Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Geldend van 01-03-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive

De Raad van de gemeente Delft;

  • -

    heeft het voorstel gelezen van het college van burgemeester en wethouders van 22 januari 2013,

  • -

    en houdt rekening met artikel 8, eerste lid, onderdeel i van de Wet werk en bijstand.

Op basis besluit de Raad vast te stellen:

De verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    beslagvrije voet: het bedrag dat na een beslag op uitkering en/of loon tenminste beschikbaar moet blijven voor degene bij wie het beslag is belegd. Dit is terug te vinden in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • -

    recidiveboete: de bestuurlijke boete die wordt opgelegd bij het voor een tweede of volgende maal overtreden van de plicht tot het tijdig, juist en volledig verstrekken van informatie die van belang is voor een WWB-uitkering. Dit is terug te vinden in artikel 18a, vijfde lid van de Wet werk en bijstand.

  • -

    bezit: de waarde van de bezittingen waarover de belanghebbende en/of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijhorende grond vastgelegde vermogen. Dit is bedoeld in artikel 50, eerste lid van de Wet werk en bijstand.

  • -

    verrekenen: het verrekenen van de uitkering met de openstaande boete. Dit is bedoeld in artikel 60, vierde lid van de Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2 Verrekenen met de beslagvrije voet bij voldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van de belanghebbende tenminste meer is dan 3 maal de bijstandsnorm die op hem of zijn gezin van toepassing is, dan wordt door het college de boete verrekend rekening houdend met 50% van de beslagvrije voet.

  • 2. De verrekening duurt 3 maanden vanaf het moment dat de bestuurlijke boete is opgelegd. Het college gaat daarbij uit van de dagtekening op het besluit tot het opleggen van de bestuurlijke boete.

Artikel 3 Verrekenen met de beslagvrije voet bij geen of onvoldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van de belanghebbende minder bedraagt dan 3 maal de bijstandsnorm die op hem of zijn gezin van toepassing is, dan wordt door het college de bestuurlijke boete gedurende 1 maand verrekend rekening houdend met 50% van de beslagvrije voet. De verrekening vindt plaats direct vanaf het moment dat de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2. Direct na de verrekening zoals beschreven in het eerste lid, verrekent het college de bestuurlijke boete in de daaropvolgende 2 maanden zodanig dat de belanghebbende blijft beschikken over een inkomen van 80% van de bijstandsnorm die op hem en/of diens gezin van toepassing is.

  • 3. Bij die middelen horen naast de uitkering ook de gedeeltelijke vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder n en r van de Wet werk en bijstand .

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet

In afwijking van artikel 2 en 3 kan het college besluiten bij de verrekening wel rekening te houden met de beslagvrije voet indien,

  • -

    aannemelijk zou zijn als artikel 2 of 3 van de verordening worden toegepast zou leiden tot een uithuiszetting van de belanghebbende en diens gezin; of,

  • -

    er andere dringende redenen zijn.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2, 3 en 4 zijn ook van toepassing indien een eerdere bestuurlijke boete nog niet is betaald op het moment dat een recidiveboete wordt opgelegd.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2013, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2013.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt genoemd: de verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 maart 2013.

mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.

R.H. van Luyk ,griffier.

Bekendgemaakt 10 april 2013.

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2013 treedt de ‘Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving’ in werking. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij schending van de inlichtingenplicht. Het college van burgemeester en wethouders is verplicht de bestuurlijke boete te verrekenen met de lopende uitkering.

Bij de verrekening moet de gemeente rekening houden met de beslagvrije voet. Dit betekent dat de belanghebbende 90% van de bijstandsuitkering overhoudt voor zijn kosten van levensonderhoud. Is er echter sprake van een herhaalde schending van deze inlichtingenplicht, en wordt daarvoor weer een boete opgelegd, een zgn. recidiveboete, dan kan het college besluiten gedurende drie maanden de boete te verrekenen met de volledige uitkering.

De WWB verplicht de gemeenteraad om met een verordening regels vast te stellen over deze bevoegdheid. Gemeenten hebben daarmee de mogelijkheid zelf te beslissen of er sprake is van omstandigheden waarin het niet wenselijk is af te zien van de beslagvrije voet.

Deze bevoegdheid kan op veel manieren worden ingevuld.

De gemeenteraad heeft alleen bij het afzien van de beslagvrije voet de bevoegdheid regels op te stellen. In alle overige gevallen van invordering en terugvordering (niet wettelijk verplicht) is er sprake van een bevoegdheid van het college. Het college kan in deze gevallen beleidsregels opstellen.

Het kan voorkomen dat de gemeente te maken krijgt met het verzoek van een andere gemeente om een door hen opgelegde boete te verrekenen. In deze gevallen is het aan de gemeente die de boete heeft opgelegd (op basis van hun verordening) om aan te geven of zij de beslagvrije voet willen aanhouden, of dat zij er van af willen zien. De gemeente die de uitkering verstrekt moet in beginsel hieraan meewerken.

Als de beslagvrije voet niet wordt gehanteerd dan kan de belanghebbende aan de gemeente die de uitkering verstrekt vragen de beslagvrije voet toch toe te passen. De gemeente die de uitkering verstrekt kan aan het verzoek voldoen (artikel 60b, tweede lid WWB). In de meeste gevallen zal deze gemeente dan besluiten volgens de eigen verordening te handelen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening zijn een aantal begrippen nader omschreven. De meeste begrippen hoeven niet verder te worden toegelicht.

Bezit

De verordening kent een omschrijving van het begrip bezit. Bezit is de waarde van alle bezittingen waarover een belanghebbende en/of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kan beschikken. Bezittingen kunnen bestaan uit geld of uit goederen.

Binnen de WWB wordt het begrip vrij te laten vermogen gehanteerd (artikel 34 WWB). Bij het begrip bezit zoals dat wordt gebruikt in deze verordening gaat het om iets anders. Met schulden wordt in deze verordening geen rekening gehouden. Ook met de vrijlating van een deel van het vermogen wordt geen rekening gehouden.

Als de gemeente besluit dat boete wordt verrekend met de volledige uitkering zal de belanghebbende de bezittingen waarover hij beschikt (of kan beschikken) moeten aanwenden om in zijn kosten van bestaan te voorzien. Een uitzondering is gemaakt voor de door de belanghebbende (en zijn gezin) bewoonde eigen woning.

Verrekenen

In het Wetboek van Rechtsvordering is het begrip verrekenen omschreven. De wijze van verrekenen zoals deze omschreven is in de WWB gaat verder.

Artikel 2 Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende bezit.

Het uitgangspunt van deze verordening is dat de recidiveboete volledig wordt verrekend met de uitkering (dus zonder rekening te houden met de beslagvrije voet) gedurende de maximale termijn van drie maanden als de belanghebbende over voldoende bezit beschikt om dit zelf op te vangen. Dit uitgangspunt is vastgelegd in artikel 2 van deze verordening.

Van voldoende bezit is sprake als de waarde van de bezittingen waarover de belanghebbende beschikt (of kan beschikken) tenminste 3 maal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Immers, bij het gebruik van het aanwezige geld en het verkopen van bezittingen, zou een periode van 3 maanden overbrugd kunnen worden.

Artikel 3 Verrekenen bij geen of onvoldoende bezit

Heeft een belanghebbende onvoldoende bezit om een periode van 3 maanden te overbruggen, dan verrekent het college slechts 1 maand zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. Voor de overige 2 maanden houdt het college wel rekening met de beslagvrije voet, maar niet volledig. Deze 2 maanden blijft de belanghebbende beschikken over 80% van de bijstandsnorm.

Met deze 80%-norm sluit de gemeente aan bij de belastingdienst. De belastingdienst hanteert dit percentage bij notoire wanbetalers. De belastingdienst heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 19, eerste lid, van de Invorderingswet 1990.

Met deze opzet laat de gemeente zien dat fraude niet mag lonen. Het gaat hierbij immers om belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Met deze vorm van verrekenen geeft de gemeente een duidelijk signaal.

Toch houdt de gemeente ook rekening met haar zorgplicht. Bij belanghebbenden die geen of onvoldoende bezit hebben kan het volledig verrekenen gedurende 3 maanden onaanvaardbare gevolgen hebben. Dat is iets wat de gemeente wil voorkomen.

Een belanghebbende kan inkomsten hebben uit arbeid die op grond van artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r gedeeltelijk worden vrijgelaten. Bij de verrekening van de recidiveboete tot 80% van de bijstandsnorm, tellen deze inkomsten gewoon mee. Deze inkomsten worden in dit geval dus niet buiten beschouwing gelaten.

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet.

Hoewel er sprake is van een herhaalde schending van de inlichtingenplicht zijn er situaties denkbaar waarin een volledige verrekening onaanvaardbare gevolgen heeft. Dit komt aan de orde in artikel 4 van deze verordening. Dit zijn individuele situaties waar het college rekening mee moet houden.

In het eerste onderdeel is geregeld dat besloten kan worden de beslagvrije voet toch te hanteren als de volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot een uithuiszetting van de belanghebbende en diens gezin. Als belanghebbende op straat komt te staan wordt de problematiek verergert met alle maatschappelijke kosten van dien. Een dreigende huisuitzetting wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om af te zien van een volledige verrekening.

Ook als er sprake is van andere dringende redenen kan besloten worden om toch de beslagvrije voet te hanteren. Het gaat om uitzonderlijke, incidentele gevallen waarbij de belanghebbende en diens gezin in behoeftige omstandigheden verkeren die op geen andere manier te verhelpen zijn.

Het enkele feit dat de belanghebbende door de verrekening over onvoldoende middelen beschikt om in het bestaan te voorzien is geen dringende reden.

Artikel 5. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes, die nog niet zijn betaald. Mocht het college besluiten tot het verrekenen van deze nog openstaande boetes, dan is het mogelijk op grond van artikel 5 van deze verordening.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Een toelichting op dit artikel is niet nodig.

Artikel 7 Citeertitel

Een toelichting op dit artikel is niet nodig.