Regeling vervallen per 01-01-2022

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregel voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Delft 2020)

Geldend van 23-07-2020 t/m 31-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 02-01-2020

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent maatschappelijke ondersteuning (Beleidsregel voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Delft 2020)

INLEIDING, CONTEXT EN OPBOUW

De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo) bepaalt dat de gemeenteraad in een verordening vastlegt hoe invulling gegeven wordt aan de maatschappelijke ondersteuning van inwoners.

De verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2020 (hierna: de verordening) regelt de procedure waarbinnen een 'maatwerkvoorziening' voor een zorgvrager gestalte krijgt. In de verordening ligt de nadruk op de zorgvuldigheid van het proces. Dit komt o.a. tot uitdrukking in een correcte doorloop van melding tot beschikking en verantwoording, inclusief regels voor de eigen bijdrage en het persoonsgebonden budget (pgb). Voorts stelt de verordening ook eisen aan kwaliteit, medezeggenschap en participatie van burgers bij het gemeentelijk beleid en de zorgaanbieders.

De verordening spreekt zich niet uit over de hoogte en inhoud van de maatwerkvoorziening. Daartoe dient de beleidsregel.

De verordening gaat over de gehele Wmo. De nadere uitwerking wordt weergegeven in drie beleidsregels: de beleidsregel maatwerkvoorzieningen Delft 2020, de beleidsregel Maatschappelijke opvang en de beleidsregel Beschermd wonen beschermd thuis 2020

In de beleidsregel maatwerkvoorzieningen Delft 2020 passeren per domein de gebruikelijke verstrekkingen die onder de reikwijdte van de wet vallen. Dit sluit andersoortige verstrekkingen overigens niet uit, aangezien alle hulp in regel maatwerk is, met mogelijk andere oplossingen dan uit bovengenoemde domeinen. Deze indeling moet dan ook niet als absoluut gezien worden, maar dient om enig overzicht aan te brengen in het grote scala aan voorzieningen onder de Wmo.

De Wmo en de verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden door deskundige Wmo-consulenten van Delft Support.

De Sociale Visie Delft is het richtinggevende kader bij het inzetten van ondersteuning in Delft. Deze visie gaat over het samenleven in Delft: hoe kijken inwoners, gemeente en partners naar opgroeien, werken, wonen en leven in Delft en hoe geven we vorm aan een andere manier van zorg en ondersteuning die beter aansluit bij wat inwoners van Delft nodig hebben. Van nature kiezen mensen hun eigen weg, zijn zij graag zelfstandig en verantwoordelijk. Daarom staan Eigen Kracht, Eigen Regie, Zelf Doen en Samen centraal in onze sociale visie. Wij geloven in de veerkracht van mensen. Voor wie dit voor kortere of langere tijd lastig is, doen we wat nodig is.

De gouden regels die leidend zijn in ons werk:

  • 1.

    We werken vanuit de leefwereld van inwoners;

  • 2.

    We voorkomen waar mogelijk dat mensen in kwetsbare situaties raken;

  • 3.

    We zorgen dat ondersteuning en zorg dichtbij zijn en integraal;

  • 4.

    We gebruiken elkaars kracht bij de ondersteuning van inwoners;

  • 5.

    We werken met compassie: ieder mens en iedere situatie is anders;

  • 6.

    We doen wat nodig is: op maat en in de geest van wetten en regels;

  • 7.

    We werken volgens het principe één gezin, één plan en één regisseur.

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVING

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen en definities zoals vermeld in artikel 1.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en in artikel 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2020 zijn onverkort van toepassing.

  • 2. Budgetbeheerder: Een budgetbeheerder is de persoon die het geld van het pgb beheert, de administratie daarover voert, regie voert op de inzet van de zorg en daarbij de kwaliteit bewaakt. Als de cliënt ervoor kiest zijn ondersteuning te willen ontvangen via een pgb, dan is hij in principe ook de budgetbeheerder. Is hij minderjarig of handelingsonbekwaam, dan treedt een wettelijk vertegenwoordiger op als budgetbeheerder.

  • 3. Losse woonvoorzieningen: voorzieningen die niet nagelvast aan het huis vast zitten en dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een tillift). Dit wordt ook wel “roerende woonvoorzieningen” genoemd.

  • 4. Bouwkundige voorzieningen: voorzieningen die nagelvast aan het huis vast zitten (bv. het gelijkvloers maken van de toegang naar en in de woning ).

HOOFDSTUK 2 RESULTATEN

Artikel 2 Resultaatgebieden

  • 2.1 Wanneer de ondersteuning van een cliënt in de vorm van dienstverlening moet plaatsvinden dan zal de te verstrekken maatwerkvoorziening worden vormgegeven door het samenstellen van een arrangement binnen één of meer van de volgende resultaatgebieden, zoals genoemd in art. 8 lid a van de verordening:

  • 2.2 Beschrijving resultaatgebied 1, Sociaal en persoonlijk functioneren

    Het resultaatgebied sociaal en persoonlijk functioneren draagt ertoe bij dat de cliënt zelfredzaam kan participeren in een sociale leefomgeving. Ondersteuning is gericht op het (re)vitaliseren en onderhouden van een sociaal netwerk en omgeving, dat ondersteunend is bij maatschappelijke participatie (gericht op aspecten die niet in de cliënt gelegen zijn). Ondersteuning op dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

    • Het plannen en organiseren van dagelijkse activiteiten.

    • Het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk;

    • Het hebben van gezonde relaties met de personen en gezinsleden met wie de cliënt een huishouden deelt. Het verlichten van de druk die de mensen in het steunsysteem ervaren in relatie tot de problematiek van de cliënt;

    • Maatschappelijk herstel gericht op deelname in de maatschappij.

  • 2.3 Beschrijving resultaatgebied 2, Financiën

    Ondersteuning in het resultaatgebied Financiën richt zich op het creëren en behouden van overzicht en controle op een gezonde financiële huishouding. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

    • Het op orde krijgen en houden van administratie;

    • Het uitgavepatroon in balans brengen en houden waardoor schulden verminderen;

    • Het genereren van inkomen dat aan basisbehoeften voldoet, zonder uitkering;

    • Het organiseren van adequaat financieel beheer.

  • 2.4 Beschrijving resultaatgebied 3, Huisvesting

    Het resultaatgebied Huisvesting draagt ertoe bij dat cliënten een betaalbare en geschikte huisvesting hebben en kunnen houden. Hulp is onder meer gericht op een veilige, toereikende en (waar mogelijk) autonome huisvesting, die past bij de beperking die iemand mogelijk heeft.

    Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

    • Het ondersteunen bij het vinden en behouden van een geschikte/gepaste woonruimte;

    • Het aanleren van bewonersvaardigheden (goede omgang met buren);

    • Het niet geven van overlast;

    • Het aanleren van vaardigheden om zelfstandig te kunnen wonen.

  • 2.5 Beschrijving resultaatgebied 4, Daginvulling

    Het resultaatgebied daginvulling draagt ertoe bij dat cliënt op zinvolle wijze de dagen kan invullen onder toezicht of met ondersteuning. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

    • Het participeren in de samenleving;

    • Het bieden van een dagprogramma/dagbesteding waaraan cliënten kunnen deelnemen als zij niet in staat zijn om zelfstandig hun dag in te vullen, waarbij het maximale uit de cliënt wordt gehaald.

  • 2.6 Beschrijving resultaatgebied 5, Regie en ondersteuning bij huishouden

    Het resultaatgebied ondersteuning en regie bij het huishouden draagt ertoe bij dat cliënt verantwoord zelfstandig kan blijven wonen. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

    • Het creëren en/of behouden van een gezonde, schone, veilige huishouding en op het zelfstandig kunnen voeren van regie;

    • Het schoon en leefbaar 1 houden van de dagelijkse gebruiksruimten en het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en schoon beddengoed;

    • Het organiseren van het huishouden en de dagelijkse activiteiten die daarbij horen en de verzorging2 voor kinderen tot 12 jaar (de kindzorg).

    Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau zoals geformuleerd in het H4 Normenkader Ondersteuning en Regie bij huishouden en de Kwaliteitsnormering Schoon en leefbaar huis op basis van NEN2075 van de Vereniging Schoonmaak Research.

  • 2.7 Beschrijving resultaatgebied 6, Gezondheid

    Het resultaatgebied gezondheid draagt ertoe bij dat de cliënt aandacht heeft voor zijn/haar gezondheid en het onderhouden en/of verbeteren daarvan. Ondersteuning binnen dit resultaatgebied kan onder meer gericht zijn op:

    • Het bewust worden van de consequenties van de gezondheidssituatie voor de cliënt en het cliëntsysteem;

    • Het intrinsiek motiveren om de gezondheidssituatie van de cliënt te verbeteren;

    • Motiveren tot leefstijlinterventies, gezond gedrag, valpreventie (etc.).

  • 2.8 Resultaatmatrix

    Om rekening te houden met de verschillende soorten problematiek van cliënten kan binnen de resultaatgebieden meerdere treden benoemd worden waarmee de zwaarte van de problematiek wordt aangegeven. De combinatie van resultaatgebieden en treden leiden tot een arrangement dat ingezet wordt om de cliënt te ondersteunen.

    De inhoudelijke beschrijving in de resultaatmatrix hieronder zijn voorbeelden, het is geen blauwdruk waar iemand aan moet ‘voldoen’.

Resultaat-gebied

Trede1

Ernstige problematiek

De situatie is onhoudbaar

Trede2

Niet zelfredzaam

Situatie is slecht en niet toereikend

Trede3

Beperkt zelfredzaam

Situatie is (nog) niet stabiel.

Trede4

Grotendeels zelfredzaam

Situatie is (deels) stabiel.

Trede5

Volledig zelfredzaam

Sociaal en persoonlijk functione-ren

Cliënt is niet vaardig om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdaging-en om te gaan, heeft geen inzicht in zijn problematiek en accepteert niet of moeilijk ondersteuning.

Er is geen sprake van structuur in het dagelijks leven.

Er kan sprake zijn van huiselijk geweld,

(kinder)mishan-deling of verwaarlozing.

Cliënt is niet vaardig om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan, heeft weinig inzicht in zijn problematiek maar accepteert wel ondersteuning.

Cliënt kan niet zelfstandig structuur aanbrengen in het dagelijks leven.

Er is dreiging van een onveilige situatie, zoals huiselijk geweld of verbaal geweld.

Cliënt is niet vaardig om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan, heeft (redelijk) inzicht in zijn problematiek en probeert negatief gedrag te veranderen. Accepteert ondersteuning.

Cliënt kan niet volledig zelfstandig structuur aanbrengen in het dagelijks

leven.

Cliënt is grotendeels vaardig om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan, heeft (redelijk) inzicht in zijn problematiek en probeert negatief gedrag te veranderen.

Cliënt kan grotendeels zelfstandig structuur behouden in het dagelijks leven.

Relaties in huiselijke kring ondersteunen elkaar. Cliënt heeft een sociaal netwerk dat ondersteunend is bij maatschappe-lijke participatie.

Financiën

Geen inkomsten (ook niet structureel van naasten), hoge en groeiende schulden.

Onvoldoende inkomsten en/of ongepast uitgavepatroon.

Groeiende schulden.

Inkomen zou aan basisbehoeften tegemoet moeten komen, echter is er ondersteuning nodig bij een gepast uitgavepatroon.

Evt. schulden zijn aanwezig maar stabiel of kunnen met ondersteuning snel stabiel worden.

Inkomen komt aan basisbehoeften tegemoet.

Evt. schulden zijn stabiel en deze verminderen.

Inkomen ruim voldoende, goed financieel beheer, mogelijkheid om te sparen.

Huisvesting

Dakloos of in nachtopvang.

Geen veilige, stabiele en/of toereikende huisvesting.

Client woont op een plaats waar hij niet gewenst is, zijn woning niet kan betalen of uithuiszetting dreigt. En/of de woonvaardigheden ontbreken.

Veilige en stabiele huisvesting maar slechts beperkt toereikend, in onderhuur en/of geen autonome huisvesting. En of woonvaardigheden zijn (nog) niet voldoende ontwikkeld.

Veilige en toereikende huisvestiging, huurcontract met bepalingen, gedeeltelijke autonome huisvesting.

Veilige en toereikende huisvestiging, regulier (huur)contract en autonome huisvesting.

Daginvulling

Het vrijwel dagelijks bieden van een passende daginvulling.

Het bieden van een passende daginvulling, meerdere dagen per week.

Het bieden van een passende daginvulling, enkele dagen per week.

Het wekelijks bieden van een passende daginvulling.

In staat om zelfstandig te komen tot een deels

zinvolle en passende daginvulling

Client heeft een passende daginvulling.

Ondersteuning en regie bij het huishouden

Er is sprake van een onveilige, vervuilde, ongezonde huishouding.

Cliënt is fysiek en mentaal niet in staat om een huishouden te voeren en het ontbreekt aan regie.

Er is sprake van een vervuilde en ongezonde huishouding en/of kindzorg.

Cliënt heeft ondersteuning nodig bij het voeren van regie (cognitief/fysiek) en het verrichten van de huishoudelijke taken en of wasverzorging.

Cliënt is in staat om regie te voeren over het huishouden. Voor het verrichten van de huishoudelijke taken en of wasverzorging is ondersteuning nodig.

Cliënt is in staat om regie te voeren over het huishouden. Voor het verrichten van zwaar huishoudelijk werk is hulp nodig.

Cliënt kan zelfstandig een huishouden voeren.

Gezondheid

Er is sprake van gevaar voor eigen gezondheid en/of dat van anderen ten gevolge van lichamelijke, verstandelijke en/of mentale complexe problematiek (waaronder verslavingen).

Er is sprake van ernstige belemmeringen in de zelfredzaamheid ten gevolge van lichamelijke, verstandelijke en/of mentale complexe problematiek (waaronder verslaving). Cliënt komt zonder ondersteuning geen afspraken met professionals in de gezondheidszorg na.

Cliënt ervaart belemmeringen in de zelfredzaamheid ten gevolge van lichamelijke, verstandelijke en/of mentale complexe problematiek(waar-onder verslaving). Er is een stimulans en begeleiding nodig bij (basale) zelfzorg

(inclusief eten), of behandeling.

Er is sprake van een belemmering in het lichamelijk, verstandelijk of mentale functioneren (waaronder verslavingen). Cliënt heeft enige ondersteuning nodig bij het voeren van regie in het licht van deze belemmeringen.

Cliënt is in staat om zich zelfstandig aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven.

Artikel 3 Specifieke maatwerkvoorzieningen

Zoals aangegeven in artikel 6 van de verordening kunnen naast of aanvullend op de resultaatgebieden specifieke maatwerkvoorzieningen worden toegekend wanneer deze bijdragen aan het zelfstandig functioneren en het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen.

  • 1.

    De maatwerkvoorziening kortdurend verblijf of logeeropvang wordt toegekend wanneer er noodzaak bestaat tot het ontlasten van de mantelzorger. Het aantal etmalen en de afgesproken periode waarin de ondersteuning wordt geboden ligt vast in het ondersteuningsplan dan wel de beschikking.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening ontmoetingscentra is gericht op ondersteuning van de mantelzorger of op klachten van cliënten. Deze maatwerkvoorziening wordt toegekend indien daarmee overbelasting wordt voorkomen en cliënten langer thuis kunnen wonen.

  • 3.

    Maaltijdvoorziening: Het bereiden en klaarzetten van een maaltijd. Een maaltijdvoorziening kan als aanvullende maatwerkvoorziening bij resultaatgebied 1, 5 en 6 en maximaal 3 keer per dag worden toegekend.

  • 4.

    Vervoer: Het vervoeren van een persoon met of zonder rolstoel ten behoeve van de resultaatgebieden 1, 2, 3, 4, 6 en de in artikel 3 onder lid 1 en 2 genoemde specifieke maatwerkproducten kortdurend verblijf en ontmoetingscentra

  • 5.

    Niet-acute zorg buiten kantoortijden: ten behoeve van resultaatgebieden 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en het in artikel 3, onder 1 genoemd specifiek maatwerkproduct kortdurend verblijf.

  • 6.

    Waakvlam: periodiek contact om terugval te voorkomen of zo vroeg mogelijk te signaleren.

  • 7.

    Woonvoorzieningen:

    • a.

      Aanpassen van de woning met aanvullende woonvoorzieningen: toegang tot en het zich verplaatsen binnen de woning; beperkt tot de slaapkamer, woonkamer, badkamer, toilet en keuken. De aanpassing kan bestaan uit een losse woonvoorziening en/of een bouwkundige aanpassing.

      Het college vergoedt de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een liftinstallatie indien die verstrekking heeft plaatsgevonden in het kader van de Wmo.

      De hoogte van het onderhoud en reparatie van woonvoorzieningen is gebaseerd op het contract tussen gemeente en leveranciers van het lopende jaar.

      Terugbetaling bij verkoop van de woning: wanneer de kostprijs van de woonvoorziening hoger is dan € 5.000,- en de eigenaar de woning binnen 10 jaar na het gereedkomen van de voorziening verkoopt, moet de eigenaar (een deel van) de kostprijs terug betalen aan de gemeente. Terugbetaling bedraagt de kostprijs verminderd met 10% per jaar afschrijving. Dit hoeft niet wanneer de woning wordt verkocht aan iemand die deze voorziening nodig heeft en deze anders toegekend zou krijgen door de gemeente.

    • b.

      Bezoekbaar maken van de woning voor een cliënt die in een Wlz-instelling woont: de woning wordt toegankelijk gemaakt, aanpassing beperkt zich tot woonkamer en toilet. De aanpassing kan bestaan uit een losse woonvoorziening en/of een bouwkundige aanpassing.

    • c.

      Huurderving: in geval van huurbeëindiging van een aangepaste woning, of wanneer een woning leeg staat ten gevolge van het realiseren van een woningaanpassing een tegemoetkoming verlenen aan de woningeigenaar in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal vijf maanden, gerekend vanaf de tweede maand van huurderving. De tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woonruimte, zoals bedoeld in de Wet op de huurtoeslag, en is ten hoogste de maximum huurgrens van de Wet op de huurtoeslag.

    • d.

      Woningsanering: tegemoetkoming kan worden verstrekt als er sprake is van beperkingen ingevolge COPD, astma of allergie, zolang de allergie niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of de bouwtechnische staat van de woning.

      Woningsanering in de Wmo heeft met name betrekking op vitrage, overgordijnen en vloerbedekking in de woonkamer en de slaapkamer. De maximale hoogte van de tegemoetkoming voor woningsanering is:

      Voor gordijnen en vloerbedekking per vierkante meter:

      overgordijnen woonkamer: € 33,90 per m2 raamoppervlak

      overgordijnen slaapkamer: € 24,31 per m2 raamoppervlak

      vitrage woon- en slaapkamer: € 22,32 per m2 raamoppervlak

      vloerbedekking woonkamer: € 18,09 per m2 vloeroppervlak

      vloerbedekking slaapkamer: € 15,98 per m2 vloeroppervlak

      Bij het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming kan rekening gehouden worden met afschrijving van de te vervangen gordijnen, vitrage en vloerbedekking op de volgende wijze:

      leeftijd tot 2 jaar : vergoeding van 100% van het normbedrag

      leeftijd tot 4 jaar : vergoeding van 75% van het normbedrag

      leeftijd tot 6 jaar : vergoeding van 50% van het normbedrag

      leeftijd tot 8 jaar : vergoeding van 25% van het normbedrag

      leeftijd ouder dan 8 jaar: geen vergoeding i.v.m. economische afschrijving

      Indien de situatie van de cliënt daarom vraagt kan afgezien worden van het hanteren van de afschrijvingstermijn en volledige vergoeding voor deze kosten worden verstrekt. De noodzaak voor de sanering is immers vastgesteld en de cliënt moet in staat gesteld worden om de sanering uit te voeren.

    • e.

      Verhuizen naar een geschikte woning.

  • 8.

    De volgende vervoersvoorzieningen kunnen worden verstrekt wanneer een cliënt een probleem ervaart op het gebied van zelfredzaamheid en participatie in relatie tot het vervoer:

    • a.

      Regiotaxi;

    • b.

      Hulpmiddelen voor vervoer;

    • c.

      Auto-aanpassingen.

  • 9.

    Rolstoel indien de cliënt voor alledaagse verplaatsingen is aangewezen op een rolstoel.

  • 10.

    Hulpmiddelen voor sportbeoefening indien een cliënt niet kan sporten zonder specifieke hulpmiddel. Wanneer sportvoorzieningen worden aangevraagd en de noodzaak hiervan is vastgesteld kan toekenning plaatsvinden op basis van de goedkoopst adequate voorzieningen (op basis van offertes die door Delft Support worden opgevraagd).

Artikel 4 Meerkosten

  • 1. Het college kan een tegemoetkoming verstrekken voor meerkosten in de vorm van een forfaitaire bijdrage.

  • 2. De maximale bijdrage bedraagt voor:

    • a.

      Taxikosten: € 89,- per maand;

    • b.

      Rolstoeltaxikosten: € 125,- per maand;

    • c.

      Verhuis- en herinrichtingskosten: € 3.500,-;

    • d.

      Gehandicaptenparkeerplaats: € 442,35;

    • e.

      Kosten van woningaanpassingen voor de werkelijk gemaakte kosten.

HOOFDSTUK 3 Verstrekkingsvorm

Artikel 5 Regels voor en hoogte van een persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1. Een pgb wordt verstrekt conform het vastgestelde in artikel 11 van de verordening.

  • 2. Als de cliënt ervoor kiest zijn ondersteuning te willen ontvangen via een pgb, dan is hij in principe ook de budgetbeheerder. Is hij minderjarig of handelingsonbekwaam, dan treedt een wettelijk vertegenwoordiger op als budgetbeheerder. Deze derde persoon moet een familielid zijn tot maximaal de 2de graad of moet een aantoonbare relatie met cliënt hebben. Het college kan de budgetbeheerder die namens cliënt het pgb beheert om een VOG vragen.

  • 3. Het is in Delft niet toegestaan om de administratie van het pgb uit te besteden aan een pgb-bureau.

  • 4. De budgetbeheerder is verantwoordelijk voor:

    • a.

      Het inkopen van de maatwerkvoorziening. Betreft het een materiële voorziening dan zitten in het pgb ook de kosten van het verplichte onderhoudscontract voor de voorziening. Het bedrag is een vastgesteld maximaal bedrag van de door de gemeente aanvaarde kosten;

    • b.

      Het aansturen van de zorgaanbieder en het sturen en toezichthouden op de kwaliteit van de geleverde zorg;

    • c.

      Het afleggen van verantwoording aan het college en de SVB over het pgb en de kwaliteit van de geleverde maatwerkvoorziening. Hiertoe geeft de budgetbeheerder aan hoe deze verantwoording wordt afgelegd en hoe vaak.

  • 5. Voor de hoogte van een pgb geldt als richtlijn de kostprijs van de voorziening of dienst in natura wanneer deze wordt geleverd door een aanbieder die niet door de gemeente gecontracteerd is, maar wel voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen van de gemeente zoals geformuleerd bij gecontracteerde zorg.

  • 6. Voor de hoogte van een pgb geleverd door een ZZP’er geldt als richtlijn 80% van de kosten van de voorziening of dienst in natura.

  • 7. Wanneer 80% aantoonbaar onvoldoende is om er redelijkerwijs van verzekerd te zijn dat het PGB toereikend is wordt het pgb aangevuld tot het redelijkerwijs noodzakelijke bedrag met een maximum van 100% van de kosten van de voorziening of dienst in natura.

Artikel 6 Voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een pgb te kunnen krijgen

In uitwerking van art. 16 van de verordening, stelt het college dat:

  • 1.

    Het pgb dient in Nederland besteed te worden. Er bestaat geen recht op pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor verleent.

  • 2.

    De budgetbeheerder woont in Nederland

  • 3.

    De budgetbeheerder is handelingsbekwaam

  • 4.

    Er is bij de budgetbeheerder geen sprake van schulden- en/of verslavingsproblematiek

  • 5.

    Er is niet eerder sprake geweest van fraude of misbruik van het pgb

  • 6.

    Als de cliënt de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb geleverd wil hebben moet de cliënt of zijn budgetbeheerder in staat zijn om een budgetplan te maken. In het budgetplan is opgenomen:

    • a.

      de motivering van zijn standpunt dat hij de maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget wenst geleverd te krijgen;

    • b.

      waar hij zijn ondersteuning zal inkopen en de wijze waarop de ondersteuning wordt georganiseerd, inclusief frequentie en uren. In geval van dagbesteding dient aangegeven te worden waar de locatie van de dagbesteding zich bevindt;

    • c.

      op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid (resultaten en doelen), evenals evaluatiemomenten;

    • d.

      hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd en hoe hierop wordt gecontroleerd;

    • e.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief;

    • f.

      hoe (en hoe vaak)de budgetbesteding wordt gecontroleerd, en

    • g.

      welke persoon het persoonsgebonden budget beheert.

  • 7.

    De cliënt dient het budgetplan bij de gemeente in bij of na de aanvraag.

  • 8.

    De zorgverlener mag niet namens de cliënt reageren als cliënt wordt bevraagd of hij pgb kan beheren.

  • 9.

    Een pgb wordt niet betaald op basis van maandloon, ook al werkt de zorgaanbieder een vast aantal uren per maand.

  • 10.

    De persoon aan wie een persoonsgebonden budget verstrekt wordt kan de ondersteuning betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      dat de persoon die behoort tot het sociale netwerk heeft aangegeven dat de zorg aan de cliënt voor hem niet tot overbelasting leidt;

    • b.

      dat de persoon die behoort tot het sociale netwerk op geen enkele wijze druk op de cliënt heeft uitgeoefend bij de besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling;

    • c.

      dat de inzet van de persoon die behoort tot het sociale netwerk aantoonbaar van goede kwaliteit is en daarbij het belang van de cliënt centraal staat;

  • 11.

    De budgetbeheerder is niet tegelijk zorgverlener (uitzondering is de ouder van een zwaar gehandicapt kind).

Artikel 7 Weigeringsgronden voor het toekennen van een pgb en intrekking van het pgb

  • 1. De verlening van een persoonsgebonden budget kan geweigerd of ingetrokken worden indien:

    • a.

      de cliënt geen volledig ingevuld budgetplan heeft overlegd volgens het door het college vastgestelde model;

    • b.

      de cliënt weigert het budgetplan desgevraagd met het college te bespreken of verschijnt zonder geldige reden niet op de afspraak om het budgetplan te bespreken;

    • c.

      de cliënt zich niet heeft gehouden aan bij de verstrekking van enkele eerder opgelegde verplichtingen bij een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d en e. van de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • d.

      naar het oordeel van het college onvoldoende aannemelijk is dat met het persoonsgebonden budget zal worden voorzien in toereikende ondersteuning van goede kwaliteit. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt het college mee of de diensten en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

    • e.

      de cliënt zelf of met hulp van zijn sociale netwerk of een vertegenwoordiger, geen regie kan voeren over de benodigde zorg en begeleiding en over het beheer van een persoonsgebonden budget;

    • f.

      de ingekochte zorg is niet conform het goedgekeurde budgetplan (controle achteraf, pgb kan ingetrokken en teruggevorderd worden);

    • g.

      het budgetplan of de ingekochte zorg omvat zorg of hulp die algemeen gebruikelijk is;

    • h.

      blijkt dat bij een eerder verstrekt Pgb geen of onvoldoende voortgang is geboekt op de gestelde resultaten.

  • 2. Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. Een pgb afwijzen op overwegende bezwaren, vereist een gedegen feitelijke onderbouwing. Die onderbouwing wordt in de beschikking opgenomen.

Artikel 8 Aanvullende kwaliteitscriteria pgb

  • 1. Het college stelt op grond van artikel 14 van de verordening voorwaarden aan de kwaliteit van zorgverlening. De professionele zorgverleners die door middel van een pgb betaald worden, dient in het bezit te zijn van een recente gelijkwaardige kwalificatie zoals professionele zorgverleners die Zorg in Natura (ZIN) bieden. Onder recent verstaan we dat de opleiding korter dan 5 jaar geleden is afgerond. Is het afronden van de opleiding langer geleden, dan moet de zorgverlener aantonen dat hij in de laatste 5 jaar als professioneel zorgverlener deze werkzaamheden heeft uitgevoerd.

  • 2. Een zorgaanbieder dient in elk geval aan de volgende kwaliteitseisen te voldoen:

    • a.

      verleent verantwoorde hulp, waaronder wordt verstaan ondersteuning van goed niveau, die in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt;

    • b.

      gebruikt voor dagbesteding een ruimte die geschikt is voor de uit te voeren activiteiten en voldoet aan de wettelijke eisen (brandveiligheid, bouwbesluit, toegankelijkheid etc.)

    • c.

      organiseert zich op zodanige wijze, voorzien zich kwalitatief en kwantitatief zodanig van personeel en materieel dat leidt tot verantwoorde hulp;

    • d.

      beschikt over een systeem voor dossiervorming;

    • e.

      werkt met een uitvoeringsplan, evaluatie en een urenregistratie;

    • f.

      werkt met medewerkers die beschikken over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG);

    • g.

      dient te beschikken over een meldcode te hebben voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • h.

      dient te beschikken over een klachtencommissie, dan wel toont aan hoe klachten op onafhankelijke wijze worden afgedaan;

    • i.

      heeft een vastgesteld privacybeleid;

    • j.

      beschikt over een cliëntenraad, dan wel toont aan hoe cliëntraadpleging/inspraak is geborgd.

HOOFDSTUK 4 HERZIENING VAN BESLUITVORMING

Artikel 9 Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen voorzieningen en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1. Het college doet periodiek onderzoek naar de kwaliteit, recht- en doelmatigheid van verstrekte voorziening.

  • 2. Het college kan de ten onrechte ontvangen voorziening of pgb herzien, intrekken en/of terugvorderen.

  • 3. Het college kan ten behoeve van herstelmaatregelen of nader onderzoek de betaling uit een pgb opschorten.

HOOFDSTUK 5 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 10 Bijdrage in de kosten

  • 1. In artikel 12 van de verordening is vastgelegd hoe en tot welk bedrag de eigen bijdrage voor maatwerkvoorziening conform de Wet abonnementstarief Wmo 2015 wordt vastgesteld. De inning van de eigen bijdrage gebeurt per maand door het CAK.

  • 2. Aanvullend op artikel 12 lid 5 van de verordening is geen eigen bijdrage verschuldigd voor:

    • a.

      (sport) rolstoel;

    • b.

      maatwerkvoorzieningen voor personen jonger dan 18 jaar;

    • c.

      als de maatwerkvoorziening gerealiseerd wordt in een woongebouw waarvan de woning van cliënt onderdeel uitmaakt, én voor zover de voorziening betrekking heeft op het toe- en/of doorgankelijk maken van het woongebouw;

    • d.

      financiële tegemoetkoming;

    • e.

      de kostprijs van de eenmalig te verstrekken maatwerkvoorziening lager is dan € 250,=;

    • f.

      alle gevallen zoals omschreven in de wet evenals artikel 3.8, lid 4 van het uitvoeringsbesluit Wmo.

Artikel 11 Privacy

Bij verzamelen en verwerken van de persoonsgegevens wordt de AVG in acht genomen. De privacywetgeving heeft betrekking op de gehele procedure.

Artikel 12 Inwerkingtreding en titel

  • 1. Met ingang van 1 januari 2020 wordt de Beleidsregel Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Delft 2019 ingetrokken.

  • 2. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Delft 2020.

  • 3. Deze Beleidsregel voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Delft 2020 treedt in werking de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft in de vergadering d.d. 14 juli 2020.

Het college van burgemeester en wethouders van Delft,

Secretaris,

de burgemeester,

TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alleen die begrippen die niet in de Wet of de Verordening staan zijn hier genoemd.

Voor wat betreft het begrip Algemeen gebruikelijk is recent een uitspraak gedaan door de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB). Deze geeft aan dat een voorziening algemeen gebruikelijk is als deze:

  • niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

  • daadwerkelijk beschikbaar is;

  • een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid of participatie en;

  • financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

Vooral het laatste criterium is nieuw. Gemeenten moeten nu gaan toetsen of de voorziening financieel gedragen kan worden door iemand met een minimuminkomen, ongeacht of de betreffende cliënt zelf een minimuminkomen heeft. Dit betreft één uitspraak, en het lijkt erop dat de CRvB vooral aandacht voor de individuele cliënt wil. Elke casus moet zorgvuldig worden onderzocht, en met alle omstandigheden moet rekening gehouden worden. Het is wel expliciet gemaakt dat financiële aspecten geen rol mogen spelen.

Artikel 2 Resultaatgebieden

Gezamenlijk vormen de resultaatgebieden en de treden een matrix die door de medewerker Team Wmo gebruikt wordt om de aard en de zwaarte van de ondersteuning te bepalen. Deze matrix wordt gehanteerd om het arrangement te bepalen waaraan een zorgaanbieder invulling moet geven.

Artikel 3 Specifieke maatwerkvoorzieningen

Als aanvulling op toegekende voorzieningen binnen een of meer resultaatgebieden kunnen aanvullende maatwerkvoorzieningen worden toegekend. Het betreft dan onder andere:

1. Kortdurend Verblijf

Kortdurend verblijf, ook wel logeeropvang genoemd, is tijdelijke verblijfszorg die wordt geboden ter ontlasting van de mantelzorg. De zorg omvat de benodigde begeleiding, bescherming, alarmering en servicekosten (inclusief maaltijden). Bij kortdurend verblijf woont een cliënt thuis maar logeert hij/zij voor korte periodes in een instelling. Kortdurend verblijf kan worden ingezet als het noodzakelijk is de persoon te ontlasten die normaal gesproken (mantel) zorg aan de cliënt levert. Daarnaast moet de cliënt zijn aangewezen op zorg met permanent toezicht.

Kortdurend verblijf wordt aan de hand van het ondersteuningsplan en het zorgplan geïndiceerd waarbij een aantal etmalen wordt vastgelegd voor een daarbij afgesproken periode. De cliënt mag over de periode van maximaal een jaar de geïndiceerde etmalen opsparen. Dit is van belang om bijvoorbeeld een iets langere periode van de voorziening gebruik te maken om zo de mantelzorger op vakantie te laten gaan.

De omvang van kortdurend verblijf bedraagt maximaal 3 etmalen per week, anders is er sprake van opname waarbij een Wlz-indicatie nodig is.

2. Ontmoetingscentra

De ontmoetingscentra richten zich op ondersteuning van mantelzorgers en mensen in een sociaal isolement, gebrek aan regie, met somatische klachten en mensen met dementie, om overbelasting te voorkomen en mensen langer thuis te laten wonen. Middels de ontmoetingscentra moet een soepele overgang naar de Wlz mogelijk zijn zonder van locatie te hoeven veranderen. Er wordt gewerkt volgens de effectieve interventie. De ondersteuning vanuit ontmoetingscentra bestaat uit:

  • Wenperiode en ondersteuning van de mantelzorger: Kennis maken met het gebruik van de ontmoetingscentra. De kennismaking is tijdelijk, minimaal 2 en maximaal 6 weken en maximaal 10 dagdelen.

  • Reguliere deelname: Na beoordeling door Delft Support, reguliere deelname aan de ontmoetingscentra.

3. Maaltijdvoorziening:

Bij een toegekende voorziening in resultaatgebied 1, 5 en 6 kan aanvullende maaltijdvoorziening worden toegekend. Het gaat dan om het bereiden en klaarzetten van de maaltijd.

4. Vervoer

Wanneer een cliënt een indicatie heeft voor een of meer van de resultaatgebieden 1, 2, 3, 4 of 6 of voor de specifieke maatwerkproducten kortdurend verblijf en ontmoetingscentra dan kan aanvullend ook een indicatie voor (rolstoel)vervoer worden afgegeven.

5. Niet-acute zorg buiten kantoortijden

Aanvullend op de resultaatgebieden 1, 2, 3, 4, 5 en 6 en op de voorziening Kortdurend Verblijf kan een dienst worden geïndiceerd waarmee de aanbieder zorg of ondersteuning in de avonduren of in het weekend kan leveren.

6. Waakvlam

Dit aanvullende product is bedoeld om periodiek contact te houden met een cliënt terugval te voorkomen of in ieder geval mogelijke terugval zo vroeg mogelijk te signaleren.

De waakvlamfunctie wordt indien nodig ingezet in relatie tot de resultaatgebieden 1, 2, 3, 4 en 6.

7. Woonvoorzieningen

Een leefbaar huishouden voeren, impliceert een geschikte woning waarin de burger zijn alledaagse levenshandelingen kan verrichten. Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving zijn er voorzieningen die dit mogelijk maken. Wanneer een beperking optreedt, dan zijn 2 mogelijkheden aan de orde:

  • de woning aanpassen eventueel met aanvullende woonvoorzieningen of

  • verhuizen naar een geschiktere woning.

Onder losse woonvoorzieningen wordt verstaan: voorzieningen die niet nagelvast aan het huis vast zitten en dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een tillift). Dit wordt ook wel “roerende woonvoorzieningen” genoemd. Deze kunnen ook met behulp van een PGB gerealiseerd worden. Regels rondom het PGB zijn vastgelegd in artikel 11 van de verordening en art. 5 en 6 van deze beleidsregel.

Trapliften en drempelhulpen worden zoveel mogelijk in bruikleen (natura) verleend. Deze kunnen her-inzetbaar waardoor kapitaalvernietiging kan worden voorkomen.

Het onderzoek beperkt zich tot voorzieningen of aanpassingen die te maken hebben met het normaal gebruik van de woning. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en de toegang tot en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daarbij het veilig kunnen spelen in de woning.

a Bezoekbaar huis:

Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang heeft tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet bruikbaar is. Er worden geen aanpassingen vergoed om het logeren mogelijk te maken.

d Woningsanering

Er is sprake van woningsanering als er sprake is van beperkingen ingevolge COPD, astma of allergie, zolang de allergie niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of de bouwtechnische staat van de woning, waardoor vervanging van vloerbedekking of gordijnen noodzakelijk is kan hiervoor een maatwerkvoorziening worden verstrekt. Aangetoond dient te worden (zonodig door extern medisch advies)dat de medische beperkingen ontstonden na het leggen van de vloerbedekking en niet al aanwezig waren ten tijde van het leggen van de vloerbedekking. Alleen als de sanering niet verwijtbaar is kan hiervoor een voorziening worden verstrekt.

e Woningaanpassing of verhuizing

Blijken de kosten van een aanpassing in of aan de woning hoger dan € 5.000,= dan treedt het primaat van verhuizing in werking. Dit wil zeggen dat uit het oogpunt van de noodzakelijke kosten, het doel van de ondersteuning en rekening houdend met alle van belang zijnde aspecten aan de zorgvrager wordt geadviseerd om te verhuizen naar een geschikte woning. Daarbij weegt de medewerker Team Wmo ook mee of de verhuizing gerekend kan worden tot een algemeen gebruikelijke verhuizing. Bij een algemeen gebruikelijke verhuizing kent het college in principe geen verhuiskostenvergoeding toe. De medewerker van Team Wmo dient ook de beschikbaarheid van woningen hierin mee te laten wegen.

De medewerker Team Wmo weegt alle relevante zaken mee: financiële consequenties van de verhuizing, de beschikbaarheid (i.v.m. de medisch verantwoorde termijn), argumenten pro en contra de verhuizing voor de zorgvrager, de eventueel aanwezige mantelzorg, nabijgelegen voorzieningen enz. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het advies ten grondslag liggen.

Blijkt een verhuizing de goedkoopst adequate oplossing, dan adviseert de medewerker Team Wmo de zorgvrager om te verhuizen. Met behulp van dit advies kan belanghebbende vervolgens een (medische) urgentie aanvragen waarmee hij voorrang krijgt bij het verkrijgen van een andere, beter geschikte woning.

Volgt zorgvrager het verhuisadvies dan ontvangt hij een verhuiskostenvergoeding. Daar horen ook eventuele kleine aanpassingen in de nieuwe woning bij.

Niemand kan verplicht worden om te verhuizen. Indien een verhuizing de goedkoopst adequate oplossing is, maar zorgvrager (en zijn gezin) kiest ervoor niet te verhuizen dan stelt het college voor de noodzakelijke aanpassingen een beperkt bedrag beschikbaar. Dit wordt verstrekt via een tegemoetkoming waarmee aanpassingen kunnen worden gedaan van bouwkundige of woontechnische aard. De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijke gemaakte kosten tot een maximum van € 3.500, =. Het resterende komt voor rekening van de zorgvrager. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat alle benoemde aanpassingen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.

De zorgvrager heeft naderhand géén recht meer op toekenning van een voorziening die tijdens de initiële afweging tot het pakket van eisen behoorde.

Grenzen aan de woonvoorziening

Niveau sociale woningbouw

Het niveau voor sociale woningbouw zonder achterstallig onderhoud is de standaard voor het treffen van woonvoorzieningen. Wenst de zorgvrager een hoger kwaliteitsniveau, dan kan dat in samenspraak met de woningeigenaar worden gerealiseerd maar komen de meerkosten voor zijn rekening.

Algemeen gebruikelijke levensduur

Heeft een aanvraag voor een voorziening betrekking op het geheel of gedeeltelijk vervangen van een badkamer of keuken in de woning die eigendom is van de cliënt dan houdt de omvang van de toe te kennen voorziening verband met de algemeen gebruikelijke levensduur van die voorzieningen. Hiervoor gelden de afschrijvingstermijn zoals die door de vereniging Overleg Voorzitters Huurcommissie zijn vastgesteld in het Beleid Huurverhoging na Woningverbetering. De afschrijvingstermijn voor een badkamer is daarin bepaald op 20 jaar, die voor een keuken op 15 jaar

Heeft de te vervangen voorziening de leeftijd van 20 respectievelijk 15 jaar nog niet bereikt dan wordt de financiële tegemoetkoming verminderd met 5 % respectievelijk 6,5 % van de goedgekeurde kosten voor elk jaar dat de voorziening oud is.

Op basis van een recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep moet een algemeen gebruikelijke voorziening gezien worden als een voorziening die uit een minimuminkomen betaald kan worden.

Conform de geldende verstrekkingsvormen in de verordening beschikt de medewerker Team Wmo de woonvoorziening in natura, door middel van een pgb of als een tegemoetkoming ingevolge artikel 20 van de verordening.

De kostprijs van een maatwerkvoorziening in bruikleen wordt bepaald in relatie tot de vastgestelde levensduur van de maatwerkvoorziening:

  • Losse hulpmiddelen: 8 jaar

  • Trapliften: 10 jaar

  • Woningaanpassingen moeten per casus worden bekeken. Er is geen gegarandeerde levensduur.

In het geval van her verstrekking wordt de kostprijs van de maatwerkvoorziening bepaald op basis van de restwaarde.

8. Regiotaxi en hulpmiddelen voor vervoer

Deelnemen aan het maatschappelijk verkeer c.q. sociale verbanden aangaan, brengt met zich mee dat men zich met een vervoermiddel moet kunnen verplaatsen in de omgeving. Wanneer een cliënt een probleem ervaart op het gebied van zelfredzaamheid en participatie in relatie tot het vervoer kan daarvoor gezocht worden naar een oplossing. Er wordt onderzocht in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien, hulp kan inschakelen van het eigen netwerk of gebruik kan maken van een algemene voorziening. Het woon-werkverkeer hoort niet tot het Wmo-verstrekkingenbeleid, daarvoor blijven werkgever en werknemer gezamenlijk verantwoordelijk. Leerlingenvervoer is geregeld in de gelijknamige verordening.

Uit jurisprudentie volgt dat burgers in staat moeten zijn 15 à 20 km te reizen, vanaf hun woonplaats. Omgerekend op jaarbasis komt dit neer op 1500 à 2000 km. Alle bovenregionale vervoersdoelen vallen zodoende buiten de reikwijdte van de Wmo. Uitgedrukt in zones openbaar vervoer beperkt de Wmo-taak zich tot regionaal vervoer, concrete: verplaatsingen tot een maximum van vijf zones openbaar vervoer, daaronder begrepen de zone van de woonplaats. Buiten dit gebied kunnen burgers zich wenden tot Valys dat arrangementen biedt voor bovenregionaal vervoer binnen Nederland.

Eigen oplossingen, algemene diensten en gebruikelijke hulp gaan voor op een maatwerkvoorziening. Voorbeelden met betrekking tot vervoer zijn:

  • rolstoeltoegankelijk openbaar vervoer, fiets met trapondersteuning, gehandicaptenparkeerkaart, gehandicaptenparkeerplaats,

  • particulier vervoer participe, doeltax, vrijwilligersvervoer naar activiteiten vanuit wijkgebouwen, kerken, verenigingen, regiotaxi vol tarief etc. ,

  • eigen vervoer naar vrijetijdsactiviteiten (bv. GGZ Delfland).

Leidt bovenstaande afweging niet tot een oplossing, dan komt een maatwerkvoorziening in beeld.

Kortingspas voor de regiotaxi

Met een kortingspas kunnen zorgvragers reizen tegen gereduceerd tarief, qua hoogte vergelijkbaar met het openbaar vervoertarief. Als voorgaande middelen niet tot een oplossing hebben geleid komen zorgvragers in aanmerking voor deze kortingspas voor zover zij geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Zorgvragers komen in aanmerking voor deze kortingspas voor zover zij

  • maximaal 400 meter kunnen lopen, of

  • geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer.

Reizen tegen gereduceerd tarief is mogelijk tot een maximum van 600 OV-zones. Beschikt men over een vervoersvoorziening om zich lokaal te verplaatsen als bijvoorbeeld een scootmobiel, handbike of driewielfiets, dan bedraagt het aantal zones maximaal 200 per jaar. Uitzonderingen op het aantal zones zijn uitsluitend mogelijk om humanitaire redenen op basis van individueel te bepalen noodzaak.

De houder van een kortingspas geniet de volgende faciliteiten voor medereizigers:

  • een gratis meereizende begeleider (> 12 jaar) als de medewerker Team Wmo daartoe de verzorgende noodzaak heeft vastgesteld. Deze persoon is een medisch begeleider. Dit houdt in dat er altijd iemand met de pashouder moet meereizen. De indicatie “medisch” betekent in dit geval dat die persoon in staat moet zijn om bepaalde medische handelingen te kunnen verrichten waarvoor de chauffeur niet de aangewezen persoon is.

  • een gratis meereizende als hij tevens in het bezit is van een OV-begeleiderskaart. Pashouders met een begeleiderspas mogen 1 persoon als sociaal begeleider meenemen. Deze begeleiding is in tegensteling tot de medische begeleiding niet verplicht. Deze sociaal begeleider reist eveneens gratis net als de medische begeleider.

  • kinderen (< 4 jaar) reizen gratis mee, kinderen (4<12 jaar) betalen hetzelfde tarief als pashouder; hulphond en hulpmiddelen mogen gratis mee.

Auto-aanpassingen

Als een cliënt zonder autoaanpassingen geen gebruik kan maken van zijn auto en het collectief vervoer niet voldoet, kan overwogen worden of een autoaanpassing wordt vergoed. Bij autoaanpassingen wordt beoordeeld of het specifiek voor mensen met een beperking bedoelde voorzieningen betreft die meer kosten dan gebruikelijke autoaanpassingen. Bij verstrekking van autoaanpassingen is het daarom redelijk om van de aanvrager te verlangen dat hij aantoont dat de aan te passen auto de investering nog waard is (dus naar verwachting nog minimaal 5-7 jaar mee kan, een autokeuring dient dit vast te stellen).

9. Rolstoelen en 10. hulpmiddelen voor sportbeoefening

Rolstoelvoorziening

Het gaat om verplaatsingen die betrokkene maakt in of direct vanuit de woning, m.a.w. hij is voor deze alledaagse verplaatsingen aangewezen op een rolstoel. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende rolstoelvoorzieningen:

  • handmatig voortbewogen rolstoel;

  • elektrisch voortbewogen rolstoel;

  • aanpassingen aan de rolstoel.

Met aanpassingen wordt bedoeld: extra onderdelen die niet standaard op een rolstoel zitten, maar wel noodzakelijk zijn voor de cliënt. Accessoires zijn doorgaans niet noodzakelijk, maar wenselijk en worden daarom niet vergoed.

Grenzen aan de verstrekking

Richtlijn voor de verstrekking is de goedkoopst adequate voorziening. Wenst zorgvrager een “luxere” uitvoering dan komen de meerkosten voor zijn rekening.

Aanpassingen aan, dan wel accessoires voor een rolstoel horen bij de verstrekking voor zover die noodzakelijk zijn voor het te bereiken resultaat.

In het geval van verhuizing van de zorgvrager naar Delft, kan de gemeente diens rolstoel overnemen tegen de vast te stellen restwaarde, en voor zover deze is opgenomen in het kernassortiment van de gemeente. In het omgekeerde geval kan de rolstoel ook door een andere gemeente worden overgenomen.

Kosten van onderhoud, keuring, verzekering en reparatie van een rolstoel worden geheel vergoed tenzij sprake is van schade door verwijtbaar gedrag van zorgvrager of zijn gezinsleden.

Kosten voor het opladen van de accu van een elektrische rolstoel worden niet vergoed.

Conform de geldende verstrekkingsvormen in de verordening beschikt de medewerker Team Wmo de rolstoel in natura of door middel van een pgb.

Sportbeoefening

De medewerker Team Wmo kan een de voorziening voor sportbeoefening als maatwerkvoorziening of als een tegemoetkoming verstrekken.

Sporten is een manier om medemensen te ontmoeten en sociale verbanden aan te gaan. Een sportrolstoel is een voorziening om te kunnen sporten. Wanneer een cliënt niet kan sporten zonder specifieke sportrolstoel kan hiervoor een voorziening worden toegekend.

De cliënt moet lid zijn van een (gehandicapten)sportvereniging waar hij of zij regelmatig traint dan wel de sport beoefent. Wanneer de sportvereniging beschikt over rolstoelen die cliënt kan gebruiken hoeft geen sportrolstoel te worden toegekend.

De sportrolstoel is bedoeld voor recreatieve sportbeoefening. Waar het gaat om professionele of topsport kan er van uit gegaan worden dat cliënt beschikt over geschikte voorzieningen.

Artikel 4 Meerkosten

Het college kan een tegemoetkoming verstrekken aan personen die te maken hebben met meerkosten als gevolg van een beperking of chronische ziekte. Op grond van dit artikel in de verordening kunnen bestaande financiële tegemoetkomingen gehandhaafd worden. Denk bijvoorbeeld aan de verhuiskostenvergoeding, taxikosten, woningsanering of andere onvoorziene meerkosten. Een tegemoetkoming is geen maatwerkvoorziening, zodoende is het trekkingsrecht en de eigen bijdrageregeling hierop niet van toepassing. Een tegemoetkoming kan op aanvraag worden verstrekt.

Lid 2 onder c. Verhuiskosten

Een aanvraag voor een verhuiskostenvergoeding, dient beoordeeld te worden aan de hand van de individuele situatie van de cliënt. Daarbij zijn de persoonskenmerken, behoeften en financiële capaciteit van de cliënt van belang. Er dient een uitgebreide belangenafweging gemaakt te worden, waarbij alle belangen en de individuele omstandigheden worden meegenomen.

Indien de aanvraag verband houdt met een verhuizing van een adequate naar een inadequate woning komt cliënt niet in aanmerking voor een verhuiskostenvergoeding. Verhuiskosten worden toegekend door de gemeente waar de cliënt woont, b.v. als een cliënt uit Delft naar Den Haag verhuist is de gemeente Delft verantwoordelijk voor de verhuiskosten.

Indien cliënt in aanmerking komt voor een verhuiskostenvergoeding, dan kan daarvoor een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van € 3.500,=

Indien de zorgvrager de huidige dan wel een te betrekken woning als gevolg van een aanpassing aan die woning tijdelijk niet kan bewonen, en als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, dan kan gedurende maximaal 6 maanden een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting worden verleend. De hoogte van deze tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van: de maximum huurgrens van de Wet op de huurtoeslag, indien de tijdelijke huisvesting zelfstandige woonruimte betreft; 50% van de maximum huurgrens van de Wet op de huurtoeslag, indien de tijdelijke huisvesting niet-zelfstandige woonruimte betreft.

Lid 2 onder d Gehandicaptenparkeerplaats

Indien de cliënt een (Wmo) beschikking heeft waarmee een financiële tegemoetkoming is toegekend voor het gebruik van de eigen auto, of een beschikking waarmee de eigen auto op grond van de Wmo is aangepast dan kan een tegemoetkoming worden verstrekt in de inrichtingskosten van de gehandicaptenparkeerplaats. De tegemoetkoming voor de kosten van het geschikt maken van een parkeerplaats is maximaal € 442,35.

Lid 2 onder e. Kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een liftinstallatie en elektrische deuropeners

Het college verleent een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een liftinstallatie indien die verstrekking heeft plaatsgevonden in het kader van de wet, de WVG dan wel de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of de Beschikking Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten. De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 5 t/m 8 Regels voor een persoonsgebonden budget

De wet biedt zorgvragers of hun wettelijk vertegenwoordigers de mogelijkheid om hun zorg in te kopen met behulp van een persoonsgebonden budget (pgb). Het pgb is een verstrekkingsvorm die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren.

Het pgb is per definitie ‘maatwerk’ en een goed alternatief voor cliënten die binnen de bestaande voorzieningen geen of onvoldoende passende zorg vinden. Bij de aanvraag van een maatwerkvoorziening kan de klant aangeven dat hij de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wenst. Vervolgens ontvangt hij schriftelijk informatie waarin wordt aangegeven de soort en omvang van de maatwerkvoorziening. Aan de hand van die informatie moet hij een budgetplan opstellen en bij de gemeente indienen. Daarna vindt de beoordeling van het budgetplan plaats.

Aan het verstrekken van een pgb is wel een aantal voorwaarden verbonden.

In artikel 11 van de Verordening is vastgelegd hoe de hoogte van het pgb wordt vastgesteld.

Delft kiest voor de mogelijkheid tot differentiatie in de hoogte van het pgb bij verschillende typen hulpverleners in de domeinen van zorg.

  • zorg die geleverd wordt door een aanbieder die niet door de gemeente gecontracteerd is, maar wel voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen van de gemeente zoals geformuleerd bij gecontracteerde zorg

  • zorg die geleverd wordt door een ZZP’er die zorgprofessional is

  • informele zorg die geleverd wordt door het sociale netwerk zoals familie in de eerste en tweede graad of behorend tot het sociale netwerk van de zorgvrager

De situatie waarin het door de cliënt beoogde aanbod duurder is dan het aanbod van het college betekent niet bij voorbaat dat het pgb om die reden geheel geweigerd wordt. Cliënten kunnen zelf bijbetalen wanneer het tarief van de door hen gewenste aanbieder duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

Betaling mantelzorgers met een pgb

Binnen het afwegingskader valt mantelzorg onder ”eigen kracht en netwerk” en staat daar in principe geen betaling tegenover als deze beschikbaar is. Aan de andere kant kan de zorgvrager door middel van een pgb de zorg inkopen binnen zijn informele netwerk, en dit kan ook de mantelzorger zijn.

In artikel 11 lid 3 sub d van de Verordening is opgenomen dat de hulp uit het sociaal netwerk een vaste maandelijkse tegemoetkoming kan aanvragen. Deze tegemoetkoming moet dan wel door de hulp als inkomen op het belastingformulier worden aangegeven.

Trekkingsrecht en administratieve zaken

De zorgvrager dient een overeenkomst af te sluiten met zijn zorgverlener(s). Hij krijgt het geldbedrag op een account bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De budgethouder stuurt de factuur van de zorgverlener naar de SVB die het bedrag overmaakt, nadat zij een arbeidsrechtelijke toets op de werkgeversverplichtingen van de budgethouder heeft gedaan. Na afloop van de verantwoordingsperiode stort de SVB het resterende deel terug naar de gemeente. Deze werkwijze geldt niet voor pgb’s ten behoeve van hulpmiddelen of materiële verstrekkingen, deze pgb’s worden direct op de rekening van de klant gestort.

Controle en verantwoording

De Sociale Verzekeringsbank is verantwoordelijk voor de uitvoering van de betalingen, controle op de zorgovereenkomst en de uitvoering van alle werkgeversverplichtingen.

Het college is inhoudelijk verantwoordelijk, zij dient te toetsen of de gedeclareerde zorg verloopt conform de doelen en werkwijze van het zorgplan. Periodiek verricht de medewerker Team Wmo, dan wel de Toezichthouder Wmo huisbezoeken om te checken of:

  • de zorgverlening verloopt conform de doelen en werkwijze zoals geformuleerd in het zorgplan

  • zorgverlener(s) de gecontracteerde zorg effectief leveren en zich houden aan de kwaliteitsafspraken

  • budgethouder alle verplichtingen nakomt.

Besteding pgb in het buitenland

Er bestaat geen recht op pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij het college hier vooraf expliciet toestemming voor verleent. De cliënt dient uiterlijk een maand voor het verblijf in het buitenland om toestemming te vragen bij het college. Als de cliënt niet tijdig aan het verblijf in het buitenland toestemming van het college heeft gekregen, wordt de maatwerkvoorziening ingetrokken en eventueel wordt tot terugvordering overgegaan.

Een maximale termijn van 13 weken wordt aangehouden als termijn dat in het buitenland verbleven kan worden met een pgb. Na 13 weken wordt de beslissing voor de maatwerkvoorziening ingetrokken. De eisen uit de wet, verordening en deze beleidsregels gelden ook voor besteding van het pgb in het buitenland.

Het recht op pgb vervalt per definitie als de cliënt geen hoofdverblijf meer heeft in de gemeente Delft.

Artikel 12 Inwerkingtreding en titel

Deze beleidsregel treedt met terugwerkende kracht in werking ten behoeve van onderbouwing van besluiten die vanaf 1 januari 2020 zijn genomen.


Noot
1

Met leefbaar bedoelen we: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen

Noot
2

Zoals beschreven in de aanbestedingsdocumenten worden ook huishoudelijke taken met betrekking tot het kind uitgevoerd.