Verordening op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de gemeente De Ronde Venen 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Verordening op de aanleg, het houden, het onderhoud, het gebruik en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimten in de gemeente De Ronde Venen 2011

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

College

college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen

b.

BOR

afdeling Beheer Openbare Ruimte van de gemeente De Ronde Venen

c.

Leiding

een buis bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, of een kabel, gelegen in, op of boven de grond, met uitzondering van bovengrondse hoogspanningskabels, of in kunstwerken, met alle daarbij behorende voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten, etc.

d.

Openbare ruimte

alle voor het publiek openbare, al dan niet met enige beperking, toegankelijke plaatsen binnen de gemeente De Ronde Venen

e.

Werkzaamheden

werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van leidingen in of op openbare gronden

f.

Huisaansluiting

het gedeelte van de kabel van minder dan 25 meter in openbare gronden dat een netwerk verbindt met een netwerkaansluitpunt

g.

Kunstwerken

voor de geleiding van een leiding aangebrachte infrastructuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan leidingentunnels en leidingenviaducten, en in infrastructuur aanwezige voorzieningen ten behoeve van de geleiding van leidingen

h.

Leidingexploitant

degene onder wiens verantwoordelijkheid een leiding wordt aangelegd, beheerd of geëxploiteerd, waaronder tevens wordt begrepen degene die een vergunning voor het aanleggen van een leiding heeft aangevraagd

i.

Ondergrondse obstakels

bodemverontreiniging, materialen, objecten en stoffen die nadelige beïnvloeding van de staat van de aan te leggen of gelegde leiding tot gevolg hebben of kunnen hebben

j.

Groot onderhoud

hieronder vallen de werken die in het reguliere nutsoverleg worden besproken

k.

Bijzondere bestrating

bestrating die qua kleur, vorm, afmetingen of samenstelling afwijkt van wat er in deze gemeente gebruikelijk is

l.

Handboek

‘Handboek Leidingen 2011’

m.

Verlegregeling

Verlegregeling De Ronde Venen 2011

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de aanleg, het houden, het onderhouden, de exploitatie en het verwijderen van leidingen in de openbare ruimte en in of op kunstwerken.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op kabels, als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de Telecommunicatiewet en op leidingen, die onderdeel zijn van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer of deel uitmaken van drukapparatuur als bedoeld in het Warenwetbesluit drukapparatuur.

Artikel 3 Handboek

Het college stelt ter uitvoering van deze verordening een Handboek vast waarin onder meer bepalingen zijn opgenomen betreffende de veiligheid, het ontwerp, het beheer, de aanleg, het onderhoud, de exploitatie en het verwijderen van leidingen.

Artikel 4 Vergunningplicht

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning leidingen in, op of boven de openbare ruimte en in of op kunstwerken:

    • a.

      aan te leggen of te houden;

    • b.

      te onderhouden of te exploiteren;

    • c.

      te verwijderen.

  • 2. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning bestaande leidingen:

    • a.

      te wijzigen;

    • b.

      te verplaatsen;

    • c.

      een andere functie te geven dan in de vergunning is omschreven.

Artikel 5 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

  • 1. Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt dit voornemen ten minste acht weken voor aanvang van de werkzaamheden schriftelijk aan het college.

  • 2. Het college neemt in het Handboek op welke gegevens en documenten voor de beoordeling van de aanvraag benodigd zijn.

  • 3. In geval van het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds aangebrachte voorzieningen, van reparaties of van het maken van huisaansluitingen met een maximale lengte van 25 meter in de openbare ruimte, moeten deze, in afwijking van lid 1, minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang van deze werkzaamheden worden gemeld met het daarvoor vastgestelde formulier ‘graafbon’ aan het college.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op hoogspanningskabels zijnde kabels van meer dan 380 kVolt.

  • 5. Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de melding bedoeld in het lid 1 van dit artikel voor te bereiden.

  • 6. Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, dan wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

Artikel 6 Ernstige belemmeringen en storingen

  • 1.

    Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmeringen of storingen van het netwerk volstaat de aanbieder met een melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. De aanbieder maakt achteraf zo spoedig mogelijk melding van de werkzaamheden met het daarvoor vastgestelde formulier ‘graafbon’ aan het college.

Artikel 7 Geldigheid vergunning

  • 1. De leidingexploitant draagt er zorg voor dat de aan de vergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.

  • 2. Indien de leiding ten aanzien waarvan een vergunning is verleend wordt overgedragen of de leidingexploitant in een andere rechtsvorm wordt omgezet, melden de oude en de nieuwe leidingexploitant respectievelijk meldt de nieuwe rechtspersoon dit onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan het college in de vergunning bepalen dat de vergunning slechts geldt voor de leidingexploitant.

  • 4. Onverlet de krachtens deze verordening verleende vergunning is, voor zover van toepassing, tevens een vergunning, -melding op grond van artikel 2.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening De Ronde Venen benodigd. Deze toestemming is opgenomen in de door BOR te verlenen ‘graafbon’.

Artikel 8 Beslissingstermijn en aanhouding

  • 1. Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van deze verordening wordt genomen uiterlijk acht weken na de datum van ontvangst van de melding. Indien een beslissing niet binnen acht weken kan worden genomen, deelt het college dit schriftelijk aan de aanvrager mede. Daarbij noemt het college een redelijke termijn waarbinnen de beslissing alsnog tegemoet kan worden gezien.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid houdt het college de beslissing aan, indien er in verband met werkzaamheden ten behoeve van het openbaar elektronisch communicatienetwerk een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een omgevingsvergunning voor het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van een houtopstand is vereist. Het college stelt de aanvrager onverwijld schriftelijk in kennis van de aanhouding.

  • 3. De in het tweede lid genoemde aanhouding eindigt op de dag na die waarop een onherroepelijke beslissing op de betreffende aanvraag is genomen.

  • 4. De vergunning wordt in ieder geval geweigerd, indien niet wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 9 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van leidingen, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmeting van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een leidingennetwerk.

  • 2. De nadere regels bedoeld in het eerste lid kunnen betrekking hebben op:

  • a. De bescherming van de openbare orde;

  • b. De bescherming van de bodem;

  • c. De bescherming van de volksgezondheid;

  • d. De voorkoming van gevaar, schade of hinder;

  • e. De verkeersveiligheid en goede doorstroming van het verkeer;

  • f. Het verschaffen van nadere informatie;

  • g. De bescherming en ongestoorde exploitatie van naburige leidingen;

  • h. De afstemming met andere werken;

  • i. De verzekering van de toestand waarin het tracé na voltooiing van het werk moet worden opgeleverd;

  • j. Het behoud van de integriteit van de leiding;

  • k. De bepaling van het tijdstip waarop de feitelijke werkzaamheden aan de leiding mogen of moeten beginnen;

  • l. Het tijdschema voor de aanleg, wijziging of verwijdering van de leiding;

  • m. De bepaling van onderhoudsverplichtingen;

  • n. Het tracé waar de leiding moet worden gelegd en gehouden.

  • 3. Het college kan met het oog op de belangen bedoeld in het tweede lid een verleende vergunning wijzigen.

  • 4. Met de werkzaamheden moet binnen zes maanden na de in de vergunning opgenomen datum van aanvang van de werkzaamheden zijn gestart. De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen zes maanden na de feitelijke aanvang van de werkzaamheden. Het college kan in de vergunning ruimere termijnen opnemen.

  • 5. Indien binnen vijf jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de leidingexploitant werkzaamheden moet uitvoeren, verlangt het college specifiek schadeherstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de leidingexploitant.

  • 6. Indien de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren in bijzondere bestrating, verlangt het college specifiek schadeherstel.

  • 7. Het college kan de vergunning onverminderd het bepaalde in het derde lid, wijzigen of intrekken, indien:

  • a. De leidingexploitant de exploitatie en het onderhoud van de leiding gedurende een aaneengesloten periode van ten minste zes maanden staakt dan wel de leiding anderszins gedurende een periode van ten minste zes maanden niet in gebruik is en niet onderhouden is;

  • b. Blijkt dat de vergunning op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

  • c. De vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

  • d. De leidingexploitant het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;

  • e. Na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;

  • f. Dit noodzakelijk is vanwege de uitvoering van werken.

Artikel 10 Opzeggen vergunning en eigendom

  • 1. Het college trekt de vergunning in indien de leidingexploitant schriftelijk aan het college verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken.

  • 2. Degene die een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de leiding na opzegging in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als leidingexploitant, tenzij de leiding is overgedragen of wordt geëxploiteerd of beheerd door een andere persoon, in welk geval laatstgenoemde persoon als leidingexploitant wordt beschouwd.

  • 3. In afwijking van het tweede lid wordt in het geval van een persoonsgebonden vergunning als bedoeld in artikel 7, derde lid, de vergunninghouder als leidingexploitant beschouwd tot het moment dat hij schriftelijk aan het college verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken en de exploitatie van de leiding staakt of de leiding waar de vergunning betrekking op heeft in eigendom overdraagt en hij daarvan schriftelijk melding heeft gemaakt bij het college, met dien verstande dat hij het bewijs van de overdracht kan leveren.

Artikel 11 Opleveren leidingtracé

  • 1. De leidingexploitant draagt ervoor zorg dat het leidingtracé na afloop van het werk in de oorspronkelijke, dan wel in de vergunning omschreven staat wordt opgeleverd.

  • 2. Indien door de leidingexploitant werkzaamheden aan leidingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd, brengt het college de kosten voor nader herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van die openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden bij de leidingexploitant in rekening conform de ‘Schaderegeling Ingravingen De Ronde Venen’, zoals vermeld in het Handboek.

Artikel 12 Ondergrondse obstakels

  • 1. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ondergrondse obstakels worden aangetroffen, meldt de leidingexploitant dit onverwijld aan het college.

  • 2. Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de leiding aan de leidingexploitant maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt en opschorting van de werkzaamheden gelasten. De kosten van de te nemen maatregelen komen ten laste van de vergunninghouder.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde opschorting wordt pas gelast, indien:

    • a.

      is gebleken dat geen uitvoering is gegeven aan de door het college aan de leidingexploitant opgedragen maatregelen, of

    • b.

      naar het oordeel van het college maatregelen als bedoeld onder a. niet mogelijk zijn.

Artikel 13 Verzoek om revisiegegevens

Het college kan de leidingexploitant verplichten na de voltooiing van het werk afschriften van tekeningen, waaruit de feitelijke situatie na de uitvoering van de werkzaamheden blijkt, om niet aan het college ter beschikking te stellen.

Artikel 14 Het beheer van leidingen

  • 1. De leidingexploitant is verplicht, met inachtneming van het Handboek, zorg te dragen voor een goede staat van onderhoud van de leiding.

  • 2. Het college kan de leidingexploitant verplichten periodiek aan het college een door een onafhankelijk en deskundig bureau opgesteld rapport te verstrekken, waarin wordt aangetoond dat de leiding voldoet aan de beperkingen en voorschriften waaronder de vergunning is verleend. De leidingexploitant draagt de kosten van dit onderzoek.

  • 3. Indien naar het oordeel van het college een leiding onvoldoende is onderhouden, zendt het college een aanzegging naar de leidingexploitant. De leidingexploitant meldt binnen de in de aanzegging bepaalde termijn op welke wijze en binnen welke termijn de onderhoudswerkzaamheden zullen worden verricht. Het college trekt de vergunning in indien de leidingexploitant de onderhoudswerkzaamheden niet binnen de in de aanzegging gestelde termijn heeft voltooid.

  • 4. Indien voor het verrichten van onderhoud aan de leiding graafwerkzaamheden in de openbare ruimte noodzakelijk zijn, zijn artikel 11 tot en met artikel 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Nadeelcompensatie

  • 1. Indien blijkt dat een leidingexploitant als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, kent het college op verzoek aan hem een vergoeding toe.

  • 2. Op het verzoek zoals genoemd in het eerste lid wordt overeenkomstig de Verlegregeling De Ronde Venen 2011 beslist.

Artikel 16 Milieuhinder

  • 1. De leidingexploitant is verplicht verontreiniging, gevaar of hinder, dan wel storingen waarbij verontreiniging, gevaar of hinder kunnen optreden, onmiddellijk conform de procedures als beschreven in het Handboek te melden aan het college en alle maatregelen te treffen teneinde verdere verontreiniging, schade of hinder te voorkomen.

  • 2. Het college kan de leidingexploitant opdragen een milieutechnisch onderzoek dan wel een onderzoek naar mogelijk gevaar of hinder uit te voeren, indien een redelijk vermoeden bestaat van verontreiniging, gevaar of hinder, ontstaan bij de exploitatie van de leiding. De kosten voor dit onderzoek komen voor rekening van de leidingexploitant.

  • 3. Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé van de leiding opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende leiding en, indien sprake is van een vergrote kans op verontreiniging, gevaar of hinder door belendende leidingen, van belendende leidingen.

Artikel 17 Verwijderen van leidingen

  • 1. De leidingexploitant is verplicht na het verlopen, opzeggen of geheel of gedeeltelijke intrekken van de vergunning de leiding binnen een door het college te bepalen termijn te verwijderen.

  • 2. De artikelen 4, 11, 12 en 13 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op de verwijderingen, zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 18 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 19 Overtredingen

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 4, 7, tweede lid, 9, vierde lid, 12, eerste lid, 14, eerste lid en derde lid, tweede volzin, 16, derde lid, en 17, eerste lid, van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 20 Intrekking oude verordening

De Leidingenverordening De Ronde Venen 2006, vastgesteld op 19 oktober 2006, wordt ingetrokken.

Artikel 21 Overgangsrecht

  • 1. Voor leidingen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening in de grond aanwezig en in gebruik zijn geldt de schriftelijke toestemming dan wel vergunning op grond waarvan de leidingen gelegd zijn als een toestemming dan wel vergunning krachtens deze verordening.

  • 2. Indien het college van oordeel is dat een schriftelijke toestemming dan wel reeds verleende vergunning als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening kan het college de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen de leidingexploitant het college nadere informatie over de leiding dient te verschaffen of een aanvraag voor een vergunning moet indienen, bij gebreke waarvan de schriftelijke toestemming bij een door het college te bepalen tijdstip komt te vervallen.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Leidingenverordening De Ronde Venen 2011’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente De Ronde Venen d.d. 3 januari 2011.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,

TOELICHTING BIJ DE LEIDINGENVERORDENING DE RONDE VENEN 2011

Algemeen

Het transport via ondergrondse leidingen heeft de afgelopen decennia een hoge vlucht genomen. De relatief lage transportkosten en aanzienlijke voordelen ten opzichte van de overige vervoersmodaliteiten hebben ertoe geleid dat veel bedrijven hebben geïnvesteerd in het ondergrondse transport. Op het grondgebied van de gemeente De Ronde Venen is dan ook een zeer uitgebreid netwerk aan ondergrondse leidingen (kabels en buizen) ontstaan.

Juridische basis

Het leggen en houden van leidingen wordt nu publiekrechtelijk vergund. Voor het leggen en houden van telecomkabels is de Telecommunicatieverordening De Ronde Venen beschikbaar. Voor overige leidingen is nu geen zelfstandige verordening van kracht. De nu voorliggende Leidingenverordening (LVDRV) is gebaseerd op de artikelen 149, 154 en 156 van de Gemeentewet. Kernartikel van de Leidingverordening is artikel 4: het is verboden in de openbare ruimte een leiding aan te leggen, te houden, te exploiteren en te verwijderen zonder een vergunning van het college. Kernpunten van de LVDRV en de daaraan gekoppelde vergunningen zijn:

  • ·

    De veiligheid van de leidingen;

  • ·

    Het minimaliseren van risico’s voor milieu en gezondheid van mens en dier;

  • ·

    Te stellen eisen aan ordening en allocatie van leidingen;

  • ·

    Te stellen eisen aan exploitatie en onderhoud;

  • ·

    Te stellen eisen aan wijzigingen van leidingentracés en verwijdering van leidingen.

De verordening geeft het college de bevoegdheid om nadere regels te stellen ter uitvoering van de verordening. Deze nadere regels zullen worden neergelegd in het Handboek en voornamelijk technische eisen behelzen (met verwijzing naar bijvoorbeeld NEN-normen) en eisen waaraan bijvoorbeeld een aanvraag moet voldoen. Deze opzet is gekozen om het college in staat te stellen flexibel te reageren op nieuwe ontwikkelingen op technisch gebied.

In sommige gevallen zullen behalve een vergunning op basis van deze verordening ook vergunningen op grond van andere wettelijke regelingen nodig zijn. Zo laat de LVDRV de afgifte van eventuele milieu- en bouwvergunningen onverlet. Ook kunnen vergunningen van andere dan de gemeentelijke organisatie nodig zijn, zoals vergunningen van waterschappen, etc.

Toepassingsbereik

De verordening is van toepassing op alle leidingen die zich bevinden in de openbare ruimte en in of op voor leidingen bestemde kunstwerken binnen de gemeente De Ronde Venen. Het begrip ‘openbare ruimte’ moet breed worden opgevat en bevat in beginsel alle ruimten die al dan niet met enige beperking algemeen toegankelijk zijn.

Bestuurlijke, administratieve lasten

Zoals uiteengezet hebben leidingexploitanten ook nu een vergunning nodig voor het leggen, hebben en exploiteren van leidingen. De voorgestelde Leidingverordening beoogt voor het vergunnen van deze leidingen een solide grondslag te creëren. De invoering van de Leidingenverordening brengt dan ook geen verzwaring van de bestuurlijke en/of administratieve lasten mee, voor de gemeente noch voor de leidingexploitanten.

Handhaving

Wat over de bestuurlijke, administratieve lasten is gezegd, geldt ook voor de handhaving. Ook nu wordt het leggen, hebben en exploiteren van leidingen gehandhaafd. Het college is belast met de vergunningverlening van de vergunde leidingen. Het toezicht op de naleving bij de uitvoering van de op de APV vergunde leidingen en, in de toekomst, op de Leidingverordening is in handen van de hiertoe benoemde toezichthouders, de ogen en oren van afdeling BOR in de buitenruimte.

Het toezicht op het beheer en in goede staat houden van de leidingen is op grond van deze leidingenverordening mogelijk geworden en zal door BOR worden uitgevoerd, primair aan de hand van onderzoeksrapporten die vergunninghouders conform de vergunningvoorwaarden dienen op te laten stellen.

Uitvoering en mandatering

De uitvoering van de LVDRV wordt opgedragen aan de afdeling Beheer Openbare Ruimte (hierna: ‘BOR’). Deze afdeling zal in naam en onder verantwoordelijkheid van het college de vergunningverlening ter hand nemen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ LEIDINGENVERORDENING DE RONDE VENEN 2011

Artikel 1 Begripsomschrijving

In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen neergelegd. Van belang is op te merken dat in beginsel alle leidingen in de openbare ruimte waarover de bevoegdheid van het gemeentebestuur zich uitstrekt onder de reikwijdte van de verordening vallen. Ook rioolbuizen vallen onder het toepassingsbereik van de LVDRV. De term 'openbare ruimte' dient in dit verband op eenzelfde wijze geïnterpreteerd te worden als het vergelijkbare begrip ‘openbare plaats' in de Algemene Plaatselijke Verordening. Twee categorieën leidingen zijn van de werkingssfeer uitgezonderd. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 2. Het bereik van de verordening is niet beperkt tot leidingen die in de grond liggen, maar ook leidingen en bijbehorende voorzieningen die door of over zogeheten kunstwerken zijn gelegd vallen onder de reikwijdte van de verordening. Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor leidingen is aangelegd om bijvoorbeeld een natuurlijke barrière (zoals een rivier) over te kunnen steken. Hierbij zij gedacht aan leidingentunnels en leidingenviaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd. In artikel 2, eerste lid, is de reikwijdte expliciet aangegeven. Bovengrondse hoogspanningskabels zijn uitgezonderd van de definitie van ‘leiding’ en vallen dus niet onder de vergunningplicht van de verordening.

Met het begrip leidingexploitant wordt in eerste instantie bedoeld degene in wiens opdracht de leiding wordt aangelegd. Voor het gemak wordt de aanvrager van een vergunning ook als leidingexploitant aangemerkt, hoewel daar feitelijk nog geen sprake van kan zijn (er is immers in geval van nieuwe leidingen nog geen leiding aanwezig). Nadat de leiding is aangelegd, zal de exploitant of beheerder van de leiding worden beschouwd als leidingexploitant. Veelal zal dat degene zijn onder wiens verantwoordelijkheid de leiding is aangelegd, maar dat behoeft niet altijd het geval te zijn. In geval van overdracht van de leiding gelden specifieke regels. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 7.

Artikel 2 Reikwijdte veroderning

In dit artikel wordt het toepassingsbereik van de verordening weergegeven. In de toelichting bij artikel 1 is reeds ingegaan op het begrip ‘openbare ruimte’. Verder maakt het eerste lid van dit artikel duidelijk dat alle stadia van werkzaamheden, die verband houden met een leiding, onder de werkingssfeer vallen: van aanleg, wijziging en onderhoud tot verwijdering en herstel van de openbare ruimte.

In het tweede lid zijn kabels, die vallen binnen de reikwijdte van de Telecommunicatiewet en Telecommunicatieverordening, uitgezonderd van de werkingssfeer van deze verordening. Voor de aanleg, exploitatie en wijziging van die leidingen is dan ook geen vergunning op basis van deze verordening benodigd, maar gelden de gedoogplicht en het instemmingbesluit op basis van voornoemde wet en verordening. Tevens zijn uitgezonderd alle leidingen die deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Niet is beoogd de leidingen die aanwezig zijn bij individuele bedrijven onder de vergunningplicht te stellen. Ook vallen leidingen die deel uitmaken van drukapparatuur in de zin van het Warenwetbesluit drukapparatuur niet onder de werkingssfeer van deze verordening. Dit betreft overigens meestal leidingen die niet in de openbare ruimte liggen.

Artikel 3 Handboek

Dit artikel biedt de grondslag voor het college om ter uitvoering van de verordening nadere regels te stellen. Deze nadere regels zijn vervat in het Handboek. Door vaststelling van het Handboek krijgen de daarin neergelegde normen een publiekrechtelijk karakter. In de overige artikelen van de verordening wordt verwezen naar het op basis van dit artikel vastgestelde Handboek. Beoogd is hierin voornamelijk technische voorschriften op te nemen op het gebied van veiligheid van leidingen en de uitvoering van werkzaamheden. Ook is in het Handboek opgenomen welke informatie moet worden aangeleverd bij het indienen van een aanvraag.

Het Handboek ligt voor belangstellenden en betrokkenen bij BOR ter inzage. Tevens is het Handboek op gemeentelijke website te raadplegen.

Artikel 4 Verguningplicht

Dit artikel vormt de kern van het vergunningenstelsel. Het is verboden om een leiding aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) of te verwijderen, tenzij de leidingexploitant in het bezit is van een vergunning. Normaliter zullen in een vergunning ten behoeve van aanleg en exploitatie alleen voorwaarden worden opgenomen die betrekking hebben op die handelingen. Voor de verwijdering van een leiding zal een afzonderlijke vergunning (of een wijziging van de bestaande vergunning) benodigd zijn. Zie voor de verwijdering van leidingen ook de toelichting bij artikel 17.

Artikel 5 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden

Dit artikel bepaalt dat de vergunning wordt verleend indien wordt voldaan aan de voorschriften in deze verordening en het Handboek. De vergunningverlenende bevoegdheid is gemandateerd aan de gemeentesecretaris van de gemeente De Ronde Venen. Degene die een leiding wenst aan te leggen (of te wijzigen of verwijderen etc.) dient daartoe een aanvraag in bij de gemeente De Ronde Venen, afdeling Beheer Openbare Ruimte, Postbus 250, 3640 AG Mijdrecht of email kabelsenleidingen@derondevenen.nl. De voor de aanvraag benodigde documenten worden opgesomd in het Handboek en informatie daarover is verkrijgbaar bij BOR.

In het derde lid van dit artikel is expliciet opgenomen dat voor reparaties over een traject van minder dan 25 meter en voor huisaansluitingen een sterk vereenvoudigde procedure geldt. Vijf werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden dient, door middel van een speciaal formulier, melding gemaakt te worden waarna een toetsing door het college plaatsvindt en toestemming verleend wordt. In de toestemming kunnen voorwaarden worden neergelegd. Gelet op de noodzaak van een veilig beheer van de ondergrondse infrastructuur in dit gebied mag in alle gevallen pas worden gegraven na verlening van een vergunning.

Op grond van het vierde lid geldt de verkorte procedure niet voor werkzaamheden aan hoogspanningskabels. Vanwege de veiligheidsaspecten is het wenselijk dergelijke werkzaamheden te allen tijde aan een vergunningplicht te onderwerpen.

Artikel 6 Ernstige belemmeringen en storingen

Dit artikel bepaalt dat in gevallen van storingen waar reparatie geen uitstel kan lijden en in geval van calamiteiten de meldtermijn van vijf werkdagen niet geldt. Wel dienen reparaties in ieder geval voor aanvang van de werkzaamheden gemeld te zijn en toestemming door het college verstrekt te zijn.

Artikel 7 Geldigheid vergunning

Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat in geval van overdracht (bijv. verkoop) van een leiding de vergunning die op die leiding betrekking heeft, inclusief alle rechten en plichten, overgaat op de nieuwe leidingexploitant. De vergunning is zaaksgebonden en ‘volgt’ het object. Uiteraard dient de nieuwe leidingexploitant zich volledig te houden aan de in de vergunning vermelde voorschriften. Indien wijziging van leidingexploitant plaatsvindt (bij overdracht, maar ook ingeval de rechtspersoonlijkheid wijzigt) moeten zowel de oude als de nieuwe leidingexploitant hiervan melding maken aan het college . Het niet voldoen aan deze meldplicht levert een overtreding op. Op grond van het derde lid kan het college in bijzondere gevallen bepalen dat de vergunning persoonsgebonden en daarmee niet overdraagbaar is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij leidingen die gebruikt worden voor zeer gevaarlijke stoffen.

Artikel 8 Beslissingstermijn en aanhouding

Dit artikel regelt de beslistermijn voor het college. Tevens wordt in dit artikel de verhouding weergegeven met andere vergunningen. De beslissing op een aanvraag voor een leidingenvergunning wordt aangehouden zolang geen omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning op grond van de Wet Milieubeheer of een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand verstrekt is en deze vergunningen formele rechtskracht hebben. Dit geldt uiteraard alleen indien een dergelijke vergunning vereist is. Zie voor de samenloop met een vergunning om de weg open te breken artikel 7.

Artikel 9 Voorschriften en beperking

Dit artikel biedt de basis om aan de vergunning voorwaarden en beperkingen te verbinden. De verordening en het Handboek vormen daarvoor gezamenlijk het kader. In het tweede lid staat een limitatieve lijst van belangen waartoe de voorwaarden en beperkingen kunnen strekken. Van belang is ook de bevoegdheid om aan de vergunning een beperkte tijdsduur te verbinden. Zodra die termijn afloopt, zal de leidingexploitant de leiding in beginsel moeten verwijderen. Vanzelfsprekend kan de leidingexploitant afspreken dat de leiding wordt overgedragen of op een later tijdstip wordt verwijderd. Zie ook de toelichting bij artikel 17.

De leden 1 en 2 geven aan welke voorschriften en beperkingen aan de vergunning kunnen worden verbonden. Het gaat in hoofdzaak om belangen van de openbare orde, het beheer en onderhoud en de bestemmingen van de openbare gronden, verkeersbelangen, medegebruik van voorzieningen en afstemming met andere werken. Verder dienen bij de aanleg van de kabels en leidingen de voorschriften van het Handboek in acht te worden genomen.

Lid 3 biedt de basis voor het college om na afgifte uit eigen beweging een vergunning te wijzigen of aan te vullen. Vanzelfsprekend dient het college daarbij de belangen, genoemd in het tweede lid, algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de Algemene wet bestuursrecht in acht te nemen.

Lid vier bepaalt dat binnen zes maanden na de in de vergunning opgenomen datum van aanvang van de werkzaamheden gestart moet zijn en dat de werkzaamheden moeten starten binnen zes maanden na afgifte van het instemmingsbesluit en worden voltooid binnen zes maanden na deze start voltooid moeten zijn. Wordt hieraan niet voldaan, dan vervalt het instemmingsbesluit.

Leden 5 en 6 hebben betrekking op het geval dat binnen vijf jaar na groot onderhoud of herinrichting van een openbaar gebied dan wel in een bijzondere bestrating (sierbestrating) een leidingexploitant opnieuw werkzaamheden wenst uit te voeren. Er kunnen dan bijzondere voorwaarden worden gesteld aan het herstel van de straat. Als bijzondere voorwaarde kan worden gesteld dat de weg inclusief fundering als nieuw wordt hersteld.

Als nieuw herstellen kan hierbij als volgt gedefinieerd worden:

Fundering:

Bij het aanvullen van sleuven dienen de grondsoorten en funderingsmaterialen te worden aangebracht in de oorspronkelijke lagen. De dikten van de lagen dienen gelijk te zijn aan de oorspronkelijke laagdikten. De aanvullingen dienen laagsgewijs te worden verdicht.

Straatwerk:

Het opgenomen straatwerk dient te worden aangebracht in oorspronkelijk verband. Dit wordt evenals de werkzaamheden aan de kabels en leidingen en het herstel van de fundering uitgevoerd door het nutsbedrijf. Na 6 tot 12 maanden, afhankelijk van de mate van zetting, zal voor rekening van het nutsbedrijf door de gemeente het straatwerk als nieuw worden hersteld. Hierbij wordt bij langssleuven het gehele wegvakonderdeel (gerekend van band tot band, band tot goot of goot tot goot) over de gehele lengte waarover het nutsbedrijf werkzaamheden heeft uitgevoerd plus 2 meter herstraat. Bij dwarssleuven en lasgaten zal per project bekeken worden of het gehele wegvak of een gedeelte van het wegvak herstraat zal worden, afhankelijk van het aantal sleuven en gaten.

Het leggen van een kabel en/ of leiding heeft altijd tot gevolg dat de weg of het openbaar groen wordt beschadigd. De veroorzaker dient deze schade te (laten) herstellen.

Artikel 10 Opzeggen vergunning en eigendom

In geval de leidingexploitant niet langer van een vergunning gebruik wenst te maken, kan hij hiervan schriftelijk mededeling doen aan het college. Met het afstand doen van de vergunning vervallen alle rechten die met de vergunning gepaard gaan. De leidingexploitant is vervolgens verplicht de leiding te verwijderen (artikel 17). Om te voorkomen dat een leidingexploitant door het afstand doen van een vergunning niet langer aanspreekbaar zou kunnen zijn, is in het tweede lid aangegeven dat de opzegger nog steeds wordt beschouwd als leidingexploitant in de zin van deze verordening. De verwijderingsplicht rust dan ook op hem. Dit geldt niet indien de leiding is overgedragen aan een andere (rechts)persoon. In dat geval wordt haast vanzelfsprekend de nieuwe eigenaar als leidingexploitant beschouwd. Uit oogpunt van een effectieve handhaving is het derde lid opgenomen waarin staat aangegeven dat in geval van een persoonsgebonden vergunning (zieartikel 7, derde lid) de vergunninghouder te allen tijde als leidingexploitant wordt beschouwd, ook al heeft hij de leiding in eigendom overgedragen. Dit is alleen anders wanneer hij schriftelijk verklaart van de vergunning geen gebruik meer te maken en de exploitatie van de leiding staakt of schriftelijk en (indien het college daarom verzoekt) ondersteund met bewijsstukken melding maakt van de overdracht van de betreffende leiding.

Artikel 11 Opleveren leidingtracé

De leidingexploitant is verantwoordelijk voor een goede en zorgvuldige aanleg van de leiding. Hij moet ervoor zorgen dat de grond of bodem weer in de oorspronkelijke wijze wordt opgeleverd, tenzij in de vergunningvoorwaarden anders is bepaald. Het spreekt voor zich dat in het laatste geval oplevering dient plaats te vinden overeenkomstig de in de vergunning omschreven voorwaarden. Het tweede lid bevat een regeling voor vergoeding van de kosten die gepaard gaan met herstel van de openbare ruimte die een direct gevolg zijn van werkzaamheden aan leidingen.

Artikel 12 Ondergrondse obstakels

Dit artikel heeft betrekking op het aantreffen van bodemverontreiniging en andere ondergrondse obstakels bij de aanleg van een leiding. De term 'bodemverontreiniging' is in deze verordening breder dan de terminologie in de Wet bodembescherming. Aan het college moeten alle stoffen en obstakels gemeld worden, die een nadelige invloed kunnen hebben op de staat van de leiding. Hiermee wordt duidelijk wat de kritieke plaatsen in een leidingtracé zijn. Deze verplichting staat los van de plichten die reeds gelden op grond van de Wet bodembescherming (die is opgesteld vanuit milieubeschermingoptiek). Dit artikel is aanvullend ten opzichte van het in voornoemde wet neergelegde regime.

In geval dergelijke verontreiniging of obstakels worden aangetroffen dat aanleg van een leiding niet verantwoord is als de verontreiniging of obstakels niet eerst zijn opgeruimd, kan het college de leidingexploitant opdragen bepaalde maatregelen te treffen. De kosten voor deze maatregelen komen ten laste van de leidingexploitant zelf. Als sluitstuk kan het college opschorting van de werkzaamheden vorderen. Bij het opleggen van dergelijke maatregelen vormen de belangen die beschermd worden met deze verordening het beoordelings- en beslissingskader.

Artikel 13 Verzoek om revisiegegevens

Dit artikel stelt het college in staat om te allen tijde zonder daarvoor een vergoeding verschuldigd te zijn zogeheten ‘as built’- en/of revisietekeningen op te vragen.

Artikel 14 Het beheer van leidingen

Een belangrijk element van deze verordening is de onderhoudsplicht. In het Handboek worden de beoordelingscriteria voor goed onderhoud neergelegd, uitgesplitst naar categorieën leidingen. De leidingexploitant is primair verantwoordelijk voor een goede staat van de leiding. Het college kan bepalen dat afschriften van de rapporten aan het college toegezonden moeten worden. In geval de staat van de leiding onvoldoende is, is de leidingexploitant verplicht aan te geven op welke wijze en op welke termijn onderhoudswerkzaamheden zullen worden uitgevoerd.

Indien de onderhoudsinspecties leiden tot de conclusie dat (een deel van) de leiding vervangen moet worden of aangepast moet worden, dan zal daarvoor op basis van artikel 4 een afzonderlijke vergunning moeten worden aangevraagd.

Een belangrijke indicatie van de toestand van de leiding is de mate waarin onderhoud wordt gepleegd aan de leiding. De noodzaak tot onderhoud en de tijdschema's voor onderhoud verschillen van leiding tot leiding en zijn afhankelijk van de getransporteerde stoffen. De vergunninghouder kan verplicht worden om periodiek verslag uit te brengen over de staat van de leiding. Indien naar het oordeel van het college blijkt dat onvoldoende onderhoud is gepleegd, kan het college de leidingexploitant aanzeggen onderhoudswerkzaamheden te verrichten. Op de werkzaamheden aan de leiding en het openbreken van de openbare ruimte zijn de voorschriften over de aanleg van een leiding van overeenkomstige toepassing, hetgeen o.m. betekent dat de aanwijzingen van het college moeten worden opgevolgd.

Artikel 15 Nadeelcompensatie

Het college kan besluiten in de openbare ruimte werken te verrichten die van invloed kunnen zijn op de reeds aanwezige leidingen en kan op grond van dit artikel bepalen dat een leiding verlegd of aangepast moet worden. Daartoe zal het college een bestaande vergunning wijzigen of intrekken. Voor zover de leidingexploitant daarbij schade lijdt die niet tot het normale bedrijfsrisico behoort, zal het college hem een redelijke en billijke schadevergoeding toekennen (nadeelcompensatie). De criteria voor het vaststellen van een vergoeding zijn neergelegd in beleidsregels (Verlegregeling De Ronde Venen 2011).

Artikel 16 Milieuhinder

Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de leidingexploitant in geval van storingen en incidenten waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt. Het geeft het college overigens de bevoegdheid om in voorkomende gevallen (waaronder ook concrete dreiging) maatregelen te treffen ten aanzien van de leiding die het gevaar, hinder of verontreiniging veroorzaakt, maar ook - indien noodzakelijk - ten aanzien van de naburige leidingen. Overigens zal bij de toepassing van deze bevoegdheden zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande incidentenregelingen. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek komt voor rekening van de leidingexploitant.

Artikel 17 Verwijderen van leidingen

Na afloop van de geldigheidsduur van de vergunning, bij intrekking door het college en bij opzegging door de leidingexploitant moet de leiding worden verwijderd. Het ligt voor de hand om in de vergunning zelf voorwaarden op te nemen met betrekking tot het verwijderen van leidingen, maar zulks kan ook na afloop, intrekking of opzegging geschieden. De laatste exploitant of beheerder van de leiding is verplicht om voor verwijdering zorg te dragen. Mocht het om bepaalde redenen noodzakelijk of wenselijk zijn om de betreffende leiding te laten liggen, dan kan wijziging van de bestaande vergunning of een nieuwe vergunning aangevraagd worden.

Artikel 18 Toezicht op de naleving

Beoogd wordt een aantal ambtenaren van BOR aan te wijzen als toezichthouders. Zij zullen toezicht houden op de naleving van de voorschriften bij of krachtens deze verordening. In de praktijk zal BOR toezicht houden op het meest kritieke onderdeel: de aanleg van de leiding. Vervolgens zullen met name de periodieke rapporten over de staat van de individuele leidingen het onderwerp zijn van toezicht.

Artikel 19 Overtredingen

Deze bepaling biedt de mogelijkheid om in voorkomende gevallen strafrechtelijk op te treden. Over het algemeen zal gekozen worden voor bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten en vormt de toepassing van strafrechtelijke sancties in beginsel een uiterste handhavingmiddel.

Artikel 20 Intrekking oude verordening

De oude verordening moet worden ingetrokken zodat de nieuwe verordening in werking kan treden.

Artikel 21 Overgangsrecht

Deze bepaling bevat het overgangsrecht. De eigenaren van de talloze leidingen die thans in de openbare ruimte aanwezig zijn is in de meeste gevallen - al dan niet privaatrechtelijk - een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden verbonden zijn. Die voorwaarden zijn gebaseerd op het huidige Handboek Leidingen dat sinds 2006 als leidraad fungeert voor de afgifte van de privaatrechtelijke toestemmingen en de vergunningen op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de huidige leidingeigenaren hoge kosten moeten maken is ervoor gekozen de huidige toestemmingen te beschouwen als een vergunning in de zin van deze verordening. Er kan zich echter een situatie voordoen waarin het college op basis van de hem ter beschikking staande gegevens van mening is dat het veiligheidsniveau van een bepaalde leiding niet voldoet aan de eisen waar het krachtens deze verordening aan zou moeten voldoen. In dat geval kan het college extra informatie van de leidingexploitant vragen waarna het college ambtshalve kan beslissen of instandhouding van de vergunning uit oogpunt van veiligheid toelaatbaar is. Ook kan het college van de leidingexploitant verlangen dat hij een nieuwe aanvraag indient, vergezeld van de benodigde documenten. Daarbij kan het college een termijn stellen waarbinnen de nadere informatie moet zijn aangeleverd of een nieuwe aanvraag moet zijn ingediend. Met deze systematiek wordt beoogd maatwerk te leveren ten aanzien van de vele, naar aard en leeftijd verschillende leidingen. Overigens zij opgemerkt dat voor leidingen die zonder toestemming of vergunning in de openbare ruimte liggen hoe dan ook een aanvraag moet worden ingediend om een vergunning op grond van de LVDRV te verkrijgen.

Artikel 22 Inwerktreding

De verordening treedt in werking op 1 januari 2011. Op hetzelfde tijdstip wordt de Leidingenverordening De Ronde Venen 2006 ingetrokken. De nog lopende vergunningen voor leidingen die nog niet of niet volledig zijn gelegd blijven van kracht met dien verstande dat ze vallen onder de oude verordening.

Artikel 23 Citeertitel

Door toevoeging van de naam van de gemeente aan de citeertitel is het voor eenieder die de verordening opvraagt duidelijk dat dit de verordening betreft van die met name genoemde gemeente. Door in de citeertitel een jaartal op te nemen is het voor eenieder duidelijk welke versie van de verordening het betreft.