Beleidsregels Verordening individuele inkomenstoeslag

Geldend van 14-02-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Beleidsregels Verordening individuele inkomenstoeslag

Collegebesluit 8 december 2014

Nummer: 45882

Het college van De Friese Meren besluit:

de Beleidsregels Verordening individuele inkomenstoeslag vast te stellen:

Algemeen

Vanaf 1 januari 2015 wordt het huidige artikel 36 WWB gewijzigd door de Wet maatregelen WWB. Met deze wijziging en de invoering van de Participatiewet betekent dit dat de langdurigheidstoeslag (Ldt) wordt vervangen door de individuele inkomenstoeslag. De wetgever licht deze wijziging niet heel uitgebreid toe, terwijl er toch wel wat gaat veranderen.

Op grond van artikel 36 WWB kent het college op verzoek een langdurigheidtoeslag toe als de aanvrager een langdurig laag inkomen heeft; geen in aanmerking te nemen vermogen heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

Voorwaarden individuele inkomenstoeslag

Na wijziging van dit artikel in artikel 36 Participatiewet kan het dagelijks bestuur op verzoek een individuele inkomenstoeslag toekennen als de aanvrager:

  • een langdurig laag inkomen heeft en

  • geen in aanmerking te nemen vermogen heeft en

  • gelet op zijn omstandigheden geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

Wat wordt bedoeld met een langdurig laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen is vastgelegd in de Verordening individuele inkomenstoeslag respectievelijk de Participatiewet.

Of de aanvrager geen uitzicht heeft op inkomensverbetering moet worden beoordeeld aan de hand van de individuele omstandigheden van de belanghebbende. Hierbij moet het dagelijks bestuur in ieder geval de krachten en bekwaamheden van de aanvrager betrekken en de inspanningen die de aanvrager heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. In deze beleidsregels is opgenomen wat hiermee wordt bedoeld en in welke situaties dat leidt tot uitsluiting van het in aanmerking komen van een individuele inkomenstoeslag.

Discretionaire bevoegdheid

Vanaf 1 januari 2015 wordt het toekennen van een individuele inkomenstoeslag een bevoegdheid. Dit is het gevolg van het woordje 'kan' in artikel 36 lid 1 Participatiewet. Dit betekent dat kan worden afgezien van het toekennen van een individuele inkomenstoeslag, ook al voldoet de aanvrager aan de voorwaarden voor de toeslag.

Het is echter niet de bedoeling dat nooit een individuele inkomenstoeslag wordt verstrekt. Er kan wel besloten worden om de wettelijke doelgroep in te perken door bijvoorbeeld een bepaalde groep (studenten) uit te sluiten. Wie van het toekennen van een individuele inkomenstoeslag worden uitgesloten is in deze beleidsregels vastgelegd.

Zicht hebben op inkomensverbetering

Personen die zicht hebben op inkomensverbetering komen niet in aanmerking voor een Individuele inkomenstoeslag.

Het zicht hebben op inkomensverbetering is o.a. afhankelijk van:

  • de krachten en bekwaamheden van de desbetreffende persoon alsmede van

  • de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Dit vereist een individuele beoordeling.

Krachten en bekwaamheden van de betrokkene

Voor de persoon waarvan is vastgesteld dat hij/zij behoort tot de groep zelfredzamen geldt dat zij binnen een afzienbare tijd (zes maanden) geacht wordt een reële kans op inkomensverbetering te hebben door werkaanvaarding.

De hieronder genoemde groepen personen worden in ieder geval geacht binnen afzienbare tijd uitzicht te hebben op inkomensverbetering. Zij hebben daardoor geen recht op een individuele inkomensondersteuning:

  • studerenden en pas afgestudeerden. Hieronder wordt verstaan personen die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgen of korter dan 6 maanden geleden dit onderwijs hebben verlaten;

  • personen die korter dan zes maanden werkloos zijn, zowel uit dienstbetrekking als uit zelfstandige arbeid.

Inspanningen die de persoon heeft verricht

Voor iedereen die op grond van de Participatiewet een uitkering ontvangt wordt, ongeacht de afstand tot de arbeidsmarkt een actieve houding verwacht ten aanzien van re integratie en participatie. Zij moeten hun krachten en bekwaamheden zodanig benutten en zich zodanig inspannen dat dit uiteindelijk leidt tot inkomensverbetering en uiteindelijk volledige uitkeringsonafhankelijkheid.

Voor de groep personen met een geringe afstand tot de arbeidsmarkt (zelfredzamen) is een actieve houding vereist ten aanzien van participatie en re-integratie door middel van het naar vermogen solliciteren en arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen. Voor de groep personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt ligt de nadruk meer op een actieve houding ten aanzien van participatie en het daarmee een bijdrage leveren aan de maatschappij (tegenprestatie).

De hieronder genoemde groepen personen worden in ieder geval geacht dat zij zich in onvoldoende mate hebben ingespannen om de afstand tot arbeidsinschakeling te verkleinen dan wel zicht te hebben op inkomens verbetering of volledige uitkeringsonafhankelijkheid. Zij hebben daardoor geen recht op een individuele inkomensondersteuning:

  • personen die zich in de periode van 12 maanden voorafgaande aan de peildatum zich in onvoldoende mate hebben ingespannen ten aanzien van de aan zijn uitkering verbonden verplichtingen t.a.v. arbeid, re-integratie en participatie en als gevolg daarvan een waarschuwing of een afstemming hebben gekregen;

  • personen met inkomsten uit arbeid welke lager is dan het inkomen zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening Individuele inkomenstoeslag en die de 12 maanden voorafgaande aan de peildatum geen aantoonbare inspanningen hebben verricht om een hoger inkomen te verwerven.

Met deze laatste groep van personen wordt beoogd te voorkomen dat werkenden die bewust kiezen voor een deeltijdbaan maar die op zichzelf wel het potentieel hebben om inkomensverbetering te realiseren in aanmerking komen voor een individuele inkomenstoeslag.

Deze beleidsregels treden in werking gelijktijdig met de Verordening individuele inkomenstoeslag: 1 januari 2015.

Ondertekening