Regeling vervallen per 22-06-2023

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent peuteropvang Beleidsregel Subsidie Peuteropvang en VVE gemeente Delft

Geldend van 01-01-2018 t/m 21-06-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent peuteropvang Beleidsregel Subsidie Peuteropvang en VVE gemeente Delft

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft,

gelezen het voorstel van 10-10-2017 met kenmerk 3134391,

gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en artikel 166 en 167 van de Wet op primair onderwijs (Wpo )titel 4.2 van de Algemene Wet Bestuursrecht en artikel 9 van de Kaderverordening Subsidies Delft 2014;

overwegende:

dat één van de vervolgstappen van de vaststelling van de beleidsnotitie harmonisatie kinderopvang, is het opstellen van “beleidsregel Peuteropvang en VVE gemeente Delft” waarin de subsidieregels nader zijn uitgewerkt;

dat de regels betrekking hebben op het verlenen, verantwoorden en vaststellen van subsidie voor peuteropvang voor een peuter van ouders die niet onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) vallen;

dat de mogelijkheid moet worden geboden aan alle kinderopvangaanbieders in de gemeente Delft om vanaf 1 januari 2018 een subsidieaanvraag in te dienen voor peuteropvang voor peuters van ouders die niet onder de Wkkp vallen en voor extra VVE aanbod voor doelgroeppeuters;

besluit vast te stellen de

Beleidsregel Peuteropvang en VVE gemeente Delft

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

BSN

het Burgerservicenummer is een uniek persoonsnummer dat iedereen krijgt die ingeschreven staat in de Basis Registratie Personen (BRP);

doelgroeppeuters

peuters die in aanmerking komen voor VVE, op indicatie van JGZ;

gemeente

de gemeente Delft;

houder

degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en met die onderneming een peuteropvanglocatie exploiteert die staat vermeld in het LRK(P);

inkomensverklaring

een recente officiële verklaring (voorheen IB60) van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van de ouder(s)/verzorger(s) in een bepaald belastingjaar

 

kinderopvang

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint (zie artikel 1.1 Wkkp);

kinderopvangtoeslag

de tegemoetkoming van het Rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor in het LRK(P) geregistreerde kinderopvang;

LRK(P):

Landelijk Register Kinderopvang (Peuterspeelzalen); het register waarin kinderopvangvoorzieningen (en peuterspeelzalen: tot 1 januari 2018) zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

ouderbijdrage

inkomensafhankelijke vergoeding die de ouders betalen aan de houder;

 

ouders

ouder(s) of verzorger(s) van de peuter;

peuteropvanglocatie

voorschoolse voorziening met uitsluitend peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen;

peuterplaats

plaats voor peuters vanaf 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt. De peuter maakt op tenminste twee verschillende dagen, gedurende maximaal 10,5 uur per week en 40 weken per jaar, gebruik van de peuterplaats;

voorschoolse voorziening

kinderdagverblijven die zijn geregistreerd in het LRK(P) als VVE-gecertificeerd binnen de gemeente Delft;

VVE

voor- en vroegschoolse educatie; het aanbod voor kinderen tot en met groep 2 van de basisschool, waarbij aan de hand van een VVE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs (zie artikel 1.1 Wkkp).

VVE-jaarbedrag

een vergoeding in de vorm van een jaarbedrag aan de houder voor de extra werkzaamheden voor een doelgroeppeuter;

VVE-peuterplaats

plaats voor doelgroeppeuters van 2 jaar tot het moment dat de doelgroeppeuter naar de basisschool uitstroomt. De doelgroeppeuter maakt op tenminste twee verschillende dagen, gedurende minimaal 10 uur en maximaal 10,5 uur per week en 40 weken per jaar, gebruik van de peuterplaats;

VVE-programma

een erkend voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal- emotionele ontwikkeling voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

Artikel 2 Toepassingsbereik subsidieregeling

De Kaderverordening Subsidies Delft 2014 is van toepassing op subsidies die op basis van deze beleidsregels worden verleend.

Artikel 3 De subsidieaanvraag

  • 1. Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend schriftelijk voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, worden ingediend door houders die vanaf 1 januari 2018 met een kinderdagverblijf staan vermeld in Delft in het LRK(P) met de toekenning van “Voorschoolse educatie”.

  • 2. De aanvraag dient te worden gedaan op basis van een reële inschatting van het aantal bezette (VVE-)peuterplaatsen en de te factureren ouderbijdragen.

  • 3. Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door de gemeente vastgesteld format.

  • 4. In afwijking van lid 1 worden aanvragen voor 2018 voor 1 december 2017 ingediend.

Artikel 4 De grondslag voor de subsidie

  • 1. Het college stelt voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar het maximum uurtarief per (VVE-)peuterplaats en het VVE-jaarbedrag vast.

  • 2. Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober de inkomensafhankelijke ouderbijdrage vast voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag. Deze is gebaseerd op het maximum uurtarief voor de dagopvang en de tabel van de kinderopvangtoeslag.

  • 3. De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal peuters en het gemiddeld aantal uren dat deze peuters gebruik hebben gemaakt van de peuteropvang.

  • 4. Het college subsidieert de volgende subsidiebedragen:

    • a.

      per peuter op een peuterplaats, van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, maximaal 10,5 uren per week maal het vastgestelde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage;

    • b.

      per doelgroeppeuter op een VVE-peuterplaats, van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, minimaal 10 uur en maximaal 10,5 uur per week maal het vastgestelde uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage;

    • c.

      per geplaatste doelgroeppeuter in de hele dagopvang, aanvullend 5 uren per week vermenigvuldigd met het door de houder gehanteerde uurtarief, maar maximaal het door het college vastgestelde maximumuurtarief, indien een peuter aantoonbaar slechts één dag gebruik maakt van dagopvang op een kinderdagverblijf;

    • d.

      per geplaatste doelgroeppeuter een VVE-jaarbedrag. Indien een doelgroeppeuter een gedeelte van het jaar deelneemt, wordt dit bedrag naar rato verstrekt.

  • 5. Houders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

Artikel 5 Subsidieplafond

Het college stelt voor deze verdeelregels een subsidieplafond vast. De subsidieverlening voor (VVE )peuterplaatsen geschiedt volgens verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:

  • I.

    Aanvragen van houders voor een locatie waarvoor deze houder in het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar subsidie heeft ontvangen, voor maximaal het totaal aantal peuters dat op 1 oktober in het voorafgaande jaar geplaatst was.

  • II.

    Aanvragen voor uitbreiding van (VVE-)peuterplaatsen op locaties, waarvoor houders in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar reeds subsidie hebben ontvangen

  • III.

    Aanvragen voor locaties, waarvoor houders in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie hebben ontvangen en gesitueerd zijn in de een van de ‘aandachtswijken’ van Delft.

  • IV.

    Overige aanvragen.

Indien aanvragen een gelijke prioriteit krijgen, maar niet allemaal binnen het subsidieplafond passen, wordt het resterende budget gelijk verdeeld over de betreffende aanvragen.

Artikel 6 Weigeringsgronden

In aanvulling op de Kaderverordening Subsidies gemeente Delft 2014, kan de subsidie worden geweigerd indien:

  • a.

    voor één van Delftse locaties van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening een bestuursrechtelijke handhavingsprocedure voor het kinderopvangaanbod van kracht is of wordt;

  • b.

    het uurtarief voor ouders die een beroep doen op kinderopvangtoeslag hoger is dan het uurtarief dat door het college is vastgesteld als maximum tarief voor te subsidiëren peuterplaatsen;

  • c.

    het uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief dat houder hanteert voor de subsidieaanvraag voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag voor dezelfde (VVE-)peuterplaats.

Artikel 7 Verlening van de subsidie

De beschikking van de subsidieverlening voor peuterplaatsen, VVE-peuterplaatsen en de VVE-jaarbedragen bevat in ieder geval:

  • a.

    de soort opvang waarvoor de subsidie wordt gegeven;

  • b.

    de periode en het aantal peuterplaatsen waarvoor de subsidie wordt gegeven;

  • c.

    de verplichtingen waaraan de aanvrager moet voldoen;

  • d.

    de wijze waarop de subsidie wordt betaald;

  • e.

    de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 8 Bijzondere verplichtingen betreffende de houder

Na de subsidieverlening dient de houder te voldoen aan de navolgende verplichtingen:

  • a.

    de houder verleent doelgroeppeuters voorrang bij de plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen peuterplaatsen;

  • b.

    de houder geeft peuters die woonachtig zijn in de gemeente Delft voorrang bij plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen peuterplaatsen; hierbij worden peuters woonachtig in de postcodegebieden 2286 en 2289 (gemeente Rijswijk) ook als woonachtig in de gemeente Delft beschouwd;

  • c.

    de houder past een door het college vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage toe voor de ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

  • d.

    voor het bepalen van de hoogte van het inkomen worden de meest recente Inkomensverklaringen gebruikt van beide ouders, bij eenoudergezin van de ouder. Deze inkomensverklaringen dienen jaarlijks door de ouders opnieuw te worden overlegd. Bij sterke afwijking van het inkomen of wanneer ouders geen Inkomensverklaringen kunnen overleggen, kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals een salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat het inkomen structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing;

  • e.

    de houder verschaft op verzoek informatie aan de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties;

  • f.

    de houder overlegt de verantwoording van de subsidie voor 1 juni volgend op het jaar waarvoor de subsidie geldt. De verantwoording van de ouderbijdragen maakt hier deel van uit. Voor de eindverantwoording wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld format;

  • g.

    de houder voldoet aan alle relevante wettelijke voorschriften die buiten deze subsidieregeling van toepassing zijn;

  • h.

    houder levert op maandbasis informatie aan de gemeente met betrekking tot het aantal geplaatste peuters (uitgesplitst naar doelgroep, niet-doelgroep en ouders met en zonder kinderopvangtoeslag) en de gefactureerde ouderbijdragen voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag;

  • i.

    Onverminderd de bepalingen in de Kaderverordening beschikt de houder over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan het college. Het gaat daarbij onder meer om:

    • i.

      een door de ouders ondertekend contract met daarin de namen, adres(sen) en BSN van ouders;

    • ii.

      naam, geboortedatum en BSN van de peuters waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • iii.

      een ‘Verklaring geen recht op Kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring van de niet-werkende ouder, voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag;

    • iv.

      inkomensgegevens van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag middels recente Inkomensverklaringen of een kopie van de definitieve aanslag van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar;

    • v.

      indien het gaat om een doelgroeppeuter op een VVE-peuterplaats: een bewijs van indicatiestelling voor VVE van het Consultatiebureau Jeugd Gezondheidszorg.

Artikel 9 Bijzondere bepalingen en verplichtingen betreffende de inhoud

Het aanbod voldoet aan de volgende verplichtingen:

  • 1.

    Groepssamenstelling

    • Het aanbod vindt plaats in gemengde groepen van doelgroep- en niet doelgroeppeuters.

    • Het aanbod vindt plaats in peutergroepen met alleen kinderen van 2-4 jaar.

    • Er is sprake van een VVE-aanbod op alle groepen (ongeacht of er doelgroeppeuters aanwezig zijn) middels een VVE-methode die door het NJI als effectief is bestempeld.

  • 2.

    VVE en opbrengstgericht werken

    • Voor alle doelgroeppeuters vindt een persoonlijke/warme overdracht plaats naar de basisschool. Daarbij wordt gewerkt met het gemeentelijke overdrachtsformulier.

    • Er wordt aantoonbaar gewerkt met kindvolgsysteem KIJK voor alle geplaatste peuters, om de ontwikkeling te volgen op de domeinen sociaal-emotioneel, taal/geletterdheid en rekenen.

    • Er wordt opbrengstgericht gewerkt, waarbij het aanbod aantoonbaar wordt aangepast aan de ontwikkeling van de individuele peuter.

    • Er is sprake van een aantoonbare samenwerking met het CJG ten aanzien van de werving en toeleiding van doelgroeppeuters.

  • 3.

    Personeel en coaching

    • Alle pedagogisch medewerk(st)ers zijn opgeleid en gecertificeerd in het erkende VVE-programma waarmee wordt gewerkt op de locatie en gecertificeerd voor het werken met KIJK. Invalkrachten hoeven niet geschoold te zijn voor het VVE-programma of KIJK, indien zij ziektevervanging van maximaal 2 weken invullen. Nieuw personeel dat structureel op een groep wordt ingezet moet de VVE- en KIJK-opleiding binnen 1 jaar na de eerste werkdag hebben afgerond. Zowel een medewerker in opleiding als een ongeschoolde invalkracht werken altijd naast een geschoolde medewerker.

    • Alle Pedagogisch Medewerkers voldoen aan de taaleis 3F voor lezen en spreken.

    • De Pedagogisch Medewerkers worden ondersteund door een HBO-coach. Een HBO-coach wordt zowel tijdens als buiten openingstijd voor totaal tenminste 0,2 uur per dagdeel per Pedagogisch Medewerker ingezet (40 weken). Als de HBO-coach tijdens openingsuren coacht, dan is hij/zij boventallig aanwezig (dat wil zeggen dat de aanwezigheid van de HBO-coach niet noodzakelijk is om aan de wettelijk verplichte Leidster-Kindratio te voldoen).

  • 4.

    Ouders

    Er is een jaarlijks geactualiseerd ouderwerkplan, met een beschrijving van de doelstellingen op het gebied van ouderbetrokkenheid en tenminste

    • de resultaten van de ouderscan waarmee inzicht is verkregen in de ouderpopulatie;

    • de wijze waarop ouders worden geactiveerd om ontwikkeling stimulerende activiteiten met hun kinderen thuis te ondernemen;

    • de wijze waarop ouders minimaal drie keer per jaar op locatie worden betrokken bij de VVE-activiteiten.

  • 5.

    Interne kwaliteitszorg

    Er vindt jaarlijks een evaluatie plaats van de resultaten van het VVE-aanbod. Deze evaluatie vindt samen met de gemeente plaats op basis van de informatie uit KIJK. De resultaten worden per houder vertaald naar verbeterpunten.

  • 6.

    Samenwerking onderwijs

    Er is sprake van een aantoonbare samenwerking met tenminste één basisschool, vastgelegd in een document met samenwerkingsafspraken. Hierin zijn tenminste de volgende afspraken vastgelegd:

    • welke maatregelen worden getroffen voor een soepele overgang voor de peuters naar de kleutergroep;

    • het periodieke overleg tussen pedagogisch medewerkers en de leerkrachten van groep 1 en 2 over de pedagogische aanpak;

    • afspraken over het gezamenlijke ouderbeleid.De samenwerkingsafspraken moeten uiterlijk 1 augustus 2018 zijn vastgelegd en door beide partijen zijn ondertekend.

      De samenwerkingsafspraken moeten uiterlijk 1 augustus 2018 zijn vastgelegd en door beide partijen zijn ondertekend.

  • 9.

    Zorgstructuur

    Houder onderneemt indien nodig actie binnen de bestaande zorgstructuur.

Artikel 10 Aanvraag vaststelling subsidie

  • 1. Het college beslist op een tijdig en compleet ingediende subsidieaanvraag uiterlijk op 30 december voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Voor het aanvragen van de vaststelling van subsidie wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld en door de houder ingevuld rapportageformat. Naast het ingevulde rapportageformat wordt tevens het volgende ingediend:

    • a.

      een inhoudelijk activiteitenverslag;

    • b.

      een verantwoording van de overige verplichtingen;

    • c.

      een door uw accountant gecontroleerde jaarrekening en het jaarverslag van uw organisatie;

    • d.

      een bestuursverklaring bij bovengenoemde stukken;

  • 3. Voor vaststellingen boven de € 100.000 wordt een goedkeurende controleverklaring van een accountant bij de verantwoording van de aanbieder toegevoegd.

  • 4. Op aanvragen gedaan voor het jaar 2018 wordt in afwijking van lid 1 uiterlijk 15 februari 2018 besloten door het college.

Artikel 11 Vaststelling van de subsidie

De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het daadwerkelijke gebruik van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen.

  • 1.

    Daartoe registreert de aanbieder de volgende gegevens:

    • a.

      het aantal geplaatste doelgroeppeuters, uitgesplitst naar ouders met -en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • b.

      het aantal geplaatste niet-doelgroeppeuters, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

    • c.

      het gemiddeld aantal uren dat doelgroeppeuters en peuters per geplaatste maand (of deel van de maand) gebruik maken van de peuteropvang gedurende de subsidieperiode, uitgesplitst naar doelgroep- en niet-doelgroeppeuters en naar ouders met -en zonder kinderopvangtoeslag;

    • d.

      de gefactureerde ouderbijdragen per (doelgroep)peuter.

  • 2.

    De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van het werkelijk aantal kinderen dat gedurende een jaar of een gedeelte van het jaar gebruik heeft gemaakt van de peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen, het geldende uurtarief en het aantal uren dat per peuter gebruik is gemaakt. De gefactureerde ouderbijdragen worden hierop in mindering gebracht.

Het is toegestaan de werkelijke invulling van de plekken voor doelgroeppeuters en niet-doelgroeppeuters, ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag, gedurende de subsidieperiode aan te passen aan de vraag van ouders. Het vastgestelde subsidiebedrag kan echter nooit hoger worden dan het eerder verleende subsidiebedrag.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt, na bekendmaking, in werking op 1 januari 2018.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregel Subsidie Peuteropvang en VVE gemeente Delft.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 10-10-2017,

Burgemeester en wethouders van Delft,

de secretaris,

de burgemeester,

BIJLAGE 1 Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag

De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.

Voorletters en achternaam :

BurgerServicenummer (BSN) :

Straatnaam, huisnummer + toevoeging :

Postcode en woonplaats :

Gegevens kind

U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat de peuteropvang bezoekt of gaat bezoeken.

Voorletters en achternaam : …………………………………………………………………………………………

Geboortedatum : ………………………………………………………………………………………….

__________________________________________________________________________________________________

Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Dit verklaar ik door het bijgevoegde Inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier). (Deze verklaring kunt u gratis aanvragen via de belastingtelefoon: 0800-0543.)

Tevens verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen):

  • in geval van 2 ouders/verzorgers, dat er sprake is van 1 ouder/verzorger met inkomen en de andere ouder/verzorger geen inkomen heeft en ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag

  • bij een alleenstaande ouder/verzorger dat er geen inkomen is en deze ouder ook niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag 1

  • dat op een andere wijze aangetoond kan worden dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Bewijsstukken bijvoegen.

 

Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of ik/wij recht hebben op een gesubsidieerd tarief voor de peuterspeelzaalwerk. Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens aan de gemeente worden verstrekt en door de gemeente op juistheid worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een subsidiebijdrage kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling waar de peuteropvang wordt afgenomen, onder overlegging van bewijsstukken.

Handtekening: Plaats en datum:

 

……………...... ……………......

Toelichting bij verklaring

Kinderopvangtoeslag

Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk, kan bij gebruik van peuteropvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient middels de ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een Inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier) aan de peuteropvang en aan gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. Het college geeft dan een subsidie voor de peuteropvang, zodat de betreffende ouder een lager tarief in rekening gebracht krijgt voor peuteropvang.

Wat is kinderopvangtoeslag?

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. U komt in aanmerking voor kinderopvangtoeslag wanneer er sprake is van:

  • Twee werkende ouders/verzorgers in 1 gezin, of ouders/verzorgers die een studie of traject volgen;

  • Een alleenstaande ouder/verzorger die werkt, of een studie of traject volgt.

  • Een gemeentelijke doelgroep waar een of beide ouder(s)/verzorger(s) onder vallen, bijvoorbeeld: inburgeringcursus of sociaal/medische indicatie.

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de belastingdienst via www.toeslagen.nl Hier kunt u ook een proefberekening maken.

 

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandig ondernemers komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner meer dan 525 uur per jaar meewerkt.

Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.

 

Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?

Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit op een aantal manieren aantonen. Het meest eenvoudige is om een Inkomensverklaring aan te vragen bij de Belastingdienst. Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.

Wat is een Inkomensverklaring (voorheen IB60)?

Een Inkomensverklaring (voorheen IB60) is in feite bedoeld om andere (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die graag wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een Inkomensverklaring te ontvangen.

De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben.


Noot
1

U hebt bijstand en werk, uitkering als kunstenaar en volgt een traject gericht op arbeidsinschakeling (WWIK), u bent jonger dan 18 jaar hebt bijstand en studeert, u volgt een reïntegratietraject en hebt geen uitkering of werkgever, u volgt een inburgeringtraject op grond van de Wet inburgering, u volgt een reïntegratietraject via UWV of gemeente, of u bent student