Verordening op de heffing en de invordering van een liggeld voor woonschepen 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van een liggeld voor woonschepen 2020

Nummer 6c

De raad van de gemeente Delfzijl;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 november 2019;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet, alsmede op artikel 5:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Delfzijl;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van een liggeld voor woonschepen 2020

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

  • b.

    ligplaats: een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om door een woonschip met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

  • c.

    bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het schip als woning niet goed mogelijk is, zoals een bijboot, steiger en een loopplank.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “liggeld” wordt een recht geheven voor het innemen van een ligplaats met een woonschip op plaatsen zoals genoemd in artikel 5:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Delfzijl.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de hoofdgebruiker of gebruiker van het woonschip. Wie hoofdgebruiker of gebruiker is wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 4 Belastingtijdvak

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 5 Belastingtarieven

De grondslag waarnaar het liggeld wordt geheven is de lengte van het woonschip.

Het liggeld bedraagt per woonschip voor het verblijf op de in artikel 2 omschreven plaats:

  • a.

    Indien de lengte over alles van het woonschip niet meer dan 15 meter bedraagt, per jaar € 198,30;

  • b.

    voor elke meter of gedeelte daarvan, dat het woonschip de lengte van 15 meter overschrijdt bovendien per jaar € 12,60;

Artikel 6 Wijze van heffing

Het liggeld wordt bij wijze van aanslag geheven.

Artikel 7 Ontstaan belastingschuld

  • 1.

    De rechten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    De belastingschuldige kan machtiging tot automatische incasso verlenen indien het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen minder dan € 4.000,-- bedraagt. Het minimum termijnbedrag bedraagt € 10,--. Ingeval een machtiging tot automatische incasso is verleend, wordt het aantal termijnen bepaald door het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen te delen door het minimum termijnbedrag, met dien verstande dat het aantal termijnen niet meer dan tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De “Verordening op de heffing en de invordering van een liggeld voor woonschepen” van 29 november 2018, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de rechten die zich voordien hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Liggeld woonschepen 2020”.

Ondertekening

Delfzijl, 28 november 2019

De raad voornoemd,

voorzitter.

(G. Beukema)

griffier.

(O. Rijkens)