Regeling vervallen per 01-01-2013

Bomenverordening 2008

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2012

Intitulé

Bomenverordening 2008

De raad van de gemeente Delfzijl;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Bomenverordening 2008

HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 20 cm dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven maaiveld. Ook een dode boom valt onder het begrip boom;

    • b.

      houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken;

    • c.

      hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • d.

      knotten, kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • e.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

    • f.

      boomwaarde: het getal dat wordt gevonden door het product van de volgende factoren:

      • -

        de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld;

      • -

        de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²;

      • -

        de standplaatswaarde;

      • -

        de conditiewaarde;

      • -

        de waarde van de plantwijze.

  • 2. In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.

ARTIKEL 2: Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden, buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet, indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      fruitbomen die op bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren of ander coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlak beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.

  • 3. Het in het eerste lid gesteld verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      Houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikelen 9 en 12 van deze verordening.

    • b.

      Het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van regulier onderhoud.

    • c.

      Het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten.

    • d.

      Conifeer, den, vlier, wilg, krulwilg en populier.

ARTIKEL 3: Aanvraag vergunning

  • 1. De vergunning moet schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer de teammanager van de Landelijke Service bij Regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan het college een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het college dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

ARTIKEL 4: Weigering ex lege en openbaarmaking

  • 1. De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd, indien geen beslissing is genomen binnen de wettelijke beslistermijn van 8 weken.

  • 2. Indien een vergunning wordt verleend of geweigerd, wordt deze beslissing onverwijld openbaar gemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad.

ARTIKEL 5: Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunningen

  • 1. Het college stemt de procedures betreffende kapvergunning en aanleg- en bouwvergunningen in het ontwerpstadium op elkaar af.

  • 2. De kap-, bouw- en aanlegvergunningen worden zoveel mogelijk per project gelijktijdig afgegeven.

  • 3. Een kapvergunning kan worden geweigerd op de enkele grond dat de bouw- of aanlegplannen nog niet definitief zijn.

  • 4. Een kapvergunning kan worden geweigerd, nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van een kapvergunning niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid heeft gemeld van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand aan het college.

ARTIKEL 6: Weigeringsgronden

  • 1. Het college kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

    • -

      natuur- en milieuwaarden;

    • -

      landschappelijke waarden;

    • -

      cultuurhistorische waarden;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • -

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 2. De vergunning wordt geweigerd indien de aanvraag betrekking heeft op houtopstanden die voorkomen op de ingevolge artikel 14 van deze verordening vastgestelde lijst (lijst monumentale bomen), tenzij er sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, een

    noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

  • 3. Het college kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren. Zij verwijst zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen.

  • 4. De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

ARTIKEL 7: Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het standaardvoorschrift dat niet tot vellen mag worden overgegaan en de vergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de bezwaartermijn afloopt. Indien gedurende de bezwaartermijn een bezwaar of een voorlopige voorziening is ingediend, wordt de vergunning pas van kracht één week nadat op dat bezwaar of die voorlopige voorziening is beslist.

ARTIKEL 8: Vervaltermijn vergunning

  • 1. De vergunning tot het vellen als bedoeld in deze verordening vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt.

  • 2. In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

ARTIKEL 9: Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt zo veel mogelijk een herplantplicht opgelegd.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

ARTIKEL 10: Herplant-/ instandhoudingsplicht

  • 1. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het college is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door haar te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door haar te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

ARTIKEL 11: Schadevergoeding

Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.

ARTIKEL 12: Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.

ARTIKEL 13: Bestrijding van iepenziekte

  • 1. Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepenziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C Moreau);

    • b.

      Iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2. Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen;

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepenziekte wordt voorkomen.

  • 3.

    • a.

      Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

    • b.

      Het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.

    • c.

      Het college kan ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het tweede lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens het college kunnen worden verricht.

MONUMENTALE BOMEN

ARTIKEL 14: Monumentale bomen

  • 1. Het college heeft een lijst met monumentale bomen en bijzondere houtopstanden opgesteld, waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

  • 2. De in het eerste lid genoemde lijst bevat in ieder geval de bomen voorkomende in het landelijk Register van Monumentale Bomen van de landelijke Bomenstichting, eventueel aangevuld met lokale en toekomstige monumentale bomen en andere bijzondere houtopstanden.

  • 3. De regelmatig bijgewerkte lijst met monumentale bomen en houtopstanden omvat in ieder geval een voor een ieder goed herkenbare omschrijving, de standplaats, het kadastrale perceelsnummer, de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en de reden van registratie van iedere houtopstand.

  • 4. De eigenaar van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van monumentale bomen is verplicht het college onmiddellijk mededeling te doen van:

    • -

      eigendomsoverdracht van de houtopstand;

    • -

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand;

    • -

      de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 5. Het college verleent aan de standplaats van monumentale bomen de bestemming "groeiplaats boom", onder vermelding van de stam- en kroonprojectie van deze bomen.

  • 7. Het college houdt een bomenfonds voor het onderhoud, de instandhouding en uitbreiding van de houtopstanden.

  • 8. Het college kan een regeling vaststellen voor het subsidiëren van kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam instandhouden van de monumentale bomen en bijzondere houtopstanden.

ARTIKEL 15: Bescherming bomen

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die openbaar eigendom zijn:

    • -

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • -

      daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak;

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het college.

ARTIKEL 16: Uitzicht belemmerende beplanting

De rechthebbende op een boom, heg, struik of andere beplanting welke aan het wegverkeer het vrije uitzicht kan belemmeren of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar kan opleveren, is verplicht deze beplanting te snoeien, of op te binden, of te verwijderen na aanschrijving door het college, binnen een door haar te stellen termijn en overeenkomstig hun aanwijzingen.

STRAF- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 17: Strafbepaling

  • 1. Overtreding van bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover ten aanzien van overtreding van bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften of beperkingen in hogere regelingen straf is bepaald.

ARTIKEL 18: Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafverordening, belast.

ARTIKEL 19: Betreden van gebouwen en terreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

ARTIKEL 20: Overgangsbepaling

De kapvergunningaanvragen die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

ARTIKEL 21: Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening 2008.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van1 januari 2009. Op datzelfde tijdstip vervalt de Bomenverordening 2005.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Delfzijl d.d. 18 december 2008.
De raad voornoemd,
voorzitter.
(E.A. Groot)
griffier.
(O. Rijkens)