijft afhankelijk van de illegale handel. Het gedogen van een coffeeshop lost de illegale handel dus niet op. De straathandel in drugs betekent altijd een aantasting van het woon- en leefklimaat.

Er zal dan ook ingezet moeten worden op een harde aanpak van de illegale drugshandel.

Door de nuloptie wordt de directe confrontatie met coffeeshops en daarmee het ‘normaal vinden’ van softdrugsgebruik voorkomen. Door het nulbeleid worden de mogelijkheden voor het verkrijgen van softdrugs in ieder geval niet vergroot.

e. Gezondheid.

Het (regelmatige) gebruik van softdrugs is een risico voor de volksgezondheid en moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Mede daardoor stelt de gemeente zich ten doel dat de inwoners van De Fryske Marren, met name jongeren, niet in aanraking komen met softdrugs. In de beleidsnota van de GGD is dit als doelstelling opgenomen.

f. Drugstoerisme

Het gedogen van een coffeeshop heeft mogelijk een aanzuigende werking op personen van buiten de gemeente, het zogenaamde drugstoerisme. Mede vanwege de relatie tussen drugs en criminaliteit, kan de aanwezigheid van een coffeeshop gevoelens geven van sociale onveiligheid.

Op basis van de resultaten van het onderzoek van de GGD kan worden geconcludeerd dat de markt voor softdrugs in De Fryske Marren niet erg groot is. Als er beperkte behoefte blijkt te bestaan is het aannemelijk dat een toekomstige exploitant van een coffeeshop zich ook op mensen van buiten de gemeente richt. Dit zal een aanzuigende werking hebben met alle nadelige gevolgen van dien.

De coffeeshops in Sneek, Emmeloord en Heerenveen vervullen een zogenoemde regiofunctie voor de gebruikers uit “De Fryske Marren”.

g. Veiligheidsaspecten

De aanwezigheid van een coffeeshop heeft grote impact op de directe sociale leefomgeving. De druggerelateerde overlast lijkt beperkt in De Fryske Marren. Dit blijkt onder andere uit het aantal druggerelateerde overlastmeldingen. In 2015 zijn er bij de politie 3 meldingen m.b.t. drughandel gedaan. In het jaar 2016 bedroeg dit aantal eveneens 3 en in het jaar 2017 tot 1-8-2017 8 keer.

De verwachting bestaat dat door het gedogen van een coffeeshop, de drugs gerelateerde overlast gaat toenemen.

10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag na die van bekendmaking.

11. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Nulbeleid coffeeshops gemeente De Fryske Marren 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 9 oktober 2017.

De burgemeester van De Fryske Marren

F. Veenstra