Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2013

Geldend van 01-05-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2013

De raad van de gemeente Delft; gelezen het voorstel van het college van 19 maart 2013;

BESLUIT:

Vast te stellen de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2013 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2011.

Inhoudsopgave:

Deel 1: Het compenseren van beperkingen

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 2. Niet omschreven begrippen

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 3. De te bereiken resultaten

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 4. Scheiding aanmelding en aanvraag

Artikel 5. Aanmelding voor een gesprek

Artikel 6. Het gesprek

Artikel 7. Het verslag

Hoofdstuk 4. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 8. De aanvraag

Hoofdstuk 5. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 9. Het maken van een afweging

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 10. Een schoon en leefbaar huis

Artikel 11. Wonen in een geschikt huis

Artikel 12. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften Artikel 13. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding Artikel 14. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 15. Zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 16. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 17. De mogelijkheid medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan waaronder begrepen het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Artikel 18. Respijtzorg

Hoofdstuk 6. Verstrekking van een individuele voorziening in natura, als

persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdrage en eigen aandeel 

Paragraaf 1. Verstrekking van individuele voorzieningen

Artikel 19. Mogelijke verstrekkingsvormen

Artikel 20. Ingangsdatum

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 21. Inhoud beschikking

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget Artikel 22. Overwegende bezwaren

Artikel 23. Inhoud beschikking

Paragraaf 4. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 24. Inhoud beschikking

Paragraaf 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 25. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Hoofdstuk 7. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 26. Beslistermijn

Artikel 27. Algemene voorwaarden en weigeringsgronden

Artikel 28. Advisering

Artikel 29. Wijziging situatie

Artikel 30. Intrekking en beëindiging

Artikel 31. Terugvordering

Deel 2: Maatschappelijke opvang en Vrouwenopvang

Artikel 32. Begripsbepalingen

Artikel 33. Reikwijdte Artikel 34. Eigen bijdrage voor opvang

Deel 3: Slotbepalingen

Artikel 35. Hardheidsclausule

Artikel 36. Besluit en beleidsregels

Artikel 37. Indexering

Artikel 38. Evaluatie

Artikel 39. Inwerkingtreding Artikel 40. Overgangsbepaling Artikel 41. Citeertitel

Deel 1 Het compenseren van beperkingen

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deel 1 van deze verordening wordt verstaan onder:

Lid 1. Wet

De Wet maatschappelijke ondersteuning

lid 2. College

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft

Lid 3. Compensatieplicht

De plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

Lid 4. Aanmelding

De mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

Lid 5. Gesprek

Het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via de algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.

Lid 6. Aanvraag

Het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere individuele voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

Lid 7. Belanghebbende

Een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

Lid 8. Psychosociaal probleem

Een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving .

Lid 9. Algemene voorziening

Een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op basis van directe beschikbaarheid te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure en daarmee een snelle en adequate compensatie biedt voor de beperkingen die belanghebbende ervaart.

Lid 10. Algemeen gebruikelijke voorziening

Een voorliggende voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is, niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten en waarover een vergelijkbare persoon als belanghebbende zonder beperkingen zou (kunnen) beschikken.

Lid 11. Collectieve voorziening

Een voorliggende voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, in casu het collectief vraagafhankelijk vervoer.

Lid 12. Voorliggende voorziening

Verzamelbegrip voor alle voorzieningen die voorgaan op de individuele voorzieningen, te weten een algemene voorziening, een algemeen gebruikelijke voorziening, een collectieve voorziening en een wettelijk voorliggende voorziening.

Lid 13. Wettelijk voorliggende voorziening

Een voorliggende voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

Lid 14. Individuele voorziening

Een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 van de wet wordt verstrekt.

Lid 15. Gebruikelijke zorg

De zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

Lid 16. Huisgenoot

Ieder persoon waarmee de belanghebbende duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voert.

Lid 17. Voorziening in natura

Een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in eigendom, (bruik)leen of als persoonlijke dienstverlening.

Lid 18. Persoonsgebonden budget

Een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

Lid 19. Financiële tegemoetkoming

Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

Lid 20. Mantelzorger

Een persoon die zorg verleent in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet.

Artikel 2 Niet omschreven begrippen

Alle begrippen die in deze verordening worden verbruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en in de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 3. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een huishouden voeren waaronder wordt verstaan:

    • 1.

      het beschikken over een schoon en leefbaar huis;

    • 2.

      het wonen in een geschikt huis;

    • 3.

      het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • 4.

      het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • 5.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • b.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • c.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • d.

    medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan waaronder begrepen het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 4. Scheiding aanmelding en aanvraag

Lid 1.

Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

  • a.

    de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

  • b.

    de aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

  • c.

    belanghebbende of het college daarom verzoekt.

Lid 2.

Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid.

Artikel 5. Aanmelding voor een gesprek

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij het Startpunt Wonen Zorg Welzijn door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 6. Het gesprek

Lid 1.

Het gesprek wordt gevoerd bij de belanghebbende thuis of in het Startpunt Wonen Zorg Welzijn en in aanwezigheid van een huisgenoot en/of mantelzorger, tenzij belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders en/of alleen te willen voeren.

Lid 2.

Als de aanmelding voor een gesprek plaatsvindt door een mantelzorger wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de mantelzorger ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

Lid 3.

Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Health als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

Artikel 7. Het verslag

Lid 1.

Het gesprek wordt afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Uitsluitend een door belanghebbende ondertekend verslag waarin opgenomen naam en adres van belanghebbende, dagtekening en een aanduiding van de beperkingen en de te bereiken resultaten waarvoor een individuele voorziening wordt aangevraagd, kan als integraal onderdeel van een aanvraag als bedoeld in artikel 8 lid 3 dienen.

Lid 2.

Het verslag van het gesprek bevat tenminste:

  • a.

    een omschrijving van de beperking, het chronisch psychisch probleem en/of het psychosociaal probleem zoals ervaren door belanghebbende;

  • b.

    de mogelijkheden die belanghebbende heeft ondanks dit probleem;

  • c.

    de belemmeringen die belanghebbende ondervindt vanwege dit probleem;

  • d.

    de resultaten die belanghebbende wil bereiken op de in artikel 4 lid 1 van de wet omschreven terreinen;

  • e.

    hetgeen belanghebbende inmiddels zelf, al dan niet met behulp van zijn directe omgeving, heeft gedaan om bestaande problemen op te lossen;

  • f.

    de mogelijkheden die belanghebbende nog heeft om oplossingen te bewerkstelligen door middel van voorliggende voorzieningen;

  • g.

    de resultaten die niet bereikt kunnen worden op de wijze zoals vermeld onder punt e. en f. en waarvoor een individuele voorziening mogelijk wél een oplossing biedt;

  • h.

    een samenvatting van de wederzijds gemaakte afspraken.

Lid 3.

Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende, gebruik makend van het ondertekende verslag van het gesprek, een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

Hoofdstuk 4. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 8. De aanvraag

Lid 1.

De aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk of, indien mogelijk gemaakt door het college, elektronisch plaatsvinden bij het college met gebruikmaking van een daarvoor door het college beschikbaar gesteld formulier.

Lid 2.

Indien een belanghebbende zich mondeling (via de telefoon of op een andere manier) meldt ten einde een individuele voorziening aan te vragen dan wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een aanvraagformulier meegezonden.

Lid 3.

Bij de aanvraag wordt, als er een ondertekend verslag van het gesprek aanwezig is, dit ondertekend verslag als integraal onderdeel van de aanvraag beschouwd.

Hoofdstuk 5. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 9. Het maken van een afweging

Lid 1.

Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

Lid 2.

Alle voorliggende voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden, voor zover die niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 10. Een schoon en leefbaar huis

Lid 1.

Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten.

Lid 2.

Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

Lid 3.

Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden zoals genoemd in het vorige lid over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn of er anderszins beschikbare en bruikbare voorliggende voorzieningen zijn die in de individuele situatie van de belanghebbende geheel of gedeeltelijk kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 11. Wonen in een geschikt huis

Lid 1.

Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon.

Lid 2.

Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een eenvoudiger geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de aanpassing van de woning een bedrag zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft te boven gaat.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden.

Lid 5.

Ongeacht het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 worden géén individuele voorzieningen verstrekt:

  • a.

    indien de aanvraag verband houdt met een verhuizing en belanghebbende verhuist van een adequate naar een inadequate woning, tenzij er een belangrijke reden bestaat voor de verhuizing;

  • b.

    voor zover de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het niveau van voorzieningen in de sociale woningbouw.

Lid 6.

Het college kan in de vast te stellen Beleidsregels ten aanzien van het resultaatgebied “wonen in een geschikt huis” nadere regels stellen met betrekking tot:

  • a.

    de mate waarin rekening wordt gehouden met het al dan niet algemeen gebruikelijk zijn van een verhuizing;

  • b.

    de voorwaarden waaraan voldaan moet worden in geval de te treffen voorziening bestaat uit een voorziening van bouwkundige- of woontechnische aard;

  • c.

    het treffen van voorzieningen in woningen of delen van woongebouwen anders dan de woning waar belanghebbende geacht wordt zijn vaste woon- en verblijfplaats te hebben.

Artikel 12 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1.

Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen beschikken over de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt, evenals toiletartikelen en schoonmaakartikelen. Ook de noodzakelijke bereiding van maaltijden kan hieronder vallen.

Lid 2.

Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

Lid 3.

Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden zoals genoemd in het vorige lid over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 13. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Lid 1.

Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zonodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat.

Lid 2.

Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

Lid 3.

Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden zoals genoemd in het vorige lid over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, of er anderszins beschikbare en bruikbare voorliggende voorzieningen zijn die in de individuele situatie van de belanghebbende geheel of gedeeltelijk kunnen leiden tot het te bereiken resultaat, worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 14. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1.

Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

Lid 2.

Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

Lid 3.

Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden zoals genoemd in het vorige lid over te nemen, of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15. Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging, de tuin of het balkon kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen verplaatsen dat normaal functioneren mogelijk is.

Lid 2.

Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 16. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

Lid 2.

Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving en tot een omvang van 1500 kilometer per jaar met een bandbreedte tot 2000 kilometer per jaar

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootermobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 17. De mogelijkheid medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan waaronder begrepen het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan waaronder begrepen het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten.

Lid 2.

Met het oog op de mogelijkheid om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan waaronder begrepen het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen en ten aanzien van deelname aan sportactiviteiten.

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 18. Respijtzorg.

De mantelzorger die zijn taken tijdelijk niet kan uitvoeren, kan gedurende maximaal zes weken in aanmerking komen voor respijtzorg. De omvang wordt vastgesteld aan de hand van de geïndiceerde zorgbehoefte van de verzorgde. Het college legt in de beleidsregels nadere voorschriften vast over de inhoud en omvang van respijtzorg

Hoofdstuk 6. Verstrekking van een individuele voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Paragraaf 1. Verstrekking van individuele voorzieningen

Artikel 19. Mogelijke verstrekkingsvormen

De te treffen individuele voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

Artikel 20. Ingangsdatum

Bij het treffen van een individuele voorziening geldt de datum van het besluit tot toekenning van die voorziening als ingangsdatum, tenzij door belanghebbende omstandigheden worden aangevoerd die in alle redelijkheid aanleiding geven tot toekenning per datum indicatieadvies.

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 21. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een individuele voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    welke de te treffen voorziening is;

  • b.

    op welke wijze en in welke mate de voorziening de beperkingen bij het zelfstandig functioneren en maatschappelijke participatie compenseert;

  • c.

    wat de duur van de verstrekking is;

  • d.

    hoe de voorziening in natura verstrekt wordt en

  • e.

    of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 22. Overwegende bezwaren

Lid 1.

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van de wet, op grond waarvan er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt.

Lid 2.

Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft vast in welke situaties overwegende bezwaren bestaan tegen het overmaken van het persoonsgebonden budget op een door de aanvrager opgegeven rekeningnummer.

Artikel 23. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden;

  • b.

    wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen;

  • c.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is;

  • d.

    welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 4. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 24. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij het treffen van een individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

  • b.

    wat de duur van de verstrekking is;

  • c.

    of er sprake is van een overeenkomst waarin de voorwaarden voor deze verstrekking geregeld zijn en

  • d.

    wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is.

Lid 2.

Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 25. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Lid 1.

Bij het verstrekken van een individuele voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de in artikel 3 onder a, c en d genoemde resultaatgebieden.

Lid 2.

In afwijking van het gestelde onder lid 1 is géén eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd wanneer de te verstrekken individuele voorziening bestemd is voor een belanghebbende die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.

Hoofdstuk 7. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 26. Beslistermijn

Lid 1.

Het college beslist binnen acht weken nadat een aanvraag is ontvangen, tenzij het een aanvraag voor voorzieningen betreft waarvoor bij derden offertes of adviezen moeten worden opgevraagd. In dat geval beslist het college binnen 14 weken nadat de aanvraag is ontvangen.

Lid 2.

Het college kan de in het vorige lid bedoelde beslissingen voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 27. Algemene voorwaarden en weigeringsgronden

Lid 1.

Een individuele voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

  • a.

    de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat;

  • b.

    de te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is.

Lid 2.

Geen individuele voorziening wordt toegekend:

  • a.

    indien de aanvrager de belemmeringen die hij ondervindt kan beperken of opheffen door het anders organiseren van het dagelijks leven of het huishouden

  • b.

    indien de belemmeringen die de aanvrager ervaart het directe gevolg zijn van keuzes van de aanvrager waarbij hij niet dan wel onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen die horen bij zijn individuele omstandigheden

  • c.

    indien de voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • d.

    indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Delft;

  • e.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt zonder schriftelijke toestemming van het college en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst-compenserend aan te merken valt;

  • f.

    voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft al eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

  • g.

    indien de voorziening voor therapeutische doeleinden is aangevraagd.

Artikel 28. Advisering

Lid 1.

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of degene die op grond van deze of een hieraan voorafgaande verordening een voorziening is toegekend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

  • a.

    op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

  • b.

    op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

Lid 2.

Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

  • a.

    het college voor het bepalen van de aard en omvang van de voorziening de medische noodzaak wil vaststellen;

  • b.

    de aanvraag kennelijk om medische redenen zal worden afgewezen.

Lid 3.

Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

  • a.

    het handelt om een aanvraag van een persoon die eerder een voorziening heeft gehad maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden;

  • b.

    het college dat overigens gewenst vindt.

Artikel 29. Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening of een aan deze verordening voorafgaande verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 30. Intrekking en beëindiging

Lid 1.

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

  • a.

    niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen gesteld bij of krachtens de wet;

  • b.

    op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen, terwijl de belanghebbende wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat bedoelde gegevens onjuist waren.

Lid 2.

Onverminderd de gronden voor intrekking genoemd in lid 1 en lid 4, wordt het besluit tot

verlening van een PGB ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag vanaf welke de

budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget.

Lid 3.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan een besluit tot verlening van een PGB

worden ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag waarop de budgethouder de op

basis van artikel 21 gestelde verplichtingen niet nakomt.

Lid 4.

Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan een besluit tot verlening van een financiële

tegemoetkoming worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming binnen zes

maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor

deze was verleend.

Lid 5.

In afwijking van het bepaalde in lid 4 kan een besluit tot verlening van een financiële

tegemoetkoming ten behoeve van een woonvoorziening van bouwkundige of

woontechnische aard worden ingetrokken indien blijkt dat belanghebbende binnen zeven

maanden nadat het besluit is genomen niet heeft aangetoond dat de voorziening is getroffen, waarvoor de financiële tegemoetkoming is verleend.

Lid 6.

Bij overlijden van de budgethouder eindigt het PGB op de dag gelegen na de dag waarop de

budgethouder overlijdt.

Lid 7.

Bij overlijden van de rechthebbende eindigt de periodieke financiële tegemoetkoming op de

eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de rechthebbende is overleden.

Artikel 31. Terugvordering

Lid 1.

Indien een besluit is ingetrokken, kan het college een op basis daarvan al uitbetaalde

financiële tegemoetkoming of PGB geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Lid 2.

Indien een besluit is ingetrokken kan het college een in bruikleen, of eigendom verstrekte

voorziening, verstrekt in natura, terugvorderen. Betrokkene is dan gehouden de voorziening

terug te geven om niet.

Lid 3.

In afwijking van het eerste lid kan, indien een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget abusievelijk ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan de persoon met beperkingen is uitbetaald, deze worden teruggevorderd.

Lid 4.

Onverminderd het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 kan, indien een besluit is ingetrokken, op basis daarvan een al uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget slechts worden teruggevorderd, voor zover na de datum van het besluit tot toekenning van de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget nog geen vijf jaren zijn verstreken.

Deel 2 Maatschappelijke opvang en Vrouwenopvang

Artikel 32. Begripsbepalingen

In deel 2 van deze verordening wordt verstaan onder:

Lid 1. Wet:

de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Lid 2. College:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft.

Lid 3. Opvang:

de voorzieningen zoals gedefinieerd in lid 4, 5 en 6 van dit artikel.

Lid 4. 24-uursverblijf of voltijd verblijf vrouwenopvang waaronder crisisopvang:

een tijdelijk verblijf gedurende een volledig etmaal of langer, al dan niet op een geheim adres, voor vrouwen met of zonder kinderen die gevlucht zijn voor relationeel geweld of dreiging van relationeel geweld. De 24-uurs voorziening omvat onderdak, slaapgelegenheid, begeleiding op diverse aspecten en eventueel voeding.

Lid 5. 24-uurs verblijf of voltijd verblijf maatschappelijke opvang waaronder crisisopvang:

een tijdelijk verblijf gedurende een volledig etmaal of langer, voor mensen die dakloos of thuisloos zijn. De 24-uurs voorziening omvat onderdak, slaapgelegenheid, begeleiding op diverse aspecten en eventueel voeding.

Lid 6. Begeleid wonen:

een woonvorm waarbij cliënten zelfstandig of in een kleine gemeenschap wonen, begeleiding en of dagbesteding krijgen maar (nog) geen regie hebben over een aantal aspecten van het wonen en een bijdrage of huurbedrag betalen aan een instelling voor opvang en niet zelfstandig en rechtstreeks aan een woningcorporatie.

Lid 7. Instelling:

een organisatie (niet natuurlijk persoon) die een voorziening voor opvang exploiteert of trajecten voor opvang uitvoert

Lid 8. Cliënt:

een natuurlijk persoon van 18 jaar of ouder die eventueel samen met zijn of haar kinderen gebruik maakt van een voorziening van een instelling voor opvang.

Lid 9. Eigen bijdrage:

de bijdrage die een cliënt verschuldigd is voor enige vorm van opvang op basis van de bepalingen uit deel 2 van deze verordening.

Artikel 33. Reikwijdte

De bepalingen in deel 2 van deze verordening zijn van toepassing op de door het college aan te wijzen instellingen die een voorziening voor opvang exploiteren of trajecten uitvoeren.

Artikel 34. Eigen bijdrage voor opvang

Lid 1

Een cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd indien hij of zij gebruik maakt van een voorziening voor opvang zoals omschreven in artikel 31 lid 4, 5 en 6.

Lid 2.

De hoogte van de in het vorige lid bedoelde eigen bijdrage wordt vastgesteld door het college en vastgelegd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft. Bij de vaststelling van de eigen bijdrage wordt rekening gehouden met het bepaalde in artikel 4.6 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006 nummer 450) zoals gewijzigd bij besluit van 23 juni 2010, Stb. 2010 nummer 260.

Lid 3.

Het college kan de vaststelling en de inning van de voor de individuele cliënt van toepassing zijnde eigen bijdrage mandateren aan de instelling die de maatschappelijke opvang, de vrouwenopvang of het begeleid wonen, verzorgt.

Deel 3 Slotbepalingen

Artikel 35. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 36. Besluit en beleidsregels

Lid 1. Besluit

Het college stelt een Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft vast. Hierin neemt het college nadere regels op over de omvang van de (financiële) verstrekkingen en over de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel met inachtneming van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Lid 2. Beleidsregels

Het college stelt Beleidsregels vast waarin het college nadere regels opneemt over:

  • a.

    de urennormering bij het treffen van een individuele voorzieningen op grond van artikel 10, 12, 13 en 14 van deze verordening;

  • b.

    de wijze waarop en de mate waarin bij de onder a genoemde urennormering rekening wordt gehouden met gebruikelijke zorg;

  • c.

    de voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden gezien en de wijze waarop dit in individuele situaties beoordeeld wordt;

  • d.

    de wijze waarop de toegang tot het aanvragen van individuele voorzieningen in samenhang met voorzieningen op het gebied van wonen en zorg als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is geregeld.

Artikel 37. Indexering

Lid 1.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de Consumenten Prijs Index, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Lid 2.

In afwijking van het gesteld in lid 1 wordt de hoogte van de eigen bijdrage:

  • a.

    voor voorzieningen voor 24-uurs of voltijd verblijf jaarlijks op 1 januari en 1 juli opnieuw bepaald en vastgesteld op basis van de dan geldende bijstandsnormen, de norm voor persoonlijke uitgaven, de richtlijnen voor zorgverzekeringen en de normen van het Nibud;

  • b.

    voor begeleid wonen jaarlijks op 1 januari verhoogd of verlaagd op basis van de feitelijke woonlasten (huur vermeerderd met directe woonlasten).

Artikel 38. Evaluatie

Lid 1.

Het gevoerde beleid wordt één keer per twee jaar, derhalve voor het eerst in 2013, geëvalueerd; indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft wordt de verordening aangepast;

Lid 2.

Het college zendt na afloop van iedere evaluatie een verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 39. Inwerkingtreding

Lid 1.

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2013 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2011.

Lid 2.

In afwijking van het gestelde in lid 1 treden de bepalingen zoals opgenomen in deel 2 van deze verordening in werking op dezelfde datum als de datum waarop de wet tot wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning in werking treedt die regelt dat eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang door de gemeente bij verordening wordt geregeld en vervolgens door of namens de gemeente wordt vastgesteld en geïnd.

Artikel 40. Overgangsbepaling

Op aanvragen voor een individuele voorziening alsmede bezwaarschriften ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening dan wel betrekking hebbend op een besluit dat genomen is op basis van de in artikel 39 lid 1 genoemde verordening, wordt aan de hand van de bepalingen uit de in artikel 39 lid 1 genoemde verordening beslist tenzij de bepalingen van deze verordening gunstiger zijn voor de aanvrager in welk geval de bepalingen uit deze verordening worden toegepast.

Artikel 41. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2013”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 april 2013.

mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.

R.H. van Luyk ,griffier.

Bekendgemaakt: 15 mei 2013.

Toelichting op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2013