Regeling vervallen per 16-10-2015

Lijst met categorieën in het kader van de verklaring van geen bedenkingen zoals bedoeld in artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) juncto artikel 6.5 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). 

Geldend van 01-07-2011 t/m 15-10-2015

Intitulé

Lijst met categorieën in het kader van de verklaring van geen bedenkingen zoals bedoeld in artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) juncto artikel 6.5 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). 

A

Inleiding

De Wabo spreekt over ‘activiteiten’ als verzamelnaam voor zaken waarvoor vergunningplicht geldt. Met de inwerkingtreding van de Wabo zijn de mogelijkheden om medewerking te verlenen aan activiteiten die in strijd zijn met het bestemmingsplan veranderd. Kleine afwijkingen van het bestemmingsplan kunnen mogelijk worden gemaakt door middel van een binnenplanse ontheffing - één die door het bestemmingsplan zelf geregeld is - of een buitenplanse ontheffing op grond van een limitatieve lijst met gevallen. Deze lijst is opgenomen in het Bor in hoofdstuk IV, artikel 4. Voor activiteiten die niet onder één van deze ontheffingsmogelijkheden vallen bestaat de mogelijkheid om medewerking te verlenen met een uitgebreide procedure. De raad moet in dit geval een verklaring van geen bedenkingen afgeven.

Verklaring van geen bedenkingen

Waar onder de Wet ruimtelijke ordening nog sprake was van de mogelijkheid tot het nemen van een projectbesluit, creëert de Wabo een andere manier om ruimtelijke projecten mogelijk te maken. Het projectbesluit is met de invoering van de Wabo komen te vervallen en vervangen door artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3° van de Wabo. Indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat, kan de aanvraag om omgevingsvergunning worden verleend.

Voorwaarde voor deze verlening is dat de aanvraag om omgevingsvergunning alleen verleend kan worden nadat de gemeenteraad heeft verklaard dat zij daartegen geen bedenkingen heeft. Deze nieuwe bevoegdheid houdt dus in dat de raad een verklaring van geen bedenkingen af moet geven aan het college over de planologische aspecten. Deze verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.

Wordt de verklaring van geen bedenkingen geweigerd, dan moet ook de aanvraag om omgevingsvergunning geweigerd worden. De verklaring van geen bedenkingen is een integraal onderdeel van het besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning.

Categorieën

In lid 3 van artikel 6.5 van het Bor wordt aan de raad de mogelijkheid geboden om een lijst van categorieën vast te stellen waarbij een verklaring van geen bedenkingen niet vereist is. In die gevallen is het college zelf bevoegd te beoordelen of een activiteit in overeenstemming of in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Voor de gemeente De Ronde Venen is een lijst met categorieën van gevallen opgesteld waarin het college geen verklaring bij de raad hoeft te vragen. Deze gevallen zijn onder B. opgesomd.

Procedure

Vooroverleg

Als een bouwvoornemen niet past binnen de kaders van het bestemmingsplan en er kan alleen medewerking verleend worden met toepassing van een buitenplanse ontheffing, uitgebreide procedure, vindt er vooroverleg plaats. Het vooroverleg is bedoeld om vooraf inzicht te krijgen in de haalbaarheid van het bouwvoornemen. Gedurende dit traject zijn er geen termijnen van toepassing. Het bouwvoornemen wordt getoetst aan de ruimtelijke kaders. Gelet op de kaderstellende rol van de raad zal de besluitvorming tijdens het vooroverlegtraject via de raad verlopen. Als alle kaders in beeld zijn gebracht zal de raad worden gevraagd om een principebesluit te nemen over het bouwvoornemen. Daarnaast zal de raad worden gevraagd om een besluit te nemen ten aanzien van de lijst met categorieën van gevallen door aan te geven of het bouwvoornemen past onder de algemene verklaring van geen bedenking.

Hierbij wordt voor de volledigheid opgemerkt dat de raad op dit punt ook kan besluiten dat alleen medewerking wordt verleend met toepassing van een projectbestemmingsplan. In beide gevallen wordt met deze werkwijze de raad in een vroeg stadium betrokken bij de planvorming. Als de raad besluit de uitvoering over te laten aan het college spreekt het uiteraard voor zich dat de definitieve aanvraag niet mag afwijken van het vooroverleg.

Definitieve aanvraag omgevingsvergunning

Wanneer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd zal het college beoordelen of zij bevoegd gezag is. In de meeste gevallen is dit het geval. Vervolgens beoordeelt zij voor welke activiteiten vergunning wordt aangevraagd. Daarbij zal ook blijken welke procedure van toepassing is.

Bij strijdigheid met het bestemmingsplan zal het college moeten bekijken of er een mogelijkheid is om ontheffing te verlenen. Indien dat niet mogelijk is, dan zal het college tot de conclusie komen dat enkel met toepassing van een uitgebreide procedure of met het opstellen van een projectbestemmingsplan de activiteit vergund kan worden. Ingeval van een uitgebreide procedure wordt d bekeken of één van de hieronder genoemde gevallen van toepassing is.

Zo ja, dan is het college bevoegd, nadat de raad in het vooroverlegtraject hiertoe besloten heeft, om de volledige aanvraag verder te behandelen en hierop te besluiten. Is er geen sprake van één van de hieronder genoemde gevallen of heeft er geen vooroverleg plaatsgevonden, dan stuurt het college de aanvraag met alle benodigde gegevens naar de raad met het verzoek om een verklaring van geen bedenkingen.

De raad beoordeelt dan of de activiteit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en legt een ontwerp verklaring van geen bedenkingen ter inzage. Tevens zal de ontwerpverklaring van geen bedenkingen samen met het ontwerpbesluit, dat ziet op de overige activiteiten, ter inzage liggen. Vervolgens bestaat er voor belanghebbenden gedurende zes weken de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Vervolgens worden eventuele zienswijzen tegen de ontwerpverklaring aan de raad toegezonden en wordt een definitief besluit genomen over de verklaring van geen bedenkingen. Na afgifte van de verklaring van geen bedenkingen van de raad kan het college een beslissing nemen tot het verlenen van de aanvraag om omgevingsvergunning.

Elk kwartaal zal de lijst worden geëvalueerd en waar nodig worden aangescherpt.

B.

Inhoudelijk

Géén verklaring van geen bedenkingen van de raad van gemeente De Ronde Venen is vereist in de volgende gevallen:

1

Indien er al stedenbouwkundige randvoorwaarden, een stedenbouwkundige visie, of een daarmee te vergelijken ruimtelijk kader, niet zijnde een structuurvisie, voor een concreet bouwvoornemen is vastgesteld door de raad van de gemeente De Ronde Venen.

Toelichting:

Indien de raad al de ruimtelijke kaders heeft vastgesteld en die kaders hebben betrekking op een concreet bouwvoornemen, is het college hieraan gehouden. De activiteit moet passen binnen deze kaders, wil het college bevoegd gezag zijn. Een structuurvisie wordt gezien als een algemeen beleidskader en is daarom als toetsingskader uitgesloten. Deze categorie past daarom in de rolverdeling van de raad-college. Een dergelijk kader doorloopt de inspraakprocedure die gelijk is aan een verklaring van geen bedenkingen.

2

Indien de activiteit is opgenomen in een vastgesteld, maar nog niet in werking getreden bestemmingsplan en eventuele zienswijzen tegen het bestemmingsplan zich niet richten op dat onderdeel waarop de activiteit ziet.

Toelichting:

Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een gewijzigd vastgesteld bestemmingsplan dat uitgesteld ter visie moet worden gelegd. De inwerkingtreding van het bestemmingsplan wordt dan opgehouden. Als de zienswijzen zich niet richten tegen de activiteit, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, dan is er geen gevaar dat een voorlopige voorziening tegen dat onderdeel van het bestemmingsplan wordt gevraagd. Het verlenen van een omgevingsvergunning past dan binnen de door de raad gestelde kaders.

3

Indien de activiteit betrekking heeft op een van de onderstaande gevallen; Algemeen

  • §

    bouw en aanleg c.q. aanpassing van bestaande weg-, water-, parkeer- en

  • §

    groenvoorzieningen van lokale aard;

  • §

    openbare nutsvoorzieningen (niet zijnde antennemasten), mits deze bebouwing van beperkte omvang is en het beoogde gebruik in relatie tot de omgeving niet hinderlijk van aard is;

  • §

    kleinschalige voorzieningen van algemeen belang, zoals bergbezinkbassins en voorzieningen voor afvalinzameling.

  • §

    Het vervangen en vernieuwen van woonschepen waarvoor de provincie op 11 maart 2003 en 17 april 2007 een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven op grond van artikel 19, lid 2 WRO waardoor het college bevoegd gezag was.

  • §

    Kleine projecten waarvan de bouwsom niet meer bedraagt dan € 50.000,- exclusief BTW, die niet passen in het bestemmingsplan en waarvoor geen ontheffing ingevolge het Besluit Omgevingsrecht (Bor) in hoofdstuk IV, artikel 4 kan worden verleend.

Stedelijk gebied (binnen de rode contour)

  • §

    realisering, verandering, vervanging en uitbreiding van woningen/woongebouwen, ongeacht de maatvoering tot een maximum van 30 woningen in de kern Mijdrecht en 10 woningen in de overige kernen;

  • §

    realisering van functiewijzigingen van bestaande opstallen, de daaruit voortkomende bouwactiviteiten alsmede uitbreiding van bestaande functies op buurt- en wijkniveau; ingeval van detailhandel geldt dat het bruto vloeroppervlak van de gebouwen na realisatie de 1500 m² niet te boven mag gaan; bij omzetting naar wonen geldt het maximum van 30 woningen in de kern Mijdrecht en 10 woningen in de overige kernen;

  • §

    realisering van nieuwe werk- en detailhandelsvoorzieningen, zoals winkels, kantoren en bedrijven op buurt en wijkniveau; voor detailhandel geldt dat het bruto vloeroppervlak van de gebouwen na realisatie de 1500 m² niet te boven mag gaan; bij omzetting naar wonen geldt het maximum van 30 woningen in de kern Mijdrecht en 10 woningen in de overige kernen;

  • §

    oprichten van gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van sport, maatschappelijke doeleinden, recreatie of cultuur, zoals een school- of kerkgebouw, een kleedgebouw, een jongerenhangplek met bijbehorende voorzieningen, dierenverblijf of standbeeld, mits deze bebouwing en het beoogde gebruik daarvan in relatie tot de omgeving niet hinderlijk van aard is.

  • §

    Antennemasten voor telecommunicatie tot een hoogte van 15 meter.

Landelijk gebied (buiten de rode contour)

  • §

    Het vergroten van voormalige recreatiewoningen, noodwoningen, agrarische zomerwoningen en andere opstallen, die ooit voor permanent woongebruik geschikt zijn gemaakt en als zodanig zijn bestemd, tot een inhoud van 250 m3.

  • §

    Het vergroten van als zodanig bestemde (bedrijfs)woningen tot 600 m3.

  • §

    Het realiseren of uitbreiden van bijgebouwen bij woningen tot een totaal (aan bijgebouwen) van maximaal 50 m2.

  • §

    Het uitbreiden van bestaande niet-agrarische bedrijven met 15%.

  • §

    Het uitbreiden van agrarische bedrijfsbebouwing buiten het agrarisch bouwperceel, mits het agrarische bouwperceel na aanpassing niet groter wordt dan 1 hectare.

  • §

    Het realiseren van groene en blauwe diensten en andere niet-agrarische nevenactiviteiten tot een oppervlakte van 300 m2 binnen bestaande bedrijfsbebouwing;

  • §

    Het vergroten van een als zodanig bestemde recreatiewoning, inclusief bijgebouw en onderkeldering, tot maximaal 250 m3.

  • §

    Het omzetten van een vrijkomend agrarisch bedrijfscomplex in een woonfunctie, waarbij de bedrijfswoning als woning in gebruik genomen wordt.

  • §

    Het verbouwen van een voormalige agrarische bedrijfswoning met aangebouwde bedrijfsruimte (de deel) tot één of meerdere wooneenheden mits de aanwezige cultuurhistorische waarden worden gerespecteerd en de verschijningsvorm duurzaam gehandhaafd blijft. Voor het onderzoek naar en respecteren van eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden is het advies van een gemeentelijke monumentencommissie noodzakelijk. Het duurzaam handhaven van de verschijningsvorm zal in het desbetreffende bestemmingsplan moeten worden vastgelegd.

  • §

    Het verbouwen van (agrarische) bedrijfsgebouwen met een erkende cultuurhistorische waarde voor woondoeleinden, mits de verbouwing het behoud van die cultuurhistorische waarde ten goede komt. De waarde moet blijken uit de erkenning als (gemeentelijk) monument of een MIP-beschrijving of, indien deze ontbreken, in ieder geval een beschrijving van de waarde door een deskundige instantie (bijvoorbeeld de Rijksdienst voor Monumentenzorg of plaatselijke monumentencommissie) waaruit de wenselijkheid tot behoud van het pand blijkt. De (ver)bouwplannen moeten voorts positief zijn beoordeeld door de Rijksdienst voor Monumentenzorg of de plaatselijke monumentencommissie.

  • §

    Het toepassen van het ruimte voor ruimte beleid door het oprichten van een extra woning bij sloop van alle niet-historisch waardevolle agrarische bedrijfsbebouwing (exclusief de bedrijfswoning) met een oppervlakte van minimaal 1000 m2, of 5000 m2 glasopstanden.

  • §

    Het uitbreiden met maximaal 20 % van de oppervlakte van sportvelden, recreatieterreinen en begraafplaatsen en de daarop aanwezige bebouwing mits de omvang van de bebouwing na de uitbreiding in overeenstemming is met de aard en de capaciteit van de terreinen. Het gaat bij sportvelden bijvoorbeeld om kleedlokalen, ballenvangers, terreinafscheidingen e.d. Bij begraafplaatsen valt te denken aan materiaalopslag of uitbreiding of vernieuwing van een aula.

  • §

    Het oprichten van solitaire windturbines bij bedrijventerreinen, mits voldaan wordt aan de voorwaarden die zijn beschreven in het Windplan Utrecht.

    Toelichting:

    Met de invoering van de nieuwe Wro is de vrijstellingsprocedure ex. artikel 19, eerste lid WRO (zelfstandige projectprocedure) komen te vervallen en vervangen door het projectbesluit. De raad heeft toen besloten om in de bovengenoemde gevallen de bevoegdheid van de raad te delegeren aan het college. Bij het opstellen van deze lijst is destijds aansluiting gezocht bij bestaand beleid waaronder de circulaire van de Provincie Utrecht. Met de invoering van de Wabo is het projectbesluit komen te vervallen. Deze procedure is vervangen door artikel 2.12 lid 1 onder a onder 3° van de Wabo. Door deze activiteiten op te nemen in deze lijst wordt bestaand beleid gecontinueerd. Andere ruimtelijke kaders die hebben meegewogen zijn de detailhandelstructuurvisie en de woonvisie.

Procedureel

4

Indien de activiteit zou passen binnen de door de raad gestelde kaders, maar geweigerd wordt om toepassing te verlenen van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo, op andere gronden dan planologische.

Toelichting

Er kunnen meerdere redenen zijn om een omgevingsvergunning te weigeren. Bij een omgevingsvergunning worden immers meerdere vergunningen gelijktijdig aangevraagd. Zo kan bijvoorbeeld gelijk met de activiteit bouwen ook toestemming worden gevraagd voor de activiteit het oprichten van een inrichting (voormalige milieuvergunning). Als een vergunning geweigerd moet worden om andere dan planologische redenen, is het niet nodig de raad daarover nog te raadplegen.

5

Indien de activiteit niet past binnen de door de raad gestelde kaders en geweigerd wordt om toepassing te verlenen van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo.

Toelichting

De door de raad gestelde kaders zijn duidelijk. De raad geeft op voorhand aan wat zij aanvaardbaar acht en wat niet. Als een activiteit duidelijk in strijd is met een kader, is er geen noodzaak om toestemming van de raad te vragen.

6

Indien de ontwerpverklaring van geen bedenkingen ter visie heeft gelegen en er door belanghebbende binnen de wettelijke termijn geen zienswijzen zijn ingediend.

Toelichting:

Op de door de raad vastgestelde ontwerpverklaring van geen bedenkingen zijn geen zienswijzen ingediend. Er is dan geen noodzaak deze ontwerpverklaring nogmaals voor te leggen aan de raad. De ontwerpverklaring van geen bedenkingen wordt dan gezien als een door de raad vastgesteld ruimtelijk kader.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen,

d.d. 26 mei 2011.

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,