Regeling vervallen per 29-12-2011

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

Geldend van 06-01-2011 t/m 28-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

De raad van de gemeente Delfzijl;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit vast te stellen:

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2011

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven terzake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huis­houdelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigen­dom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feite­lijk ge­bruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: de­gene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De rechten bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt is de belasting ver­schul­digd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de be­lasting­plicht nog volle ka­lender­maan­den overblij­ven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat  jaar, na het einde van de be­lasting­plicht nog volle ka­lender­maan­den overblij­ven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de be­las­tingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag, daarvan meer is dan € 50,00 doch minder dan € 2.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van over­eenkomstige toepassing.

  • 4. De algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 9 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "Reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde ge­meente­be­zit­tingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in be­heer of in on­der­houd zijn.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten en het gebruik van bezittingen, werken of inrichtingen bestaat uit het periodiek ver­wij­deren van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid.

Artikel 10 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 11 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventa­bel.

Artikel 12 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 13 Wijze van heffing

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 14 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang

  • 1. De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel zijn verschul­digd bij het begin van het belas­ting­jaar of, zo dit later is, bij de aan­vang van de belas­ting­plicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt is de belasting ver­schul­digd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de be­lasting­plicht nog volle ka­lender­maan­den overblij­ven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat  jaar, na het einde van de be­lasting­plicht nog volle ka­lender­maan­den overblij­ven.

  • 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de be­las­tingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

Artikel 15 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag, daarvan meer is dan € 50,00 doch minder dan € 2.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van over­eenkomstige toepassing.

  • 4. De algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de  in de voorgaande leden gestelde  termijnen.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 16 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 17 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. De Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2009 van 27 november 2008, nr. 7f, wordt inge­trokken met in­gang van de in het derde lid ge­noemde datum van in­gang van de hef­fing, met dien ver­stan­de dat zij van toepas­sing blijft op de belast­bare fei­ten die zich voor die datum heb­ben voorge­daan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening reinigingshef­fingen 2011.

Ondertekening

Delfzijl,  16 december 2010
 
De raad voornoemd,
 
voorzitter.
(E.A. Groot)
 
griffier.
(O. Rijkens)

TARIEVENTABEL

behorende bij de Verordening reinigingsheffingen 2011.  

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.  

Hoofdstuk 1. Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing. 

1.0

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar 

€ 160,10

1.1

De belasting als bedoeld in onderdeel 1.0 wordt:

1.1.1

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of,

indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één per­soon vermeerderd met  

€ 88,20

1.1.2

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of,

indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee personen of meer vermeerderd met 

€ 153,40

Hoofdstuk 2 Maatstaven en tarieven reinigingsrechten.

2.0

Het recht voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang en hoeveelheid bedraagt per belastingjaar per bedrijfspand:

2.1

bij een hoeveelheid die overeenkomt met de inhoud van maximaal twee plastic zakken                          

€290,00

2.2

bij een hoeveelheid die overeenkomt met de inhoud van maximaal vijf plastic zakken 

€406,00

2.3

bij een hoeveelheid die overeenkomt met de inhoud van zes of meer plastic zakken 

€608,00

Behoort bij raadsbesluit van  16 december 2010.

griffier.

(O. Rijkens)