Beleidsregels tegenprestatie De Friese Meren

Geldend van 14-02-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels tegenprestatie De Friese Meren

Collegebesluit 8 december 2014

Nummer: 45882

Het college van De Friese Meren besluit:

De Beleidsregels tegenprestatie De Friese Meren vast te stellen:

Inleiding

Het Rijk acht het wenselijk om mensen die een beroep doen op de solidariteit van de samenleving, te verplichten tot het verrichten van een daaraan gerelateerde tegenprestatie.

De raad heeft bij de Verordening tegenprestatie Participatiewet De Friese Meren regels gesteld met betrekking tot het opdragen van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Participatiewet, artikel 37, aanhef en onderdeel f, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 37, aanhef en onderdeel f, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

Op grond van artikel 3 van de bovenvermelde Verordening stelt het college de volgende beleidsregels ter nadere uitvoering van deze verordening vast. Het college hanteert maatwerk als uitgangspunt.

Artikel 1. Doelgroep

De beleidsregel is van toepassing op iedere persoon die van de gemeente De Friese Meren een algemene bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, dan wel een uitkering op grond van de IOAW of de IOAZ ontvangt, en die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

Artikel 2. Vaststelling tegenprestatie naar vermogen

  • 21.

    het college stelt de aard, omvang en duur van de tegenprestatie vast, op basis van maatwerk waarbij de individuele mogelijkheden en omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde in acht worden genomen.

  • 22.

    Uitgangspunt is dat de uitkeringsgerechtigde per week gemiddeld 8 uur werkzaamheden verricht in het kader van de tegenprestatie, tenzij er, naar het oordeel van het college, redenen zijn om een ander aantal uren vast te stellen.

  • 23.

    Indien de uitkeringsgerechtigde slechts in beperkte mate activiteiten kan verrichten, worden specifieke afspraken gemaakt met betrekking tot de aard en de intensiteit van de tegenprestatie.

  • 24.

    Is elke activiteit onmogelijk op grond van persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde, dan ontheft het college de uitkeringsgerechtigde, tijdelijk, van de verplichting tot het verrichten van de tegenprestatie naar vermogen op grond van artikel 9, tweede lid van de Participatiewet, artikel 37a, eerste lid van de IOAW, of artikel 37a, eerste lid van de IOAZ.

  • 25.

    De duur van de verplichte tegenprestatie bedraagt zes maanden. Daarna wordt de duur verlengd me zes maanden als het college heeft vastgesteld dat de omstandigheden en de situatie van de uitkeringsgerechtigde verder onveranderd zijn gebleven.

Artikel 3. Nadere bepalingen

  • 31.

    De uitkeringsgerechtigde krijgt zelf de gelegenheid binnen twintig werkdagen een tegenprestatieplaats bij een organisatie, instelling, club of vereniging te zoeken.

  • 32.

    Als de uitkeringsgerechtigde het lastig of vervelend vindt om contact te zoeken met een potentiële organisatie, instelling, club of vereniging, dan is beperkte begeleiding vanuit de gemeente mogelijk.

  • 33.

    Het college kan vrijwilligerswerk beschouwen als onbetaalde maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie naar vermogen.

  • 34.

    Onder vrijwilligerswerk wordt in dit verband onbetaald werk met een maatschappelijk of liefdadig doel zonder commerciële belangen verstaan.

  • 35.

    Daarnaast kan bij onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden worden gedacht aan bijvoorbeeld het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de leefbaarheid in wijk of straat.

  • 36.

    De uitkeringsgerechtigde kan informatie over de mogelijkheden van vrijwilligerswerk vinden bij bijvoorbeeld Het Stipepunt of het Vrijwilligers Servicepunt. Het Stipepunt en het Vrijwilligers Servicepunt zijn de steunpunten voor vrijwilligers in de gemeente De Friese Meren.

  • 37.

    Indien de uitkeringsgerechtigde reeds vrijwilligerswerk verricht, dan kan dit vrijwilligerswerk door het college worden beschouwd als onbetaalde maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie naar vermogen.

  • 38.

    Wanneer de uitkeringsgerechtigde niet binnen twintig werkdagen zelf een tegenprestatieplaats heeft weten te bemachtigen, dan zal vervolgens door het college een passende plek worden gezocht.

  • 39.

    De verplichting tot een tegenprestatie naar vermogen wordt in dat geval middels een beschikking opgelegd.

  • 310.

    Indien er geen geschikte plekken zijn die voldoen aan de criteria van de tegenprestatie van vermogen en welke passen bij de individuele mogelijkheden en omstandigheden van de individuele uitkeringsgerechtigde, dan ziet de toepassing, met toepassing van artikel 6, van de Verordening tegenprestatie Participatiewet De Friese Meren het college, af van het de verplichting tot het verrichten van de tegenprestatie naar vermogen op grond van artikel 9, tweede lid van de Participatiewet, artikel 37a, eerste lid van de IOAW, of artikel 37 a, eerste lid van de IOAZ.

  • 311.

    Als de uitkeringsgerechtigde niet of in onvoldoende mate meewerkt aan de opgelegde tegenprestatie naar vermogen, wordt deze gedraging gesanctioneerd conform de Afstemmingsverordening Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ De Friese Meren.

  • 312.

    Als uitgangspunt voor de duur en omvang voor invulling van de tegenprestatie geldt het aantal uren en weken als genoemd in artikel 2 van deze beleidsregel, de feitelijke invulling kan op grond van maatwerk flexibel worden vormgegeven.

  • 313.

    Op alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar met een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet is, ingevolge artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet, de verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie naar vermogen niet van toepassing.

Artikel 4. Slotbepalingen

  • 41.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels tegenprestatie De Friese Meren”.

  • 42.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2015.

Ondertekening