Regeling vervallen per 23-05-2017

Algemene subsidieverordening De Ronde Venen 2013

Geldend van 15-03-2013 t/m 22-05-2017

Intitulé

Algemene subsidieverordening De Ronde Venen 2013

De raad van de gemeente De Ronde Venen;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening: Algemene subsidieverordening De Ronde Venen 2013.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen;

  • b.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken;

  • c.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

  • d.

    Eigen vermogen: het vermogen van een organisatie, vermeld op de balans van een organisatie, niet zijnde vreemd vermogen en voorzieningen, onder aftrek van bestemmingreserves;

  • e.

    Egalisatiereserve: reserve waarvan ten gunste onderscheidenlijk ten laste het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend, komt;

  • f.

    Bestemmingsreserve: reserve ter dekking van een vooraf vastgestelde bestemming, passend binnen de doelstelling van de organisatie;

  • g.

    raad: raad van de gemeente De Ronde Venen;

  • h.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • i.

    Jaar: kalenderjaar;

  • j.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • k.

    Sociale return on investment: bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie en het bevorderen van maatschappelijke participatie van kansarme, kwetsbare en inactieve inwoners.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. Voor de volgende beleidsterreinen kan subsidie worden verstrekt:

    • a.

      Openbare orde en veiligheid;

    • b.

      Verkeer, vervoer en waterstaat;

    • c.

      Economische zaken;

    • d.

      Onderwijs;

    • e.

      Cultuur, recreatie en sport;

    • f.

      Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • g.

      Volksgezondheid, milieu en duurzaamheid;

    • h.

      Ruimtelijke ordening en volkshuisvesting;

    • i.

      Algemeen bestuur en kernenbeleid.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van het beschikbare subsidiebedrag per beleidsterrein, zoals bedoeld in het eerste lid, worden omschreven.

Artikel 3. Eigen Vermogen

Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het eigen vermogen, de bestemmingsreserve en de egalisatiereserve van de subsidieontvanger.

Artikel 4. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen en het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

Artikel 5. Afzien van evaluatie subsidiëring

Voor subsidiëring op grond van deze verordening geldt niet de verplichting als bedoeld in artikel 4:24 van de Awb.

Artikel 6. Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Awb

Afdeling 4.2.8 (per boekjaar verstrekte subsidie aan rechtspersonen) van de Awb is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 7. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting één of meerdere subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het college kan - met inachtneming van de in artikel 2 opgesomde beleidsterreinen en beleidsregels - nadere regels vaststellen omtrent de verdeling van het beschikbare subsidiebedrag.

  • 4. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld , wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en meetbare resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder: ook de mate waarin de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en de door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • 3. Bij subsidies vanaf € 5.000 wordt bij de aanvraag om subsidie de balans van de organisatie van het voorgaande jaar en een bestedingsplan van de bestemmingsreserves overgelegd.

  • 4. Indien de aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 5. Bij subsidies vanaf € 50.000 is de subsidieontvanger verplicht om bij de subsidieaanvraag aan te geven, dat zij en op welke wijze de organisatie invulling geeft aan social return on investment.

  • 6. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede, derde, vierde en vijfde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om jaarlijkse subsidie wordt uiterlijk 1 mei in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren, waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft ingediend.

  • 2. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 10. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om eenmalige subsidie uiterlijk 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag dan wel, indien het college hiertoe regels heeft gesteld, uiterlijk 13 weken na de uiterste indieningtermijn voor de aanvraag om subsidie.

  • 2. Het college beslist over een aanvraag om jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 11. Weigeringsgronden

  • De subsidie kan naast de in de Awb genoemde gevallen worden geweigerd indien:

  • 1. de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • 2. de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet- en regelgeving, het algemeen belang of de openbare orde;

  • 3. de instelling niet voldoet aan de bepalingen, gesteld bij of krachtens deze verordening, die op haar van toepassing zijn;

  • 4. de gelden niet of in onvoldoende mate besteed worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 5. de instelling ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • 6. de aanvrager criteria hanteert, waarmee deelnemers op grond van hun ras, sekse, godsdienst, levensbeschouwing, politieke overtuiging en dergelijke geweerd kunnen worden;

  • 7. De activiteit uitsluitend of in hoofdzaak gericht is op of ten dienste is van een godsdienstige of levensbeschouwelijke instelling, politieke partij of vakorganisatie;

  • 8. de instelling niet of niet tijdig alle wettelijk voorgeschreven dan wel door de gemeente gevraagde informatie verstrekt die naar het oordeel van de gemeente nodig is voor de beoordeling van het subsidieverzoek;

  • 9. de activiteiten van de aanvrager onvoldoende gericht zijn op het beleid van de gemeente.

Artikel 12. Wet BIBOB

Het college kan bij nadere regels voor subsidies op de beleidsterreinen zoals genoemd in artikel 2, lid 1 bepalen dat de aangevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoelt in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 13. Verlening subsidie

  • 1. In het besluit tot subsidieverlening geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 14. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 17, eerste lid, wordt gegeven vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 15. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies hoger dan 50.000 euro zal het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 16. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 17. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor de rechtshandelingen als vermeld in artikel 4:71 Awb.

  • 4. De subsidieontvanger, waarop paragraaf 2 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector van toepassing is, is verplicht om de inkomensgrens zoals bedoeld in deze paragraaf of de daaruit voortvloeiende ministeriële regeling als bezoldigingsmaximum in acht te nemen.

  • 5. Indien de subsidieontvanger de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, kan het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij de subsidievaststelling worden verminderd. De vermindering is gelijk aan het bedrag van de overschrijding van de geldende inkomensgrens in het kalenderjaar waarop de verleningsbeschikking betrekking heeft.

  • 6. De subsidieontvanger is verplicht om in publicitaire uitingen kenbaar te maken dat de activiteiten (mede) mogelijk worden gemaakt door subsidie van de gemeente De Ronde Venen.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 18. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

  • 1. Subsidies tot 5.000 euro worden door het college

    • a.

      direct vastgesteld of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 19. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 5.000 euro, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie: uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijkse subsidie: uiterlijk 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en de resultaten die hiermee zijn behaald.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de subsidievaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 20. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en de resultaten die hiermee zijn behaald;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening, waarbij het financiële verslag of de jaarrekening op dezelfde wijze is ingericht als de bij het verzoek om subsidie overlegde begroting);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een specifieke verantwoording van de subsidie op basis van een controleverklaring door een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent met certificeringsbevoegdheid.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de subsidievaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 21. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag om subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemde tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 22. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 4 en 11 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 23. Intrekking

De Algemene subsidieverordening De Ronde Venen 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 24. Overgangsbepalingen

Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening is de Algemene subsidieverordening De Ronde Venen 2011 van toepassing.

Artikel 25. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt 8 dagen na bekendmaking in werking.

Artikel 26. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening De Ronde Venen 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen van 28 februari 2013,
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter