Regeling vervallen per 30-06-2023

Beleidsplan vergunningverlening De Ronde Venen 2018

Geldend van 23-02-2018 t/m 29-06-2023

Intitulé

Beleidsplan vergunningverlening De Ronde Venen 2018

Voor het rapport “integraal Handhavingsbeleid De Ronde Venen 2016-2018” zie http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Actueel/De%20Ronde%20Venen/398460.html

Samenvatting

Waarom een beleidsplan vergunningverlening?

Dit beleidsplan vergunningverlening 2018 geeft invulling aan de nieuwe wettelijke verplichting om – naast handhavingsbeleid – vanaf 1 juli 2017 ook een vastgesteld beleidsplan te hebben voor vergunningverlening. Daarnaast geeft het de visie en ambitie weer van het college op de vergunningverlening en hoe dit is vertaald naar doelen, maatregelen en uitvoering. Het betreft hier het vakgebied vergunningverlening voor het omgevingsrecht, de Algemene Plaatselijke Verordening en de Drank- en Horecawet.

Kwaliteit

Als gemeente zijn we verantwoordelijk voor een goede taakuitvoering. Er zijn landelijk kwaliteitscriteria vastgesteld. Deze zijn bedoeld om de uitvoering van vergunning, toezicht en handhaving (de VTH taken) te professionaliseren en de kwaliteit in de organisatie te borgen. Het voldoen aan de criteria zorgt ervoor dat het bevoegd gezag in staat is om de gewenste kwaliteit en continuïteit te leveren.

In het door het college in januari 2016 vastgestelde Integraal Handhavingsbeleid De Ronde Venen 2016-2018, is vooral het integrale karakter van toezicht en handhaving binnen De Ronde Venen benadrukt. Vergunningverlening wordt nu aan dit beleid toegevoegd. Met dit plan wordt de vervolgstap gezet om ook het vergunningenbeleid binnen onze gemeente cyclisch op te zetten: een cyclus van beleidsvorming, planning, uitvoering, evaluatie en bijstelling. Voor het jaar 2019 wordt één integraal VTH-beleidsplan voor onze gemeente opgesteld, met zowel het vergunningen- als handhavingsbeleid.

In dit beleidsplan hebben wij voor vergunningverlening doelstellingen en prestatie indicatoren opgenomen ten aanzien van de afhandeling. Tevens zijn criteria voor toetsing aan het Bouwbesluit in dit plan vastgelegd.

Toetsingscriteria

Bij elke aanvraag omgevingsvergunning wordt de toets aan het bestemmingsplan, de gemeentelijke regelgeving, APV, Bouwverordening en de welstandstoets (voor zover van toepassing) altijd volledig uitgevoerd. Bij het inhoudelijk toetsen van aanvragen aan het Bouwbesluit heeft de gemeente de vrijheid om zelf te bepalen hoe dat vorm wordt gegeven. Tot nu toe is deze bouwtechnische toets in onze gemeente niet geformaliseerd. In dit beleidsplan wordt vastgelegd op welk niveau binnen de gemeente De Ronde Venen wordt getoetst aan de voorschriften van het Bouwbesluit.

Daarbij wordt opgemerkt dat de gemeente De Ronde Venen in bepaalde gevallen helemaal niet toetst aan het Bouwbesluit. Dit betreft bouwwerken die qua omvang gelijk zijn aan vergunningsvrije bouwwerken, maar waar bijvoorbeeld om planologische redenen of vanwege welstandseisen wel een omgevingsvergunning nodig is.

Door transparant te maken op welke onderdelen door de gemeente wordt getoetst, weet de aanvrager wat hij of zij dient in te dienen, maar ook wat niet langer noodzakelijk is. Door alleen te toetsen op belangrijke zaken dus met een hoger risico en minder tot niet te toetsen op een laag risiconiveau is er sprake van een snellere toetsing en dus efficiëntie, zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de risico’s.

Duurzaamheid

De Ronde Venen heeft een ambitie: een klimaatneutrale gemeente in 2040. Dit wil de gemeente bereiken met verschillende projecten. Deze projecten staan beschreven in het Spoorboekje naar een klimaatneutrale gemeente in 2040. Op basis van dit document en de wens van de raad zijn in dit beleidsplan doelstellingen m.b.t. duurzaamheid opgenomen zoals het streven naar aardgasloos bouwen.

Samenwerkingspartners

De Omgevingsdienst Utrecht (ODRU) en de Veiligheidsregio Utrecht (VRU) voeren taken voor ons uit. De samenwerking is verankerd in gemeenschappelijke regelingen. De uitvoering van deze taken is in dienstverleningsovereenkomsten vastgelegd en maakt geen onderdeel uit van dit beleidsplan.

Bestuurlijke rolverdeling

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat het college vergunningenbeleid vaststelt. Op basis daarvan maakt het college een uitvoeringsprogramma en wordt jaarlijks verslag gedaan aan de gemeenteraad over de inspanningen en resultaten in de vorm van een jaarrapportage (de zogenaamde ‘BIG-8’).

Hoe verder?

Met dit VTH-beleid legt ons college de basis voor de programmatische en integrale uitvoering van onze wettelijke taken en het bereiken van de doelstellingen uit ons coalitieprogramma van april 2016: ‘Maatschappelijk betrokken, met visie naar vooruitgang’: De gemeente bereidt zich voor op de invoering van de nieuwe Omgevingswet. Vergunning- toezicht – en handhaving taken worden daar ondergebracht waar ze het meest efficiënt en effectief kunnen worden uitgevoerd.’

Met het vaststellen van dit VTH-beleidsplan zijn we er nog niet. Het is het startpunt van een periode waarin binnen de financiële kaders, een (wettelijk) minimum niveau van kennis en formatie (kwaliteitscriteria) nog nadrukkelijker gekeken moet worden naar onze kerntaken en onze rol.

Met de komende wetswijzigingen staan we voor complexe bestuurlijke vraagstukken en organisatorische keuzes waarbij we nog intensiever zullen samenwerken met onze uitvoeringspartners en nog meer vanuit een regierol onze werkzaamheden moeten vormgeven.

Begin 2017 is met de raad besproken om in een breder verband met de ODRU hechter te gaan samenwerken om op deze manier op termijn te kunnen gaan voldoen aan deze kwaliteitscriteria.

In deze planperiode is het verder vormgeven van deze samenwerking dan ook een belangrijk aandachtspunt.

Leeswijzer

In hoofdstuk 1.1, 1.2 en 1.3 gaan we in op de achtergrond van het beleid. We beschrijven de aanleiding om nieuw beleid op te stellen en lichten toe binnen welke kaders het beleid wordt opgesteld.

In hoofdstuk 1.4 kunt u de bestuurlijke visie op vergunningverlening vinden.

In hoofdstuk 1.5 en 1.6 gaan we in op de doelstellingen en kernwaarden en de samenwerking met ODRU en VRU.

In dit beleidsdocument schenken we in hoofdstukken 1.7 en 1.8 aandacht aan de beleidscyclus, de zogenaamde BIG 8.

De hoofdstukken 1.9, 1.10, 1.11 en 1.12 gaan respectievelijk over Communicatie en voorlichting, middelen, bevoegdheden, ICT en toekomst uitvoering VTH taken.

In hoofdstuk 2.2 zijn de doelstellingen en prestatie indicatoren opgenomen ten aan zien van de afhandeling van vergunningen en meldingen. Daarbij zijn in hoofdstuk 2.3 de risico’s in kaart gebracht en is aan de hand daarvan het niveau van toetsing vastgelegd.

In hoofdstuk 2.4 wordt ingegaan op het toetsniveau bij toezicht.

Als bijlage 1 en 2 zijn respectievelijk toetsniveaus en toetsmatrix gemeente De Ronde Venen toegevoegd.

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Steeds vaker treedt de overheid terug om inwoners en bedrijven de ruimte te geven hun eigen keuzes te maken en wensen te realiseren. Deregulering, het verlagen van administratieve lasten en het streven naar het aanbieden van overheidsdiensten die zijn afgestemd op de behoefte van de afnemer zijn aansprekende gevolgen van deze maatschappelijke ontwikkeling. Ook op het gebied van bouwen, wonen, milieu, drank en horeca en openbare orde hebben deze ontwikkelingen de afgelopen jaren geleid tot grote veranderingen in regelgeving en de manier van werken.

Ook voor de toetsing van vergunningen geldt dat er keuzes worden gemaakt, met name op het gebied van de bouwtechnische toetsing kunnen niet alle aspecten worden gecontroleerd. Op basis van een probleem- en risicoanalyse worden daarom prioriteiten en een niveau toetsing vastgesteld. Binnen de huidige formatie, met in achtneming van het in dit beleid vastgelegde toetsingsniveau en prioriteiten, is het mogelijk om onze taken op dit adequaat niveau uit te voeren.

Dit vergunningen-beleidsplan omvat onze taken voor vergunningverlening op het gebied van het omgevingsrecht, de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), de Drank- en Horecawet (DHW) en de overige bijzondere wetten.

1.2 Wettelijk kader en ontwikkelingen

Het vakgebied vergunningverlening, toezicht en handhaving is sterk in ontwikkeling. Wetswijzigingen volgen elkaar snel op. In deze paragraaf volgt een korte beschrijving van de belangrijkste ontwikkelingen die recentelijk hebben plaatsgevonden en de komende periode te verwachten zijn.

1.2.1. Omgevingsrecht

Het omgevingsrecht is de laatste tien jaar fors aan veranderingen onderhevig. Meer en meer komt de nadruk te liggen op integraal en programmagericht werken. Terugkerende elementen zijn effectievere en efficiëntere handhaving, vermindering van de administratieve lastendruk, minder vergunningplichtige activiteiten, meer algemene regels en de introductie van cyclisch werken. Daarnaast eist de maatschappij steeds meer dat vergunningverlening, toezicht en handhaving eenduidiger en transparanter plaatsvinden.

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo maakt het mogelijk om voor een project (bijvoorbeeld de bouw van een woning) één integrale vergunningprocedure te doorlopen. De Wabo is uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). In deze regelingen zijn kwaliteitseisen opgenomen waaraan een goede, professionele organisatie moet voldoen. Hierin is ook de zogenaamde BIG-8 vastgelegd, een beleidscyclus die de basis is van VTH-beleid.

1.2.2. Wet verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving

In 2009 zijn afspraken gemaakt tussen het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Rijk om de uitvoering van de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving op het gebied van het omgevingsrecht structureel te verbeteren. Dit is nader uitgewerkt in de Wet verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving (Wet VTH) die leidt tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht. Op hoofdlijnen betreffen de gemaakte afspraken:

  • Voor het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering bij het bevoegde gezag worden kwaliteitseisen geïntroduceerd en een landelijk dekkend netwerk van omgevingsdiensten tot stand gebracht. De afspraken over het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering zowel bij het bevoegde gezag als in de strafrechtelijke kolom betreffen het verbeteren van de informatiehuishouding en -uitwisseling en afstemming tussen bestuur, Openbaar Ministerie en politie.

  • De meer complexe taken die specifieke deskundigheid of specifieke toezichtexpertise vergen en taken die zich richten op activiteiten met een bovenlokale dimensie of onderdeel vormen van een keten, worden door een omgevingsdienst uitgevoerd.

  • Afspraken over verbetering van de rolverdeling, samenwerking en informatie-uitwisseling tussen bestuur, Openbaar Ministerie en politie. Informatie-uitwisseling tussen de bij toezicht en handhaving betrokken partijen is van cruciaal belang voor een effectieve uitvoering van de VTH-taken.

De Wet VTH is 1 juli 2016 in werking getreden.

1.2.3. Kwaliteit en regionale samenwerking

Er is enkele jaren gewerkt aan het ontwikkelen van kwaliteitscriteria op het gebied van omgevingsrecht. In 2009 hebben het Rijk, IPO en de VNG (onder begeleiding van KPMG) een set kwaliteitscriteria vastgesteld. Op dit moment is versie 2.1 hiervan actueel. Deze criteria hebben als doel de kwaliteit van de VTH-processen en de inhoud van VTH-taken te waarborgen. In de criteria is opgenomen dat de gemeente zichzelf voor wat betreft de VTH-taken doelen stelt, hoe deze doelen bereikt worden en op welke wijze de taken uitgevoerd worden. Het proces dient gemonitord en geëvalueerd te worden, conform een cyclisch proces. Dit zijn de zogenaamde procescriteria. Daarnaast zijn er ook criteria die zien op de zogenaamde kritische massa. In deze criteria is bepaald hoeveel medewerkers een bevoegd gezag in dienst moet hebben voor een bepaalde taak, hoeveel jaren ervaring deze medewerker moet hebben en welke relevante opleiding(en) deze genoten moet hebben ten aanzien van de specifieke taakuitoefening.

In de Wet VTH is bepaald dat bevoegd gezagen verplicht zijn om ten aanzien van de kwaliteitscriteria een verordening op te stellen, waarin zij bepalen welke kwaliteit zij van toepassing verklaren bij de uitvoering van hun taken op het gebied van omgevingsrecht. In de wet is in ieder geval bepaald dat de hiervoor genoemde kwaliteitscriteria in ieder geval in een verordening moeten worden vastgesteld voor wat betreft de taken die door een gemeente bij een regionale omgevingsdienst zijn ondergebracht.

Deze kwaliteitscriteria, gebaseerd op de Kwaliteitscriteria 2.1, gelden voor het basistakenpakket dat de omgevingsdienst Utrecht voor ons uitvoert.

Voor de overige ‘thuis-taken’ geldt een zorgplicht. De kwaliteitscriteria zijn niet landelijk vastgelegd, maar in gemeentelijke en provinciale verordeningen. De VNG heeft hiervoor in overleg met het Interprovinciaal Overleg (IPO) een modelverordening opgesteld. De verordening VTH gemeente De Ronde Venen is conform deze modelverordening in december 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. In de kwaliteitscriteria 2.1 is vastgelegd waaraan de organisatie op het gebied van VTH-taken ten aanzien van het personeel (kritieke massa), het proces en de inhoud (deskundigheid) moet voldoen. Daaraan toegevoegd zijn zogenaamde ‘outputcriteria’, waarmee concreet omschreven moet worden wat de te behalen doelen van het beleid zijn. Het pakket bepaalt de minimaal vereiste kwaliteit, waaraan elke overheidsorganisatie die met vergunningen, toezicht en handhaving is belast, moet voldoen.

1.2.4. Omgevingswet

Uiteindelijk worden de Wet VTH met kwaliteitscriteria en ontwikkelingen, zoals de private kwaliteitsborging in de bouw, opgenomen in de Omgevingswet. De komst van de Omgevingswet (beoogd januari 2021) betekent dat er veel verandert. De wet bundelt 26 bestaande wetten op het gebied van onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. Er gaan meer algemene regels gelden, in plaats van gedetailleerde vergunningen. Er zal een verschuiving van vergunningverlening naar toezicht en handhaving plaatsvinden. Het doel staat voorop en niet het middel om er te komen en de houding bij het beoordelen van initiatieven is ‘ja mits’ in plaats van ‘nee tenzij’.

De Omgevingswet verplicht de gemeente (net als het rijk en de provincie) om een omgevingsvisie te maken waarin wij rekening houden met de verschillende belangen in een gebied. Nu wordt vaak beslist over alleen een deelproject waarbij niet altijd naar de andere plannen voor het gebied wordt gekeken.

Willen burgers of bedrijven straks een project of activiteit starten? Dan hoeven zij nog maar één vergunning (digitaal) aan te vragen bij één loket. Daarna neemt de gemeente (of de provincie) een beslissing. Zijn de gemeente en de provincie allebei verantwoordelijk voor de vergunningaanvraag? Dan neemt maar één van beide de beslissing. Dit is makkelijker voor de aanvrager en versnelt de afhandeling van de vergunningsaanvraag.

Dit principe is al geïntroduceerd met de invoering van de Wabo en wordt met de Omgevingswet breder getrokken. Om een vergunning te krijgen voor een ruimtelijk project, moeten initiatiefnemers verschillende onderzoeken doen (bijvoorbeeld bodemonderzoek). Door de Omgevingswet zijn onderzoeksgegevens straks langer geldig. Hierdoor is het makkelijker om ze opnieuw te gebruiken. Sommige onderzoeken zijn helemaal niet meer nodig. Dit betekent minder kosten.

1.2.5. Wet private kwaliteitsborging bouwen

Dit wetsvoorstel heeft betrekking op bouwvergunningverlening en –toezicht. Op 21 februari 2017 werd de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen door de Tweede Kamer aanvaard. Het wetsvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer voor besluitvorming. Het wetsvoorstel voorziet erin dat er vanuit de gemeente geen technisch inhoudelijke toets plaatsvindt bij de aanvraag om bouwvergunning. Ook zal de gemeente op dit punt geen toezicht meer uitvoeren. Begonnen wordt met de minst risicovolle bouwwerken. Private partijen ontwikkelen methodes voor kwaliteitsbewaking om te zorgen dat aannemers zich houden aan de bouwtechnische eisen uit het Bouwbesluit 2012. Datzelfde geldt ook voor de bouwaanvraag. Deze (gecertificeerde) aanbieders moeten, na afronding van de werkzaamheden, een certificaat afgeven dat overlegd moet worden aan de gemeente. Zonder een dergelijk certificaat mag het bouwwerk niet in gebruik genomen worden. Het wetsvoorstel beoogt een betere bescherming van de consument en heeft als uitgangspunt dat door deze marktwerking de kwaliteit van bouwen beter wordt. Het wetsvoorstel heeft uiteraard ook gevolgen voor de benodigde formatie op het gebied vergunningverlening bouwen en bouwtoezicht en ook voor de legesinkomsten. Deze wet zal niet eerder dan per 1 januari 2019 worden ingevoerd.

1.2.6. Drank- en Horecawet en Algemene Plaatselijke Verordening

De Drank- en Horecawet is in de afgelopen jaren tweemaal gewijzigd. Deze wet, die vanuit zijn oorsprong de invalshoek van gezondheid heeft, lijkt steeds meer regelgeving te krijgen op het gebied van openbare orde en veiligheid en de handhaving daarvan. Om die reden zijn ook de bevoegdheden in de wet neergelegd bij de burgemeester in plaats van het college van burgemeester en wethouders. Er zijn ontwikkelingen op het gebied van horeca in relatie tot detailhandel. In 2016 is de DHW door het Rijk geëvalueerd waarna er waarschijnlijk weer wijzigingen worden doorgevoerd.

De Algemene Plaatselijke Verordening als lokale regelgeving blijft dynamisch, mede gezien de breedte van de daarin geregelde onderwerpen. Telkens zal snel moeten worden ingesprongen op maatschappelijke ontwikkelingen (waaronder de behoefte aan deregulering) zodat onze APV altijd actueel is.

1.3. Wettelijke taak en rolverdeling bestuur

Het college en de burgemeester zijn als bevoegd gezag verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Beide bestuursorganen stellen hiervoor beleid vast en maken dit bekend aan de gemeenteraad. College en burgemeester besluiten op vergunningaanvragen en treden bestuursrechtelijk handhavend op; het college vooral op het gebied van de Wabo en de burgemeester met name op het gebied van de DHW en de APV (Openbare orde en veiligheid).

De gemeenteraad stelt bestemmingsplannen en verordeningen vast en heeft in het kader van vergunningverlening in bepaalde gevallen de bevoegdheid om een verklaring van geen bedenkingen af te geven. De gemeenteraad heeft formeel geen wettelijke bevoegdheden over de wijze van uitvoering van de vergunningverlening, toezicht en handhavingstaken.

In de Wabo en het bijbehorende Besluit omgevingsrecht is de rolverdeling en de wettelijke taak voor het toezicht en de handhaving van het omgevingsrecht expliciet vastgelegd.

Zo is in artikel 5.2 van de Wabo opgenomen dat het bevoegd gezag tot taak heeft om:

  • Zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de op grond van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten voor degene die het betrokken project uitvoert, geldende voorschriften.

  • Gegevens die met het oog op de uitoefening van de taak van belang zijn, te verzamelen en te registreren.

  • Klachten te behandelen die betrekking hebben op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de betrokken wetten met betrekking tot het uitvoeren van het betrokken project.

  • Na de invoering van de Wet VTH is door de gemeenteraad een Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) vastgesteld (de kwaliteitscriteria). De gemeenteraad heeft hiermee een handvat om de kwaliteit te bepalen van de uitvoering van taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De verordening die is vastgesteld, vormt het juridische kader voor het beoordelen, borgen en verbeteren van de kwaliteit van deze taken.

In hoofdstuk 7 van het Bor zijn, in het belang van een doelmatige handhaving, regels gesteld. Zo stelt het bestuursorgaan, dat bevoegd is om handhavend op te treden, handhavingsbeleid vast in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Deze doelen en activiteiten moeten jaarlijks in een uitvoeringsprogramma worden uitgewerkt. Dit programma wordt bekend gemaakt aan de gemeenteraad. Het zorgt er verder voor dat de organisatie zo is ingericht dat een adequate en behoorlijke uitvoering gewaarborgd is en dat met een geautomatiseerd systeem de resultaten en de voortgang van het uitvoeringsprogramma wordt bewaakt.

Met de komst van de Algemene Maatregel van Bestuur VTH per 1 juli 2017 gelden de procescriteria ook voor vergunningverlening.

1.4. Missie en visie

De missie van de gemeente De Ronde Venen voor vergunningverlening is:

De gemeente staat voor een duurzame en veilige leefomgeving waarin burgers en bedrijven goed kunnen wonen, werken en leven.

De gemeente doet dit door kwalitatief goede producten te leveren, waarbij de kosten zo laag mogelijk worden gehouden. We werken risico gestuurd, klantgericht, zakelijk efficiënt en transparant.

We denken mee in oplossingen en kunnen het uitleggen als iets niet kan. Daarbij hoort een gemeentelijke dienstverlening gericht op het zoveel mogelijk digitaal en plaats onafhankelijk leveren van diensten en producten.

Vergunningverlening draait ook om het beheersen van risico's voor de samenleving. Onze inwoners moeten er op kunnen vertrouwen dat de gemeente zicht heeft op de fysieke risico’s in de omgeving en de belangrijkste risico's zo goed als mogelijk onder controle heeft. Om dit vertrouwen waar te kunnen maken is het belangrijk dat de gemeentelijke organisatie tot op zekere hoogte de kwaliteit van de vergunningverlening kan garanderen. Dit is niet alleen van belang voor de gemeente en haar inwoners zelf. Ook externe instanties zoals de provincie als toezichthouder op de gemeente en diverse rijksinspecties eisen een vorm van kwaliteitsbewaking waarmee de beheersing van de risico’s kan worden geborgd.

1.5. Doelstellingen en kernwaarden

Onze algemene doelstelling is om te voldoen aan de minimale eisen uit wet- en regelgeving om in ieder geval de bedrijfsvoering op orde te hebben.

Belangrijke kernwaarden van de gemeente zijn hierbij:

  • Vakkundigheid: medewerkers worden in de gelegenheid gesteld zich te ontwikkelen en worden hiertoe gestimuleerd.

  • Betrokkenheid: medewerkers en leidinggevenden zijn betrokken bij hun werk, de organisatie, het bestuur en elkaar.

  • Integriteit, gevoel en verstand: wij werken vanuit principes van behoorlijk bestuur, normen en waarden, verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid, doelgericht, doelmatig, doeltreffend en integer.

  • Interne en externe partners: wij zoeken actief samenwerking met andere medewerkers en partners om zo het meest efficiënt en effectief doelen te bereiken.

  • Klantgerichtheid: wij werken vanuit het oogpunt van de klant, waarbij dienstverlening centraal staat.

Voor vergunningverlening zijn in dit beleidsplan concrete en meetbare prestatie indicatoren opgenomen waarin wij aangeven hoe wij uitvoering geven aan deze doelstellingen.

1.6. Samenwerkingspartners

De gemeente De Ronde Venen werkt niet alleen aan een veilige en gezonde bebouwde omgeving. Een deel van de werkzaamheden wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst Utrecht (hierna ODRU) en de Veiligheidsregio Utrecht (hierna VRU)

De Ronde Venen heeft al haar milieutaken ondergebracht bij de ODRU. De ODRU is een regionale uitvoeringsorganisatie, werkzaam op het gebied van milieu. Dit geldt voor groene wetten, geluid, bodemsanering, luchtvaart, vuurwerk, toezicht op zwemwater, Wabo en het omgevingsrecht. Deze organisatie is dan ook verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van milieuwetgeving. Ook adviseert zij bij diverse ruimtelijke onderwerpen en andere vergunningprocedures, bijvoorbeeld ten aanzien van geluid (ook bij evenementen), externe veiligheid en bodemkwaliteit. De ODRU werkt voor diverse gemeenten in Midden-Nederland en is gevestigd in Utrecht.

Voor het opstellen van het beleid op milieugebied wordt aangesloten bij het gemeenschappelijk beleidskader dat de partners die aangesloten zijn bij de ODRU ontwikkelen. Dit beleid is al vastgesteld door alle aangesloten besturen. Het thema milieu maakt om bovenstaande reden geen onderdeel van dit beleidsplan. Dit beleidskader, dat overigens eveneens is opgesteld conform het gestelde in het Besluit omgevingsrecht (Bor), bevat een preventie-, toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie. Er vindt regelmatig overleg plaats, op zowel accounthouders- als werkvloerniveau. Tenslotte is De Ronde Venen met een wethouder vertegenwoordigd in het Algemeen Bestuur van de ODRU. Ten aanzien van de ODRU is door de gemeenteraad van De Ronde Venen een verordening vastgesteld waarin bepaald is dat de ODRU voor wat betreft haar taken dient te voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.1.

In de VRU is onder meer de regionale brandweer ondergebracht. De brandweer heeft een adviserende functie bij vergunningverlening op het vlak van brandpreventie en externe veiligheid en houdt daarnaast toezicht bij bedrijven en instellingen op het naleven van brandpreventieve voorschriften.

1.7. BIG-8 beleidscyclus en (inter)bestuurlijk toezicht

Dit VTH-beleidsplan is gebaseerd op de zogenaamde ‘BIG-8’. De BIG-8 is door KPMG ontworpen voor kwaliteitsmanagement bij de overheid en maakt vanuit een strategisch kader de vertaling naar operationeel beleid ten behoeve van kwaliteitsborging tezamen met een sluitende planning en control cyclus.

afbeelding binnen de regeling De BIG-8 is een dubbele plan-do-check-act cyclus waarbij beleid en uitvoering met elkaar verbonden worden. Door het volgen van de BIG-8 worden werkzaamheden doelmatig en planmatig uitgevoerd. Daarnaast zorgt het evaluatieonderdeel van deze cyclus ervoor dat het beleid steeds blijft aansluiten op de uitvoeringspraktijk.

Deze procescriteria van de BIG-8 gelden inmiddels niet alleen voor de toezichts- en handhavingstaken, maar ook voor de vergunningverlening door de invoering van de wet VTH. De elementen uit de BIG-8 zijn vastgelegd in de kwaliteitseisen in het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor).

Op grond van de Wet Revitalisering Generiek Toezicht (WRGT) is de Provincie de enige verticale toezichthouder op de gemeente op het gebied van o.a. de fysieke leefomgeving (ruimtelijke ordening, bouwen, milieu, huisvesting, monumenten en constructieve veiligheid van bouwwerken). Het Rijk blijft toezichthouder voor de gemeenten op die terreinen, waar provincies geen taak en expertise hebben, zoals de Drank- en Horecawet. Wel wordt in de WRGT van uitgegaan dat de desbetreffende volksvertegenwoordiging de wettelijke medebewindstaken van haar eigen bestuur zoveel mogelijk zelf controleert. Op het domein van de fysieke leefomgeving heeft de gemeenteraad het eerstelijns toezicht op het college. Het college stelt het beleid en de doelen op en legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. Vervolgens heeft de provincie het tweedelijns toezicht. Het toezicht van de provincie is daarbij gericht op het juist uitvoeren van medebewindstaken (zoals bijvoorbeeld het verlenen en weigeren van omgevingsvergunningen). De provincie richt zich dus niet op de kwaliteit van de uitvoering, dat is een taak van de gemeenteraad. De toezicht rol van de provincie zal daarom ook terughoudend zijn, zoals in verschillende provincies zichtbaar is.

Provincies in Nederland voeren momenteel hun taak als toezichthouder uit, door na te gaan of het vergunningen- en handhavingsbeleid op gebied van het omgevingsrecht van gemeenten volgens de BIG-8 en huidige landelijke wetgeving is vormgegeven.

1.8. Monitoring

Monitoring is het stelselmatig en systematisch verzamelen, bewerken en verstrekken van gegevens om na te gaan of en in hoeverre het gevoerde beleid effect heeft en/of de gestelde doel- en taakstellingen zijn of worden gehaald. Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Deze gegevens moeten periodiek opvraagbaar zijn voor zowel managementdoeleinden (voortgang van de uitvoering) als voor periodieke verantwoording naar het gemeentebestuur en de gemeenteraad. Ook de provincie dient hiervan, in het kader van het interbestuurlijk toezicht, op de hoogte gesteld te worden. Voor alle taken op het gebied van de omgevingsvergunning (vergunningverlening en toezicht) wordt gebruik gemaakt van het registratiesysteem Squit XO, dat een integrale behandeling van omgevingsdossiers mogelijk maakt. De gegevens worden gebruikt als input van het jaarverslag en ter evaluatie en dienen op die manier ook als input voor het nieuwe uitvoeringsprogramma. Op grond van evaluatie kan het beleid zo nodig bijgesteld worden, zodat dit effectiever en efficiënter wordt.

1.9. Communicatie en voorlichting

Een actief communicatiebeleid draagt bij aan bewustwording over regels, de koers van de gemeente ten aanzien van integrale handhaving en een positief imago. Belangrijke communicatiekanalen van de gemeente De Ronde Venen zijn de website en de lokale kranten. Daarbij werkt de gemeente aan verdere digitalisering van haar communicatie met het doel het inwoners makkelijker te maken.

De komende jaren staan ook in het teken van projectmatige communicatie. Er staan namelijk grote wijzigingen op het programma voor inwoners en bedrijven waarbij de rol van de gemeente aanzienlijk wijzigt. Eigen verantwoordelijkheid komt centraal te staan en er komt een nieuwe rolverdeling met de invoering van de Omgevingswet. Wij zullen inwoners en bedrijven op deze ontwikkelingen moeten voorbereiden.

Onderwerpen waar we actief over zullen communiceren:

  • Het systeem van private kwaliteitsborging voor het bouwen;

  • De Omgevingswet, en;

  • Deregulering bij (asbest)sloop en het verbod op asbestdaken.

1.10. Middelen

De kosten voor de VTH-taken bestaan voornamelijk uit personele kosten van medewerkers, de gemeentelijke bijdrage aan de ODRU en de veiligheidsregio (voor de taken van de brandweer). Daarnaast zijn er overige kosten zoals het automatiseringssysteem Squit XO (omgevingsvergunningen), de kosten voor de uitvoering van toezichtstaken op het gebied van de Drank- en Horecawet. Een bijzondere kostenpost is ook de inzet van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit & Erfgoed (Mooisticht). Daarnaast zijn er uiteraard nog diverse overheadkosten, zoals automatisering, financiën, gebouwen, postregistratie, etc.

Om meer inzicht te krijgen in onze kosten en de bronnen waaruit deze kosten gefinancierd worden, zullen de komende jaren in het teken staan van het verkrijgen van transparantie. Meer transparantie in de opbouw van onze begroting, maar ook meer inzicht in de taken die we doen en in welke mate we die taken uitvoeren. Hierdoor zijn bewuste keuzes te maken in het gehele pallet aan werkzaamheden, hoe we taken willen uitvoeren, tegen welke kosten en hoe we deze gefinancierd krijgen bijvoorbeeld door middel van het heffen van leges of uit het gemeentefonds. Daarnaast biedt deze transparantie ook in de opbouw van de leges duidelijkheid naar de burger. Het gebruik van de risicoanalyse en de toets-matrix voor de berekening van de gewenste bezetting op de diverse onderdelen van de afdeling Ruimte is daar een directe uitwerking van.

Voor het uitvoeren van VTH-beleid is deskundigheid nodig. Op VTH-gebied wijzigt de regelgeving de laatste jaren voortdurend en dit zal de komende jaren ook zo blijven. Bij de voortgangsgesprekken met medewerkers wordt besproken welke opleidingsbehoefte er is om deze taken goed uit te kunnen (blijven) voeren.

1.11. ICT

Zaakgericht werken is een belangrijke ontwikkeling, die al enige tijd speelt binnen de gemeente. Het verbetert in veel gevallen de dienstverlening, de efficiency van werken, de toegankelijkheid van informatie en zorgt vaak ook voor kostenbesparing. Het is belangrijk om te beseffen dat zaakgericht werken niet geregeld is met de overstap naar een ICT-systeem. Het gaat bovenal om de processen in de organisatie en in de keten. Daarin zit de verandering van werken.

Zaakgericht werken gaat ervan uit dat alle informatie over de behandeling van een zaak aan die zaak gekoppeld is en voor alle betrokkenen toegankelijk is. Dit zorgt voor transparantie. Door zaakgericht te werken kunnen we de kwaliteit en doorlooptijd van onze processen beter bewaken. Burgers en bedrijven kunnen de afhandeling van zaken eenvoudiger en beter volgen, bijvoorbeeld via MijnOverheid. Dit verbetert de dienstverlening en verhoogt de efficiëntie.

Zaakgericht werken gaat uit van standaardisatie van processen en de bijbehorende informatie. Met de inwerkingtreding van de Wabo, de ontwikkelingen in de samenleving en straks de toenemende integraliteit van de Omgevingswet neemt de noodzaak van beschikbare informatie en informatie-uitwisseling tussen de actoren toe. De actoren zijn hier de burgers en bedrijven en de overheden die betrokken zijn bij de uitvoering van de Omgevingswet. Vrijwel niemand werkt standalone, maar werkt binnen de initiatief- en de uitvoeringsketen samen met adviseurs binnen en buiten de eigen organisatie. Deze ontwikkelingen laten zich clusteren in drie informatiebehoeften:

  • Burgers, bedrijven en overheden willen begrijpelijke en betrouwbare digitale informatie op maat. Hoe gerichter de informatie (over regels, voorschriften enz.), des te beter zij deze kunnen begrijpen, passende besluiten kunnen nemen en kunnen toetsen en handhaven.

  • Burgers, bedrijven en overheden willen hun zaken vooral via internet regelen met elkaar, waar en wanneer het hen uitkomt; Het gaat daarbij niet alleen om het aanvragen van een omgevingsvergunning, wat nu al mogelijk is, maar ook om het indienen van zienswijzen, bezwaar, beroep, voortgangsinformatie en ontvangen van attenderingen, bijvoorbeeld op wijzigingen van regels.

  • Overheden hebben behoefte aan een beter afgestemde digitale ondersteuning van de overheidsprocessen, in het bijzonder voor de informatievoorziening binnen het VTH-proces (vergunningverlening, toezicht en handhaving).

Deze clustering van informatiebehoeften is vertaald naar een ‘digitaal streefbeeld’ voor burgers, bedrijven en overheden. Daarbij wordt 2020 gehanteerd als tijdsperspectief. Het realiseren van het digitale streefbeeld wordt gezien als een stapsgewijze ontwikkeling die nog nader moet worden ingevuld en gepland in relatie tot de ontwikkeling en de invoering van de Omgevingswet.

In oktober 2016 zijn de zaaktypes Omgevingsvergunning en Drank- en Horecavergunning al gekoppeld.

Alle overige zaken in Squit XO moeten nog met Inproces worden gekoppeld.

Uit de evaluaties van de afgelopen jaren blijkt dat de huidige workflow-systemen ons onvoldoende ondersteunden bij de uitvoering van onze taken en het leveren van betrouwbare managementinformatie. Squit XO zal m.b.t. het onderdeel toezicht worden aangepast om met de jaarlijkse managementrapportages te kunnen aansluiten bij de regio en de ODRU.

De implementatie van de omgevingswet leidt uiteraard ook tot aanpassing van het vergunningensysteem.

1.12. Toekomst uitvoering VTH-taken

De gemeente De Ronde Venen heeft de afgelopen periode onderzoek laten doen naar de toekomstmogelijkheden voor het uitvoeren van haar VTH-taken. Dit is onder andere ingegeven door diverse actuele ontwikkelingen, zoals de invoering van de wet VTH-taken, de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen en de komst van de Omgevingswet.

In de discussienota ‘Toekomst VTH-taken De Ronde Venen’ van 6 februari 2017 is een aantal verschillende mogelijke toekomstscenario’s uitgewerkt.

De raad van de gemeente De Ronde Venen heeft op 23 maart 2017 op basis van deze nota besloten om, conform het scenario 3 uit deze nota ‘ODRU als adviesbureau’, een deel van haar VTH-taken en medewerkers over te dragen aan de Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU).

Nu dit principebesluit is genomen gaan de gemeente en de ODRU gezamenlijk een periode in waarin een groot aantal zaken moet worden geregeld en uitgevoerd.

Om overzicht te houden over wat er moet gebeuren, wanneer dat klaar moet zijn en hoeveel mensen en middelen daarvoor vrijgemaakt moeten worden is een plan van aanpak opgesteld. De planning is om medio 2018 in een breder verband met de ODRU hechter te gaan samenwerken.

2. Vergunningen en meldingen

2.1. Inleiding

In dit hoofdstuk zijn onder 2.2. de doelstellingen en prestatie indicatoren opgenomen ten aanzien van de afhandeling van vergunningen en meldingen. Daarbij zijn in 2.3. risico’s in kaart gebracht en is aan de hand daarvan en op basis van landelijke normen het niveau van toetsing vastgelegd. In 2.4. wordt ingegaan op het toetsingsniveau bij toezicht.

2.2. Doelstellingen en prestatie indicatoren

Hieronder staan de doelstellingen en prestatie indicatoren die wij tijdens de looptijd van dit vergunningen-beleidsplan monitoren bij de uitvoering van onze taken. Het betreft alle vergunningen, zowel binnen het omgevingsrecht als APV/DHW en bijzondere wetten.

  • a.

    Bij het behandelen van vergunningaanvragen wordt het zogenaamde ´casemanagement´ toegepast. Hierbij wordt een aanvraag zo compleet en integraal mogelijk afgehandeld. Elk vergunning dossier heeft een casemanager, die ervoor zorgt dat een dossier integraal door de betrokken partijen wordt beoordeeld. De casemanager communiceert hierover met de aanvrager.

  • b.

    De Ronde Venen streeft ernaar besluiten te nemen binnen de wettelijke termijnen en geen vergunningen van rechtswege te verlenen. Daar waar geen wettelijke termijnen gelden hanteert De Ronde Venen een zogenaamde fatsoens- of redelijke termijn. Deze is afgestemd op de algemene regels zoals die zijn vastgelegd in de Awb.

  • c.

    Als een reguliere aanvraag voor een omgevingsvergunning moet worden aangevuld dan laten wij dat binnen 4 weken aan de aanvrager weten.

  • d.

    De aanvragen om een omgevingsvergunning worden in principe op hoofdlijnen gecontroleerd.

    Aanvragen om vergunningen en meldingen/ontheffingen kunnen meer of minder diepgaand beoordeeld worden. Het uitgangspunt is dat de beoordeling plaatsvindt op grond van de aangeleverde documenten. Een meer diepgaande beoordeling vindt alleen plaats indien uit de risicoanalyse blijkt dat een activiteit een hoog risico met zich meebrengt.

  • e.

    Na ontvangst van een klacht/melding/informatieverzoek wordt uiterlijk binnen vier werkdagen contact opgenomen met de melder.

  • f.

    Voordat complexe omgevingsvergunningen met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo worden verleend, wordt de conceptvergunning aan een collega voorgelegd met verzoek hierop te reageren.

  • g.

    Voor de behandeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning zijn procesbeschrijvingen opgesteld. Deze zijn bekend en beschikbaar voor iedere medewerker en deze voert de vergunningverleningstaken conform deze procesbeschrijvingen uit.

  • h.

    Besluiten die door de gemeente genomen worden en waar bezwaar en/of beroep tegen kan worden ingesteld zijn zorgvuldig genomen en houden in het geval van dergelijke procedures bij de commissie bezwaarschriften en rechterlijke instanties stand.

  • i.

    Indien zienswijzen worden ingediend tegen een ontwerp/omgevingsvergunning wordt er contact met betrokkenen opgenomen. Luisteren, informatie verstrekken en indien gewenst een persoonlijk gesprek in aanwezigheid van de aanvrager staan hierbij centraal.

  • j.

    Kansen die zich bij de uitvoering van de VTH taken m.b.t. duurzaamheid aandienen, worden zoveel mogelijk benut. Enerzijds gaat het hier om het inzetten van de wettelijke mogelijkheden om duurzaamheidsmaatregelen af te dwingen of om aan duurzaamheidseisen te voldoen. Anderzijds om het voorlichten en stimuleren om duurzaam handelen te bevorderen.

  • k.

    Aardgasloos bouwen is een belangrijk gespreksonderwerp bij overleg met initiatiefnemers van nieuwbouwprojecten. Bij bestuurlijke besluitvormingsstukken wordt nadrukkelijk vermeld of dit punt besproken is.

  • l.

    Bij het niet starten van vergunde activiteiten, is het van belang de afgegeven vergunning in te trekken. Tijdens de looptijd van dit vergunningen-beleidsplan worden de 'slapende vergunningen' waarvan 3 jaar na vergunningverlening geen gebruik is gemaakt in principe ingetrokken.

Ad a t/m h) De gemeente De Ronde Venen levert tijdig handhaafbare vergunningen op basis van een zorgvuldige en transparante afweging van belangen. De motivering van besluiten is begrijpelijk en toegespitst op de ontvanger. Hier is aangegeven op welke wijze dit dient te worden gerealiseerd.

Ad i) Deze informele werkwijze ten aan zien van zienswijzen heeft tot doel bezwaar/ en beroepsprocedures te verminderen. De algemene indruk is, dat deze aanpak helpt bij het verkrijgen van wederzijds begrip en vroegtijdig tot aanpassing kan leiden waarmee beide partijen zich alsnog gehoord voelen in hun belangen.

Ad j en k) Deze punten zijn opgenomen op grond van het “Spoorboekje naar een klimaatneutrale gemeente in 2040” van gemeente De Ronde Venen en de motie van de raad van 1 juni 2017 met betrekking tot aardgasloos bouwen.

Ad l) De gemeente verleent jaarlijks een groot aantal vergunningen voor de activiteit bouwen aan particulieren en bedrijven. De meeste bouwwerken worden vrij snel gerealiseerd nadat de vergunning is verleend. Het komt echter ook voor dat er geen of pas na een aantal jaren gebruik wordt gemaakt van de vergunning. Het ongebruikt laten voortbestaan van vergunde (bouw)rechten is om meerdere redenen ongewenst. Het college heeft de bevoegdheid te besluiten aan de geldigheidsduur een eind te maken. Daarbij wordt opgemerkt dat er de afgelopen 5 jaar nauwelijks vergunningen zijn ingetrokken zodat er sprake is van een achterstand die moet worden ingelopen.

2.3. Prioritering

In wet- en regelgeving is bepaald voor welke activiteiten inwoners en bedrijven een vergunning moeten aanvragen om deze te mogen uitvoeren of ondernemen en welke activiteiten gemeld moeten worden. Het is echter niet nodig om elke aanvraag die wordt ingediend even diepgaand te toetsen aan de regels. Immers niet iedere activiteit die vergunningsplichtig is of moet worden gemeld herbergt dezelfde risico’s bij een calamiteit. Door programmatisch te werken zetten wij onze beschikbare capaciteit in voor het toetsen van vergunningaanvragen daar waar de risico’s het grootst zijn en waarvoor onze deskundigheid en kennis het meest gevraagd is. Op die manier blijft De Ronde Venen op een verantwoorde manier verzekerd van een veilige en gezonde omgeving.

2.3.1. Toets Omgevingsvergunningen

Bij elke aanvraag omgevingsvergunning wordt de toets aan het bestemmingsplan, de gemeentelijke regelgeving, APV, Bouwverordening en de welstandstoets (voor zover van toepassing) altijd volledig uitgevoerd.

Wel wordt een bepaalde mate van diepgang in de bouwtechnische toets aan het Bouwbesluit aangebracht. Het Bouwbesluit geeft o.a. voorschriften voor het bouwen van bouwwerken. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in soorten van bouwwerken, zoals woningen, woongebouwen, woonwagens en gebouwen die niet voor bewoning bedoeld zijn, alsmede bouwwerken die geen gebouwen zijn. Deze onderscheiding in soorten bouwwerken is weer onderverdeeld naar een indeling in functies, zoals woonfunctie, bijeenkomstfunctie, winkelfunctie enz. Deze gebruiksfuncties zijn belangrijk bij de toetsing, omdat de onderdelen waarop getoetst wordt en de mate waarin die toetsing plaatsvindt, mede afhankelijk is van die gebruiksfuncties.

Landelijk is door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht een toetsmatrix opgesteld. Gemeenten kunnen die gebruiken bij de bepaling van hun toetsingsprotocol.

Het is onmogelijk om vooraf aan te tonen dat een bouwwerk 100% zal gaan voldoen aan het Bouwbesluit. Wettelijk gezien dient de aanvrager daarom ‘slechts’ aannemelijk te maken dat het bouwwerk zal gaan voldoen aan de technische voorschriften van het Bouwbesluit. Het is de taak van de gemeente om te controleren of de aanvrager dat voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Bij het inhoudelijk toetsen van aanvragen heeft de gemeente de vrijheid om zelf te bepalen hoe dat vorm wordt gegeven. Tot nu toe is deze bouwtechnische toets in onze gemeente niet geformaliseerd.

Het doel van de toets omgevingsvergunningen is het zorgen voor een goede ruimtelijke ordening. Hierbij wordt gehandeld vanuit het denken in mogelijkheden, zonder overige belangen uit het oog te verliezen.

2.3.1.1 Toetsniveaus gemeente De Ronde Venen

Niveau

Diepgang

Uitwerking

0

Geen toetsing

Niet beoordelen of aan een voorschrift wordt voldaan

1

Uitgangspuntentoets

Bevatten de stukken voldoende informatie over de uitgangspunten?

2

Visueel toetsen

Kloppen de uitgangspunten en lijken de uitkomsten redelijk?

3

Representatief toetsen

Controle van de maatgevende onderdelen

4

Volledig toetsen

Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en worden de uitkomsten gecontroleerd/nagerekend

De toetsniveaus zijn vooral van belang bij voorschriften waar een berekening aan ten grondslag ligt. In het geval van eenvoudige voorschriften, zoals de aanwezigheid van een buitenruimte, is een onderscheid tussen niveau 2, 3 en 4 nauwelijks te maken. In de toetsniveaus wordt aangegeven dat vanaf niveau 2 wordt beoordeeld of een uitkomst aannemelijk is. De waarde van de inschatting of iets aannemelijk is, is sterk afhankelijk van de kennis en ervaring van de toetser. Het is aan het bevoegd gezag of de certificaathouder om vast te stellen of een toetser voldoende kennis en ervaring heeft om op niveau 2 te toetsen.

Onderdeel van dit beleidsplan is de als bijlage 2 opgenomen gedetailleerde toetsingsmatrix. Hierin is bepaald op welk niveau bouwwerken binnen de gemeente De Ronde Venen worden getoetst.

Het kan voorkomen dat toch meer gegevens worden verlangd omdat op een hoger niveau wordt getoetst dan in de toetsmatrix staat aangegeven. Voorbeeld hiervan is een situatie wanneer derden de gemeente hierom vragen, bij Rijks – of gemeentelijk monument of in bijzondere gevallen, bijvoorbeeld van de constructie bij de bouw van bouwwerken tegen andere gebouwen aan. Ook als uit de aanvraag al direct duidelijk is dat het bouwplan technisch niet uitvoerbaar is, zal om aanvullende gegevens worden gevraagd.

De bouwbesluittoetser toetst in vergelijking met de normering van de landelijke toets (LTB 2012) minder intensief op een aantal onderdelen. Een aantal artikelen wordt helemaal niet aan het Bouwbesluit getoetst, het zogenaamde niveau 0, om zo sneller en efficiënter te kunnen werken. Het niet beoordelen komt in de landelijke toetsmatrix niet voor. In de landelijke matrix wordt minimaal niveau 1 toegepast. Hierbij wordt gecontroleerd of de stukken voldoende informatie bevatten om het desbetreffende aspect te kunnen toetsen. In bepaalde situaties is het niet reëel om te verlangen dat de uitgangspunten op tekening staan, bijvoorbeeld als een bouwwerk door zijn positionering vergunningsplichtig is omdat deze aan de openbare weg staat maar de buren op de andere hoek van het blok zo’n aanbouw vergunningsvrij kunnen realiseren omdat deze aanbouw daar niet aan de openbare weg grenst. Bouwwerken die qua omvang gelijk zijn met vergunningsvrije bouwwerken worden niet getoetst.

Landelijke tendens is dat er steeds meer vergunningsvrij mag worden gebouwd. De overheid treedt hierbij terug en de aanvrager is dan zelf verantwoordelijk om aan het Bouwbesluit te voldoen.

De wetgever heeft bepaald dat bij de vergunningsvrije situaties de risico’s beperkt zijn. In de artikelen 2 en 3 van Bijlage II van het Bor is bepaald voor welke werken geen omgevingsvergunning activiteit bouwen benodigd is. In artikel 3 van Bijlage 2 van de Bor is aangegeven dat bijbehorende bouwwerken lager dan 5 meter op het achtererfgebied vergunningsvrij zijn voor de activiteit bouwen mits passend in het bestemmingsplan. Een uitbouw of bijgebouw lager dan 5 meter aan de achterzijde mag dus alleen ruimtelijk worden getoetst. Dit betekent dat een uitbouw van een woonkamer van bijvoorbeeld 5 meter diep niet wordt getoetst op constructie, daglicht, ventilatie etc..

Er is hierdoor een versobering van toetsing ontstaan. In de omgevingsvergunning wordt melding gedaan in hoeverre de aanvraag is getoetst aan het Bouwbesluit.

2.3.1.2 Toets constructieve veiligheid gemeente De Ronde Venen

Constructie heeft alles te maken met veiligheid. In onze gemeente is een constructeur aanwezig die de ingediende constructies beoordeelt. Bouwwerken die qua omvang gelijk zijn met vergunningsvrije bouwwerken of bouwwerken waarvoor alleen een omgevingsvergunning voor de activiteit “afwijken van het bestemmingsplan” nodig is, worden niet gecontroleerd. Voorbeeld hiervan zijn:

  • dakkapel op het voorgeveldakvlak;

  • berging lager dan 5 meter op voorerf.

Er vindt ook geen volledige toets / beoordeling plaats op de hoofddraagconstructie. Als uit de stukken blijkt dat het aannemelijk is dat de hoofddraagconstructie voldoet, is dit voldoende.

Bij de toets / beoordeling wordt in ieder geval steekproefsgewijs getoetst op:

  • fundering;

  • hoofddraagconstructie;

  • stabiliteit / berekening.

Het doel van deze toets is het bieden van een veilige leefomgeving.

2.3.1.3 Brandveilig gebruik bouwwerk

In het Bor is opgesomd in welke gevallen sprake is van een vergunningplicht. In alle gevallen gaat het om het in gebruik nemen van een bouwwerk, bestemd voor het verblijf van een kwetsbare doelgroep. Om deze reden wordt de toets aan het Bouwbesluit in deze gevallen volledig gedaan.

Op grond van het Bouwbesluit is er voor een bepaalde categorie bouwwerken een Melding brandveilig gebruik nodig. Dit is ook het geval als er gebruik is gemaakt van een gelijkwaardige oplossing.

Vergunningaanvragen en meldingen worden voor advies voorgelegd aan de VRU.

Bouwwerken welke qua omvang gelijk zijn met vergunningsvrije bouwwerken worden niet getoetst door de VRU. De categorie vergroten woning, bijvoorbeeld een aanvraag voor een dakopbouw wordt meestal niet aangeboden aan de brandweer. In de praktijk blijkt dat het opnemen van de voorwaarde om een rookmelder te plaatsen voldoende is.

Het doel van deze toets is het bieden van een veilige leefomgeving.

2.3.1.4 Milieu-inrichtingen

Inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer zijn onder te verdelen in:

 De ODRU adviseert over de vergunningsplichtige en meldingsplichtige inrichtingen en handelt deze, indien passend binnen het mandaat, zelfstandig af.

Het doel van deze toets is het beschermen van het milieu, het waarborgen van gezondheidsaspecten en het respecteren van aanwezige natuurwaarden.

2.3.1.5 Sloopwerkzaamheden met of zonder asbest

Een sloopmelding is vereist op basis van het Bouwbesluit 2012 wanneer er sprake is van het verwijderen van meer dan 10m3 sloopafval of wanneer er sprake is van het verwijderen van asbest.

In het Bouwbesluit 2012 staan rechtstreeks werkende regels, zoals regels ten aanzien van overlast en hinder bij sloopactiviteiten (geluidhinder, stofhinder, etc.). Bij grote sloopplannen waarbij veiligheid van belendende bouwwerken en percelen en de weggebruikers gewaarborgd dient te blijven, moet de melder een sloopveiligheidsplan indienen. Hierin staat beschreven hoe de sloper deze veiligheid denkt te waarborgen (zoals: het afsluiten van het sloopterrein, zorgdragen voor voorzieningen, zodat het sloopafval niet op de openbare weg belandt, het gebruik van kranen, rijroutes van vrachtwagens van en naar de slooplocatie, etc.).

Het verwijderen van asbest mag alleen worden uitgevoerd door gecertificeerde sloopbedrijven. Bij het indienen van de melding controleert de gemeente of de sloper ook daadwerkelijk gecertificeerd is.

Doel van de sloopmelding is om veiligheid voor weggebruikers en belendende percelen te waarborgen, de afvalstoffenstroom van het vrijgekomen sloopafval (inclusief asbest) te bewaken en te controleren of een sloper gecertificeerd is voor het verwijderen van asbest (als dit aan de orde is tijdens de sloopactiviteiten).

2.3.1.6 Aanpassen rijksmonument

Aanvragen omgevingsvergunning met de activiteit ‘Aanpassen rijksmonument’ worden voorgelegd aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) De RCE moet een verklaring van geen bedenkingen afgeven.

Het doel van deze toets is het respecteren en beschermen van cultuurhistorisch erfgoed.

2.3.1.7 Natuurwetgeving

(Bouw)plannen kunnen gevolgen hebben voor natuur en de flora en fauna. Als bij toetsing van het plan blijkt dat hiervan sprake kan zijn, wordt de aanvrager gevraagd een quickscan uit te voeren. De uitkomst kan zijn dat ook een vergunning volgens de Wet Natuurbescherming of een ontheffing van de Flora- en Faunawet moet worden aangevraagd. Het is aan de aanvrager om ervoor te kiezen om deze procedure apart te voeren of aan te laten haken bij de aanvraag omgevingsvergunning.

Het doel van deze toets is het respecteren en beschermen van aanwezige natuurwaarden en ecologische waarden.

2.3.2. Toets APV en DHW

De gemeente heeft de bevoegdheid om regels te stellen voor de openbare ruimte in het kader van leefbaarheid en openbare orde en veiligheid. In de APV is de gemeentelijke regelgeving op dit gebied opgenomen. Het gaat met name om onderwerpen en activiteiten die in de openbare buitenruimte plaatsvinden: exploitatievergunningen, grote evenementen, collectevergunningen, plaatsen van containers, etc. Regelmatig moet de APV worden aangepast: soms omdat de landelijke regelgeving gewijzigd is, soms omdat de situatie hierom vraagt en inzichten gewijzigd zijn. De APV wordt door de gemeenteraad vastgesteld en is grotendeels gebaseerd op de modelverordening van de VNG. In De Ronde Venen wordt ernaar gestreefd om de lokale regelgeving te minimaliseren en dus ook het aantal regels in de APV te beperken.

Aanvragen voor vergunningen en ontheffingen op grond van de DHW kennen naast de wet geen apart toetsingskader. Voor het bepalen van het risico van een evenement wordt de risicoscan evenementenveiligheid van de VRU (veiligheidsregio Utrecht) gebruikt. Dit instrument wordt door de hele regio gebruikt en hiermee wordt bepaald of het evenement qua risico een A (laag), B (midden) of C (hoog) evenement is. Hierop worden de inzet van de operationele diensten en de vergunningsvoorwaarden afgestemd.

2.4. Toezicht op omgevingsvergunningen

In dit beleidsplan zijn keuzes gemaakt voor bepaalde toetsingsniveaus. Zo worden bijvoorbeeld bouwwerken en verbouwingen die qua omvang vergunningsvrij gebouwd hadden kunnen worden niet meer beoordeeld c.q. getoetst aan het Bouwbesluit. Het is dan niet logisch om daar dan wel toezicht op te houden. Het toetsingsniveau is dan ook gelijk aan de toetsmatrix.

Bouwwerken en verbouwingen die vergunningsvrij zijn gebouwd worden niet getoetst aan het Bouwbesluit.

Als uit geconstateerde feiten gerede twijfel bestaat dat er in ernstige mate niet is gebouwd volgens het Bouwbesluit dan zal de eigenaar worden verzocht alsnog volgens het Bouwbesluit te bouwen en/of te verbouwen. Dit geldt overigens ook voor vergunningsvrij bouwen en/of verbouwen.

Bij ernstige geconstateerde gebreken zal handhavend worden opgetreden.

Bijlage 1 Toetsniveaus gemeente De Ronde Venen

afbeelding binnen de regeling Niveau 0 geeft aan dat het onderdeel niet getoetst zal worden aan het Bouwbesluit.

afbeelding binnen de regeling Niveau 1 geeft in beginsel minimale invulling aan de taak van de toetsende instantie. Niveau 1 kan worden toegepast op voorschriften waarvan de kans dat daaraan niet wordt voldaan zeer gering is en waarvan bovendien de gevolgen van niet-voldoen zeer gering zijn. Met andere woorden, het gaat hierbij om voorschriften met een gering risico (= kans x effect!). In Bouwbesluit 2012 is het aantal voorschriften met 30% terug gebracht en de resterende voorschriften zijn daarom in principe zo relevant, dat het toekennen van niveau 1 in de matrix alleen nog uitzonderingen betreft. Indien relevante gegevens niet aanwezig zijn en het bevoegd gezag niet om aanvulling heeft gevraagd, dan kan de vergunning hier niet meer op worden aangehouden/geweigerd.

Feitelijk is niveau 1 niet meer dan het beoordelen of alle stukken beschikbaar zijn die conform de Mor nodig zijn om de aanvraag (voor een bouwactiviteit) inhoudelijk te kunnen behandelen. Voorheen werd deze beoordeling aangeduid als de ontvankelijkheidstoets conform het besluit indieningsvereisten uit de MOR.

afbeelding binnen de regeling Niveau 2 is inhoudelijk het basisniveau binnen de matrix. Het is mogelijk om op basis van een aannemelijke uitkomst een vergunning te verlenen, nadere gegevens te vragen of een aanvullende buitencontrole voor te schrijven. Een vergunning weigeren op basis van een niet aannemelijke uitkomst zal vrijwel altijd in strijd zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel. Indien een uitkomst niet aannemelijk is, zal de berekening altijd gecontroleerd/nagerekend moeten worden. Ook kan de aanvrager verzocht worden om door aanvulling van gegevens meer duidelijkheid te verschaffen.

afbeelding binnen de regeling Niveau 3 is het niveau van toetsen voor voorschriften met betrekking tot veiligheid en gezondheid, met name van kwetsbare groepen. Niveau 3 is eveneens geadviseerd voor voorschriften die gesteld zijn in het algemeen belang. Het bepalen van wat de belangrijkste berekeningen zijn blijft een taak van de toetser. Hiervoor is geen eenduidige instructie te geven. Welke aspecten moeten worden nagerekend wordt bepaald op basis van de resultaten van de visuele toets.

afbeelding binnen de regeling Niveau 4 is volledig toetsen: alles in samenhang controleren. Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen, in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en worden de uitkomsten gecontroleerd/nagerekend.

Niveau 4 komt in de matrix voor met betrekking tot toepassing van gelijkwaardige oplossingen (art. 1.3 van Bouwbesluit 2012) en energiezuinigheid bij de woonfunctie. In de praktijk zal toetsen op niveau 4 voorkomen wanneer de kwaliteit van de aanvraag dan wel de veronderstelde weigeringsgrond aanleiding geeft tot het zwaarder toetsen dan volgt uit de matrix. Niveau 4 is zeer geschikt om bepaalde, al dan niet tijdelijke of gebiedsgewijze speerpunten binnen het gemeentelijk beleid extra invulling te geven, bijv. bij een project Duurzaam Bouwen, veiligheid bij wonen nabij een industriegebied.

Bijlage 2 Toetsmatrix gemeente De Ronde Venen

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling