Regionale gehandicaptenparkeerregeling

Geldend van 24-06-2010 t/m heden

Intitulé

Regionale gehandicaptenparkeerregeling

De raad van de gemeente Delft;

Gelezen het voorstel van het college van 2 maart 2010,

overwegende dat het gewenst is aan lichamelijk gehandicapte inwoners van de gemeente die niet in aanmerking komen voor de Europese gehandicaptenparkeerkaart, als bedoeld in art. 49 van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW) en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart, de mogelijkheid te bieden om in de gemeente Delft in aanmerking te komen voor een Regionale gehandicaptenparkeerkaart;

gelet op artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens;

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet.

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende regeling, houdende de voorschriften met betrekking tot de afgifte van regionale gehandicaptenparkeerkaarten.

Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1

gehandicaptenparkeerkaart: een regionale gehandicaptenparkeerkaart dan wel duplicaat daarvan, afgegeven op grond van artikel 87 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens, welke geldig is in de gemeente van afgifte;

RVV: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

Paragraaf 2 De criteria voor afgifte van regionale gehandicaptenparkeerkaarten

Artikel 2

Een nieuwe regionale gehandicaptenparkeerkaart kan worden verstrekt aan bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen die ten tijde van het indienen van de aanvraag reeds houder zijn van een gehandicaptenparkeerkaart en die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 doch niet meer dan 200 meter aan een stuk te voet te overbruggen.

Artikel 3

Een nieuwe regionale gehandicaptenparkeerkaart wordt niet verstrekt dan nadat een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.

Dit onderzoek wordt achterwege gelaten, indien aan de aanvrager eerder een regionale gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt en op grond van het laatste onderzoek dat hij in verband met de afgifte van een Regionale gehandicaptenparkeerkaart heeft ondergaan, moet worden aangenomen dat hij nog steeds voldoet aan de in artikel 2 genoemde criteria.

Artikel 4

  • 1. Aan de aanvrager wordt een regionale gehandicaptenparkeerkaart met een nieuwe geldigheidsduur slechts verstrekt tegen inlevering van de eerder verstrekte gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2. Het eerste lid geldt niet, indien de in te leveren gehandicaptenparkeerkaart verloren is geraakt, tenietgegaan is of gestolen is. Indien de gehandicaptenparkeerkaart is gestolen, wordt tevens een bewijs van aangifte gevraagd.

Artikel 5

  • 1. Aan de houder van een gehandicaptenparkeerkaart wordt in geval van duurzame vervanging van het vermelde motorvoertuig op aanvraag een regionale gehandicaptenparkeerkaart afgegeven met vermelding van het kenteken van het vervangende motorvoertuig.

  • 2. Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag blijft een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 3, lid 1 achterwege.

  • 3. Het in artikel 4 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het tweede lid en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een gehandicaptenparkeerkaart indien het rijbewijs waarnaar de gehandicaptenparkeerkaart verwijst wordt vervangen.

Artikel 6

De regionale gehandicaptenparkeerkaart dient te worden aangevraagd bij het college.

Paragraaf 3 De aan houders van een gehandicaptenparkeerkaart geboden faciliteiten

Artikel 7

  • 1. Aan houders van een gehandicaptenparkeerkaart is ontheffing verleend van de in artikel 8 genoemde parkeerverboden en -geboden in de gemeente van afgifte van de gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2. De in het eerste lid genoemde faciliteiten worden ook geboden aan de houders van gehandicaptenparkeerkaarten afgegeven in de andere gemeenten van het Stadsgewest Haaglanden.

Artikel 8

Houders van een gehandicaptenparkeerkaart zijn gerechtigd te parkeren:

  • a.

    gedurende ten hoogste 3 uur achtereen met gebruik van een parkeerschijf: op plaatsen waar een parkeerverbod geldt dat is aangeduid door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV;- bij een gele onderbroken streep;

  • b.

    gedurende onbepaalde tijd:- op plaatsen die door middel van bord E6 van bijlage 1 van het RVV zijn aangeduid als "parkeerplaats voor gehandicapten algemeen";- in parkeerschijfzones, aangeduid door bord E10 van bijlage 1 van het RVV.

Paragraaf 4 Het aan een gehandicaptenparkeerkaart te verbinden voorschrift

Artikel 9

Aan een gehandicaptenparkeerkaart is het voorschrift verbonden, dat de houder daarvan geen gebruik laat maken, indien het parkeren niet rechtstreeks verband houdt met vervoer van zichzelf.

Paragraaf 5 De geldigheid van de gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 10

Een gehandicaptenparkeerkaart is persoonsgebonden en uitsluitend geldig voor het gebruik van het motorvoertuig waarvan het kenteken op de kaart is vermeld.

Artikel 11

  • 1. De Regionale gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt voor een periode van maximaal twee jaar.

  • 2. De gehandicaptenparkeerkaart dient na het verlopen van de geldigheid zo spoedig mogelijk te worden ingeleverd bij de gemeente die de kaart heeft verstrekt.

Artikel 12

Een gehandicaptenparkeerkaart verliest zijn geldigheid:

  • a

    door het verlopen van de geldigheidstermijn;

  • b

    door het overlijden van de gehandicapte aan wie de kaart is verstrekt;

  • c

    door ongeldigverklaring;

  • d

    door afgifte van een nieuwe gehandicaptenparkeerkaart.

Het college kan een gehandicaptenparkeerkaart ongeldig verklaren indien de houder niet langer voldoet aan de criteria van afgifte of als de houder het aan het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart verbonden voorschrift niet naleeft.

Indien tussentijds in verband met wijziging van het kenteken of het rijbewijsnummer dan wel in verband met het feit dat de gehandicaptenparkeerkaart is versleten, geheel of ten dele onleesbaar is geworden, verloren geraakt, is gestolen of tenietgegaan, een nieuwe gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt, dan geldt daarvoor de geldigheidstermijn die gold voor de vervangen gehandicaptenparkeerkaart.

Paragraaf 6 De uitvoering van de gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 13

De gehandicaptenparkeerkaart moet zijn voorzien van:

  • -

    een waarmerk van de gemeente;

  • -

    vervaldatum;

  • -

    een registratienummer;

  • -

    kenteken(s) van het voertuig/de voertuigen waarmee de houder zich pleegt te vervoeren;

  • -

    rijbewijsnummer van de houder;

  • -

    handtekening van de houder.

Paragraaf 7 Duplicaten

Artikel 14

  • 1. Indien een regionale gehandicaptenparkeerkaart is versleten, geheel of ten dele onleesbaar is geworden, verloren geraakt, is gestolen of tenietgegaan, kan een duplicaat worden uitgereikt. Indien de regionale gehandicaptenparkeerkaart is gestolen wordt tevens een bewijs van aangifte gevraagd.

  • 2. Indien de regionale gehandicaptenparkeerkaart is versleten of ten dele onleesbaar is geworden, wordt een duplicaat slechts uitgereikt tegen inlevering van die kaart.

  • 3. Een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 3, lid 1 blijft achterwege.

Paragraaf 8 Wijze van aanbrengen van de gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 15

De gehandicaptenparkeerkaart moet op zodanige wijze achter de voorruit worden aangebracht

dat de voorzijde ervan buiten het motorvoertuig behoorlijk leesbaar is.

Paragraaf 9 Slotbepalingen

Artikel 16

De Invalideparkeerregeling, zoals vastgesteld op 16 december 1993 en het laatst gewijzigd op 30 mei 1996, wordt ingetrokken.

Artikel 17

Deze verordening wordt aangehaald als: Regionale gehandicaptenparkeerregeling en treedt in werking op 24 juni 2010.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 juni 2010.

mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.

L.van Luyk ,griffier.

Bekendgemaakt 4 juli 2010.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Considerans

Artikel 87 van het RVV bepaalt dat ontheffing kan worden verleend van met name genoemde artikelen van het RVV.

De voor deze regeling relevante artikelen zijn art. 24, lid 1, onder e, 25, 26 en art. 62 voor zover het betreft het verkeersbord E1 (zie ook de toelichting bij art. 8).

Artikel 2

In de Regeling gehandicaptenparkeerkaart is sprake van een maximum loopafstand van 100 m. De verruiming van deze afstand tot 200 m. vormt de essentie van de regeling van de stadsgewestgemeenten. In deze regeling is niet de mogelijkheid van afgifte van passagierskaarten opgenomen. In de landelijke regeling worden passagierskaarten alleen verstrekt aan personen die zich redelijkerwijs niet te voet kunnen voortbewegen en die voor verplaatsingen buitenshuis zijn aangewezen op vervoer door een ander. Er is dus altijd iemand die de auto kan parkeren. Een aanvulling op de landelijke regeling wordt daarom overbodig geacht.

Omdat het wenselijk is dat deze regeling op termijn eindigt, wordt een “afbouwbeleid” gehanteerd. Dit betekent dat een nieuwe Regionale gehandicaptenparkeerkaart alleen kan worden aangevraagd door degenen die reeds houder van een gehandicaptenparkeerkaart zijn en voldoen aan de eisen.

Artikel 4

  • 1.

    Met inlevering van de eerder verstrekte gehandicaptenparkeerkaart wordt beoogd misbruik te voorkomen.

  • 2.

    Met het vragen van een bewijs van aangifte kan (gedeeltelijk) worden voorkomen dat gehandicaptenparkeerkaarten ten onrechte als verloren of gestolen worden opgegeven.

Artikel 7

Het resultaat van de Regionale regeling is, dat de houder van een gehandicaptenparkeerkaart, afgegeven in één der gemeenten van het Stadsgewest Regionale deze in alle Regionale gemeenten kan gebruiken.

Artikel 8

  • a.

    Ontheffing op grond van art 87. juncto art. 62 RVV.

    • Ontheffing op grond van art 87. juncto art. 24, lid 1, onder e RVV.

  • b.

    Ontheffing op grond van art 87. juncto art. 26 RVV.

    • Ontheffing op grond van art 87. juncto art. 25 RVV.

NB. In artikel 87 van het RVV wordt alleen bepaald dat ontheffing kan worden verleend van met name genoemde artikelen. Een maximum tijdsduur wordt niet genoemd.

Aangesloten is bij de in artikel 85 van het RVV genoemde faciliteiten voor de Europese gehandicaptenparkeerkaart. Dit geldt ook voor het verplichte gebruik van een parkeerschijf bij een gelimiteerde parkeerduur.

Artikel 11

  • 1.

    De Europese gehandicaptenparkeerkaart is 5 jaar geldig. Omdat voor de Regionale gehandicaptenparkeerkaarten soepeler criteria worden gehanteerd is regelmatige vernieuwing de beste mogelijkheid om het gebruik van kaarten, door personen die niet meer aan de criteria voldoen, te beperken. De Regionale gehandicaptenparkeerkaart is geldig voor een periode van minimaal een half jaar en maximaal 2 jaar.

  • 2.

    Indien een gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid heeft verloren, wordt deze zo spoedig mogelijk bij het college ingeleverd. Wanneer de houder van de gehandicaptenparkeerkaart is overleden geschiedt dit door degene die de kaart onder zich houdt. De artikelen 54 en 59 van BABW zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Het is aan het college om te bepalen wanneer een gehandicaptenparkeerkaart ongeldig wordt

verklaard.

Bij een dergelijk besluit dient dan ook de mogelijkheid van bezwaar en beroep op grond van de Algemene wet bestuursrecht te worden aangegeven.

Artikel 13

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de personen werkzaam in de functie van Controleur Openbare Ruimte van de Sector Toezicht Openbare Ruimte.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

N.B. In de regeling is niet opgenomen dat de kosten van de gehandicaptenparkeerkaart voor rekening van de aanvrager komen. Dit zou een overbodige constatering zijn omdat dit al is vastgesteld in de gemeentelijke legesverordening.