Verordening indicatieorgaan Delft

Geldend van 01-01-1998 t/m heden

Intitulé

Verordening indicatieorgaan Delft

Burgemeester en wethouders van Delft;

gelet op het bepaalde in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere ziektekosten en het Zorgindicatiebesluit;

alsmede gelet op het bepaalde in artikel 147 lid 1 van de Gemeentewet;

b e s l u i t e n :

In te stellen een orgaan, als bedoeld in artikel 9a, Algemene wet bijzondere ziektekosten;

vast te stellen de volgende verordening voor het orgaan, als bedoeld in artikel 9a, Algemene wet bijzondere ziektekosten "(AWBZ)";

onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Indicatiecommissie van 1 juli 1989.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het besluit: Zorgindicatiebesluit;

  • b.

    het orgaan: het orgaan als bedoeld in artikel 9a Algemene wet bijzondere ziektekosten;

  • c.

    de arts: de arts als bedoeld in het besluit;

  • d.

    de maatschappelijk werkende: de maatschappelijk werkende als bedoeld in het besluit;

  • e.

    de verzoeker: de persoon door of namens wie een verzoek om advies bij het indicatieorgaan is ingediend;

  • f.

    het indicatiebesluit, respectievelijk de indicatiebeoordeling: het besluit, bedoeld in artikel 11, sub a, van de Overgangswet verzorgingshuizen, respectievelijk de indicatiebeoordeling bedoeld in artikel 9a, eerste lid Algemene wet bijzondere ziektekosten;

  • g.

    instellingen: verzorgingshuizen als bedoeld in artikel 1, sub b en instellingen als bedoeld in artikel 1, vijfde lid van de Overgangswet verzorgingshuizen;

  • h.

    de verpleeginrichting: de inrichting, bedoeld in artikel 10, eerste lid van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering;

  • i.

    het uitvoeringsorgaan: een ziekenfonds, ziektekostenverzekeraar of uitvoerend orgaan als bedoeld in hoofdstuk V van de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

Artikel 2. Samenstelling van het orgaan.

  • 1. Het orgaan bestaat uit:

    • a.

      een voorzitter, tevens lid;

    • b.

      3 leden, met dien verstande, dat in het orgaan in ieder geval zitting hebben een arts en een maatschappelijk werkende.

    • c.

      De onder sub a en b genoemden worden benoemd door burgemeester en wethouders.

  • 2. De voorzitter wordt bij ontstentenis, ziekte of afwezigheid, indien en voorzover hierin niet door burgemeester en wethouders is voorzien, vervangen door een lid van het orgaan, daartoe door het orgaan uit haar midden aangewezen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen voor elk benoemd lid, een of meer plaatsvervangende leden benoemen.

  • 4. Burgemeester en wethouders voegen aan het orgaan een secretaris toe.

Artikel 3. Zittingsduur.

  • 1. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar.

  • 2. Ze kunnen terstond worden herbenoemd.

  • 3. Een lid kan te allen tijde schriftelijk aan burgemeester en wethouders ontslag vragen.

  • 4. Aan een lid kan door burgemeester en wethouders tussentijds ontslag worden verleend.

  • 5. Ontslag anders dan op eigen verzoek wordt schriftelijk met redenen omkleed.

Artikel 4. Vergoeding.

Burgemeester en wethouders kunnen aan de leden een vergoeding toekennen.

Artikel 5. Taak van het orgaan.

  • 1. Het orgaan heeft tot taak, met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 6 van het besluit advies uit te brengen.

  • 2. Het orgaan kan desgevraagd of eigener beweging aan burgemeester en wethouders indicatiebesluit advies uitbrengen betreffende mogelijkheden tot intra- en extramurale hulpverlening.

Artikel 6. De vergaderingen.

  • 1. De voorzitter belegt in ieder geval een vergadering telkens als dat voor de behandeling van een of meer aanvragen en met inachtneming van de in artikel 12 en artikel 15 van het besluit gestelde termijnen noodzakelijk is en voorts telkens als dat door tenminste twee leden met opgave van redenen wordt gevraagd.

  • 2. De oproepingen worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering bij de leden bezorgd.

  • 3. De vergaderingen zijn niet openbaar.

Artikel 7. Besluitvorming.

  • 1. Voor het houden van de vergaderingen van het orgaan is vereist dat, behalve de vooorzitter of de plaatsvervangend voorzitter, tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is. In ieder geval moeten aanwezig zijn de arts en de maatschappelijk werkende of hun plaatsvervangers.

  • 2. Het orgaan besluit bij meerderheid van stemmen. Ingeval de stemmen staken, wordt de beslissing uitgesteld tot de eerstvolgende vergadering. Indien in deze vergadering de stemmen opnieuw staken, beslist de voorzitter.

  • 3. Indien het in het eerste lid bedoelde aantal leden niet is opgekomen, kan de voorzitter met een tussentijd van tenminste 24 uur een nieuwe vergadering beleggen. In deze vergadering kunnen de dan aanwezige leden beraadslagen en besluiten over de onderwerpen, die voor de eerste vergadering op de agenda waren geplaatst.

  • 4. In gevallen, waarin geen uitstel mogelijk is, brengt de voorzitter, in overleg met de arts en de maatschappelijk werkende, een voorlopig indicatiebesluit uit. Indien de arts in bovengenoemde gevallen van mening is dat opname dan wel dagbehandeling in een verpleeginrichting de meest aangewezen vorm van hulpverlening is, brengt de voorzitter dit oordeel als het voorlopig indicatiebesluit uit.

  • 5. Het voorlopig advies wordt in de eerstvolgende vergadering door het orgaan behandeld.

Artikel 8. Onthouding van stemmen over het advies.

De leden en de plaatsvervangende leden van het orgaan nemen niet deel aan de stemming over het uit te brengen indicatiebesluit, aan verzoeker, indien zij op enigerlei wijze direct of indirect betrokken zijn of zullen worden bij hulpverlening aan die verzoeker.

Artikel 9. Geheimhouding.

  • 1. De leden van het orgaan, de secretaris, alsmede allen die bij de uitvoering van deze verordening zijn betrokken, zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hun bij het verrichten van hun taak bekend is geworden betreffende de verzoeker.

  • 2. Het orgaan kan informatie over de toestand van de verzoeker verstrekken aan die instelling(en), die volgens het orgaan in aanmerking komen voor hulpverlening aan de verzoeker.

Artikel 10. Het onderzoek.

  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in paragraaf 4 van het besluit, onderzoekt het orgaan de toestand van de verzoeker.

  • 2. Het orgaan ziet van een onderzoek af, indien, op grond van de beschikbare gegevens, bepaald kan worden welke de aard en omvang van de hulpbehoefte van de verzoeker is.

  • 3. Indien door het orgaan nader onderzoek door deskundigen wenselijk wordt geacht, geschiedt dit.

  • 4. Het orgaan verzamelt omtrent de verzoeker slechts die gegevens die voor de uitvoering van haar taak noodzakelijk zijn.

Artikel 11. De advisering.

Het orgaan beraadslaagt aan de hand van het schriftelijk rapport dat, naar aanleiding van de onderzoeken bedoeld in het voorgaande artikel, met betrekking tot de verzoeker is opgemaakt en stelt vervolgens, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 6 van het besluit haar indicatiebesluit vast.

Artikel 12. Statistische gegevens.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van het besluit verzendt het orgaan de bedoelde gegevens aan de minister van volksgezondheid, welzijn en sport en burgemeester en wethouders.

Artikel 13. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel “Verordening indicatieorgaan Delft”.

  • 2. Zij treedt in werking op 1 januari 1998.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 23 december 1997.

Bekendgemaakt: 8 januari 1998.

burgemeester

H.M.C.M. van Oorschot

secretaris

U. Sijtema