Regeling vervallen per 11-02-2021

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning De Ronde Venen 2016

Geldend van 18-03-2016 t/m 10-02-2021

Intitulé

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning De Ronde Venen 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen;

Gelet op:

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • -

    de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente De Ronde Venen 2015.

  • -

    de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2016.

Overwegende dat de gemeenteraad in de hiervoor genoemde verordening heeft bepaald dat het college ter uitwerking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2015 nadere regels dient te stellen. Overwegende dat deze nadere regels zijn vastgesteld in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2016. Overwegende dat de financiële bepalingen separaat van deze beleidsregels worden vastgesteld.

b e s l u i t :

vast te stellen het:

-Besluit Maatschappelijke Ondersteuning De Ronde Venen 2016

in te trekken het

-Besluit Maatschappelijke Ondersteuning De Ronde Venen 2015

Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit Maatschappelijke Ondersteuning De Ronde Venen 2016.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget (pgb).

Artikel 1. Voorwaarden

Verstrekking als persoonsgebonden budget kan alleen plaatsvinden als:

  • a.

    er op grond van het onderzoek geen aanwijzingen duidelijk zijn geworden waaruit het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    er geen overwegende bezwaren zijn tegen deze vorm van verstrekking;

  • c.

    er geen sprake is van een algemene voorziening;

  • d.

    belanghebbende een vaste woon- of verblijfplaats heeft.

Artikel 2. Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. De hoogte van een pgb wordt op de volgende wijze berekend:

    Voor de berekening van de hoogte van het pgb baseert het college zich op een percentage van de tarieven die jaarlijks door de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) worden vastgesteld. Via deze tarieven bepaalt de NZa welke zorg de aanbieders in rekening mogen brengen en wat de zorg (maximaal) mag kosten. Het college maakt onderscheid tussen een pgb die ingezet wordt bij een zorgaanbieder en een pgb die ingezet wordt in het sociale netwerk:

    Onder zorgaanbieder wordt verstaan een aanbieder die geregistreerd is in een kwaliteitsregister (afhankelijk van welke vorm van zorg wordt geleverd) en is ingeschreven bij de kamer van koophandel. Indien een pgb-houder zijn budget bij een zorgaanbieder wilt inzetten, bedraagt het pgb bedrag 75% van het laagste bedrag voor een voorziening in natura. Indien dit niet toereikend is wordt het pgb bedrag berekend aan de hand van maximaal 75% van het op dat moment geldende NZa tarief (het Nza tarief van jaar waarin de aanvraag plaatsvindt).

    Voor pgb-houders die het budget inzetten in het eigen sociale netwerk (niet bij een zorgaanbieder) wordt het pgb bedrag gebaseerd op maximaal 50% van het geldende NZa tarief (het Nza tarief van het jaar waarin de aanvraag plaatsvindt).

    Een actuele PGB tarievenlijst is te raadplegen via de website van de gemeente.

  • 3. Voor fysieke middelen kan het pgb hoger worden vastgesteld tot een maximum van de prijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening, indien dit nodig is voor aanschaf van deze voorziening.

  • 4. Het college kan in individuele gevallen afwijken van hetgeen in lid 2 en 3 is bepaald indien aantoonbaar sprake is van hogere noodzakelijke kosten. De bewijsplicht hiervoor ligt bij de zorgaanbieder.

  • 5. De hoogte van het pgb is in alle gevallen kostendekkend, met inachtneming van hetgeen in voorgaande leden is bepaald en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

Artikel 3. Verantwoording

  • 1. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

    a. in alle gevallen na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar voor uiterlijk 24 januari;

    b. de budgethouders dient de besteding van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en woningaanpassingen te verantwoorden door het overleggen van originele facturen en betalingsbewijzen;

    c. de budgethouder dient de besteding van het persoonsgebonden budget te verantwoorden door overlegging van een opgaafformulier van de uitbetaalde pgb. Dit formulier dient vergezeld te gaan van ingediende declaraties door de zorgverlener en kopieën bankafschriften, waaruit blijkt dat het PGB is betaald aan de zorgverlener;

    d. de verantwoordingseisen voor de besteding van het persoonsgebonden budget worden in de toekenningsbeschikking opgenomen.

  • 2. Een deel van het persoonsgebonden budget is vrij besteedbaar en hoeft niet verantwoord te worden. Het vrij besteedbare bedrag is anderhalf procent (1,5%) van het netto budget met een minimum van € 100,00 en een maximum van € 1.250,00 per kalenderjaar.

  • 3. Budgethouders die werken met zorgverleners in een werkgevers-constructie (ZZP’ers of iemand uit het sociale netwerk) is het toegestaan een eindejaarsuitkering uit te betalen. De uitkering bedraag ten hoogste 8% van het jaarbedrag, met een maximum van € 272.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen

Artikel 4. Eigen bijdragen

  • 1. De eigen bijdrage of het eigen aandeel is van toepassing op alle maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van een rolstoel en sportvoorziening.

  • 2. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van het verzamelinkomen en vermogen van de belanghebbende en wordt bepaald en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

  • 3. Aan belanghebbenden jonger dan 18 jaar wordt geen eigen bijdrage in rekening gebracht, behalve voor een woningaanpassing.

Artikel 5. Omvang van eigen bijdragen

De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.8, eerste lid van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

Voor een inschatting van de eigen bijdrage kunt u gebruik maken van de rekenhulp op de website van het Centraal Administratie Kantoor (CAK): www.hetcak.nl

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden, kortdurend verblijf, begeleiding.

Artikel 6. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden, begeleiding en kortdurend verblijf.

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding, begeleiding en kortdurend verblijf als volgt plaats:

De omvang van de toe te kennen hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week. Het pgb bedraagt voor hulp bij het huishouden:

Wanneer een pgb-houder zijn budget bij een zorgaanbieder wilt inzetten, 75% van het laagste bedrag voor een voorziening in natura. Indien dit niet toereikend is wordt het pgb bedrag berekend aan de hand van maximaal 75% van het op dat moment geldende NZa tarief (het Nza tarief van jaar waarin de aanvraag plaatsvindt).

Voor pgb-houders die het budget inzetten in het eigen sociale netwerk (niet bij een zorgaanbieder) wordt het pgb bedrag berekend aan de hand van maximaal 50% van het op dat moment geldende NZa tarief (het Nza tarief van jaar waarin de aanvraag plaatsvindt). Een actuele PGB tarievenlijst is te raadplegen via de website van de gemeente.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 7. Vaststelling persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

  • 1. Het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. Het maximale pgb bedrag voor de kosten van verhuizing bedraagt € 2.619,00.

  • 3. Aan een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft ontruimd kan een pgb bedrag verstrekt worden van maximaal € 4.910,00.

  • 4. a. Een pgb voor de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van de woonvoorziening kan alleen verstrekt worden voor de hieronder vermelde voorzieningen:

    - trapliften

    - rolstoel- of sta-plateauliften

    - woonhuisliften

    - patiëntenliften

    - mechanische inrichting voor het verstellen van een hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel

    - electrische deuropeners

    b. De hierboven, onder a, genoemde tegemoetkoming is gelijk aan de daadwerkelijke

  • 5. De hoogte van een door het college te verlenen pgb voor tijdelijke huisvesting is vastgesteld op:

    • a.

      de werkelijke kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte, met een maximum van € 631,00 per maand.

    • b.

      de werkelijke kale huurlasten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, met een maximum van € 314,98 per maand.

  • 6. De hoogte van een door het college te verlenen pgb voor de kosten van huurderving bedraagt maximaal € 631,00 per maand. De vergoeding wordt niet eerder verleend dan vanaf de tweede maand waarin sprake is van huurderving.

  • 7. Het bedrag dat als maximum pgb verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in de beleidsregels bedraagt € 2.500,00.

  • 8. a. Indien de technische levensduur van een woonwagen of een woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is, of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedraagt het pgb voor aanpassing maximaal € 2.500,00.

    • b.

      bij de toepassing van hetgeen hierboven onder a. is genoemd wordt uitgegaan van een woonwagen dan wel een woonschip, zoals genoemd in de Huisvestingswet.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 8. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de aankoopprijs van de goedkoopst-compenserende voorziening inclusief onderhoud, reparatie, verzekering e.d. zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 9. Collectief vervoer en bedragen individuele vervoersvoorzieningen

  • 1. Als gevolg van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Provincie Utrecht meerdere gemeenten in de regio, waaronder de gemeente de Ronde Venen, bestaat er een collectieve vervoersvoorziening.

  • 2. a. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 1.117,00.

    b. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt € 1.117,00.

    c. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt € .674,00.

    d. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 721,00.

    e. Voor gebruik van collectief vervoer geldt per zone het tarief van € 0,65 per zone.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 10. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor rolstoel

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-compenserende koopprijs inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 2.

    • a.

      Het college kan een sportvoorziening verstrekken indien de belanghebbende actief een sport beoefent;

    • b.

      Een sportvoorziening (zoals een sportrolstoel of ander hulpmiddel) wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het pgb bedraagt maximaal € 3.434,10 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf van een sportvoorziening, inclusief onderhoud, voor een periode van drie jaar.

    • c.

      De belanghebbende moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening, bijvoorbeeld door overleggen van het lidmaatschap van een sportvereniging.

Hoofdstuk 7. Advisering.

Artikel 11. Verplicht advies.

Het bedrag waarboven op basis van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 verplicht advies gevraagd moet worden bedraagt € 20.420,00.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 12. Prijspeil

Het prijspeil wordt enerzijds bepaald door gemeentelijke afspraken over de toe te passen indexering, bijvoorbeeld voor de vergoedingen voor vervoer en woningaanpassingen.

Anderzijds zijn afspraken in de contracten met de leveranciers leidend zoals bij de hulp bij het huishouden en de hulpmiddelen.

Artikel 13. Intrekking

Het “Besluit maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2015” wordt ingetrokken na het in werking treden van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Ronde Venen 2016.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 15. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente De Ronde Venen 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 16 februari 2016
Burgemeester en wethouders van gemeente De Ronde Venen,
de secretaris, de burgemeester,

Bijlage Besluit maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2016

Toelichting

Inleiding

Naast de Verordening is er ook een besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit Besluit zijn alle bedragen bij elkaar gebracht, die op basis van de Verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de Verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het Besluit ingevuld.

Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een Besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de Verordening gewijzigd moet worden. Bijstelling van het Besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaats vinden.

Vaststelling van het Besluit door het college kan uiteraard pas als de Raad de Verordening heeft vastgesteld en de Verordening is gepubliceerd.

Per hoofdstuk worden vervolgens alle nog vast te stellen bedragen opgenomen, zodat die ingevuld kunnen worden en het Besluit spoort met de Verordening.

Algemeen

De systematiek van de Verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt .

Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.

Artikel 1 Voorwaarden

Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst. Het is de taak van de gemeente om de aanvrager goed te informeren over de voor- en nadelen van zowel een verstrekking in natura als een persoonsgebonden budget.

Een aanvrager komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de aanvrager eventueel een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de aanvrager verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. In hoofdstuk 5.2 van de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2016 zijn de voorwaarden om voor een pgb in aanmerking te komen verder uitgewerkt.

Artikel 2 Hoogte pgb

In dit artikel wordt toegelicht hoe de hoogte van het pgb wordt vastgesteld.

Artikel 3 Verantwoording

  • 1.

    De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgelegd.

  • 2.

    Een deel van het persoonsgebonden budget is vrij besteedbaar en hoeft niet verantwoord te worden. De aanvrager kan het vrij besteedbare bedrag besteden aan extra telefoonkosten in verband met zorgverleners, een lidmaatschap van een budgethoudersvereniging, kleine administratie kosten als postzegels, kleine attentie voor de zorgverlener, briefpapier, enz.

Artikel 4 Eigen bijdragen

In principe wordt in de gemeente De Ronde Venen een eigen bijdrage gevraagd bij alle maatwerkvoorzieningen, er zijn echter enkele uitzonderingen:

Geen eigen bijdrage wordt gevraagd in de volgende gevallen: Bij een verstrekking van een individuele vervoersvoorziening, ten behoeve van een:

  • a.

    een al dan niet aangepaste bruikleenauto – hierin is het algemeen gebruikelijk deel al verrekend

  • b.

    een pgb voor vervoerskosten – hierin is het algemeen gebruikelijk deel al verrekend

Geen eigen bijdrage wordt gevraagd bij een verstrekking van een:

  • a.

    rolstoel

  • b.

    sportvoorziening

Artikel 5 Omvang van de eigen bijdrage

De in dit artikel genoemde bedragen gelden per 1 januari 2015 en zijn door het Ministerie van VWS vastgesteld (Staatscourant 2014, nr. 420). Dat zijn bedragen die relevant zijn voor de vaststelling van de eigen bijdrage en het eigen aandeel.

Artikel 6 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, kortdurend verblijf en begeleiding

In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden, kortdurend verblijf en begeleiding wordt vastgesteld. De omvang van de toe te kennen hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt uitgedrukt in uren (en indien van toepassing dagdelen), afgerond naar decimalen, per week.

Dienstverlening SVB Servicecentrum PGB

Voor de budgethouders heeft de gemeente een contract afgesloten met de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De vergoedingen voor de dienstverlening van de SVB Servicecentrum PGB bestaan uit een drietal elementen: vastrecht, dienst salarisadministratie en de overige kosten. De gemeente betaalt deze kosten voor iedere budgethouder.

Voor het vastrecht worden de volgende diensten verleend:

  • ·

    het beheer van collectieve verzekeringen en het beheer van collectieve voorzieningen;

  • ·

    modelovereenkomsten;

  • ·

    kenniscentrum op arbeidsrechtelijk terrein

  • ·

    arbodienstverlening

Artikel 7 Vaststelling persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen

In lid 1 is geregeld hoe het persoonsgebonden budget voor een woonvoorziening wordt vastgesteld.

Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht.

Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Om welke kosten het gaat is uitgewerkt in de beleidsregels. De leden 2 tot en met 8 vermelden de bedragen die verstrekt kunnen worden als het gaat om woonvoorzieningen

Artikel 8 en 9 Collectief vervoer en bedragen individuele vervoersvoorzieningen

Het eerste lid regelt de uitvoering van het primaat collectief vervoer. In onze gemeente is deze vorm van vervoer bekend onder de naam “Regiotaxi”.

Het tweede lid legt een aantal bedragen vast voor de (bruikleen)autokostenvergoeding, de taxikostenvergoeding en de vergoeding van de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening en is in de beleidsregels verder uitgewerkt.

Artikel 10 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget voor rolstoel

  • 1.

    Er kan een bedrag beschikbaar worden gesteld gelijk aan de koopprijs inclusief de kosten van onderhoud en reparatie. Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen per rolstoel plaats.

  • 2.

    In onze gemeente verstrekken we sportvoorzieningen zoals bijv. een sportrolstoel of handbike en wordt alleen verstrekt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. In geval van top-sportbeoefening zal de verstrekking van een sportvoorziening niet aan de orde zijn, omdat er sprake zal zijn van voorliggende voorzieningen.

Artikel 11 Verplicht advies

De Verordening bepaalt dat boven een bepaald bedrag advies gevraagd moet worden. In artikel 12 staat dit bedrag vermeld.

Artikel 12 tot en met artikel 15

Dit zijn de slotbepalingen en spreken voor zichzelf