Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregel Sociale Participatie Gemeente De Wolden 2019

Geldend van 05-12-2019 t/m 31-12-2021

Intitulé

Beleidsregel Sociale Participatie Gemeente De Wolden 2019

 Het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden;

gelet op:

− artikel 35 Participatiewet;

− titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

de gemeenteraad en het college het van belang vinden dat de in artikel 35 van de Participatiewet bedoelde inwoners actief kunnen deelnemen aan sociale, sportieve of culturele activiteiten, zodat de maatschappelijke participatie wordt bevorderd of vergroot;

besluit vast te stellen:

beleidsregel sociale participatie Gemeente De Wolden 2019.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    a. AOW: Algemene ouderdomswet;

    b. BRP: gemeentelijke basisadministratie personen;

    c. bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    d. bijstandsnorm: de van toepassing zijnde bijstandsnorm, verminderd met eventuele vastgestelde verlagingen;

    e. bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35 van de wet;

    f. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden;

    g. de wet: de Participatiewet;

    h. Sociaal participatiefonds: de Verordening op het sociaal participatiefonds 2012;

    i. WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 2.

    Alle andere in deze beleidsregel gehanteerde begrippen hebben dezelfde betekenis als vermeld in de Participatiewet en Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Doelgroep

Het college kan een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6 toekennen, indien voor de belanghebbende geldt dat deze persoon:

  • a.

    tenminste 18 jaar is;

  • b.

    is ingeschreven in de BRP van de Gemeente De Wolden;

  • c.

    een inkomen en vermogen heeft die voldoen aan de inkomens- en vermogenscriteria genoemd in artikel 5;

  • d.

    geen student is met een uitkering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of met een tegemoetkoming op grond van de WTOS.

Artikel 3 Kostensoorten

  • 1.

    Het college verleent op aanvraag ten behoeve van de maatschappelijke participatie bijzondere bijstand als een tegemoetkoming voor in ieder geval de volgende kosten:

    a. de contributie voor het lidmaatschap van een sportvereniging;

    b. van actieve sportbeoefening in een daartoe gespecialiseerd instituut;

    c. de contributie voor het lidmaatschap van een sociale of een culturele vereniging, of voor de deelname aan sociaal culturele activiteiten;

    d. de contributie voor het lidmaatschap van een openbare bibliotheek;

    e. een abonnement voor aansluiting op het internet of een telefoonnet;

    f. abonnementen voor dag-, week- en maandbladen.

  • 2.

    Voor andere dan in het eerste lid genoemde kosten kan het college eveneens een tegemoetkoming verlenen. Mits de kosten activiteiten, diensten of producten betreffen die verband houden met de maatschappelijke participatie van de belanghebbende of van het ten laste komend kind.

Artikel 4 Indienen aanvraag

  • 1.

    De aanvraag wordt schriftelijk ingediend op een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 2.

    Het college kan het recht ambtshalve vaststellen indien een schriftelijke aanvraag niet mogelijk is op grond van individuele omstandigheden.

  • 3.

    Een aanvraag over enig kalenderjaar moet zijn ingediend en ontvangen uiterlijk op 31 december van het betreffende kalenderjaar.

Artikel 5 Inkomens- en vermogenscriteria

  • 1.

    Belanghebbende heeft een inkomen exclusief vakantietoeslag van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.

  • 2.

    Het college houdt bij de bepaling van de in het eerste lid bedoelde inkomensgrens geen rekening met de kostendelersnorm.

  • 3.

    Belanghebbende heeft een vermogen dat niet hoger is dan de in artikel 34 van de wet genoemde grens.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid laat het college voor de bepaling van het inkomen en vermogen buiten beschouwing:

    a. het inkomen in de vorm van een particuliere oudedagsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 33, vijfde lid van de wet;

    b. het vermogen tot voor de op belanghebbende van toepassing zijnde grens als bedoeld in artikel 34 van de wet.

    c. het vermogen als spaargeld opgebouwd tijdens de periode waarin bijstand wordt ontvangen;

    d. het vermogen in de vorm van een eigen huis, indien de belanghebbende in dat eigen huis woonachtig is en recht heeft op een AOW-uitkering of een ouderdomspensioen ontvangt.

  • 5.

    Het inkomen en vermogen, zoals bedoeld in het eerste en derde lid, worden vastgesteld op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt gedaan.

Artikel 6 Hoogte en uitbetaling van de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming bedraagt per kalenderjaar: 1 bedragen voor het jaar 2019.

    a. € 204 00 per alleenstaande;

    b. € 136,00 per alleenstaande ouder;

    c. € 136,00 per gehuwde;

    d. € 136,00 per ten laste komend kind;

    e. in aanvulling op de tegemoetkoming zoals vermeld onder a t/m d wordt een tegemoetkoming van € 184,00 per huishouden verstrekt.

  • 2.

    De bedragen, zoals genoemd in het eerste lid, worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het percentage van de verhoging of van de verlaging van de bijstandsnorm, zoals genoemd in artikel 38 juncto de artikelen 21 en 22 van de wet.

  • 3.

    De in lid 2 bedoelde indexering vindt niet tussentijds plaats, indien de bijstandsnormen van de wet gedurende het kalenderjaar bij wet worden aangepast. Deze laatst bedoelde verhoging of verlaging van bijstandsnorm wordt dan toegepast per 1 januari van het volgende kalenderjaar.

  • 4.

    De hoogte van de tegemoetkoming, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald door de samenstelling van het huishouden op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gedaan.

  • 5.

    Het college betaalt de tegemoetkoming, zoals bedoeld in het eerste lid onder a t/m d, op zo kort mogelijke termijn uit nadat de beslissing op de aanvraag is genomen.

  • 6.

    De tegemoetkoming, zoals bedoeld in het eerste lid onder e wordt tegelijkertijd toegekend met de tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid onder a t/m d, maar wordt uitbetaald aan het eind van ieder kalenderjaar.

Artikel 7 Verplichting

Belanghebbende is op verzoek van het college verplicht aan de tonen dat de tegemoetkoming is besteed aan kosten van sociale, sportieve of culturele activiteiten.

Artikel 8 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie, tenzij de Verordening op het Sociaal Participatiefonds op dat moment nog niet is ingetrokken, de beleidsregel treedt dan in werking op het moment dat de Verordening is ingetrokken.

  • 2.

    Indien aan belanghebbende een bijdrage op grond het Sociaal Participatiefonds is toegekend, kan het college geen tegemoetkoming op grond van deze beleidsregel over hetzelfde kalenderjaar toekennen.

  • 3.

    Een toegekende bijdrage op grond van het Sociaal participatiefonds wordt uitbetaald zoals in de beschikking aan belanghebbende is vermeld.

Artikel 9 Citeerartikel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: Sociaal participatiefonds gemeente De Wolden 2019.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Wolden, op 29 november 2019

De secretaris, De burgemeester

N. Kramer, R. de Groot

Toelichting 1

Beleidsregel sociale participatie Gemeente De Wolden 2019

Algemeen

Het sociaal participatiefonds is destijds als verordening door de gemeenteraad vastgesteld. De overweging hierbij is de bevordering van maatschappelijke participatie en deelname aan sociale, culturele en sportieve activiteiten, ook diegenen met minder draagkracht.

Deze beleidsregel vervangt de verordening van 2012. De redenen voor de vervanging zijn:

  • 1.

    De beleidsregel is geactualiseerd naar de Participatiewet.

  • 2.

    Het toekennen van een tegemoetkoming hoeft niet meer op basis van een gemeentelijke verordening op grond van artikel 149 gemeentewet. Het verlenen van een tegemoetkoming voor maatschappelijke participatie en voor deelname aan sociale, culturele en sportieve activiteiten kan ook op grond van bijzondere bijstand, zoals bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet. Mits de tegemoetkoming op aanvraag wordt verleend en de belanghebbende achteraf gevraagd kan worden de gemaakte kosten aan te tonen. Zie ook de Handreiking efficiënt uitvoeren bijzondere bijstand en minimaregelingen, november 2015, Divosa.

  • 3.

    In de beleidsnota "Herijking minimabeleid en schuldhulpverlening", raad 15 december 2016, is bepaald dat het vermogen in een eigen huis voor mensen met een AOW en eventueel een klein pensioen buiten beschouwing wordt gelaten. Dit uitgangspunt van het beleid is nu ook opgenomen voor de kosten van sociale participatie voor de oudere inwoners met een minimum inkomen met een AOW-uitkering en/of een ouderdomspensioen. Uiteraard met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Doelgroep

Inwoners van 18 jaar of ouder met een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm en een vermogen beneden de norm van de Participatiewet kunnen aanspraak maken op een tegemoetkoming. Studenten met studiefinanciering of een tegemoetkoming op grond van de WTOS zijn uitgesloten. Voor hen behoeft maatschappelijke participatie naar het oordeel van het college niet te worden bevorderd. Bovendien worden deze personen geacht de kosten van maatschappelijke participatie te betalen uit de studiefinanciering, onderhoud door de ouders en nevenverdiensten.

Artikel 3 Kostensoorten

De tegemoetkoming die op grond van de bepalingen in deze beleidsregel aan belanghebbende wordt toegekend, is bedoeld voor kosten die gemaakt worden voor deelname aan het maatschappelijk, sociaal en cultureel verkeer. Een limitatieve opsomming is niet gegeven, mede om maatwerk / individualisering mogelijk te maken.

De bijzondere bijstand heeft het karakter van een tegemoetkoming van een bepaald bedrag per jaar, afhankelijk van de samenstelling van het huishouden. Overige (meer)kosten dient belanghebbende uit het inkomen te betalen.

Artikel 4 Aanvraag

Derde lid

Dit artikellid is opgenomen om te voorkomen dat in een bepaald kalenderjaar over voorgaande jaren een tegemoetkoming kan worden aangevraagd. Bijstandsverlening met terugwerkende kracht is bovendien op grond van artikel 44 eerste lid Participatiewet in beginsel niet mogelijk.

Artikel 5

Vierde lid

De vrijlatingen van inkomen en vermogen zijn conform de beleidsregels bijzondere bijstand. Dit betekent onder andere dat het vermogen in een eigen huis van inwoners met AOW en eventueel pensioen tot 110 van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt vrijgelaten.

Artikel 6 Hoogte en uitbetaling van de tegemoetkoming

Tweede Lid

De tegemoetkoming wordt jaarlijks per 1 januari aangepast, analoog aan de verhoging (of verlaging!) van de gezinsnorm zoals deze in de Participatiewet onder artikel 21 en 22 zijn opgenomen.

Uit oogpunt van efficiency wordt de tegemoetkoming jaarlijks aangepast, terwijl de bijstand gemiddeld halfjaarlijks wordt aangepast. Om te vermijden dat een deel van de doelgroep wel profiteert van de halfjaarlijkse aanpassing van de bijstand en een ander deel niet, is gekozen voor deze systematiek. Derhalve zal de verhoging per juli van enig jaar pas effectief worden ingaande 1 januari van het daarop volgende jaar.

Vijfde en zevende lid

De tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid onder a t/m d wordt uitbetaald in het eerste kwartaal van ieder kalenderjaar. Hiertoe wordt de bij ons bekende doelgroep aan het begin van het kalenderjaar actief benaderd. Bij nieuwe cliënten WWB/ IOAW/IOAZ wordt de aanvraag sociale participatie actief toegestuurd. De tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid onder e wordt aan het eind van het kalenderjaar uitbetaald aan de rechthebbenden.

Artikel 7 Verplichting

Zie ook de algemene toelichting onder punt 2. De verplichting is gebaseerd op artikel 55 Participatiewet. Het college bepaalt hoe de vaststelling geschiedt dat de belanghebbende de kosten daadwerkelijk heeft gemaakt. In De Wolden is gekozen voor verificatie door middel van een steekproef achteraf. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het Interne Controle Jaarplan. In de jaarplanning zijn controles op dossiers betreffende bijzondere bijstand en overige minimaregelingen opgenomen.

Artikel 8 Inwerkingtreding en overgangsrecht

Dit artikel beoogt dat er over het kalenderjaar van inwerkingtreding van de beleidsregel niet op grond van de verordening op het sociaal participatiefonds en tevens op grond van deze beleidsregel een bijdrage en een tegemoetkoming kan worden verleend.

Als op grond van de verordening een bijdrage is verleend en in de beschikking is opgenomen dat een betaling aan het eind van het kalenderjaar plaats heeft, dan wijzigt de betaling niet als aan het eind van het kalenderjaar de verordening is ingetrokken.

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking in de Wolder Courant, nadat de gemeenteraad het besluit heeft genomen de verordening op het Sociaal Participatiefonds in te trekken.

Ondertekening


Noot
1 bedragen voor het jaar 2019.