Havenbeheersverordening Port of Den Helder 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Intitulé

Havenbeheersverordening Port of Den Helder 2013

Artikel I:

PARAGRAAF 1ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1Begripsbepalingen

Voor zover de in deze verordening gebruikte begrippen hieronder niet zijn gedefinieerd, wordt verwezen naar hun begripsomschrijving in het Binnenvaartpolitiereglement (BPR).

In deze verordening en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder:

  • a.

    ADN: Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen door de binnenvaart (ADN: Accord Européen relatif au Transport International des Marchandises Dangereuses par voie de Navigation).

  • b.

    afvalstoffen: scheepsafval, ladingresiduen, vloeibare of vaste afvalstoffen die ontstaan bij het schoonmaken van een schip;

  • c.

    averijschip: een schip dat zelf ernstig gevaar, schade of hinder oplevert, dan wel dat door zijn lading of de kwaliteit van zijn bemanning in een zodanige toestand verkeert dat dit naar het oordeel van de havenmeester een verhoogd risico kan opleveren voor het gebied c.q. de ligplaats waarvoor toelating wordt gevraagd, dan wel het nuttig gebruik van (een gedeelte van) de haven en haar toegangswegen door de aanwezigheid van het betreffende schip niet in voldoende mate mogelijk zal zijn;

  • d.

    bedrijfsvaartuig: een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee- of binnenschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep;

  • e.

    bijlage: bij deze verordening behorende bijlage;

  • f.

    binnenschip: een schip, niet zijnde een zeeschip;

  • g.

    BPR: het Binnenvaartpolitiereglement;

  • h.

    brandbare vloeistoffen: vloeistoffen met een vlampunt dat lager ligt dan of gelijk is aan 100 graden Celcius;

  • i.

    bunkeren: overslag van brandstofolie of smeerolie/-middelen van een bunkerschip naar een zeeschip of binnenschip;

  • j.

    bunkerschip: tankschip gebruikt voor het bevoorraden van schepen met brandstofolie en smeerolie/-middelen;

  • k.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente

    Den Helder;

  • l.

    directeur: de directeur van NV Port of Den Helder;

  • m.

    duwstel: een hecht samenstel van een of meer duwboten en een of meer andersoortige schepen waarvan er tenminste één is geplaatst vóór een van de duwboten;

  • n.

    exploitant: de eigenaar, reder, agent, (romp) bevrachter of ieder ander die de zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • o.

    gevaarlijke stof: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de IMDG-code (International Maritime Dangerous Goods code),

    de IBC-code (International Bulk Chemical-code), de IGC-code (International Code for the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquid Gases in Bulk) of het ADN;

  • p.

    handel: het in de haven te koop aanbieden, verkopen of anderszins vervreemden van enig goed, al dan niet met gebruikmaking van een daartoe bestemd en tijdens genoemde handelingen aanwezig voer- of vaartuig;

  • q.

    haven: het toepassingsgebied van deze verordening zoals omschreven in artikel 1.2;

  • r.

    havenontvangstvoorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 6 eerste lid van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;

  • s.

    havenmeester: degene die door de directeur als zodanig is aangesteld;

  • t.

    kapitein: de gezagvoerder of schipper van een schip dan wel degene die deze vervangt;

  • u.

    ligplaats: het gedeelte van de haven dat door de havenmeester aan een schip wordt aangewezen om te bezetten, uitgedrukt in plaats, lengte en breedte;

  • v.

    middel: een voertuig, waaronder een motorvoertuig, als mede elke

    voorziening, materialen of voorwerpen, bestemd voor, geschikt

    voor of gebruikt voor enige werkzaamheid in de haven alsmede

    een werk;

  • w.

    openbare haven- en kade-terreinen: alle binnen in de haven gelegen en als zodanig door het college aangewezen, voor het publiek (beperkt) toegankelijke terreinen;

  • x.

    parkeren: het gedurende meer dan zeven dagen ononderbroken zonder laad- of loshandelingen uit te voeren, gemeerd laten liggen van een schip. Onderbrekingen van minder dan 24 uur worden niet als onderbreking gerekend;

  • y.

    rechthebbende: hij, die enig zeggenschap heeft over, gezag uitoefent over, leiding geeft aan of in eigendom bezit of in beheer heeft of krachtens enig zakelijk of persoonlijk recht de feitelijke macht uitoefent over

  • a. een schip, of

  • b. middel.

    Als rechthebbende in de zin van deze bepaling worden in ieder geval aangemerkt:

  • a. kapitein;

  • b. schipper;

  • c. exploitant;

  • z.

    schadelijke stof: een stof, die indien zij in het water terecht komt,gevaar kan opleveren voor de gezondheid van de mens, schade kan toebrengen aan het mariene milieu, de recreatiemogelijkheden die de zee biedt kan schaden of storend kan werken op enig ander rechtmatig gebruik van de zee die bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, is aangewezen en bekend gemaakt;

  • aa.

    scheepswerf: een inrichting waarvan de hoofdactiviteit is gelegen in het verrichten of het gelegenheid geven tot het verrichten van werkzaamheden aan schepen en die beschikt over speciaal voor dat doel bestemde en in gebruik zijnde ligplaatsen;

  • bb.

    schip: elk voorwerp of samenstel van voorwerpen, bestemd voor, geschikt voor of gebruikt voor het vervoer te water van goederen en/of mensen. Als schip in de zin van deze bepaling worden in ieder geval onder meer aangemerkt:

  • a.een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussen-voertuig, een drijvende boorinstallatie, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator en een ponton;

  • b. zeeschip;

  • c. binnenschip;

  • d. passagiersschip;

  • e. motorschip;

  • f. zeilschip;

  • g. bedrijfsvaartuig;

  • h. samenstel;

  • i. bijzonder transport;

  • j. duwstel;

  • k. bunkerschip;

  • l. tankschip;

  • m. recreatievaartuig;

  • n. pleziervaartuig;

  • cc.

    schipper: degene die een binnenschip voert;

  • dd.

    schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het gasvrij, droog- of schoonmaken van of aan boord van een schip;

  • ee.

    tankschip: een zee- of binnenschip, dat is gebouw of is aangepast voor het vervoer in bulk van vloeibare lading va ontvlambare aard;

  • ff.

    vlampunt: het vlampunt, bepaald met het toestel Pensky-Martens;

  • gg.

    weg:

    a. een weg als bedoeld in de Wegenverkeerswet;

  • b.een weg als bedoeld in de Algemene plaatselijke verordening;

  • hh.

    werk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of enig ander materiaal welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • ii.

    Wvvs: de Wet voorkoming verontreiniging door schepen;

  • jj.

    zeeschip: een schip dat gebruikt wordt voor de vaart ter zee of dat blijkens zijn constructie voor de vaart ter zee is bestemd en elk schip dat is voorzien van een document, afgegeven door het bevoegd gezag van het land waar het schip is ingeschreven, waaruit blijkt dat het geschikt is voor de vaart ter zee.

Artikel 1.2Toepassingsgebied

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de haven, zijnde het gebied in eigendom, erfpacht of beheer bij NV Port of Den Helder, zoals dat op de kaart als bijlage I is aangegeven.

  • Tot het gebied in de zin van deze bepaling worden in ieder geval gerekend:

    • a.

      Industriehaven Westoever;

    • b.

      Het Nieuwe Diep en de daaraan gelegen openbare kaden;

    • c.

      Koopvaardersbinnenhaven;

    • d.

      loskade aan het Noord-Hollands Kanaal;

    • e.

      scheepshellingen, los- en laadplaatsen en alle kunstwerken in beheer bij NV Port of Den Helder.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op de haven, onverminderd

    de toepasselijke wetten of wettelijke voorschriften van andere overheden voor zover daarin niet in hetzelfde onderwerp wordt voorzien.

  • 3.

    Debepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening zijn - voor zover in deze en onderhavige verordeningter zake dezelfde onderwerpen zijn geregeld - niet van toepassing op de haven.

Artikel 1.3 Aanvulling of afwijking van de Algemene wet bestuursrecht

Naast of in afwijking van titel 4:1 van de Algemene wet bestuursrecht gelden met betrekking tot toestemmingen bij of krachtens deze verordening de bepalingen van deze paragraaf.

Artikel 1.4Vergunningen en ontheffingen in het algemeen

  • 1.

    Een aanvraag om een vergunning, ontheffing of verlenging dient schriftelijk te worden ingediend bij het college. Een aanvraag om ontheffing of vergunning kan in spoedeisende gevallen mondeling bij de havenmeester worden ingediend.

  • 2.

    Ontheffingen worden verleend voor een eenmalige gedraging of handeling.

Artikel 1.5 Beslistermijn

  • 1.

    Het college besluit na ontvangst van een schriftelijke aanvraag binnen acht weken.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid bedoelde termijn eenmaal met ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

Het college kan een vergunning en een ontheffing verlenen en daaraan voorschriften en beperkingen verbinden.

Artikel 1.7 Geldigheidsduur

  • 1.

    Tenzij in deze verordening anders wordt bepaald, worden vergunningen of ontheffingen verleend met een geldigheidsduur van ten hoogste vijf jaar.

  • 2.

    Indien een vergunning of ontheffing wordt verleend ter vervanging van een voorgaande vergunning of ontheffing en indien de geldigheidsduur van een vergunning of ontheffing wordt verlengd, kunnen de beperkingen en voorschriften worden gewijzigd.

  • 3.

    De verlening van een vergunning of ontheffing en de verlenging van de geldigheidsduur geschieden schriftelijk.

  • 4.

    Een ontheffing, die wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling, wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, met dien verstande dat de ontheffing voor maximaal drie maanden wordt verleend.

  • 5.

    Een ontheffing kan in spoedeisende gevallen voor een éénmalige gedraging of handeling mondeling geschieden.

Artikel 1.8 Weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning of ontheffing

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing wordt in elk geval niet verleend indien één of meer belangen die worden beschermd door deze verordening, waaronder redenen van orde en veiligheid in de haven, zich daartegen verzetten.

    Voorts wordt een vergunning of ontheffing niet verleend indien het doelmatig gebruik van de haven zich daartegen verzet.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan, afgezien van de specifieke gronden, vermeld in de afzonderlijke bepalingen, worden geweigerd in geval van strijd met de belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen of in geval van strijd met een bestemmingsplan.

  • 3.

    De geldigheidsduur van een vergunning of ontheffing wordt niet verlengd indien:

    • a.

      gebleken is dat gedurende het laatste tijdvak van geldigheid binnen in de haven door de aanvrager geen gebruik werd gemaakt van de eerder verleende vergunning of ontheffing;

    • b.

      de redenen van orde en veiligheid in de haven zich tegen een verlenging van de geldigheidsduur verzetten.

  • 4.

    In het geval, bedoeld onder lid 3, sub a, kan de geldigheidsduur worden verlengd indien op genoegzame wijze is aangetoond dat om gegronde reden geen gebruik kon worden gemaakt van de ontheffing of vergunning in de haven.

  • 5.

    Het college kan een vergunning, een ontheffing voor het nog te doorlopen deel van de geldigheidsduur intrekken indien:

    • a.

      een reden waarom zij werd verleend of verlengd is vervallen;

    • b.

      een daaraan verbonden beperking of voorschrift niet wordt nageleefd;

    • c.

      de belangen die worden beschermd door deze verordening zulks wenselijk maken;

    • d.

      de vergunninghouder de aanwijzingen, gegeven door daartoe bevoegde ambtenaren niet naleeft;

    • e.

      zich na de verlening of verlenging een zodanig feit of omstandigheid voordoet dat, indien het feit of de omstandigheid ten tijde van de verlening of verlenging bekend was geweest, de vergunning, de ontheffing of de verlenging van de geldigheidsduur niet of niet in die vorm zou zijn verleend;

    • f.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt.

Artikel 1.9Verplichtingen van houders van vergunningen of ontheffingen

  • 1.

    De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht op eerste aanvraag van een ambtenaar, bedoeld in artikel 12.2, het bezit van de vergunning of ontheffing aan te tonen.

  • 2.

    De houder van een vergunning is verplicht de vergunning of een kopie hiervan, die op een schip betrekking heeft, te allen tijde aan boord van het schip te houden en op eerste aanvraag van een ambtenaar, als hiervoor genoemd, inzage van de vergunning te geven.

  • 3.

    De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht om bij het gebruik van de vergunning of ontheffing de aan de vergunning of ontheffing verbonden beperkingen en/of voorschriften in acht te nemen.

Artikel 1.10 Normadressaat

  • 1.

    Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de rechthebbende verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

  • 2.

    Bij afwezigheid van een kapitein of een schipper, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

PARAGRAAF 2 AANWIJZING HAVENMEESTER

Artikel 2.1 Aanwijzing havenmeester

De directeur wijst de havenmeester van Den Helder aan.

PARAGRAAF 3 ORDE IN EN GEBRUIK VAN DE HAVEN, OPENBARE HAVEN- EN KADETERREINEN

Artikel 3.1 Tekens

  • 1.

    Door of namens het college kunnen, onverminderd haar bevoegdheid als bedoeld in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet, in het belang van de orde en veiligheid in de haven tekens worden geplaatst, al of niet in samenhang met bijkomende tekens die zijn opgenomen in het BPR. Deze tekens kunnen worden voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2.

    Het is verboden te handelen in strijd met het teken en de daarbij behorende nadere aanduiding, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.2 Verbod tot het innemen van ligplaats

  • 1.

    Het is verboden zonder ontheffing of vergunning van het college dan wel zonder aanwijzing van de dienstdoende havenmeester met een schip ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op door burgemeester en wethouders aangewezen gedeelten van het openbaar water dat tot het beheersgebied van NV Port of Den Helder behoort.

  • 2.

    Het college kan aan het innemen van een ligplaats met een schip:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de haven;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal schepen.

  • 3.

    Van het verbod in het eerste lid kan door het college ontheffing of vergunning worden verleend.

Artikel 3.3 Gebruik van een ligplaats voor bijzondere doeleinden

  • 1.

    Het is verboden een schip - op een ligplaats - te gebruiken als opslagplaats, magazijn, werkplaats, expositieruimte of voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf, tenzij het gebruik van een schip gebonden is aan de aard van het beroep of bedrijf.

  • 2.

    Van het verbod in het eerste lid kan ontheffing worden verleend door het college.

Artikel 3.4 Onvoldoend bemand zijnde schepen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in het derde lid is het verboden een schip, dat niet is bemand of dat onvoldoende is bemand om het te kunnen verhalen, op een ligplaats te laten liggen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor schepen zonder bemanningsverblijf, alsmede in het geval dat het college een ontheffing heeft verleend.

  • 3.

    Het college kan voor bepaalde categorieën schepen ligplaatsen en gedeelten van de haven aanwijzen, waar het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is. Aan de aanwijzingkunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 3.5 Verhalen van schepen anders dan op eigen aanvraag

  • 1.

    Het college kan de rechthebbende van een schip schriftelijk, en in spoedeisende gevallen mondeling, opdragen, het schip te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, indien dit in het belang van de ordening, openbare orde, veiligheid of milieu noodzakelijk is.

  • 2.

    Indien geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht, bedoeld in het eerste lid, kan het college het schip voor rekening en risico van de rechthebbende verhalen of doen verhalen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen of indien de rechthebbende onbekend is, kan het college het schip voor rekening en risico van de rechthebbende direct verhalen of doen verhalen.

Artikel 3.6 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

  • 1.

    Bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken voor het schip of de omgeving, worden direct aan de havenmeester gemeld.

  • 2.

    De melding bedoeld in het eerste lid vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde VHF-kanaal, per fax of per e-mail.

Artikel 3.7 Voorzieningen in de haven

  • 1.

    Het is een ieder verboden voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven het water te hebben, te plaatsen of aan te brengen, indien daardoor gevaar, schade of hinder kan ontstaan.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien het betreft het hebben, plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen, en als zodanig in gebruik zijn, om een schip te laden en te lossen.

  • 3.

    Het college kan van het in het eerste lid gesteld verbod ontheffing verlenen.

Artikel 3.8 Toegang tot/gebruik van openbare haven- en kadeterreinen

  • 1.

    Het is aan niet aan het havenverkeer deelnemende personen verboden de openbare haven- en kadeterreinen te betreden.

  • 2.

    Het is een ieder verboden een voertuig op de openbare haven- en kadeterreinen te parkeren op andere dan door het college aangewezen plaatsen.

  • 3.

    Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd welke naar het oordeel van het college nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor

    aanwezigheid van het voertuig ter plaatse nodig is.

  • 4.

    Het college kan van het in het eerste en tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen. De verleende ontheffing zal door gebruikmaking van borden nader kunnen worden aangegeven.

  • 5.

    Het is, onverminderd het bepaalde in of krachtens de Wegenverkeerswet, verboden wegen of weggedeelten te gebruiken anders dan overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming.

  • 6.

    Het college kan van het in het vijfde lid gestelde verbod vergunning verlenen.

  • 7.

    Het betreden van de in dit artikel genoemde plaatsen geschiedt voor risico van de betreders.

Artikel 3.9Verplichtingen bij werkzaamheden op openbare haven- en kadeterreinen

  • 1.

    Het gebruik van de haven- en kadeterreinen dient, naast de voorschriften uit deze verordening ook te geschieden conform de voorschriften zoals die zijn gesteld in de bij deze verordening behorende bijlagen, te weten:

    • a.

      Aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 13.1 lid 1 Havenbeheersverordening NV Port of Den Helder 2013;

    • b.

      Vergunningen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, activiteit milieu, Nieuwediepkade ong. te Den Helder

      gemeente Den Helder d.d. 17 april 2007, kenmerk AU07.02481,

      gemeente Den Helder d.d. 8 juli 2008, kenmerk AU08.06651,

      provincie Noord-Holland, d.d. 14 juli 2009, nr. 6899/85541, en

      uitspraak Raad van State, d.d. 14 juli 2010, 200907469/1/M1;

    • c.

      Beschikking Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, activiteit milieu, Nijverheidskade d.d. 3 december 2009, kenmerk AU09.12468;

    • d.

      Beschikking Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, activiteit milieu, Flaneerkade d.d. 8 september 1998, kenmerk 11531/MD.

Artikel 3.10 Staat van onderhoud vaartuig

De eigenaar, kapitein, belanghebbende van een vaartuig is te allen tijde zelf verantwoordelijk voor de staat van onderhoud van het vaartuig.

PARAGRAAF 4BRUGGEN EN SLUIZEN

Artikel 4.1 Bedieningstijden en -voorschriften

  • 1.

    Het college stelt bedieningstijden en -voorschriften vast voor bruggen en sluizen die NV Port of Den Helder in beheer heeft.

  • 2.

    Het college houdt bij het nemen van haar besluit overeenkomstig het eerste lid van dit artikel rekening met de belangen van het verkeer te water, van het openbaar vervoer en van het overige wegverkeer.

  • 3.

    Indien om vaststelling van bedieningstijden als bedoeld in lid 1 wordt verzocht, neemt het college binnen drie maanden een besluit.

  • 4.

    Bij de voorbereiding van besluiten tot vaststelling van bedieningstijden en -voorschriften is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 4.2Gebruik bruggen en sluizen

  • 1.

    Het is een ieder verboden, ten tijde van het openen, het geopend zijn en het sluiten van een brug of sluis zich te bevinden op het beweegbare gedeelte van een brug of sluis of op het aansluitende weggedeelte tot de slagboom.

  • 2.

    Het is een ieder verboden, bruggen en sluizen, alsmede de daarbij behorende objecten zoals aanvaarbescherming, remmingwerk, dukdalf of steiger ten behoeve van onderhoud, te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn bestemd.

  • 3.

    Het is verboden vanaf bruggen of sluizen te duiken of te springen.

  • 4.

    Het college kan van het verbod in het tweede lid ontheffing verlenen.

  • 5.

    Het is anderen dan de dienstdoende haven- of sluismeester verboden om bij de gemeente in beheer zijnde bruggen en/of sluizen te bedienen of daarbij gebruikte slagbomen te openen of te sluiten.

Artikel 4.3 Verwijderen obstakels

Degene die een brug passeert, is verplicht zo veel mogelijk uitstekende obstakels te verwijderen indien daardoor het openen of het geopend houden van de brug kan worden beperkt of voorkomen.

PARAGRAAF 5 GEBRUIK VAN DE HAVEN

Artikel 5.1 Nutsvoorzieningen

  • 1.

    Het is de rechthebbende verboden de elektriciteit te betrekken anders dan via de op de wal aanwezige installaties, die zijn aangesloten op het openbare elektriciteitsnet. Daar waar deze

    installaties niet aanwezig zijn, dient omtrent het betrekken van de elektriciteit overleg te worden gepleegd met de havenmeester.

  • 2.

    Door de havenmeester kunnen aanwijzingen worden gegeven met betrekking tot het gebruik van de openbare nutsvoorzieningen.

Artikel 5.2 Parkeren van schepen

  • 1.

    Het is verboden een schip aan een kade in de haven af te meren, te parkeren c.q. geparkeerd te houden.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5.3 Duikwerkzaamheden

  • 1.

    Het is een ieder verboden duikwerkzaamheden in de haven uit te voeren.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5.4 Passagiersvervoer

  • 1.

    Het is verboden vanuit de haven, al dan niet tegen betaling, passagiers te vervoeren.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    De geldigheidsduur van de ontheffing is gelijk aan die welke wordt gesteld in de (indien benodigd) betreffende certificaten van de Inspectie Infrastructuur & Transport.

Artikel 5.5 Handel

  • 1.

    Het is een ieder verboden op het openbare water en/of de daaraan gelegen openbare

    haven- en kadeterreinen en op of aan de weg, al dan niet met een voertuig of enig ander middel, een standplaats in te nemen teneinde handel te drijven of diensten aan te bieden.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5.6 Reddingsmiddelen

Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.

Artikel 5.7 Schade aan eigendommen van NV Port of Den Helder

  • 1.

    Indien met een schip schade wordt toegebracht aan eigendommen van NV Port of Den Helder, moet de rechthebbende daarvan binnen 24 uur kennis geven aan de havenmeester.

  • 2.

    Door de havenmeester wordt, na de in het voorgaande lid bedoelde kennisgeving, een rapport van bevindingen opgesteld en uiterlijk binnen 72 uur nadat de rechthebbende hem daarvan in kennis heeft gesteld ter kennis van het college gebracht.

  • 3.

    Het schade veroorzakende schip mag niet eerder vertrekken dan nadat door of namens de rechthebbende een waarborgsom is gestort of een bankgarantie is afgegeven ten bedrage van de door of namens de directie getaxeerde schade.

PARAGRAAF 6 VEILIGHEID IN DE HAVEN EN BESCHERMING VAN HET MILIEU

Artikel 6.1 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen

  • 1.

    Het is verboden om aan boord van een schip, door middel van geperst gas of stoom, het uitlaatgassensysteem van verbrandingsmotoren naar de buitenlucht door te blazen, waardoor roet uit het schip ontsnapt.

  • 2.

    Het is verboden stoffen uit een schip te laten ontsnappen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 3.

    Het college kan van het in het tweede lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 4.

    Degene die op schepen dan wel op de kade werkzaamheden en activiteiten verricht die schadelijk kunnen zijn voor het milieu, treft zodanige maatregelen en voorzieningen, voor zover deze maatregelen en voorzieningen niet elders in deze verordening zijn voorgeschreven, dat de schade aan het milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.

Artikel 6.2 Ernstig gevaar, schade of hinder opleverende schepen

  • 1.

    Het college kan indien naar haar oordeel een schip ernstig gevaar, schade of hinder, of ernstige verstoring van de orde met zich meebrengt of kan brengen:

    • a.

      een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden, of;

    • b.

      maatregelen opleggen aan kapitein of schipper van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.

  • 2.

    Degene aan wie het verbod is of de maatregelen zijn opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.

Artikel 6.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

  • 1.

    Degene, door wiens toedoen een stof of voorwerp in het water van de haven terechtkomt of vrijkomt, waardoor gevaar, schade of hinder in of buiten de haven wordt veroorzaakt, is verplicht er voor te zorgen dat:

    • a.

      daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester;

    • b.

      de stof of het voorwerp onmiddellijk uit het water wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen ter voorkoming van het in de haven terechtkomen of vrijkomen van voorwerpen of stoffen zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing als de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of andere milieu- of veiligheidswetgeving daarin voorziet.

Artikel 6.4 Verrichten van werkzaamheden

  • 1.

    Het is een ieder verboden herstellings-, schoonmaak-, schilder- en andere conserverings-, ontgassings- of andere werkzaamheden op of aan schepen te verrichten of te doen verrichten wanneer hierdoor gevaar, schade of hinder voor de scheepvaart of de omgeving, het water en de bodem daaronder begrepen kunnen opleveren.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing met betrekking tot schepen liggend op een scheepswerf dan wel op of aan het terrein van een herstellingsinrichting waarvoor een vergunning krachtens de Wet algemene bepaling omgevingsrecht is verleend.

Artikel 6.5 Melding van gassen of stoffen (voor binnenlopen haven)

De rechthebbende van een schip, dat is behandeld met gassen of met stoffen die gassen afstaan, met het doel het schip dan wel de lading te ontsmetten, is verplicht dat, alvorens de haven binnen te lopen, vooraf de volgende gegevens aan de havenmeester zijn gemeld:

  • a.

    de aard van de lading;

  • b.

    de chemische of technische benaming van de ontsmettingsstoffen;

  • c.

    de ontsmette ruimte(n) dan wel de plaats van stuwage van de ontsmette lading;

  • d.

    de datum van behandeling met ontsmettingsstoffen;

  • e.

    de plaats van behandeling met ontsmettingsstoffen;

  • f.

    de ruimten die met lucht zijn geventileerd na behandeling met ontsmettingsstoffen;

  • g.

    of geschikte gasmeetapparatuur aan boord is voor het meten van concentraties ontsmettingsgassen;

  • h.

    of ruimten voor aankomst zijn gecontroleerd op de aanwezigheid van ontsmettingsgassen onder vermelding van de ruimte en de gemeten waarde.

Het vorenstaande laat de werking van de Bestrijdingsmiddelenwet onverlet.

Artikel 6.6 Ontsmetten van schepen (in de haven)

  • 1.

    Het is de rechthebbende verboden zijn schip met gassen te behandelen of te doen behandelen met het doel het schip dan wel de lading te ontsmetten.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gesteld verbod ontheffing verlenen.

  • 3.

    Het is de rechthebbende van een zeeschip, dat is behandeld met gassen of met stoffen die gassen afstaan met het doel het schip dan wel de lading te ontsmetten en dat nog niet vrij is van die gassen of stoffen, verboden ligplaats te nemen of zich met zijn schip op een ligplaats te bevinden tenzij:

  • a. voor het schip een verklaring is afgegeven door een deskundige, erkend of aangewezen bij of krachtens de Bestrijdingsmiddelenwet, dat het schip voldoende vrij is van die gassen of

    b. ontheffing is gegeven door het college.

  • 4.

    De melding als bedoeld in het eerste lid dient conform de Regeling meldingen en communicatie scheepvaart.

Artikel 6.7 Boord-boord overslag

  • 1.

    Het is de rechthebbende van een schip verboden vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen, met uitzondering van brandstoffen en smeeroliën ten behoeve van de voortstuwing en werktuigen van het schip, drinkwater en/of slopafgifte, over te geven aan of te ontvangen van een ander schip.

  • 2.

    Het college kan van het verbod gesteld in het eerste lid vergunning verlenen.

  • 3.

    De voorschriften, te verbinden aan de in het tweede lid bedoelde vergunning, kunnen betrekking hebben onder meer op:

    • a.

      de orde en veiligheid in de haven;

    • b.

      de aard van de stoffen;

    • c.

      de methode van afmeren en fenderen;

    • d.

      de voorschriften betreffende het overslaan;

    • e.

      de bescherming van het milieu.

PARAGRAAF 7 TOESTEMMING; MELDING

Artikel 7.1 Toestemming tot bevaren van de haven

Onverminderd het hierna bepaalde omtrent melding van aankomst en vertrek, dient voor het binnenvaren in de haven en voor vertrek vanaf de ligplaats de rechthebbende van een schip toestemming te vragen aan de havenmeester via het daarvoor aangewezen marifoonkanaal of bij gebreke van een marifoon op andere wijze.

Aan een zodanige toestemming kunnen voorwaarden en aanwijzingen worden verbonden, die terstond dienen te worden opgevolgd.

Artikel 7.2 Melding bij aankomst en vertrek en bij het wisselen van ligplaats van een schip

  • 1.

    De rechthebbende van een schip is verplicht er voor te zorgen dat aan de havenmeester worden gemeld:

    • a.

      het vermoedelijke tijdstip van aankomst van het schip in de haven, voor zeeschepen tenminste vierentwintig uur voor aankomst en voor binnenschepen drie uur voor aankomst;

    • b.

      de wisseling van ligplaats van het schip en wel tenminste drie uur voor de aanvang van de wisseling;

    • c.

      het vertrek van het schip uit de haven en wel tenminste drie uur voor het ontmeren;

    • d.

      bij wijziging van het vermoedelijke tijdstip van aankomst of het vertrek van het schip met 2 uur of meer dient de havenmeester opnieuw geïnformeerd te worden;

    • e.

      de diepgang van het schip bij aankomst in, verwisseling van de ligplaats binnen - en vertrek uit - de haven;

    • f.

      schade aan schip, uitrusting of lading dan wel enige andere omstandigheid aan boord die de bestuurbaarheid van het schip kan verminderen of de veiligheid of gezondheid in of buiten de haven in gevaar kan brengen, onverwijld nadat die omstandigheid zich heeft geopenbaard;

    • g.

      andere gegevens die de havenmeester verlangt in verband met de aanwezigheid van het schip in de haven.

  • 2.

    Een gelijke verplichting, als bedoeld in het eerste lid, rust op de reder en de bevrachter van het schip en hun vertegenwoordiger, ieder afzonderlijk.

  • 3.

    Zodra een van de in het eerste lid bedoelde personen aan zijn verplichtingen heeft voldaan vervalt deze verplichting voor de anderen.

Artikel 7.3 Melding van gevaarlijke en schadelijke stoffen

  • 1.

    Het college kan bepalen dat met betrekking tot de lading van schepen, die geladen zijn of geladen worden met een gevaarlijke dan wel schadelijke stof, of die nog niet van die stof zijn schoongemaakt, door hem te bepalen gegevens worden gemeld.

  • 2.

    Het college bepaalt tevens op welk tijdstip en op welke wijze de gegevens moeten worden gemeld.

Artikel 7.4 Aanleveren/melden gegevens

De rechthebbende is verplicht alle wettelijk vereiste gegevens, elektronisch te melden via het Havenmanagementsysteem “Portaal” bij NV Port of Den Helder.

PARAGRAAF 8 SCHEPEN MET GEVAARLIJKE STOFFEN

Artikel 8.1 Regels voor schepen met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    In verband met de aanwezigheid in de haven van schepen die geladen zijn, geladen worden of geladen zijn geweest met gevaarlijke dan wel schadelijke stoffen en daarvan niet zijn schoongemaakt, geeft de directie regels in het belang van de veiligheid en ter voorkoming van schade en hinder.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde regels kunnen onder meer betrekking hebben op:

    • a.

      de te overleggen bescheiden omtrent schip en lading;

    • b.

      het innemen van ligplaats;

    • c.

      het bewaken en het toezicht;

    • d.

      het voorkomen van brand en andere calamiteiten en het bestrijden daarvan;

    • e.

      het verrichten van werkzaamheden waarbij gevaar, schade of hinder is te duchten;

    • f.

      het laden en lossen;

    • g.

      het melden van incidenten.

  • 3.

    De regels kunnen verschillend zijn naar gelang de eigenschappen van de stoffen en het type schip.

  • 4.

    Bij de overslag van gevaarlijke afvalstoffen dienen tevens de voorschriften verbonden aan

    • a.

      het aanwijzingsbesluit als bedoeld in artikel 3.9, lid 1 onder a van deze verordening;

    • b.

      Vergunningen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, activiteit milieu, Nieuwediepkade ong. te Den Helder

      gemeente Den Helder d.d. 17 april 2007, kenmerk AU07.02481,

      gemeente Den Helder d.d. 8 juli 2008, kenmerk AU08.06651,

      provincie Noord-Holland, d.d. 14 juli 2009, nr. 6899/85541, en

      uitspraak Raad van State, d.d. 14 juli 2010, 200907469/1/M1;

    • c.

      Beschikking Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, activiteit milieu, Nijverheidskade d.d. 3 december 2009, kenmerk AU09.12468;

    • d.

      Beschikking Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, activiteit milieu, Flaneerkade d.d. 8 september 1998, kenmerk 11531/MD strikt te worden nageleefd.

Artikel 8.2 Ongelukken en gevaar

  • 1.

    Degene die betrokken is bij een voorval met gevaarlijke stoffen waardoor gevaar, schade of hinder voor de omgeving ontstaat of kan ontstaan, én degene die van een dergelijk voorval kennis draagt, zijn - onverminderd het bepaalde in de Brandbeveiligingsverordening - verplicht hiervan onmiddellijk melding te maken aan de havenmeester als het voorval plaatsheeft in het havengebied; degene die is betrokken bij genoemd voorval is verplicht om onmiddellijk noodmaatregelen te treffen om verder(e) gevaar, schade of hinder te voorkomen.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing als andere milieu- of veiligheidswetgeving daarin voorziet.

PARAGRAAF 9BIJZONDERE VERGUNNINGEN

Artikel 9.1 Maken of hebben van werken

  • 1.

    Het is een ieder verboden in, op, onder of boven het water een werk te maken of te hebben, of enige handelingen te verrichten waardoor in de plaatselijke toestand wijziging wordt gebracht.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde ontheffing verlenen.

PARAGRAAF 10 ONTVANGST VAN SCHADELIJKE AFVALSTOFFEN VAN ZEESCHEPEN

Artikel 10.1 Aanwijzing van bedrijven met ontvangstvoorzieningen

  • 1.

    Mede ter uitvoering van het bepaalde bij of krachtens de Wvvs, wijst het college bedrijven aan voor het in ontvangst nemen van scheepsafval en overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen, welke rechtstreeks afkomstig zijn van schepen die het toepassingsgebied, als bedoeld in artikel 1.2, aandoen.

  • 2.

    De aanwijzing geschiedt met inachtneming van evenredigheid tussen het verwachte aanbod van krachtens de Wvvs aangewezen stoffen enerzijds en de ontvangstmogelijkheden binnen de haven anderzijds, zodat onnodig oponthoud van zeeschepen bij de afgifte van die schadelijke stoffen wordt voorkomen.

  • 3.

    De aanvraag en gegevens ter verkrijging van een aanwijzing of ter verkrijging van een verlenging van de geldigheidsduur worden schriftelijk bij de directie ingediend.

  • 4.

    De verlening van een aanwijzing en de verlenging van de geldigheidsduur geschieden schriftelijk.

Artikel 10.2 Geldigheidsduur van de aanwijzing; beperkingen en voorschriften

  • 1.

    De in artikel 10.1. bedoelde aanwijzing geschiedt voor de duur van maximaal vijf jaren.

  • 2.

    Aan een aanwijzing kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden die betrekking kunnen hebben op onder meer:

    • a.

      de soort ontvangstvoorzieningen waarover het bedrijf beschikt en de veranderingen daarvan;

    • b.

      geschiktheid en beschikbaarheid van de ontvangstvoorzieningen;

    • c.

      de soorten scheepsafvalstoffen waarvoor de aanwijzing geldt;

    • d.

      het meedelen van het tarief voor de kosten die in rekening worden gebracht aan schepen die scheepsafvalstoffen afgeven;

    • e.

      het melden van het in ontvangst nemen van de scheepsafvalstoffen en het verstrekken van gegevens daaromtrent;

    • f.

      het afleveren van de ingezamelde scheepsafvalstoffen.

  • 3.

    Het college kan de duur van een aanwijzing telkens met een tijdvak van ten hoogste vijf jaren verlengen. Het kan daarbij beperkingen en voorschriften wijzigen en nieuwe voorschriften en beperkingen stellen.

  • 4.

    Het college kan een aanwijzing of verlenging daarvan voor het nog te doorlopen deel van de geldigheidsduur intrekken indien:

    • a.

      een reden waarom de aanwijzing of verlenging is verstrekt is vervallen;

    • b.

      een beperking of voorschrift niet wordt nageleefd;

    • c.

      zich na de aanwijzing of verlenging zodanige feiten of omstandigheden voordoen dat, indien deze ten tijde van de aanwijzing of verlenging bekend waren geweest, de aanwijzing of verlenging niet of niet in die vorm zou hebben plaatsgevonden;

    • d.

      gedurende een jaar geen of slechts weinig scheepsafvalstoffen zijn ingezameld dan wel gedurende een jaar geen of slechts weinig melding is gedaan van de inzameling van scheepsafvalstoffen door de houder van de aanwijzing.

  • 5.

    De geldigheidsduur van de aanwijzing wordt niet verlengd indien gedurende het laatste jaar van scheepsafvalstoffen werden ingezameld in de haven.

    De toepassing van dit lid kan achterwege blijven indien is aangetoond dat om gegronde reden geen gebruik kon worden gemaakt van de aanwijzing in de haven.

Artikel 10.3 Aanvraag van een aanwijzing

Bij een aanvraag van een aanwijzing, als bedoeld in artikel 10.1, worden in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    gegevens van het bedrijf van de aanvrager, naam en functie van de aanvrager;

  • b.

    een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van het betreffende bedrijf;

  • c.

    de relevante bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht afgegeven vergunningen en ontheffingen;

  • d.

    de gegevens van de in te zetten ontvangstvoorzieningen die onder de werking van de aanwijzing vallen, waaronder tenminste de capaciteit en de geschiktheid ervan;

  • e.

    de soorten afvalstoffen als bedoeld in artikel 2 van het Besluit voorkoming verontreiniging door schepen, waarop de aanvraag betrekking heeft, en;

  • f.

    de bestemming van de ontvangen schadelijke stoffen.

Artikel 10.4 Verplichtingen van houders van aanwijzingen

  • 1.

    De houder van een aanwijzing draagt er zorg voor dat de aanwijzing te allen tijde op het bedrijf aanwezig is. Hij is verplicht de aanwijzing op eerste aanvraag van een toezichthoudend ambtenaar, als bedoeld in artikel 12.2, eerste lid, ter inzage te geven.

  • 2.

    De houder van de aanwijzing is verplicht om bij het gebruik van de aanwijzing de aan de aanwijzing verbonden beperkingen en voorschriften in acht te nemen.

Artikel 10.5 Bekendmaking inzake ontvangst gevaarlijke stoffen

Het college maakt bekend:

  • a.

    welke bedrijven ingevolge artikel 10.1. zijn aangewezen en de ontvangstvoorzieningen waarover zij beschikken, alsmede de veranderingen van die ontvangstvoorzieningen;

  • b.

    welke schadelijke stoffen door het bedrijf kunnen worden ontvangen;

  • c.

    de duur van de aanwijzing en de verlenging daarvan;

  • d.

    de intrekking van een aanwijzing.

Artikel 10.6 Melding van afgifte van schadelijke stoffen

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de melding van het voornemen tot het afgeven van scheepsafval en/of (restanten van) schadelijk stoffen plaatsvindt.

Artikel 10.7 Afgifte aan aangewezen bedrijf; verbod voor niet aangewezen bedrijven

  • 1.

    De rechthebbende van een zeeschip dat een op grond van artikel 1.1 onder z, aangewezen schadelijke stof aan boord heeft, zorgt er voor dat afgifte van die stof geschiedt aan een bedrijf dat blijkens een aanwijzing ingevolge artikel 10.1 gerechtigd is om die stof in ontvangst te nemen.

  • 2.

    Het is een bedrijf dat niet is aangewezen voor het in ontvangst nemen van een op grond van artikel 1.1, onder z, aangewezen schadelijke stof, verboden om die stof in ontvangst te nemen.

PARAGRAAF 11 BUNKEREN

Artikel 11.1 Bunkeren

  • 1.

    De kapitein of schipper van een bunkerschip gaat niet eerder over tot bunkeren dan nadat van het voornemen hiertoe melding is gemaakt aan de (assistent)havenmeester, onder vermelding van de locatie, de aard van de stof(fen) en de datum en het tijdstip van aanvang van het bunkeren.

  • 2.

    Het college kan nadere regels vaststellen voor het innemen van brandstof en smeermiddelen.

  • 3.

    Het is verboden in strijd met de in het eerste lid van dit artikel bedoelde regels te handelen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in de in het tweede lid vermelde nadere regels is het de kapitein of schipper van een schip dat niet behoorlijk is afgemeerd of ten anker ligt, verboden brandstof en/of smeermiddelen over te slaan dan wel over te laden.

PARAGRAAF 12 SLOT- EN STRAFBEPALINGEN

Artikel 12.1 Aanwijzing

  • 1.

    Door of namens het college kan aan een rechthebbende een aanwijzing worden gegeven in het belang van de ordening, de openbare orde, de veiligheid en het milieu alsmede ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2.

    In het belang van de ordening, de openbare orde, de veiligheid en het milieu alsmede ter voorkoming van gevaar, schade of hinder, kan door het college een aanwijzingsbesluit worden genomen.

  • 3.

    Degene tot wie de aanwijzing, als bedoeld in het eerste lid, is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 12.2 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1.

    Het college kan ambtenaren of groepen van ambtenaren aanwijzen als toezichthoudende ambtenaren met betrekking tot het in deze verordening bepaalde.

  • 2.

    Zij zijn bevoegd inzage te vorderen en afschrift te nemen van bescheiden voorzover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

  • 3.

    Zij zijn bevoegd met hun apparatuur metingen te verrichten en van stoffen monsters te nemen, een en ander voor zover dit redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. De genomen monsters worden voor zover mogelijk aan de rechthebbende op de stoffen teruggegeven.

Artikel 12.3 Verplichting tot medewerking en verschaffen van inlichtingen

Een ieder is desgevraagd verplicht aan de in artikel 12.2, eerste lid, bedoelde ambtenaren alle medewerking te verlenen en de inlichtingen te verschaffen, die naar hun redelijk oordeel voor de uitoefening van de bij deze verordening verleende bevoegdheden nodig zijn.

Artikel 12.4 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Bij overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien de maatregel worden opgelegd dat de rechterlijke uitspraak openbaar wordt gemaakt.

Artikel 12.5 Intrekking voorgaande verordening

  • 1.

    De Havenverordening van de gemeente Den Helder vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 3 april 1996 en zoals nadien gewijzigd wordt ingetrokken.

  • 2.

    Bepalingen van verordeningen die in hetzelfde onderwerp voorzien als de Havenbeheers- verordening, vervallen met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Havenbeheersverordening.

Artikel 12.6 Bestaande vergunningen, ontheffingen, aanwijzingen, toestemmingen en daarvoor ingediende aanvragen

Vergunningen, ontheffingen, toestemmingen, aanstellingen van personen, aanwijzingen van bedrijven, die zijn verleend of gegeven of die zijn aangevraagd op grond van de Havenverordening Den Helder 1996, worden geacht te zijn verleend, gegeven of aangevraagd op grond van deze verordening.

Artikel 12.7 Naam en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Havenbeheersverordening NV Port of Den Helder 2013".

  • 2.

    Deze verordening treedt na haar bekendmaking in werking op een door het college vast te stellen tijdstip.

Artikel II:

TOELICHTING OP DE HAVENBEHEERSVERORDENING NV PORT OF DEN HELDER 2013

Algemeen

Ter uitvoering van de publiekrechtelijke bepalingen (oa. Scheepvaartverkeerswet, Binnenvaartpolitiereglement, Wet voorkoming verontreiniging door schepen, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) is voor de NV Port of Den Helder een Havenbeheersverordening opgesteld.

In de Havenbeheersverordening NV Port of Den Helder 2013 (hierna: Havenbeheersverordening) zijn bepalingen opgenomen die voor de havenbeheerder noodzakelijk zijn om ordening, de veiligheid en het milieu in de havens te kunnen handhaven.

Artikelsgewijze toelichting

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Voor de omschrijving van de begrippen in het eerste artikel van de Havenbeheersverordening is aansluiting gezocht bij reeds bestaande wettelijke definities, waarbij als hoofduitgangspunt het Binnenvaartpolitiereglement is aangehouden. Ook is gekeken naar begripsomschrijvingen die door andere havens worden gehanteerd.

Artikel 2.1 Toepassingsgebied

In de verordening wordt het begrip “haven” gehanteerd voor het gebied dat bij NV Port of Den Helder in eigendom, erfpacht of beheer is.

Het toepassingsgebied beperkt zich niet alleen tot de als haven omschreven wateren, doch strekt zich eveneens uit over alle in het havengebied gelegen bouwwerken, kademuren, terreinen en dergelijke. Het is duidelijk dat ook vanaf de wal de orde, de veiligheid en het milieu in de haven ongunstig kan worden beïnvloed. Te denken valt hierbij aan over het water stekende kranen of balken. Het zou niet praktisch zijn indien in dergelijke gevallen bijvoorbeeld met hulp van de “Algemene Plaatselijke Verordening” zou moeten worden opgetreden.

Artikel 1.3 Aanvulling of afwijking van de Algemene wet bestuursrecht

Dit artikel regelt de verhouding van de Havenbeheersverordening in relatie de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 1.4 Vergunningen en ontheffingen in het algemeen

Dit artikel regelt zoveel mogelijk de gang van zaken bij het behandelen van aanvragen om een vergunning of ontheffing.

Er is sprake van een ontheffing wanneer er een algemeen verbod is, waarvan in bijzondere gevallen van afgeweken kan worden, het draagt het karakter van een eenmalige beslissing voor een individueel geval.

Er is sprake van een vergunning wanneer iets wel is toegestaan, maar waarop in dit geval de havenbeheerder, wel toezicht wil houden.

Onder spoedeisende gevallen wordt mede verstaan schepen die zich per marifoon aanmelden voor een ligplaats in de haven. De meeste ligplaatsen worden op deze wijze aangevraagd.

Artikel 1.5. Beslistermijn

In dit artikel is expliciet opgenomen dat op een aanvraag binnen acht weken moet worden besloten. Voor deze termijn is aansluiting gezocht bij hetgeen is opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening.

Indien het een ingewikkelde aanvraag betreft, kan deze termijn éénmaal met 8 weken worden verlengd. Wel moet deze verlenging (binnen de eerste 8 weken) aan de aanvrager gemeld worden.

Met name voor aanvragen betreffende een aanwijzing havenontvangstinstallatie (paragraaf 10 Havenbeheersverordening) is deze termijn benodigd in verband met het van toepassing zijn van afdeling 3.4 Uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Abw.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

In dit artikel wordt het college de bevoegdheid gegeven om voorschriften en beperkingen te verbinden aan een vergunning of ontheffing.

Artikel 1.7 Geldigheidsduur

In het eerste lid wordt geregeld dat een vergunning of ontheffing wordt verleend voor de duur van vijf jaar. Wel bestaat de mogelijkheid bij of krachtens de Havenbeheersverordening te bepalen dat een andere termijn wordt vastgesteld.

Artikel 1.8 Weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning of ontheffing

In dit artikel worden de gronden voor het weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning of ontheffing gegeven. Daarbij moeten vanzelfsprekend de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht worden genomen.

Artikel 1.9 Verplichtingen van houders van vergunning of ontheffingen

Wanneer voor een spoedeisend geval, een eenmalige gedraging of handeling van korte duur een snelle ontheffing wordt vereist, kan worden volstaan met een mondeling verkregen ontheffing. In de praktijk geschiedt het aanvragen en verlenen van een ontheffing dikwijls per marifoon. Dit kan de houder van de ontheffing in moeilijkheden brengen voor wat betreft de bewijslast tegenover de toezichthoudende ambtenaar of opsporingsambtenaar. Indien de ontheffing echter aannemelijk kan worden gemaakt, bijvoorbeeld door verwijzing naar bevestiging van de degene die de ontheffing heeft verleend, zal daarmee het bezit van de ontheffing voldoende zijn aangetoond. De ontheffingverlener dient zijnerzijds zorg te dragen voor het aantekenen van de ontheffing in het dagjournaal.

Artikel 1.10 Normadressaat

Dit artikel bepaalt tot wie de voorschriften van de verordening zich richten. Tenzij uit de tekst anders blijkt, is de kapitein of de schipper verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Degene die de feitelijke leiding heeft over een schip, is in principe de kapitein of schipper, maar kan ook zijn vervanger zijn, of iemand anders van de bemanning die op dat moment de feitelijke leiding heeft. Overal waar in de verordening staat “het is verboden”, richt de norm zich dus in de eerste plaats tot de kapitein, de schipper of zijn plaatsvervanger.

Met nadruk zij hier opgemerkt dat er enkele artikelen in de verordening zijn opgenomen waarin expliciet is bepaald dat “een ieder” zich aan dat voorschrift dient te houden. De normen in die artikelen richten zich derhalve niet tot de kapitein of schipper, maar tot iedereen. Op deze wijze ontstaat eenduidigheid ten aanzien van de normadressaat.

In het tweede lid is bepaald dat bij afwezigheid van een kapitein of een schipper, de exploitant verantwoordelijk is voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Deze bepaling is opgenomen voor gevallen waarin een ponton of een ander soort schip is afgemeerd en er geen bemanning (meer) aan boord is.

Paragraaf 2 Aanwijzing havenmeester

Artikel 2.1 Aanwijzing (assistent)havenmeester

Artikel 2.1 vormt de basis voor de bevoegdheid van de directeur van NV Port of Den Helder om de havenmeester aan te wijzen.

Paragraaf 3 Orde in en gebruik van de haven, openbare haven- en kadeterreinen

Artikel 3.1 Tekens

Verkeerstekens die een verbod of een gebod bevatten, kunnen op grond van het BPR worden afgekondigd als dat in het belang is van het gestelde in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet. Er kan evenwel behoefte zijn aan ordening om andere dan verkeerstechnische motieven.

Het gebruik van tekens op grond van deze verordening is dan ook niet gebaseerd op het in goede banen leiden van het verkeer op het water, maar op andere motieven, te weten: ordening te water, openbare orde, veiligheid en milieu. De term verkeerstekens wordt in de verordening daarom ook niet gebruikt. Er wordt, ter onderscheiding, gesproken van “tekens”.

De onderhavige bepaling vormt de basis waarop onder meer het ligplaatsbeleid gestalte kan worden gegeven, door het plaatsen van tekens of het afkondigen van voorschriften in zake de ligplaatsverdeling.

Artikel 3.2 Verbod tot het innemen van ligplaats

In principe is het verboden ligplaats te nemen of zich met een schip op een ligplaats te bevinden.

In lid 3 wordt de mogelijkheid geboden om hiervan ontheffing of hiervoor een vergunning te verkrijgen, waarbij op grond van lid 3 nadere regels c.q. beperkingen kunnen worden gesteld.

Artikel 3.3 Gebruik van een ligplaats voor bijzondere doeleinden

Op grond van dit artikel is het mogelijk om bepaalde activiteiten die niet specifiek scheepsgebonden zijn te weren uit de haven.

Artikel 3.4 Onvoldoend bemand zijnde schepen

NV Port of Den Helder is een haven waar 24 uur per dag, 7 dagen in de week en 365 dagen per jaar wordt gewerkt. Daarbij is het logisch dat een schip te allen tijde verhaalbaar moet zijn, met andere woorden dat er voldoende bemanning aan boord is om het schip te kunnen verhalen indien de omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Bij bepaalde soort schepen is deze verplichting te rigide, derhalve wordt in lid 2 de mogelijkheid van een ontheffing gegeven. Bij bepaalde soort schepen moet men denken aan bijv. visserijschepen. Veelal hebben deze schepen, met instemming van de havenmeester, een collectieve wachtsman aangesteld.

Artikel 3.5 Verhalen van schepen anders dan op eigen aanvraag

Schepen kunnen in de weg liggen als bijvoorbeeld een calamiteit op het land of op het water moet worden bestreden. Tevens kunnen schepen zelf door een calamiteit gevaar lopen. Daarnaast zijn er openbare orde en andere motieven denkbaar die het noodzakelijk maken dat een schip (tijdelijk) moet worden verhaald.

Aangezien niet altijd in strijd met bestaande wettelijke voorschriften wordt gehandeld, is bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:21 Awb in dergelijke gevallen niet mogelijk. Teneinde de havengebruiker tegen onnodig optreden te beschermen, wordt in het eerste lid bepaald dat – overeenkomstig artikel 5:24 Awb – de beslissing op schrift dient te worden gesteld.

Voorts kan uitsluitend van de bevoegdheid gebruik worden gemaakt indien dit noodzakelijk is in het kader van de ordening, de openbare orde, de veiligheid of het milieu.

Een voorbeeld van een niet-spoedeisend belang in het kader van de ordening van de haven, is het noodzakelijk worden van het plegen van onderhoud aan een kademuur of steiger waaraan reeds voor langere periode een schip gemeerd ligt of bij het “omslaan” van het weer, waardoor er een grote toeloop is van schepen die komen schuilen in de haven.

De rechthebbende van een schip kan op basis van dit artikel schriftelijk worden verzocht binnen een redelijke termijn het schip te verhalen naar een andere ligplaats. Indien medewerking wordt geweigerd, kan het schip verhaald worden.

Artikel 3.6 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade

Dit artikel bevat de verplichting voor schepen om alle bedrijfsstoringen, gebreken of schade aan boord van een schip, die een gevaar voor het schip of de omgeving kunnen opleveren direct aan de havenmeester te melden. De bepaling is van toepassing op alle schepen. De melding vindt plaats per telefoon, per marifoon op het daarvoor bestemde kanaal, per fax of per e-mail.

Artikel 3.7 Voorzieningen in de haven

Dit artikel bepaalt in algemene zin dat het verboden is voorzieningen of voorwerpen in, op, onder of boven water te hebben of aan te brengen indien daardoor gevaar, schade of hinder kan ontstaan.

De havenbeheerder dient in verband met het veilig gebruik van de haven op de hoogte te zijn van alle voorzieningen die in, onder of boven water worden aangebracht en die van een min of meer permanent karakter zijn. Uitgezonderd zijn scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen om een schip te laden en te lossen. Daarbij wordt de eis gesteld dat deze voorzieningen ook werkelijk (als zodanig) in gebruik zijn, teneinde te voorkomen dat voorzieningen die hinderlijk of gevaarlijk voor anderen zijn (bijvoorbeeld meerdraden of fenders) blijvend worden aangebracht.

Artikel 3.8 Toegang tot/gebruik van openbare haven- en kadeterreinen

Dit artikel heeft mede tot doel om te voorkomen dat mensen die geen relatie met de haven hebben hun voertuigen parkeren op de openbare kaden.

Artikel 3.9 Verplichtingen bij werkzaamheden op de openbare haven- en kadeterreinen

In dit artikel wordt bepaald dat ook de voorwaarden/voorschriften welke aan de beheerder van de haven worden gesteld middels een vergunning/beschikking Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ook op de gebruikers van toepassing zijn.

Paragraaf 4 Bruggen en sluizen

Artikel 4.1 Bedieningstijden en –voorschriften

Het scheepvaartverkeer, het havenbedrijfsleven en de watersport kunnen middels dit voorschrift vroegtijdig op de hoogte worden gesteld van de bedieningstijden en –voorschriften. Vanwege mogelijke tegenstrijdige belangen is op het vaststellen van de bedieningstijden en –voorschriften afdeling 3.4 Awb, de zogenoemde openbare voorbereidingsprocedure, van toepassing.

Artikel 4.2 Gebruik bruggen en sluizen

Dit artikel beoogt het misbruik van bruggen en sluizen tegen te gaan. Het artikel verbiedt een breed aantal activiteiten die op en vanaf bruggen en sluizen kunnen worden ondernomen, zoals zwemmen, duiken of opslag van goederen.

Artikel 4.3 Verwijderen obstakels

Het artikel beoogt te voorkomen dat bruggen onnodig moeten worden geopend met het gevolg dat het verkeer op het land wordt geblokkeerd. Hiervan is sprake als betrokkene zelf vrij eenvoudig voorzieningen kan treffen waardoor de doorgang zonder het openen van de brug mogelijk is.

Paragraaf 5 Gebruik van de haven

Artikel 5.1 Nutsvoorzieningen

Op diverse kades zijn openbare nutsvoorzieningen aangebracht, bijv. elektrakasten, dit ter beperking van geluidsoverlast.

Artikel 5.2 Parkeren van schepen

Indien (zee)schepen langdurig worden geparkeerd (of opgelegd), beperken deze de flexibiliteit in de haven. De ruimte die aan geparkeerde schepen wordt toegewezen, kan ook worden ingezet voor andere havenactiviteiten.

Artikel 5.3 Duikwerkzaamheden

In het belang van de veiligheid dient voor duikwerkzaamheden in het havengebied een vergunning te worden verleend. Duikbedrijven dienen bij het uitvoeren van deze werkzaamheden vooral veiligheidsvoorschriften in acht te nemen.

Artikel 5.4 Passagiersvervoer

In alle andere gevallen, waarop noch de Wet openbare middelen van vervoer, c.q. de Schepenwet noch de gemeentelijke Verordening ter bevordering van de veiligheid van de vaart met recreatieve bedrijfsvaartuigen van toepassing is, kan het college op grond van dit artikel vergunningen afgeven voor het vervoer van passagiers in en vanaf het beheersgebied van NV Port of Den Helder.

Artikel 5.5 Handel

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om uit het oogpunt van veiligheid en/of de openbare orde hiertegen op te treden.

Artikel 5.6 Reddingsmiddelen

Dit artikel is er op te voorkomen dat er misbruik van reddingsmiddelen wordt gemaakt en indien dit wel gebeurt dat hiertegen opgetreden kan worden.

Artikel 5.7 Schade aan eigendommen NV Port of Den Helder

Indien een schip schade veroorzaakt aan waterstaatswerken in eigendom, erfpacht of beheer bij NV Port of Den Helder, dan moet het mogelijk zijn deze schade op de rechthebbende van dat schip te verhalen. Vandaar dat het schip niet eerder mag wegvaren dan nadat een waarborgsom is gestort of een bankgarantie is afgegeven.

Paragraaf 6 Veiligheid in de haven en bescherming van het milieu

Artikel 6.1 Verontreiniging van milieu, stank of hinder veroorzakende stoffen

Het eerste lid van dit artikel regelt dat het verboden is om roet uit een schip te laten ontsnappen ten gevolge van het doorblazen van het uitlaatgassensysteem.

Het tweede lid bepaalt dat het verboden is stoffen uit een schip te laten ontsnappen, indien hierdoor gevaar, schade of hinder ontstaat.

De in het eerste en tweede lid gestelde verboden beperken zich tot handelingen die plaatsvinden aan boord van een schip.

Het derde lid regelt dat het college ontheffing kan verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Het vierde lid bepaalt dat bij werkzaamheden voorzieningen moeten worden getroffen, voorzover dat al niet op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of het aanwijzingsbesluit behorende bij deze verordening (zie ook artikel 3.9 Verplichtingen bij werkzaamheden op openbare haven- en kadeterreinen) is bepaald.

Artikel 6.2 Ernstig gevaar schade of hinder opleverende schepen

In het kader van goed havenbeheer is het noodzakelijk ten aanzien van schepen die ernstig gevaar, schade of hinder of ernstige gevolgen voor de ordening met zich mee (kunnen) brengen, maatregelen te kunnen treffen van min of meer ingrijpende aard. Hierbij kan gedacht worden aan schepen die in brand staan, dreigen te zinken of schepen waaruit gevaarlijke stoffen lekken. De maatregelen kunnen variëren van het treffen van noodvoorzieningen aan boord van het schip, tot – in het uiterste geval – het verbieden van een binnenkomst of van verblijf van het schip in de haven. De te treffen maatregelen en het verbod zullen (zo nodig achteraf) schriftelijk worden meegedeeld.

Artikel 6.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Dit artikel regelt dat, in verband met veiligheid en het eventueel belemmeren van de vaarweg, indien stoffen of voorwerpen te water geraken, hiervan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester. Deze kennisgeving is niet aan voorschriften gebonden, maar de voorkeur wordt gegeven aan een telefonische melding of via de marifoon aan NV Port of Den Helder.

Vervolgens dient de stof of het voorwerp – voor zover mogelijk – onmiddellijk te worden verwijderd.

In het BPR is al een verbod opgenomen dat het verboden is om o.a. vanaf een schip voorwerpen of stoffen die de veiligheid van de scheepvaart in gevaar kunnen brengen te water te doen geraken.

Voorts wordt beoogd, zo snel mogelijk maatregelen te kunnen treffen als een dergelijke calamiteit zich voordoet. De oplegde alertheid van de vervuiler en van degene die van een dergelijk voorval weet heeft, moeten hieraan bijdragen. Tevens is uitdrukking gegeven aan de gedachte dat de vervuiler verantwoordelijk is voor de gevolgen van zijn daden. Uiteraard zal dit artikel zijn dienst bewijzen als de milieuwetgeving geen adequaat antwoord biedt voor de ontstane problemen. Met name moet hier worden gedacht aan de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Regels bij of krachtens deze wetten leggen veelal verplichtingen op aan degene die een inrichting drijft of aan de vergunninghouder, in dit geval NV Port of Den Helder, om onvoorziene lozingen te melden en om maatregelen te treffen. Op grond van dit artikel kan ook de gebruiker van de haven aangesproken worden.

Dit artikel heeft, zoals blijkt uit lid 3 van dit artikel, een aanvullend karakter.

Artikel 6.4 Verrichten van werkzaamheden

Om te voorkomen dat er werkzaamheden aan een schip worden verricht waardoor gevaar, schade of hinder voor het scheepvaartverkeer, de omgeving, het water of de bodem kan ontstaan, worden deze werkzaamheden in het eerste lid verboden, tenzij ze, conform het derde lid, worden verricht op een scheepswerf danwel op het terrein van een herstellingsinrichting waarvoor een vergunning Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is afgegeven.

Het verbod in het eerste lid is niet alleen van toepassing op de bemanning van het schip maar ook buitenstaanders (bijv. medewerkers van onderhoudsbedrijven). Hiervoor is in het eerste lid “een ieder” toegevoegd.

In het tweede lid heeft het college de bevoegdheid om ontheffing te verlenen. Hierbij kan men denken aan kleine scheepsreparaties aan boord van het schip.

Artikel 6.5 Melding van gassen of stoffen (voor binnenlopen haven)

Zodra bekend is welke stoffen zich aan boord van een nog binnen te lopen schip bevinden, kan in verband met de veiligheid in de haven een juiste ligplaats worden aangewezen.

Artikel 6.6 Ontsmetten van schepen (in de haven)

Met ontsmetten wordt in dit artikel bedoeld het behandelen van een schip of de lading met middelen ter bestrijding van ongedierte. In verband met de veiligheid is zulks niet op iedere plaats in de haven toelaatbaar. Een dergelijke behandeling kan tevens voor de omgeving hinderlijke gevolgen met zich meebrengen.

Artikel 6.7 Boord-boord overslag

Rechtstreekse laad- en losactiviteiten tussen schepen onderling zonder tussenkomst van een kade, wordt aangemerkt als zogenaamde directe boord-boord overslag.

De overslag van vloeibare onverpakte gevaarlijke of schadelijke stoffen valt niet onder de werking van de vergunning Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van een inrichting. Dit maakt het noodzakelijk een bepaling op te nemen met betrekking boord-boord overslag van onverpakte vloeibare schadelijke stoffen tussen schepen. Tevens schept het de mogelijkheid om nadere regels te stellen.

Het artikel heeft zowel betrekking op overslag tussen zeeschepen en binnenvaartschepen als op de overslag tussen deze schepen onderling.

Op het bunkeren van schepen, de overslag van brandstoffen en smeeroliën ten behoeve van de voortstuwing en werktuigen van het schip, alsmede drinkwater en/of slobafgifte is paragraaf 11 van deze verordening van toepassing.

Paragraaf 7 Toestemming; melding

Artikel 7.1 Toestemming tot bevaren van de haven

De toestemming volgt op de melding tot binnenkomst in of vertrek uit de haven. Het is van belang dat de havenmeester op de hoogte is van op handen zijnde scheepsbewegingen in de haven.

Artikel 7.2 Melding bij aankomst en vertrek en bij het wisselen van ligplaats van een schip

Evenals bij artikel 7.1, is ook deze informatie van belang voor de havenmeester om tot een goed havenbeheer te komen.

Artikel 7.3 Melding van gevaarlijke en schadelijke stoffen

De havenmeester dient over deze informatie te beschikken opdat tot een goede indeling van de ligplaatsen kan worden gekomen.

Artikel 7.4 Aanleveren/melden gegevens

In het kader van (inter)nationale wetgeving is de rechthebbende verplicht gegevens aan te leveren aan de Bevoegde Plaatselijke Autoriteit (BPA), bijv. in het kader van SafeSeaNet, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen.

Via het havenmanagementsysteem “Portaal” van NV Port of Den Helder is een koppeling tot stand gebracht met de instanties die deze gegevens moeten ontvangen, derhalve dienen de gegevens uitsluitend via dit systeem te worden aangeleverd.

Paragraaf 8 Schepen met gevaarlijke stoffen

Artikel 8.1 Regels voor schepen met gevaarlijke stoffen

Dit artikel is een vervolg/uitwerking op artikel 7.3. In het kader van de toewijzing van een ligplaats zijn in dit geval bepaalde gegevens nodig, waarbij ook regels gesteld kunnen worden ingeval van een calamiteit.

Artikel 8.2 Ongelukken en gevaar

Dit artikel komt overeen met artikel 6.3 van de verordening inzake het melden van stoffen en voorwerpen die in het water terechtkomen. Het gaat erom dat zo snel mogelijk maatregelen kunnen worden genomen in gevallen waarop de onderhavige bepaling betrekking heeft, zodat getracht kan worden eventuele schade, of gevolgen zoveel mogelijk te beperken.

Paragraaf 9 Bijzondere vergunningen

Artikel 9.2 Maken of hebben van werken

Met het oog op de bescherming van de infrastructurele werken in het havengebied (kaden, bruggen, sluizen) is het niet toegestaan zonder vergunning van het college op deze infrastructurele werken werkzaamheden te verrichten waardoor in de plaatselijke toestand wijziging wordt aangebracht. Het gaat hierbij onder meer over het plaatsen van tanks c.q. containers, het uitbreiden van bedrijfsvestigingen op kadeterreinen, het gebruik van kranen e.d.

Paragraaf 10 Ontvangst van schadelijke afvalstoffen van zeeschepen

Artikel 10.1 Aanwijzing van bedrijven met ontvangstvoorzieningen

Nederland heeft op 2 juli 1983 het (gewijzigde) Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen geratificeerd. Dit zogenaamde Marpol-Verdrag heeft tot doel verontreiniging van de zee (en van de kusten) tengevolge van het lozen van schadelijke afvalstoffen van schepen te voorkomen.

Het betreft afvalstoffen, afkomstig uit de normale bedrijfsvoering aan boord, zoals olierestanten en oliehoudende mengsels, schadelijke vloeibare chemicaliën, voor het milieu gevaarlijke stoffen in verpakte vorm, sanitair afval en vuilnis. Het Marpol-Verdrag is geïmplementeerd in de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs).

Op basis van dit artikel kunnen bedrijven worden aangewezen als bedrijf met ontvangstvoorzieningen, zodat kan worden voldaan aan de wettelijke verplichting, bedoeld in de Wvvs, om zorg te dragen voor voldoende voorzieningen, geschikt voor het in ontvangst nemen van restanten van schadelijke stoffen, afkomstig van zeeschepen, zonder aan deze schepen onnodig oponthoud te veroorzaken.

Artikel 10.2 Geldigheidsduur van de aanwijzing; beperkingen en voorschriften

In dit artikel wordt uitgegaan van een geldigheidsduur van 5 jaar; ook worden beperkingen en voorschriften gegeven waaraan een havenontvangstvoorziening moet voldoen alvorens in aanmerking te kunnen komen voor een aanwijzing.

Artikel 10.3 Aanvraag van een aanwijzing

In dit artikel wordt aangegeven welke gegevens, bijv. vergunning Wet algemene bepalingen omgevingsrecht/milieu, uittrekstel register Kamer van Koophandel, bij een aanvraag om een aanwijzing moeten worden overlegd.

Artikel 10.4 Verplichtingen van houders van aanwijzingen

Hierin wordt aangegeven dat de houder van de aanwijzing te allen tijde verplicht is om de aanwijzing te kunnen tonen aan een toezichthoudend ambtenaar en verplicht is de in de aanwijzing opgenomen voorschriften strikt na te leven.

Artikel 10.5 Bekendmaking inzake ontvangst gevaarlijke stoffen

Dit artikel is opgenomen om transparantie te krijgen in welk bedrijf beschikt over een aanwijzing en welke scheepsafvalstoffen door het betreffende bedrijf mogen worden ingezameld.

Artikel 10.6 Melding van afgifte van schadelijke stoffen

Een kapitein of schipper is op grond van artikel 12a van de Wvvs verplicht om vooraf te melden welke schadelijke scheepsafvalstoffen hij van plan is af te gaan geven in de haven. De regels omtrent de melding en de afgifte zijn opgenomen in het Haven Afval Plan Port of Den Helder.

Artikel 10.7 Afgifte aan aangewezen bedrijf; verbod voor niet aangewezen bedrijven

Hierin wordt bepaald dat de afgifte van scheepsafvalstoffen alleen mag geschieden aan een bedrijf welke in het bezit is van een aanwijzing op grond van artikel 10.1 van deze verordening.

Paragraaf 11 Bunkeren

Artikel 11.1 Bunkeren

Hier worden algemene regels gesteld betreffende het bunkeren. Vooraf dient de havenbeheerder op de hoogte worden gesteld van het voornemen tot bunkeren. Al varende mag er niet worden gebunkerd.

Paragraaf 12 Slot- en strafbepalingen

Artikel 12.1 Aanwijzing

De verordening omvat een groot aantal verschillende operationele handelingen, waarbij het van belang is dat de havenmeester concrete aanwijzingen kan gegeven. Deze bepaling schept daartoe de mogelijkheid. Ook is het mogelijk op grond van het tweede lid van dit artikel om aanwijzingsbesluiten te nemen, zodat bijv. voor een specifieke kade specifieke (gebruiks-)voorschriften kunnen worden gegeven.

Artikel 12.2 Toezichthoudende ambtenaren

In dit artikel worden toezichthoudende ambtenaren aangewezen door het college.

Artikel 12.3 Verplichting tot medewerking en verschaffen van inlichtingen

Niet alleen de kapitein of de schipper zijn verplicht tot het verlenen van medewerking en het verschaffen van inlichtingen maar ook andere betrokkenen. In dit artikel is derhalve ook “een ieder” opgenomen.

Artikel 12.4 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 12.5 Intrekking voorgaande verordening

In dit artikel wordt de “Havenverordening Den Helder 1996” ingetrokken.

Artikel 12.6 Bestaande vergunningen, ontheffingen, aanwijzingen, toestemmingen en daarvoor ingediende aanvragen

In dit artikel wordt het overgangsrecht geregeld. Er wordt bepaald dat afgegeven beschikkingen op basis van artikel 12.5 bedoelde regelingen hun geldigheid behouden na inwerkingtreding van de onderhavige verordening onder de destijds geldende voorwaarden en beperkingen.

Artikel 12.7 Naam en inwerkingtreding

De citeertitel van deze verordening luidt “Havenbeheersverordening Port of Den Helder 2013”.

De verordening treedt in werking op een door het college te bepalen tijdstip en het besluit wordt op de voorlichtingspagina van de gemeente Den Helder en op de site www.havendenhelder.nl gepubliceerd.

Artikel III:

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 3 december 2012.
Koen Schuiling, voorzitter
mr. drs. M. Huisman, griffier