Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2016

De raad van de gemeente De Wolden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 november 2015;

gelet op de artikelen 216, 219 en 224 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2016

(Verordening toeristenbelasting 2016)

Afdeling 1

Verordening toeristenbelasting 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

b. mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;

c. niet-beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;

d. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.

e. voorseizoenplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een zelfde kampeeronderkomen of stacaravan gedurende de weken 13 tot en met 27 van het belastingjaar;

f. naseizoenplaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een zelfde kampeeronderkomen of stacaravan gedurende de weken 33 tot en met 44 van het belastingjaar

Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels, pensions, vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet-beroepsmatig verhuurde ruimten, op vaste standplaatsen en voor- of naseizoenplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam 'toeristenbelasting' een directe belasting geheven.

Artikel 3 Belastingplicht

1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

3. Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

1. door degene, die:

a. als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;

b. verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van het verblijf in of het ter beschikking houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd;

c. een leeftijd heeft tot en met vier jaar.

d. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

1. Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot een: kampeeronderkomen op een vaste standplaats welke:

- ten hoogste 7 maanden wordt gebruikt, bepaald op 2,2

- meer dan 7 doch ten hoogste 12 maanden wordt gebruikt, bepaald op 1,8

- als voorseizoenplaats wordt gebruikt, bepaald op 2

- als naseizoenplaats wordt gebruikt, bepaald op 2

2. Het aantal malen dat de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt met betrekking tot een kampeeronderkomen op een vaste standplaats welke:

- ten hoogste 7 maanden wordt gebruikt, bepaald op 51

- meer dan 7 doch ten hoogste 12 maanden wordt gebruikt, bepaald op 84,5

- als voorseizoenplaats wordt gebruikt, bepaald op 35

- als naseizoenplaats wordt gebruikt, bepaald op 30

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal overnachtingen, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

Artikel 8 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per overnachting € 1,10.

Artikel 9 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wijze van aanslag geheven.

Artikel 11 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 10 worden niet opgelegd.

Artikel 12 Voorlopige aanslag

Na aanvang van het belastingjaar doch niet vóór 1 mei kan aan de belas­ting­plichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste 75% van het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastge­steld.

Artikel 13 Termijnen van betaling

1. Voorlopige aanslagen moeten in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 worden betaald in twee termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de laatste termijn een maand later vervalt.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid geldt dat, ingeval een machtiging is verleend tot automatische incasso en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslag gemeentelijke heffingen, of wanneer het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan minimaal € 125 doch niet meer dan € 1.000 bedraagt, de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste 2 en ten hoogste 4 bedraagt. De eerste termijn vervalt op of omstreeks de vijfentwintigste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de vier termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

4. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, oberdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn lid 1, 2 en 3 van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

5. Definitieve aanslagen moeten in afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990, worden voldaan binnen een maand na dagtekening van het aanslagbiljet.

6. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 14 Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 15 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 16 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De 'Verordening toeristenbelasting 2015’ van 11 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening toeristenbelasting 2016'.

Ondertekening

Zuidwolde, 10 december 2015
De raad voornoemd,
griffier, voorzitter,
drs. I.J. Gehrke, R.T. de Groot