Regeling vervallen per 01-01-2015

Reïntegratieverordening De Wolden 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Reïntegratieverordening De Wolden 2012

RE-INTEGRATIEVERORDENING 2012 – GEMEENTE DE WOLDEN

De Raad van de gemeente De Wolden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van gemeente De Wolden d.d. 28 november 2012;

gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, en artikel 8, eerste lid onder a, e en f Wet werk en bijstand, artikel 10 Wet werk en bijstand; artikel 35, lid 1 Wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werknemers en artikel 35, lid 1, Wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Gewezen Zelfstandigen,

BESLUIT:

vast te stellen de volgende Re-integratieverordening 2012 gemeente De Wolden

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:a. Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid die maatschappelijk aanvaard is onafhankelijk van de aard van het werk, de omvang, het vereiste opleidingsniveau en de hoogte van de beloning;b. ANW’ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet en die als werkzoekende ingeschreven staan bij het UWV WERKbedrijf;c. Arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6 onder b van de Wet werk en bijstand;d. Cliënten: personen waarvoor een voorziening wordt of is ingezet;e. Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden;f. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;g. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;h. Nuggers: de niet-uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 6, lid 1, onderdeel a van de Wet werk en bijstand; i. Ondersteuning: de ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand;j. Raad: de gemeenteraad van de gemeente De Woldenk. Regulier werk: loonvormende algemeen geaccepteerde arbeid;l. Re-integratie instrument: voorziening gericht op arbeidsinschakeling of zelfstandige maatschappelijke participatie m. Re-integratieplan: het samenstel van mogelijke ondersteuning en aanbod van voorzieningen, gericht op de arbeids-inschakeling van de klant; n. Sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten, waaronder inbegrepen deelname aan cursussen en trajecten, gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie en/of het voorkomen van sociaal isolement o. Een traject: een aaneenschakeling van re-integratie instrumenten;p. Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, de IOAW of de IOAZ;q. Voorziening: re-integratie instrumenten en aanvullende faciliteiten indien die onderdeel uitmaken van een traject gericht op re-integratie of zelfstandige maatschappelijke participatie r. Werk: algemeen geaccepteerde arbeids. Wet: de Wet werk en bijstand (WWB)t. WSW: Wet Sociale Werkvoorzieningu. WWB: Wet Werk en Bijstand

  • 2.

    De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1.

    Het college biedt uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, ANW’ers en niet-uitkeringsgerechtigden (verder: nuggers) alsmede personen als bedoeld in artikel 10, lid 2 van de wet ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan. Voor zover het college dat noodzakelijk acht en geen aanspraak kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, zoals bedoeld in artikel 5, onderdeel e, van de wet, biedt het college een voorziening aan gericht op die arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde voorziening kan voor uitkeringsgerechtigden ondersteuning bij de voorbereiding of de start van een eigen bedrijf inhouden.

  • 3.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, welke ondersteuning of voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

Afdeling 2 Beleid en financiën

Artikel 3 Vorm van de ondersteuning

  • 1.

    De ondersteuning wordt geboden door het aanbieden een traject of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

  • 2.

    Bij de inzet van reïntegratie-instrumenten wordt gekozen voor dat instrument dat beschikbaar is en dat adequaat en toereikend is voor het doel dat beoogd wordt.

  • 3.

    Reïntegratie-instrumenten die gericht zijn op de arbeidsinschakeling worden alleen ingezet als zonder die inzet het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is.

Artikel 4 Beleidsplan

  • 1.

    Het college stelt, ter nadere uitvoering van deze Verordening beleidsplannenvast waarin in ieder geval wordt aangegeven: - een omschrijving van de voorzieningen die het college biedt;- een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende re-integratiedoelen.

Artikel 5 Budget- en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan bij uitvoeringsbesluit een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Afdeling 3 Aanspraak en verplichtingen

Artikel 6 Aanspraak op ondersteuning

  • 1.

    Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college stelt voor de in lid 1 bedoelde Anw-ers en Nuggers nadere voorwaarden ten aanzien van het zich beschikbaar stellen voor de arbeidsinschakeling en stelt regels voor de financiële draagkracht om voor de ondersteuning in aanmerking te komen

  • 3.

    Het college kan, voordat besloten wordt tot een traject en/of tot de inzet van re-integratie instrumenten, een onderzoek (laten) doen naar de mogelijkheden van de klant en naar de geschiktheid van de re-integratie instrumenten of andere vormen van begeleiding ten behoeve van de klant.

  • 4.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en in het in artikel 4 genoemde beleidsplan.

  • 5.

    Het college betrekt bij zijn oordeel over de noodzaak om een voorziening aan te bieden:a. de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling van de klant;b. het re-integratieplan dat voor de klant is opgesteld;c. de beschikbaarheid van de benodigde voorziening of alternatieven daarvoor;d. de financiële middelen die beschikbaar zijn ten behoeve van de voorziening;e. de zienswijze van de klant.

  • 6.

    Het college gaat bij zijn oordeel over de noodzaak om een voorziening aan te bieden uit van een adequate voorziening die noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling van de klant.

  • 7.

    Het college kan besluiten een voorziening niet langer aan te bieden, als naar het oordeel van het college:a. de voorziening niet langer noodzakelijk is voor de arbeidsinschakeling;b. de voorziening niet blijkt bij te dragen aan de arbeidsinschakeling; c. de klant onvoldoende medewerking verleent aan zijn/haar arbeidsinschakeling;d. het aanbieden van de voorziening anderszins niet (langer) noodzakelijk is.

Artikel 7 Verplichtingen van de klant

  • 1.

    Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden, is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden de verplichtingen na te komen die voortvloeien uit:- de wet,- de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen,- deze verordening,- de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen overeenkomstig hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening.

  • 4.

    Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 8 Criteria voor ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling

  • 1.

    Het college kan met inachtneming van artikel 9a lid 1 van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en de IOAZ bepalen dat aan de uitkeringsgerechtigde tijdelijk, geheel of gedeeltelijk ontheffing wordt verleend van de in artikel 9 eerste lid van de wet, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en IOAZ genoemde verplichting, op basis van de door het college vast te beleidsregels.

  • 2.

    2. Het college betrekt in de beleidsregels of in het uitvoeringsbesluit in elk geval:a. de duur van een ontheffing;b. de plicht tot arbeidsinschakeling in relatie tot 1. (mantel)zorg aan familieleden in de eerste of tweede graad; 2. medische belemmeringen;

Afdeling 4 Voorzieningen

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 2.

    Door middel van beleidsregels kan het college voor de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 10, 11 en 14 met inachtneming van hetgeen daarover reeds in deze verordening en eventueel in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen ondermeer betrekking hebben op:a. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;b. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;d. de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;e. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten; f. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidie

Artikel 10 Onbetaald werk

Het college kan de cliënt onbetaald werk aanbieden als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling of, als dat vooralsnog niet mogelijk is, gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie.

Artikel 11 Werkervaringsbanen

  • 1.

    Het college kan aan de klant als onderdeel van een traject gericht op arbeidsinschakeling een werkervaringsbaan aanbieden.

  • 2.

    Het doel van de werkervaringsbaan is, door het opdoen van werkervaring in een dienstbetrekking, uitstroom naar een reguliere baan.

  • 3.

    Dit re-integratie instrument kan worden ingezet wanneer door het college aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de klant op korte termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk.

  • 4.

    De werkervaringsbaan duurt maximaal drie maanden. Bij uitzondering kan een vervolg van drie maanden worden aangeboden. De werkervaringsbaan kan worden gecombineerd met beroepsscholing.

Artikel 12 Loonkostensubsidie

  • 1.

    Wanneer na proefplaatsing een contract van minimaal zes maanden wordt aangeboden aan de uitkeringsgerechtigde, die hierdoor uit de uitkering komt, kan er een loonkostensubsidie worden verstrekt aan de werkgever.

  • 2.

    Het college stelt bij uitvoeringsbesluit nadere regels voor subsidies aan werkgevers ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte van de subsidie, de wijze van bevoorschotting en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 13 Concurrentieverhoudingen

Het college biedt de voorziening genoemd in artikel 12 alleen aan indien door de plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door plaatsing van de klant geen verdringing plaatsvindt.

Artikel 14 Overige voorzieningen

  • 1.

    Het college kan aan de cliënt voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling of participatie aanbieden, die niet tot de in hoofdstuk 4 genoemde voorzieningen behoren.

  • 2.

    De in het vorige lid bedoelde voorzieningen betreffen ondermeer: a. bemiddeling bij de arbeidsinschakeling;b. scholing; c. sociale activering.

Afdeling 5 Ondersteunende voorzieningen

Artikel 15 Inkomstenvrijlating

  • 1.

    Voor de uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder n van de wet.

  • 2.

    Voor de uitkeringsgerechtigde alleenstaande ouder of alleenstaande ouder met een of meer meerderjarige kinderen, die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarin een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder r van de wet.

  • 3.

    De in de vorige leden genoemde vrijlating geldt niet indien door het college de vrijlating aan de uitkeringsgerechtigde werd verleend in een periode van zes maanden direct voorafgaande aan de datum van toekenning van de algemene bijstand of IOAW- of IOAZ-uitkering.

Artikel 16 Overige vergoedingen

  • 1.

    Het college kan aan cliënten een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om:1. verhuiskosten,2. reiskosten,3. kosten voor kinderopvang.

  • 2.

    Het college kan bij uitvoeringbesluit regels stellen voor de wijze van aanvraag of verstrekking, de hoogte en de betaling van onkostenvergoedingen.

Artikel 17 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college kan aan bedrijven of organisaties waar een klant een dienstbetrekking heeft aanvaard voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Afdeling 7 Afstemming en terugvordering

Artikel 18 Het opleggen van een maatregel en terugvordering

  • 1.

    Het college kan de uitkeringsgerechtigde die weigert deel te nemen, of in onvoldoende mate deelneemt aan een aangeboden voorziening, een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de van toepassing zjinde Maatregelenverordening.

  • 2.

    Het college kan de kosten die gemaakt zijn voor een voorziening, dan wel de subsidie die daarvoor is verleend, terugvorderen van de klant die weigert deel te nemen, of in onvoldoende mate deelneemt aan een aangeboden voorziening.

  • 3.

    Indien de cliënt onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt, waardoor de vergoeding dan wel de subsidie ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt, vordert het college de ten onrechte of teveel betaalde vergoeding of subsidie van de cliënt terug.

Afdeling 8 Reglingen i.v.m. wijziging WWB en intrekking WIJ

Artikel 19 Afwijkende bepalingen voor jongeren

In afwijking van hetgeen in deze verordening is bepaald, kunnen de volgende voorzieningen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b van de wet niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van belanghebbenden jonger dan 27 jaar:

a. onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a van de wet;

b. de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet.

Afdeling 9 Overige bepalingen

Artikel 20 Nadere regels en onvoorziene situaties

  • 1.

    Onverminderd hetgeen elders in deze verordening is bepaald, kan het college ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen.

  • 2.

    In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Afdeling 10 Overgangs- en invoeringsbepalingen

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Re-integratieverordening De Wolden 2012”.

Artikel 22 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012. Per deze datum wordt de Re-integratieverordening De Wolden 2011 ingetrokken

Ondertekening

Zuidwolde, 27 september 2012
De raad voornoemd,
griffier, voorzitter,
(mw. drs. I.J. Gehrke) (R.T. de Groot)

Toelichting 1 Re-integratieverordenintg

Algemene toelichting Re-integratieverordening

De basis voor deze verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid onder a, e en f WWB, artikel 10 WWB;artikel 35, lid 1 IOAW en artikel 35, lid 1 IOAZ.

Met de invoering van de WWB heeft de gemeente de verantwoordelijkheid gekregen voor de ondersteuning van bijstandsgerechtigden, IOAW’ers, IOAZ’ers, ANW’ers en Nuggers bij het zoeken naar werk. In de beleidsnota en de beleidsregels die naar aanleiding hiervan opgesteld zijn, alsmede deze verordening, is het beleid van de gemeente ten aanzien van de ondersteuning bij het zoeken naar werk vastgelegd. Tevens is hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning naar reïntegratie geregeld.

Wijzigingen per 1 januari 2012

De wetswijzigingen in verband met de ‘Wet Aanscherping WWB’ maken aanpassing van de re-integratieverordening noodzakelijk.

Het belangrijkste uitgangspunt van de regering is, dat er meer mensen aan het werk moeten en dat mensen niet afhankelijk gemaakt mogen worden van een uitkering. Werk is de basis voor zelfstandigheid, het benutten en ontwikkelen van talenten en vaardigheden en de beste manier om uit de armoede te komen.

Er staan een drietal aanscherpingen in de wetswijziging voorop, te weten:

- nadruk op eigen verantwoordelijkheid; jongeren < 27 jaar worden verplicht de eerste vier weken zelf naar werk te zoeken waarbij hij/zij ook de mogelijkheden van reguliere scholing dient te onderzoeken. Pas na vier weken kan een aanvraag worden ingediend.

- verder versterken van het activerende karakter en vangnetfunctie van de wet; afschaffen van bijstand voor inwonenden en het vervangen van de toets op het partnerinkomen door de toets op het huishoudinkomen.

- verscherpen van verplichtingen van mensen met een uitkering; een van de belangrijkste punten hierbij is het opnemen van de wettelijke verplichting tot het leveren van een tegenprestatie naar vermogen.

Deze verordening is met betrekking tot bovengenoemde aspecten aangepast, voor het overige is de verordening inhoudelijk gelijk aan de oude re-integratieverordening.

In september 2012 is de verordening met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 opnieuw gewijzigd. In het Begrotingsakkoord is afgesproken dat de toets op het huishoudinkomen wordt afgeschaft. Daarbij is afgesproken dit met terugwerkende kracht tot 1 januari 2012 te doen.Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand.

Artikel 2 Opdracht college

Lid 1

De opdracht aan het college is vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie. Tevens biedt dit artikel de mogelijkheid om aan het college specifieke opdrachten mee te geven.

In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, kan de gemeente aangeven voorzieningen alleen voor de eigen doelgroep in te willen zetten.

Als voorliggende voorziening kunnen worden genoemd: de voorzieningen voor inburgering van oud- en nieuwkomers zoals bedoeld in de Wet Inburgering Nieuwkomers en de Regeling Inburgering Oudkomers, de voorzieningen zoals bedoeld in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) en de regelgeving uitgevoerd door het UWV, waaronder de WAO en Wajong.

Op het moment dat de AOW-leeftijd omhoog gaat dan schuift de leeftijdsgrens van 65 jaar zoals die in dit artikel wordt gehanteerd uiteraard ook op conform de dan geldende AOW-leeftijd.

Lid 2

Dit lid is opgenomen omdat het wenselijk kan zijn dat klanten, die op grond van artikel 2 lid 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) zich met behoud op het recht op algemene bijstand voorbereiden op de start van een zelfstandig beroep of bedrijf, worden begeleid. Artikel 2 lid 3 sub b Bbz 2004 noemt als verplichting dat de klant dan verplicht is mee te werken aan begeleiding door een derde.

Artikel 3 Vorm van ondersteuning

Lid 1

Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere re-integratie instrumenten. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties.

Lid 3

Re-integratie instrumenten worden alleen ingezet als zonder die inzet het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Re-integratie moet de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.

Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van re-integratie instrumenten zijn. Ook in dat geval geldt dat het instrument beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.

Het begrip algemeen geaccepteerde arbeid is een nieuw begrip. De Algemene bijstandswet sprak over ‘passende arbeid’. Het is niet mogelijk een sluitende definitie te geven van het begrip algemeen geaccepteerde arbeid, die vervolgens voor alle klanten in alle situaties uniform toepasbaar is. Daarom wordt ten behoeve van de uitvoeringspraktijk het begrip toegelicht aan de hand van de literatuur:

Uit de Nota naar aanleiding van het verslag in het kader van het wetsvoorstel WWB, par. 3.1.2.:

‘De wijziging van het begrip ‘passende arbeid’’in ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ heeft een tweeledig doel. In de eerste plaats komt het accent duidelijker te liggen bij snelle uitstroom uit de uitkering. In de tweede plaats krijgt de gemeente meer ruimte voor het maken van eigen afwegingen. Bij deze doelstellingen past geen sluitende definitie. Kern van de wijziging is dat alle arbeid die maatschappelijk aanvaardbaar is, geaccepteerd moet worden.’

Uit de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II, 2002-2003, 28870, nr. 3, p. 35:

· Algemeen geaccepteerde arbeid:

· (Ook) arbeid die iemand in het verleden niet eerder heeft verricht en waarmee men geen affiniteit heeft.

· Er kunnen geen eisen gesteld worden aan de aansluiting van de arbeid aan het opleidingsniveau, eerder opgedane werkervaring en

beloningsniveau.

· Arbeid van tijdelijke aard.

· Arbeid waarvoor verhuisd moet worden.

· Arbeid met een lange reistijd.

· Alle vormen van gesubsidieerde arbeid m.u.v. Wsw

· Niet algemeen geaccepteerde arbeid:

· Prostitutie.

· Werkzaamheden die ingaan tegen de lichamelijke integriteit van de persoon.

· Dienstbetrekkingen in het kader van de Wsw.

Uit arbeids- en sociale zekerheidswetgeving:

· Welke afwegingen spelen een rol:

· Persoonlijke omstandigheden, zoals gezinssituatie, fysieke beperkingen en een eventuele spanning tussen de aangeboden arbeid en

de geloofsovertuiging.

· Gewetensbezwaren voor zover deze zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk

· Niet algemeen geaccepteerde arbeid:

· Illegale arbeid.

· Arbeid tegen een loon lager dan de Wet minimumloon en vakantiebijslag voorschrijft.

De hierboven genoemde criteria en uitgangspunten zijn een richtsnoer om in individuele situaties te kunnen beoordelen of beschikbare arbeid voor de betrokken persoon als algemeen geaccepteerde arbeid moet worden beschouwd.

Artikel 5 Subsidie- en budgetplafonds

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus is dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het beleidsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb).

Artikel 6 Aanspraak op ondersteuning

Lid 1

De WWB stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op voorzieningen in de verordening geregeld moet worden. Immers, het is ook al in de WWB zelf geregeld. Eveneens uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).

Ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan ook inhouden ondersteuning bij het opzetten van een eigen bedrijf of het startend ondernemerschap. Zie ook artikel 2 lid 2.

Lid 2

Het tweede lid vindt zijn oorsprong in de Nota reïntegratie en werk die de raad op 18 december 2003 vaststelde ( Hoofdstuk 2, §3.2, beleidsuitgangspunt 9). Op grond hiervan stelde het college op 6 januari 2004 via voorstel punt 9 van het Invoeringsbesluit WWB nadere eisen over het zich beschikbaar stellen en financiële draagkracht van personen die tot deze doelgroep behoren. Dit uit oogpunt van kostenbeheersing. Met dit artikellid is deze bevoegdheid van het college eveneens in de verordening verankerd.

Lid 3

Het derde lid regelt dat voordat tot de inzet van re-integratie instrumenten wordt besloten, een advies zal worden gevraagd van een bedrijf dat gespecialiseerd is in diagnoses. Niet uitgesloten is dat het onderzoek zelf wordt verricht. Eventueel kan na een zelf verricht onderzoek besloten worden alsnog advies van derden in te winnen. Ook is denkbaar dat uit het eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of de inzet van re-integratie instrumenten niet nodig is.

Lid 6

Onder een adequate voorziening wordt verstaan een voorziening die, afgezet tegen de kosten en effectiviteit, het beste aansluit bij het reïntegratiedoel dat voor de klant wordt beoogd. Zijn er meerdere adequate voorzieningen mogelijk, dan wordt de goedkoopste gekozen.

Artikel 7 Verplichtingen van de cliënt

In de WWB en IOAW/Z is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Lid 3 en lid 4

Het derde lid biedt de verbinding met de van toepassing zijnde Maatregelenverordening. Afhankelijk van de soort uitkering die iemand heeft is de betreffende Maatregelverordening (bijv. WWB of IOAW/Z) van toepassing. Deze verordeningen regelen het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage. Echter, voor personen zonder uitkering, Anw-ers en personen in gesubsidieerde arbeid kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen via een civielrechtelijke procedure.

Artikel 8 Criteria voor ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling.

Lid 1 en 2

Dit artikel vindt zijn grond in artikel 9 lid 2 en lid 4 WWB en artikelen 37a en 28 IOAW/IOAZ. In deze artikelleden is bepaald dat het college in geval van dringende redenen tijdelijk ontheffing kan verlenen.

In artikel 9a van de WWB wordt nader ingegaan op de ontheffing tot de plicht tot arbeidsinschakeling van alleenstaande ouders. Deze ontheffing is in de nieuwe wetgeving gehandhaafd onder de voorwaarde dat het intrekken van de ontheffing moet leiden tot het opleggen van een maatregel, In de maatregelenverordening WWB 2012 wordt hier derhalve ook aandacht aan besteed.

Het primaire uitgangspunt dat ontheffing alleen individueel en tijdelijk mag worden verleend blijft onverminderd van kracht. Een dergelijke ontheffing kan alleen worden verleend als er dringende redenen aanwezig zijn. Medische belemmeringen zijn als zodanig geen aanleiding voor een ontheffing. Slechts in het geval er objectiveerbare medische omstandigheden zijn waardoor een bijstandsgerechtigde (tijdelijk) niet in staat is deel te nemen aan een re-integratietraject, dan wel op grond waarvan moet worden aangenomen dat arbeidsinschakeling (tijdelijk) geen realistisch perspectief is, kan het college een individuele ontheffing verlenen.

Artikel 9 Algemene bepalingen over voorzieningen

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen. Artikel 9 maakt het mogelijk dat het college nadere beleids- of uitvoeringsregels stelt.

Artikel 10 Onbetaald werk

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 11 Werkervaringsbanen

Het doel van een werkervaringsbaan is, door het opdoen van werkervaring in een dienstbetrekking, door te stromen naar een reguliere baan. In deze opzet is sprake van werken met behoud van uitkering.

Artikel 12 Loonkostensubsidie

Lid 1

Conform het beleidsplan kan een werkgever een loonkostensubsidie ontvangen wanneer na proefplaatsing een contract wordt aangeboden aan de uitkeringsgerechtigde. Voorwaarden hierbij zijn:

- aanbieding van een contract van minimaal een half jaar;

- de uitkeringsgerechtigde geraakt hierdoor uit de uitkering.

Bij een jaarcontract biedt de gemeente een werkgever een loonkostensubsidie van maximaal 4.000 euro. Bij een contract van minimaal zes maanden doch korter dan een jaar, bedraagt de loonkostensubsidie maximaal 2.000 euro.

Lid 2

Dit lid geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de subsidie, de termijn, en de praktische uitvoering (aanvraag, informatieverplichtingen, terugvordering, etc.).

Artikel 13 Concurrentieverhouding

Rekening houdende met Vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun 2204/2002 van de Europese Commissie is deze bepaling opgenomen. Een bepaling van de EC-verordening is dat

- er geen sprake mag zijn van verdringing (vacatures mogen niet zijn ontstaan door afvloeiing).

- de persoon op tenminste 12 maanden ononderbroken tewerkstelling moet kunnen rekenen

- de regeling een individuele onderneming niet mag bevoordelen.

Dit geldt alleen voor private ondernemingen waaraan een loonkostensubsidie wordt verleend. Voor zover er al sprake zou zijn van opgevulde vacatures door de inzet van de werkervaringsbaan moet het college desondanks zich ervan vergewissen dat er geen sprake van verdringing is. Dat kan door een verklaring van de werkgever/organisatie waar de betrokkene de baan vervult.

Artikel 15 Inkomstenvrijlating

Lid 1

Door het amendement van Tweede Kamerlid Bruls is het mogelijk gemaakt de inkomsten van uitkeringsgerechtigden die werken in deeltijd gedurende maximaal 6 aaneengesloten maanden gedeeltelijk vrij te laten. De vrijlating bedraagt maximaal 25% van de inkomsten per maand, met een maximum zoals vastgesteld in artikel 31 lid 2 sub n WWB of artikel 8 IOAW/IOAZ. Het doel van deze bepaling in dit is volgens de wetgever de arbeidsinschakeling te bevorderen. De Wolden heeft er voor gekozen deze vrijlating van inkomsten voor alle bijstandsgerechtigden te laten gelden. Parttimewerk bevordert immers per definitie de arbeidsinschakeling. Bovendien veroorzaakt het aanvaarden van parttime werk van bijstandgerechtigden, door de verrekening van 75% van de inkomsten met een maximum conform artikel 31 lid 2 sub n WWB, dat de gemeente minder uitkering hoeft te verstrekken. Dit levert een besparing op van de uitgaven ten laste van het inkomensdeel WWB.

Lid 2

Met de aanscherping van de WWB ingaande 1 januari 2012 is artikel 31, lid 2, onder r opgenomen in de WWB. Het betreft een inkomensvrijlating voor de alleenstaande ouder, of alleenstaande ouder met een of meer meerderjarige kinderen die inkomsten uit arbeid geniet. Deze vrijlating sluit aan op de vrijlating van 25% van de inkomsten die gedurende 6 maanden kan worden toegepast. Na deze 6 maanden behoudt de alleenstaande ouder een inkomstenvrijlating van 12,5% van de inkomsten per maand, met een maximum zoals vastgesteld in artikel 31, lid 2, onder r van de wet gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 30 maanden (de alleenstaande ouder kan daarmee gedurende een periode van in totaal 36 maanden een inkomstenvrijlating genieten).

Deze vrijlating is slechts van toepassing indien:

- sprake is van de volledige zorg voor een te laste komend kind tot 12 jaar;

- de periode van 6 maanden zoals bedoeld in artikel 31, lid 2 onder n WWB is verstreken;

- de vrijlating naar het oordeel van het College bijdraagt aan de arbeidsinschakeling;

- de alleenstaande ouder 27 jaar of ouder is.

Met de afschaffing van de huishoudinkomentoets met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 is dit artikel gewijzigd. De inkomensvrijlating op grond van artikel 31 lid 2 onder r van de wet is niet meer van toepassing op de alleenstaande ouder met een of meer meerderjarige kinderen.

Lid 3

Dit lid bepaalt dat cliënten die een korte periode algemene bijstand van de gemeente De Wolden ontvangen en vervolgens, na een onderbreking van de uitkeringsperiode door bijvoorbeeld werk, weer terugkomen in de uitkering niet opnieuw voor 6 maanden recht op de vrijlating hebben. Dit recht ontstaat wel weer als de uitkering 6 maanden of langer onderbroken is geweest.

Artikel 16 (oud) Premies aan de klant

Met ingang van 1 november 2011 vervalt artikel 16 en worden er geen premies meer verstrekt. Daarom is dit artikel verwijderd uit deze verordening tezamen met de wijzigingen die verband houden met de aanscherping van de WWB ingaande 1 januari 2012.

Artikel 16 Overige vergoedingen

Het is denkbaar dat de gemeente, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluit diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen. In dit artikel zijn als voorbeelden genoemd reiskosten, verhuiskosten en kosten voor kinderopvang, maar dat is geen limitatieve opsomming. Deze vergoedingen mogen gelet op de aanscherping van de WWB ingaande 1 januari 2012 niet worden ingezet voor jongeren onder de 27 jaar.

Artikel 17 Voorzieningen gericht op nazorg

Mede gezien de beperkte budgetten is het belangrijk ervoor te zorgen dat cliënten na uitstroom niet na een korte periode terugvallen in de uitkering. De gemeente kan ertoe besluiten veel aandacht te besteden aan nazorg, met als doel een werkelijk duurzame plaatsing te realiseren. Bij dit artikel is ervan uitgegaan dat nazorg geboden kan worden ná acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid, dus niet bij de voorzieningen van een leerwerkstage, participatiebaan of werkervaringsbaan. Bij deze voorzieningen maakt begeleiding en advisering normaal gesproken al onderdeel uit van het traject.

Artikel 18 Afstemming en terugvordering

In dit artikel wordt het verband met de maatregelenverordeningen gelegd. Voor degene die geen uitkering ontvangt, is de maatregelenverordeningen niet van toepassing.

In het tweede en derde lid is daarom ten aanzien van niet-uitkeringsgerechtigden bepaald dat verleende subsidie of gemaakte kosten in geval van het in onvoldoende mate deelnemen aan een voorziening of het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie, kunnen worden teruggevorderd. Het is van belang met niet-uitkeringsgerechtigden die een traject volgen een overeenkomst te sluiten waarin de terugbetalingsplicht is opgenomen. Een dergelijke overeenkomst laat echter onverlet dat het terugvorderen van betalingen aan niet-uitkeringsgerechtigden altijd via de civielrechtelijke weg dient te geschieden.

Artikel 19 Afwijkende bepalingen voor jongeren

Met het vaststellen van de verordening Werkleeraanbod WIJ heeft de Raad voldaan aan de wettelijke opdracht om, middels een verordening, regels te stellen over de inhoud van het werkleeraanbod. Door het intrekken van de WIJ zal daarmee van rechtswege tevens de verordening Werkleeraanbod WIJ komen te vervallen. De verordening Werkleeraanbod WIJ heeft een andere inhoud dan de Re-integratieverordening WWB. Enerzijds is dit veroorzaakt door het afdwingbare recht op ondersteuning middels een werkleeraanbod, anderzijds door de beperking van het aantal ‘incentives’ dat gemeenten konden verstrekken aan jongeren die gingen werken.

Bij deze beleidsarme overgang ten gevolge van de Wet Aanscherping WWB moet in ieder geval worden geregeld dat voor jongeren de volgende ‘incentives’ niet tot het re-integratie-instrumentarium behoren: inkomstenvrijlating, premies, vrijlating van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk en plaatsing in participatieplaatsen (conform artikel 31, lid 5 WWB).

Artikel 20 (oud) Aanbesteding en uitbesteding

De verplichting tot uitbesteding is sinds de invoering van de Wet werk en bijstand per 1 januari 2006 verwijderd uit de WWB. Dit artikel is om die reden verwijderd uit deze verordening.

Artikel 20 Nadere regels en onvoorziene situaties

Dit artikel maakt het mogelijk dat het college nadere regels kan stellen indien dit voor de uitvoeringspraktijk noodzakelijk is. Ook kan het college beslissingen nemen in situaties waarin de verordening niet voorziet.

Artikel 21 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Ook dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 23 Overgangsrecht

Voor een bepaalde groep blijft de huishoudinkomenstoets wel van kracht. Het gaat daarbij om de groep die voordeel heeft van de huishoudinkomenstoets. Voor deze groep wordt de huishoudinkomenstoets nog tot 1 januari 2013 toegepast. Dit betekent dat het oorspronkelijke artikel 15 lid 1 van de Re-integratieverordening De Wolden 2012 voor die groep nog van toepassing is.