Regeling vervallen per 23-12-2017

Nadere regels bij Jeugdverordening De Ronde Venen 2016

Geldend van 10-12-2016 t/m 22-12-2017

Intitulé

Nadere regels bij Jeugdverordening De Ronde Venen 2016

INLEIDING

Op 22 september 2016 heeft de Gemeenteraad de Jeugdverordening De Ronde Venen 2016 (hierna: de verordening) vastgesteld. De toepassing van de Jeugdwet in De Ronde Venen is hierin op hoofdlijnen vastgelegd. In de Jeugdverordening heeft de Raad een aantal verordenende bevoegdheden neergelegd bij het college. Deze bevoegdheden zijn in de Nadere regels Jeugdverordening De Ronde Venen 2016 (hierna: de nadere regels) verder uitgewerkt. De nadere regels is een groeidocument. De ontwikkelingen in wet– en regelgeving, de jurisprudentie en de ervaringen in de uitvoeringspraktijk vragen om regelmatige aanpassing ervan. In dit document is uitgewerkt welke verschillende voorzieningen er in de gemeente De Ronde Venen beschikbaar zijn, waar een cliënt terecht kan met zijn vraag, welke toegangscriteria er gelden en op welke wijze de ondersteuning beschikbaar wordt gesteld (persoonsgebonden budget of in natura).

De Jeugdwet, de Jeugdverordening en deze nadere regels regelen de toegang. De afspraken hierin leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter vaak namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige consulenten, ambtenaren of bijvoorbeeld aanbieders. Waar in de verordening en in de wet ‘het college’ staat, kan het college deze bevoegdheid mandateren aan ondergeschikten dan wel niet–ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Algemene wet bestuursrecht.

Deze beleidsregel is een groeidocument. De ontwikkelingen in wet– en regelgeving, de jurisprudentie en de ervaringen in de uitvoeringspraktijk vragen om regelmatige aanpassing ervan.

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

andere voorziening:

voorzieningen die een andere wettelijke grondslag hebben dan de Jeugdwet, maar wel van toepassing zijn op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

DSM:

Handboek Diagnose en Statistiek van Psychische aandoening:

handboek met omschrijvingen en kenmerken van vele psychische aandoeningen die wereldwijd erkend worden in te delen aan de hand van specifiek gedefinieerde symptomen.

familiegroepsplan:

plan opgesteld door de ouders/gezinnen en het sociale netwerk van de jeugdige.

gebruikelijke zorg:

de normale, dagelijkse zorg en ondersteuning die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar te bieden.

hulpvraag:

behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei– en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

individuele voorziening:

op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, derde lid van de Jeugdverordening De Ronde Venen 2016;

overige voorziening:

overige voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Jeugdverordening De Ronde Venen 2016;

PGB:

persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college door middel van trekkingsrecht verstrekt budget aan of ten behoeve van een jeugdige, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

protocol dyslexie:

protocol Dyslexie diagnostiek en behandeling van het College voor Zorgverzekeringen, de laatst geldende versie;

sociaal team:(medewerker van) multidisciplinair team dat de hulpvraag van o.a. jeugdigen en/of de ouders afhandelt;

sociale verzekeringsbank:

Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

trekkingsrecht:

het PGB wordt toegekend aan jeugdige of diens ouders, waarbij de SVB de geleverde zorg vergoedt aan degene die het heeft geleverd.

verordening:

de Jeugdverordening De Ronde Venen 2016

wet:

Jeugdwet.

HOOFDSTUK 2 VORMEN VAN JEUGDHULP

Artikel 2.1 Vormen van jeugdhulp

  • 1. Algemene voorzieningen: vrij toegankelijke voorzieningen die bijdragen aan de eigen kracht, preventie, signalering, informatie en advies. Deze voorzieningen vallen niet onder de Jeugdwet.

  • 2. Overige voorzieningen: voorzieningen die rechtstreeks zonder verwijzing of beschikking kunnen worden ingezet. De gemeente de Ronde Venen kent onder andere de volgende overige voorzieningen:

    • a.

      Inzet vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin.

    • b.

      Inzet vanuit welzijnswerk.

    • c.

      Algemeen maatschappelijk werk.

    • d.

      Inzet van kortdurende hulpverlening vanuit het Sociaal Team.

      Indien de ondersteuning vanuit een overige voorziening niet toereikend blijkt, is de betreffende instelling verantwoordelijk voor de toeleiding naar een individuele voorziening.

  • 3. Individuele voorzieningen: zijn beschikbaar in de vorm van intensieve, specialistische en/of excluderende (dagbehandeling, pleegzorg, residentie) ondersteuning en alleen toegankelijk op basis van een verwijzing of beschikking van het college, de huisarts, medisch specialist of jeugdarts.De gemeente de Ronde Venen kent de volgende individuele voorzieningen:

    • a.

      Jeugdhulp zonder verblijf

      • Jeugdhulp zonder verblijf

      • Begeleiding

      • Persoonlijke verzorging

      • Behandeling (Licht)verstandelijk beperkten

      • Generalistische basis GGZ

      • Specialistische GGZ

    • b.

      Jeugdhulp met verblijf

      • Kortdurend verblijf

      • Pleegzorg

      • Gezinsgericht

      • Residentieel

    • c.

      Vervoer

HOOFDSTUK 3 TOEGANG: ALGEMEEN EN PROCEDUREEL

Paragraaf 1 Toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 3.1 Melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst hierin op de vervolgprocedure en de mogelijkheden voor kosteloze cliëntondersteuning zoals bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp aan de kinderrechter als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 3.2 Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk (dan wel uiterlijk binnen twee weken na melding) met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 3.3 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      Of de jeugdige en/of zijn ouders zelf een familiegroepsplan willen en kunnen opstellen. Indien zij dit niet zelf kunnen of willen wordt hen de mogelijkheid geboden om dit samen met iemand uit het eigen netwerk of een onafhankelijk cliëntondersteuner uit te werken. De jeugdige en/of zijn ouders worden in de gelegenheid gesteld het plan binnen redelijke termijn op te stellen. In het plan worden in ieder geval de volgende zaken benoemd:

    • b.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • c.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • d.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • e.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • h.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • i.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over wat dit inhoudt.

  • 2. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 3.4 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en neemt daarin vervolgafspraken op in verband met de besproken hulpvraag.

  • 2. Binnen maximaal zes weken na het indienen van de melding verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 3.5 Aanvraag

  • 1. Het college zal een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag tenzij de jeugdige of zijn ouders in het verslag hebben aangegeven dit niet te wensen.

  • 2. Jeugdigen en ouders kunnen, indien zij niet wensen dat het verslag als zodanig wordt beschouwd, een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt dan ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier. Naar keuze kan dit formulier gezamenlijk met een medewerker van de gemeente worden ingevuld of door ouders/jeugdigen zelfstandig.

  • 3. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum. De jeugdige en/of zijn ouders ontvangen de beslissing op de aanvraag binnen 2 weken schriftelijk in een beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb de klant schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van deze termijn met 8 weken.

Paragraaf 2 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

Artikel 3.6 Huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Zodra de jeugdige na doorverwijzing via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts in zorg is genomen zal de betreffende hulpverlener dit melden bij het college. Indien mogelijk via het berichtenverkeer en in overeenstemming met de bepalingen uit de tijdelijke regeling jeugdwet.

  • 2. Na ontvangst van deze melding stelt het college een beschikking op. De beschikking zal alleen dan worden afgewezen wanneer dit door het college onderbouwd kan worden. De beschikking wordt binnen twee weken verstrekt aan de jeugdige en/of diens ouders.

  • 3. Het college verzendt een toekenningsbericht aan de hulpverlener en handelt verdere administratieve handelingen via het berichtenverkeer af.

  • 4. Na het afgeven van de beschikking zal de gemeente aan de aanbieder de zorg vergoeden. De aanbieder dient hiervoor declaraties in volgens de afspraken die hierover zijn gemaakt in de contracten met betreffende aanbieder.

Paragraaf 3 Beschikking en bezwaar

Artikel 3.7 Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als PGB wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verlenen van een voorziening in natura wordt in de beschikking ten minste vastgelegd:

    • a.

      welke de te verlenen voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      voor welke periode de voorziening in eerste instantie verleend wordt; bij afloop van deze periode worden de resultaten geëvalueerd en indien noodzakelijk kan de zorg middels een nieuwe beschikking verlengd worden.

    • c.

      hoe de voorziening wordt verleend; en indien van toepassing

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking ten minste vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het PGB wordt aangewend;

    • b.

      voor welke periode het PGB in eerste instantie verstrekt wordt; bij afloop van deze periode worden de resultaten geëvalueerd en indien noodzakelijk kan de zorg middels een nieuwe beschikking verlengd worden.

    • c.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

    • d.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PG; en.

    • f.

      hoe de procedure van het trekkingsrecht verloopt.

Artikel 3.8 Bezwaar

  • 1. Tegen de beschikking kan een belanghebbende binnen zes weken na de dag van bekendmaking een bezwaarschrift volgens de Algemene wet bestuursrecht indienen.

  • 2. Na heroverweging neemt het college een beslissing op bezwaar.

Paragraaf 4 Nazorg

Artikel 3.9 Voortzetting Jeugdhulp

De inzet van jeugdhulp vindt plaats op basis van de Jeugdwet en het burgerlijk wetboek, waarbij de leeftijdsgrens van 18 jaar wordt gehanteerd. Indien er 6 maanden voordat een jeugdige 18 jaar is geworden wordt geconstateerd dat er aanvullende hulp noodzakelijk is, kan de hulp uiterlijk worden verlengd totdat de jongvolwassene 23 jaar is geworden. Mits er geen sprake is van een aanspraak op een voorziening uit de Wet Langdurige Zorg of Zorgverkeringswet. Alle aanvullende hulp na die leeftijd zal in principe worden gecontinueerd op basis van de beschikbare voorzieningen uit de Wmo of de Participatiewet. Het college draagt zorg voor de overdracht en behoudt altijd de bevoegdheid om, indien het dat nodig acht, voor deze of andere doelgroepen na deze leeftijdsgrens hulp in te zetten. Het betreft hier uitdrukkelijk uitzonderingsgevallen. 

Artikel 3.10 Waakvlam

Bij de inzet van individuele voorzieningen maakt waakvlamcontact onderdeel uit van de nazorg. Het doel van waakvlamcontact is om terugval door cliënten met meervoudige problemen te voorkomen, nadat de inzet van een individuele voorziening is beëindigd. Bij inzet van overige en algemene voorzieningen kan in overleg met de jeugdige en of zijn ouders afspraken gemaakt worden over waakvlamcontact.

HOOFDSTUK 4 TOEGANG: BEOORDELING

Paragraaf 1 Jeugdhulp zonder verblijf

Onder jeugdhulp zonder verblijf valt begeleiding, persoonlijke verzorging en alle vormen van behandeling binnen de GGZ voor zover deze niet gepaard gaan met klinische opname.

Artikel 4.1.1 Jeugdhulp zonder verblijf

  • 1. Een jeugdige of zijn ouders komen in aanmerking voor ambulante jeugdhulp, indien sprake is van (opvoedings)problemen die het dagelijks functioneren belemmeren en een of meer van de volgende factoren:

    • a.

      (dreigende) ernstige psychosociale, psychische, psychiatrische of gedragsproblemen van de jeugdige;

    • b.

      (dreigende) ernstige problemen op meerdere leefgebieden in combinatie met ontwikkelingsproblemen bij de jeugdige.

    • c.

      jeugdhulp zonder verblijf kan worden ingezet op locatie van de aanbieder of in het netwerk van de jeugdige.

  • 2. De jeugdhulp is gericht op verbetering van de situatie en herstel van het dagelijks functioneren.

Artikel 4.1.2 Begeleiding

  • 1. Een jeugdige of zijn ouders komen in aanmerking voor begeleiding, indien:

    • a.

      er bij de jeugdige sprake of een vermoeden is van een somatische of psychiatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, of;

    • b.

      sprake of vermoeden is van matige of zware beperkingen op het terrein van:

      • de sociale redzaamheid of

      • het bewegen en verplaatsen of

      • het psychisch functioneren of

      • het geheugen en de oriëntatie.

  • 2. De begeleiding is gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en kan zich (in tijdelijke vorm) ook richten op de mantelzorger in de directe omgeving van de jeugdige, als dit ten goede komt aan een jeugdige.

Artikel 4.1.3 Persoonlijke verzorging

Een jeugdige of zijn ouders komen in aanmerking voor ondersteuning bij de persoonlijke verzorging van de jeugdige, indien:

  • a.

    er bij de jeugdige sprake is van een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap en;

  • b.

    deze zorg de gebruikelijke zorg van ouders voor hun kinderen overstijgt.

  • c.

    en de jeugdige de vaardigheden of kennis mist om de persoonlijke zorg zelfstandig uit te voeren en deze ook niet kan aanleren.

Artikel 4.1.4 Behandeling (Licht)verstandelijk beperkten

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor behandeling (licht)verstandelijk beperkten (LVB) indien:

    • a.

      er sprake of een vermoeden is van een (licht)verstandelijke beperking van de jeugdige of;

    • b.

      er een noodzaak is voor continue, systematische, langdurige en multidisciplinaire zorg (CSLM) of;

    • c.

      behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van vaardigheden noodzakelijk is, het gedrag een specifieke aanpak vraagt of;

    • d.

      aanvullende functionele diagnostiek nodig is.

Artikel 4.1.5 Generalistische basis GGZ

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor generalistische basis geestelijke gezondheidszorg, indien:

    • a.

      er sprake is (of een vermoeden is) van een DSM benoemde stoornis:

      • een klinische stoornis (bijv. depressie)

      • persoonlijkheidsstoornissen (bijv. afhankelijke persoonlijkheidsstoornis)

      • lichamelijke aandoeningen (relevant voor het begrijpen of behandelen van een psychische stoornis) (bijv. migraine)

      • psychosociale en omgevingsfactoren (bijv. scheiding, armoede).

    • b.

      Een matige of (hoog) ernstige psychische klachten waarbij sprake is van een matige complexiteit van de klachten, een beperkt risico en het beloop van de klachten beantwoordt aan de criteria van de DSM.

Artikel 4.1.6 Specialistische GGZ

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor specialistische geestelijke gezondheidszorg indien er sprake is van:

    • a.

      (een vermoeden van) een DSM benoemde stoornis;

    • b.

      en een hoge complexiteit van de klachten of een hoog risico.

  • 2. Een jeugdige komt in aanmerking voor diagnostiek of behandeling van enkelvoudige ernstige dyslexie, indien:

    • a.

      het een jeugdige betreft in de leeftijd van zeven tot en met dertien jaar;

    • b.

      de jeugdige basisonderwijs dan wel speciaal onderwijs volgt;

    • c.

      de toewijzing plaatsvindt in overleg met de school waar de jeugdige onderwijs volgt;

    • d.

      de school volgens het ‘protocol dyslexie en de outline werkwijze dyslexiezorg’ heeft gehandeld en kan aantonen dat extra begeleiding op school geen gemeten effect heeft gehad.

    • e.

      Dyslexiezorg bij ernstig enkelvoudige dyslexie omvat een intake en diagnose (van maximaal 12 zittingen van 1 uur) en maximaal 60 behandelingen van 1 uur (inclusief indirecte tijd).

Paragraaf 2 Jeugdhulp met verblijf

Onder jeugdhulp met verblijf vallen alle vormen van jeugdhulp waarbij het noodzakelijk is dat een jeugdige buiten de eigen sociale omgeving hulp of ondersteuning ontvangt waarbij een of meerdere overnachtingen noodzakelijk zijn.

  • 1.

    Een jeugdige komt in aanmerking voor jeugdhulp met verblijf indien:

    • a.

      voldaan is aan de criteria genoemd in artikel 4.1.1.; en

    • b.

      jeugdhulp ambulant niet toereikend is;

    • c.

      pleegzorg niet beschikbaar of geschikt is.

  • 2.

    In geval van crisisplaatsing of gesloten jeugdhulp is een daartoe strekkend advies van het Sociaal Team, Samen Veilig Midden–Nederland of een uitspraak in het kader van de wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen noodzakelijk.

Artikel 4.2.1 Kortdurend verblijf

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor kortdurend verblijf indien:

    • a.

      de jeugdige een somatische, of psychiatrische aandoening of beperking dan wel een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap heeft én;

    • b.

      de jeugdige, is aangewezen op zorg gepaard gaand met permanent toezicht én;

    • c.

      ontlasting van de persoon die de gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de jeugdige levert noodzakelijk is.

  • 2. Kortdurend verblijf omvat logeren in een instelling gedurende maximaal twee etmalen per week, gepaard gaande met daarbij noodzakelijke persoonlijke verzorging en begeleiding.

  • 3. Etmalen mogen geclusterd worden ingezet tot een maximum van 14 etmalen.

Artikel 4.2.2 Pleegzorg

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor pleegzorg indien en zolang de jeugdige niet thuis kan wonen of verblijven als gevolg van (dreigende) onveiligheid, opvoedingsonmacht of overbelasting van de ouders. Onder pleegzorg vallen in elk geval de volgende vormen van zorg:

    • a.

      crisisopvang: tijdelijke opvang van korte duur gericht op terugkeer naar het eigen gezin dan wel een langdurige verblijfssituatie;

    • b.

      tijdelijke opvang: opvang in een pleeggezin, gericht op terugkeer naar het eigen gezin;

    • c.

      langdurige opvang, wanneer terugkeer naar het eigen gezin niet of voorlopig niet mogelijk is.

  • 2. Ingeval van een crisisplaatsing kan een daartoe strekkend advies van Samen Veilig Midden-Nederland onderdeel uit maken van de procedure.

Artikel 4.2.3 Gezinsgericht

  • 1. Onder gezinsgerichte Jeugdhulp met verblijf wordt verstaan:

    • a.

      Verblijfsvoorzieningen (voltijd of deeltijd) die zoveel als mogelijk een gezinssituatie benaderen;

  • 2. Een jeugdige komt in aanmerking voor gezinsgerichte Jeugdhulp met verblijf, indien:

    • a.

      het niet mogelijk is om thuis te verblijven;

    • b.

      een opvang in pleegzorg niet beschikbaar of geschikt is;

    • c.

      residentiële opvang als te zwaar wordt gezien.

  • 3. Ingeval van een crisisplaatsing kan een daartoe strekkend advies van Samen Veilig Midden–Nederland onderdeel uit maken van de procedure.

Artikel 4.2.4 Residentieel

  • 1. Een jeugdige komt in aanmerking voor residentiële jeugdhulp met verblijf indien jeugdhulp zonder verblijf of de eerder genoemde vormen van jeugdhulp met verblijf niet toereikend zijn.

  • 2. Onder residentiële opvang wordt onder andere verstaan opvang in een instelling en klinische opname in de GGZ.

Paragraaf 3 Vervoer

Artikel 4.3 Vervoer

Een jeugdige komt in aanmerking voor vervoer naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden als:

  • a.

    er een medische noodzaak is voor gespecialiseerd vervoer; of

  • b.

    er sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid en

  • c.

    er geen sprake is van mogelijkheden in de eigen en/of sociale omgeving van de jeugdige om het vervoer te kunnen verzorgen.

HOOFDSTUK 5 HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 5.1 Voorwaarden persoonsgebonden budget

  • 1. Wanneer jongeren en/of diens ouders hebben aangegeven de zorg in de vorm van een PGB te willen ontvangen gelden de volgende regels:

    • a.

      De jongere en/of diens ouders stellen zelf of in samenspraak met iemand uit het eigen sociale netwerk dan wel een onafhankelijk cliëntondersteuner een budgetplan op.

    • b.

      Op basis van dit budgetplan bepaalt het college de hoogte van het PGB. Dit wordt in de beschikking verwerkt. De hoogte van het PGB bedrag wordt bepaald aan de hand van de door het college vastgestelde PGB tarievenlijst. Deze is te raadplegen op de website van de gemeente.

    • c.

      De beschikking wordt aan de SVB toegezonden. De SVB verzoekt de budgethouder op basis van de beschikking met iedere betrokken zorgaanbieder een zorgovereenkomst aan te gaan.

    • d.

      De SVB controleert vervolgens of de zorgovereenkomsten en de uitgaven in overeenstemming zijn met de beschikking.

    • f.

      Een deel van het persoonsgebonden budget is vrij besteedbaar en hoeft niet verantwoord te worden. Het vrij besteedbare bedrag is anderhalf procent (1,5%) van het netto budget met een minimum van € 100,00 en een maximum van € 1.250,00 per kalenderjaar.

  • 2. Indien uit het budgetplan blijkt dat adequate zorg niet mogelijk is voor tarieven zoals door het college vastgesteld in de PGB tarievenlijst wordt het bedrag aangepast tot ten hoogste 100% van de goedkoopste adequate oplossing in natura. Een eventueel hoger bedrag komt voor kosten van de ouders.

  • 3. Met een PGB kan zorg worden ingekocht bij iemand uit het eigen sociale netwerk van het gezin. Dit kan iemand van het gezin zijn of een andere niet–professionele hulpverlener uit het sociale netwerk. Voor het verlenen van hulp op het gebied van begeleiding, persoonlijke verzorging en kort verblijf zijn geen aanvullende eisen geformuleerd. Voor de functie behandeling gelden voor hulpverleners uit het sociale netwerk dezelfde eisen als voor professionele hulpverleners, met uitzondering van het overleggen van een VOG, dit is niet nodig voor leden van het sociale netwerk.

Artikel 5.2 Persoonsgebonden budget in sociaal netwerk

  • 1. De jeugdige en/of ouders aan wie een PGB wordt toegekend, kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren, als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar beter;

    • b.

      de geboden jeugdhulp is passend, adequaat en veilig;

    • c.

      de personen uit het sociaal netwerk die de hulp gaan verlenen, hebben zich voldoende op de hoogte gesteld van de verantwoordelijkheden die aan het bieden van jeugdhulp verbonden zijn, en

    • d.

      er is bij de personen uit het sociaal netwerk die de hulp gaan verlenen geen sprake van overbelasting.

  • 2. De jeugdige en/of ouders aan wie een PGB wordt toegekend kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren voor begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf. Dagactiviteiten kunnen niet geleverd worden door het sociaal netwerk.

  • 3. In aanvulling op het eerste lid onder a, wordt inzet van het sociaal netwerk met een PGB in ieder geval aantoonbaar beter geacht, indien één of meerdere van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:

    • a.

      de hulp is vooraf niet goed in te plannen;

    • b.

      de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • c.

      de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

    • d.

      de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • e.

      de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn;

    • f.

      de hulp moet vanwege de aard van de beperking worden geboden door een persoon met wie hij vertrouwd is en goed contact heeft.

  • 4. De jeugdige en/of ouders dragen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit van de jeugdhulp die zij betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren.

  • 5. De inzet van het sociale netwerk wordt vastgelegd in het budgetplan.

Artikel 5.3 Weigeringsgronden PGB

  • 1. Het college kan een PGB op basis van de wet weigeren, indien:

    • a.

      blijkt dat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet voldoet aan de aan het toekennen van een PGB verbonden voorwaarden;

    • c.

      de cliënt het PGB niet gebruikt of voor een ander doel gebruikt.

Artikel 5.4 Trekkingsrecht

In de Jeugdwet is de verplichting opgenomen dat gemeenten PGB’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het PGB niet op de bankrekening van de budgethouder stort, maar op rekening van het servicecentrum PGB van de SVB. Budgethouders betalen de zorgverleners niet meer zelf, ze moeten de SVB opdracht geven voor betalingen aan hun zorgverleners. De budgethouder laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet bestede PGB bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente. Ook de PGB’s voor een hulpmiddel of voorziening moeten worden overgemaakt naar de SVB, waarna de SVB de ingezonden facturen betaalt.

Om PGB via trekkingsrecht te kunnen uitvoeren, moet de budgethouder een zorgovereenkomst hebben met de zorgverlener. Bij elke betaalopdracht controleert de SVB of de betaling klopt met deze zorgovereenkomst. Als de SVB geen zorgovereenkomst heeft, kan uw zorgverlener niet betaald worden. De budgethouder is verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de betalingen uit het PGB. De budgethouder ontvangt elke maand een budgetoverzicht. Dit budgetoverzicht is ook digitaal in te zien.

HOOFDSTUK 6 VERTROUWENSPERSOON EN CLIËNTONDERSTEUNING

Artikel 6.1 Vertrouwenspersoon

Iedere jeugdige, ouder en pleegouder die vragen, klachten over en/of problemen heeft met zijn/haar (rechts)positie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp, mag een beroep doen op een bij wet ingestelde onafhankelijke vertrouwenspersoon. In de regio Utrecht is de onafhankelijke regeling voor klachten over de inhoud/uitvoering van de zorg belegd bij het AKJ (Advies en klachtenbureau Jeugdzorg) en JIJ–Utrecht (Jij in Jeugdzorg Utrecht).

Contactgegevens

Het Advies en klachtenbureau Jeugdzorg is bereikbaar via 088–5551000 of via email: info@akj.nl. JIJ–Utrecht is bereikbaar via 0900–2368786 of via email info@jijutrecht.nl.

Artikel 6.2 Cliëntondersteuning

Op basis van de Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor onafhankelijke cliëntondersteuning aan alle inwoners. Cliëntondersteuning bestaat uit het bieden van informatie, advies en algemene ondersteuning, die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Wanneer een inwoner zich meldt met een hulpvraag, moet hij gebruik kunnen maken van cliëntondersteuning. Bijvoorbeeld voor hulp bij het opstellen van een familiegroepsplan of ter voorbereiding op het brede gesprek. Hiervoor kan iemand uit het sociale netwerk (familie, vrienden) ingezet worden, maar het kan ook een professionele hulpverlener zijn. Het college maakt afspraken over de invulling van deze vorm van gratis en onafhankelijke cliëntondersteuning en publiceert de contactgegevens op de website.

HOOFDSTUK 7 MEDEZEGGENSCHAP

Artikel 7.1 Medezeggenschap

  • 1. Het Participatieplatform Sociaal Domein kan het college voorstellen doen voor het beleid betreffende jeugdhulp, en het college adviseren bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp. Het college voorziet hierbij Het Participatieplatform Sociaal Domein van ondersteuning om zijn rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. Het college nodigt minimaal eenmaal per jaar ingezetenen, cliënten en vertegenwoordigers van cliënten uit voor overleg over beleid betreffende jeugdhulp en de uitvoering daarvan. Het college maakt dit overleg minimaal 6 weken van te voren openbaar bekend. Daarbij worden genodigden opgeroepen punten voor de agenda aan te dragen.

  • 3. Het college kan het in lid 2 genoemde overleg organiseren in samenwerking met de colleges van andere gemeenten van de regio Utrecht–West.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 Intrekking en overgangsrecht

De Nadere regels bij Jeugdverordening De Ronde Venen 2015 worden ingetrokken met dien verstande dat deze van toepassing blijven op aanvragen die voor de datum van intrekking zijn ingediend.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De nadere regels treden in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2. Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels bij Jeugdverordening De Ronde Venen 2016.

Ondertekening

Aldus besloten in de collegevergadering van

22 november 2016 te Mijdrecht.

Burgemeester en wethouders van De Ronde Venen,
de secretaris,
Lilian Schreurs
de burgemeester,
Maarten Divendal