Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Geldend van 13-01-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

De Raad van de gemeente Delft,

heeft het voorstel gelezen van het college van burgemeester en wethouders van 14 -10-2014, en

houdt rekening met;

  • -

    artikel 8a, eerste lid, onderdeel b van de Participatiewet, en

  • -

    artikel 35, eerste lid, onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), en

  • -

    artikel 35, eerste lid, onderdeel e van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ),

houdt ook rekening met:

  • -

    het door haar vastgestelde beleid in de nota “Wederkerigheid en Tegenprestatie, een win-win-win situatie (stuknr. 1346496)

besluit vast te stellen de volgende verordening:

  • -

    Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

  • b.

    IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

  • d.

    Tegenprestatie: het in opdracht van het college doen van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten die niet gericht zijn op deelname op de arbeidsmarkt, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid onder c van de Participatiewet of artikel 37, eerste lid onder f van de IOAW en de IOAZ..

Hoofdstuk 2 Tegenprestatie naar vermogen

Artikel 2 Opdragen en inhoud van een tegenprestatie naar vermogen

  • 1.

    Het college kan een belanghebbende op grond van de artikelen 9, eerste lid, onderdeel c van de Participatiewet, 37, eerste lid, onderdeel f van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onderdeel f van de IOAZ een tegenprestatie naar vermogen opdragen.

  • 2.

    De tegenprestatie naar vermogen bestaat uit onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden met een additioneel karakter, die:

  • a.

    niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;

  • b.

    niet zijn bedoeld om participatie te bewerkstelligen;

  • c.

    worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid;

  • d.

    niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Bij het bepalen van de aard, de duur en de omvang van de tegenprestatie houdt het college rekening met de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 3 Geen werkzaamheden voorhanden

Bij het ontbreken van werkzaamheden die als tegenprestatie naar vermogen kunnen worden gekwalificeerd, ziet het college af van het opdragen van een tegenprestatie naar vermogen

Artikel 4 Beleidsregels

Het college kan ter nadere uitvoering van deze verordening beleidsregels vaststellen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan, indien de toepassing van bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot onbillijkheden van overwegende aard elidt, ten gunste van de betrokkene afwijken van deze verordening.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening tegenprestatie participatiewet, IOAW en IOAZ 2015".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2014
mr. drs. G.A.A. Verkerk,
burgemeester.
A.P. Oostdijk,
wnd.griffier.

Toelichting

Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten een tegenprestatie te verrichten. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid onderdeel c van de Participatiewet en artikel 35, eerste lid onder f van de IOAW en artikel 35, eerste lid onder f van de IOAZ. De tegenprestatie bestaat uit onbeloonde maatschappelijke en nuttige werkzaamheden. Deze activiteiten mogen niet leiden tot een verdringing op de arbeidsmarkt.

De mogelijkheid tot het opleggen van een tegenprestatie moet worden vastgelegd in een verordening. Met deze verordening wordt aan deze formele voldaan. Het college voert de mogelijkheid tot het opleggen van een tegenprestatie uit overeenkomstig het beleid dat is vastgelegd in de nota ‘Wederkerigheid en Tegenprestatie, een win-win-win situatie.

Individuele omstandigheden

Het college bepaalt,

  • 1.

    rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden,

  • 2.

    en rekening houdend met de voorhanden zijnde maatschappelijk nuttige werkzaamheden,

de aard, de omvang en de duur van een aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Het college houdt daarbij rekening met de criteria genoemd in de nota wederkerigheid.

Geen tegenprestatie

Indien daarvoor dringende redenen zijn kan het college in individuele gevallen besluiten een tijdelijke ontheffing te verlenen van de plicht tot tegenprestatie (art. 9, tweede lid van de Participatiewet). Geen tegenprestatie zal worden gevraagd van iemand die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is (art. 9, vijfde lid van de Participatiewet).

Voor alleenstaand ouders geldt dat zij niet verplicht worden tot een tegenprestatie indien zij een ontheffing hebben van de arbeidsplicht zoals bedoeld in artikel 9a, eerste lid van de Participatiewet. Dit is geregeld in artikel 9, zevende lid van de Participatiewet.

Maatregel

Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichtingen geldt voor het niet, of niet voldoende nakomen van de plicht tot tegenprestatie dat een maatregel kan worden opgelegd, overeenkomstig de maatregelverordening.

Bevoegdheid

Het college heeft al sinds 2012 de bevoegdheid een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. De regering vindt het verrichten van een tegenprestatie belangrijk omdat het een manier is om actief te blijven in de samenleving, en zo een sociaal netwerk, arbeidsritme en regelmaat te behouden. Op termijn zou dit de kansen op de arbeidsmarkt helpen vergroten.

Geen re-integratie instrument

Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet als primair doel de re-integratie van de betrokkene te bevorderen. De tegenprestatie moet gezien worden als een nuttige bijdrage aan de samenleving; iets terugdoen voor de uitkering die men ontvangt.

De tegenprestatie mag geen belemmering zijn voor het accepteren, behouden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid. Het uitgangspunt dat werk voor gaat, geldt ook hier.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2. Opdragen en inhoud van een tegenprestatie naar vermogen

Het college kan iedereen die een uitkering ontvangt van de gemeente opdragen een tegenprestatie te verrichten tenzij;

  • 1.

    de betreffende persoon volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is (art. 9, vijfde lid van de Participatiewet);

  • 2.

    de alleenstaande ouder die ontheven is van de arbeidsplicht zoals bedoeld in artikel 9a, eerste lid van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid van de Participatiewet).

Daarnaast kan het college in individuele gevallen als zij meent dat daar redenen voor zijn een tijdelijke ontheffing geven van de plicht tot tegenprestatie.

Het tweede lid van dit artikel geeft enkele voorwaarden aan om duidelijk te maken welke werkzaamheden als tegenprestatie kunnen worden aangemerkt. Deze voorwaarden zijn afkomstig uit de kamerstukken.

Bij het opleggen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de mogelijkheden en onmogelijkheden van het individu. Dit staat in het derde lid.

Artikel 3. Geen werkzaamheden voorhanden

De werkzaamheden die als tegenprestatie kunnen worden verricht moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Niet altijd zullen deze werkzaamheden voorhanden zijn. Zijn deze er niet, dan zal het college geen tegenprestatie opleggen.

Artikel 4. Beleidsregels

Het college kan besluiten voor de uitvoering om deze verordening nader uit te werken in beleidsregels.

Artikel 5 tot en met 7

Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.