Regeling vervallen per 05-10-2012

Verordening langdurigheidstoeslag 2012

Geldend van 06-01-2012 t/m 04-10-2012 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag 2012

Algemene bepaling

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • b.

      wet: de Wet werk en bijstand;

    • c.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • d.

      Wsf : Wet studiefinanciering 2000;

    • e.

      peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

    • f.

      referteperiode: een aaneengesloten periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

    • i.

      inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, waarbij voor de zinsnede “een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan” moet worden gelezen “de referteperiode”. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet, voor beoordeling van het recht op een langdurigheidstoeslag als inkomen aangemerkt;

    • j.

      uitzicht op inkomensverbetering: personen die in de komende jaren een ruimer inkomen kunnen verkrijgen, waaronder in ieder geval begrepen personen met een inkomen uit Wet studiefinanciering (Wsf) of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS).

Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. Conform de bepalingen van artikel 36 eerste lid van de wet behoren tot de doelgroep de personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen hebben, als bedoeld in artikel 34 van de wet en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering.

  • 2. Geen recht op de langdurigheidstoeslag hebben personen die op de peildatum of gedurende de referteperiode een inkomen op grond van de Wsf of de WTOS hebben ontvangen.

Artikel 3 Langdurig laag inkomen

  • 1. Onder langdurig als bedoeld in artikel 36 eerste lid van de wet wordt verstaan een ononderbroken periode van 36 maanden, direct voorafgaand aan de peildatum.

  • 2. Onder laag inkomen wordt verstaan:

    • a.

      het in aanmerking te nemen netto-maandinkomen van maximaal 100% van de vantoepassing zijnde bijstandsnorm.

    • b.

      het in aanmerking te nemen netto-maandinkomen dat op grond van de Toeslagenwet isaangevuld tot het sociaal minimum.

Artikel 4 Hoogte van de toeslag

  • 1.

    De hoogte van de langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      het gezin tezamen: 38,5% van de bijstandsnorm op 1 januari, zoals opgenomen in artikel 21 van de wet;

    • b.

      alleenstaande ouders: 38,5% van de som van de bijstandsnorm op 1 januari, zoals opgenomen in artikel 20 lid 2 van de wet en de toeslag, genoemd in artikel 25, tweede lid, op 1 januari van de wet;

    • c.

      alleenstaande: 38,5% van de som van de bijstandsnorm op 1 januari zoals opgenomen in artikel 20 lid 1 van de wet en de toeslag, genoemd in artikel 25, tweede lid, op 1 januari van de wet.

    • d.

      De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    Op de toeslag, zoals opgenomen in het eerste lid, wordt in mindering gebracht het bedrag op jaarbasis waarmee de uitkering (inclusief de aanvulling op basis van de Toeslagenwet) van de belanghebbende, de van toepassing zijnde bijstandsnorm overschrijdt.

  • 4.

    Indien slechts een van de gezinsleden recht op langdurigheidstoeslag heeft, is voor hem de norm gelijk aan de norm die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou moeten gelden.

Slotbepalingen

Artikel 5 Bevoegdheid College

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening, nadere regels vaststellen.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening langdurigheidstoeslag 2012.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1.

    Na haar bekendmaking treedt de verordening in werking op 1 januari 2012, tenzij de Wet “Wijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden (nr. 32 815) op een latere datum in werking treedt, in welk geval deze verordening in werking treedt op diezelfde latere datum.

  • 2.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening is ingetrokken de Verordening langdurigheidstoeslag 2010, door de raad vastgesteld in zijn vergadering van 15 november 2010 en met terugwerkende kracht in werking getreden op 1 januari 2010.

Aldus besloten in de raadsvergadering van 19 december 2011.

Koen Schuiling, voorzitter

mr. drs. M. Huisman, griffier

TOELICHTING

Algemeen

Deze verordening is tot stand gekomen als gevolg van de wetswijziging van de Wet werk en bijstand en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren (WIJ).

Generiek inkomensbeleid is voorbehouden aan het rijk. In de WWB is hierop een expliciete uitzondering gemaakt met betrekking tot het verstrekken van categoriale voorzieningen zoals de langdurigheidstoeslag, de categoriale bijzondere bijstand aan chronisch zieken en gehandicapten, ouderen, mensen met schoolgaande kinderen, de collectieve aanvullende ziektekostenverzekeringen, stadspassen en voorzieningen op sociaal cultureel terrein.

De regering heeft ervoor gekozen de inkomensnormering voor al dit soort categoriale gemeentelijke voorzieningen vast te stellen op 110% van het op het huishoudtype toepasselijke (van het wettelijk minimumloon afgeleide) sociaal minimum. Deze koppeling sluit aan bij de bestaande gemeentelijke praktijk, omdat de colleges kijken naar het netto-inkomen om het recht op inkomensondersteuning te bepalen, waarbij rekening wordt gehouden met het huishoudtype en de daarbij behorende bijstandsnorm.

De opdracht aan de gemeenteraad, zoals opgenomen in artikel 8 tweede lid onder c WWB, is bij de wetwijziging per 1 januari 2012 ongewijzigd gebleven; bij verordening dienen regels vastgesteld te worden met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.

Gegeven die bevoegdheid is in deze verordening de invulling van het begrip laag inkomen gehandhaafd op 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 1 Begripsomschrijving

Door qua begripsomschrijving aan te sluiten bij de WWB wordt voorkomen dat na eventuele wijzigingen van begripsomschrijvingen de verordening dient te worden aangepast.

Met de invulling van het begrip peildatum wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de CRvB, waarin bepaald is dat niet van belang is de datum waarop is aangevraagd maar geacht wordt te zijn gedaan tegen de eerst mogelijke datum na afloop van de referteperiode.

Omdat de peildatum bepalend is voor welk recht van toepassing is, is het overbodig in deze verordening eventueel overgangsrecht op te nemen.

Met betrekking tot het begrip “inkomen” is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels op te nemen over het begrip “langdurig, laag inkomen”, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde en tevens door de regering bedoelde, invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 van de wet, maar wordt de wettechnische imperfectie weggenomen.

Artikel 2 Doelgroep

Lid 1

De langdurigheidstoeslag is van toepassing voor diegenen met een laag inkomen. Het maakt niet uit of het inkomen door werk of op een andere manier wordt gegenereerd.

Wel is het criterium “geen uitzicht op inkomensverbetering” van toepassing. Daarmee is beoogd om diegenen die over concreet perspectief op inkomensverbetering beschikken, uit te sluiten van het recht op langdurigheidstoeslag.

Lid 2

Studenten worden expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. Van studenten wordt per definitie gesteld dat zij perspectief hebben op inkomensverbetering.

Artikel 3

Langdurig laag inkomen

Lid 1

De langdurigheidstoeslag is bedoeld voor diegenen die, gerekend vanaf de peildatum tenminste drie jaar een minimuminkomen hebben.

Lid 2

Het in aanmerking te nemen netto-maandinkomen (inclusief vakantietoeslag) kan een uitkering betreffen maar ook een inkomen dat structureel laag is. Het inkomen waarop een toeslag wordt verstrekt tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet, wordt eveneens gerekend tot een laag inkomen.

Artikel 4 Hoogte van de toeslag

Lid 1

De hoogte van de langdurigheidstoeslag wordt berekend naar een vast percentage van 38,5% van de bijstandsnorm plus volledige gemeentelijke toeslag per maand, inclusief vakantiegeld. Voor de hoogte wordt uitgegaan van de normen op 1 januari. Het bedrag wordt naar boven afgerond op hele euro’s. Daarmee zijn de bedragen langdurigheidstoeslag per huishoudtype gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in de verordening langdurigheidstoeslag 2010. Door de bedragen te koppelen aan de bijstandsnorm blijven de bedragen gelijke tred houden met de actuele ontwikkelingen die de bijstandsnorm doormaakt.

Lid 2

De peildatum is de datum waarop de periode van 36 maanden, waarin een laag inkomen is ontvangen, is bereikt. Bij ongewijzigde omstandigheden blijft de situatie op de peildatum bepalend. Bij wijziging van omstandigheden wordt een nieuwe peildatum vastgesteld.

Lid 3

Deze uitzondering is opgenomen in 2010 door wijziging van de Toeslagenwet, waardoor personen met een uitkering onder het sociaal minimum een aanvulling op grond van de Toeslagenwet, iets boven de bijstandsnorm uitkomen waardoor er een afwijzing volgt. Vóór 2010 deed die situatie (uitkering + TW) zich niet voor. In die gevallen kan een langdurigheidstoeslag worden verstrekt onder aftrek van het bedrag waarmee de WWB-norm wordt overschreden.

Lid 4

Deze uitzondering dient overeenkomstig artikel 24 van de wet te worden uitgevoerd en dus enkel ziet op de situatie dat er sprake is bij een of meerdere gezinsleden van uitsluiting ingevolge artikel 13, eerste lid van de wet.

Opgemerkt wordt dat in alle overige situaties alle leden van het gezin dienen te voldoen aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 36 van de wet en deze verordening, aangezien het recht op langdurigheidstoeslag het gezin toekomt.