Regeling vervallen per 25-04-2016

Gedragscode politieke ambtsdragers gemeente Den Helder 2014

Geldend van 24-03-2014 t/m 24-04-2016

Intitulé

Gedragscode politieke ambtsdragers gemeente Den Helder 2014

Inleiding

Gedragscodes zijn voor gemeenten verplicht op grond van Gemeentewet. Het is de raad die zowel voor de eigen leden als voor de bestuurders een gedragscode vaststellen. De Gedragscode politieke ambtsdragers gemeente Den Helder 2014 (verder ook te noemen: de code) is geschreven voor bestuurders en gekozen volksvertegenwoordigers van de gemeente Den Helder. Onder bestuurders wordt verstaan de burgemeester en de wethouders. Onder gekozen volksvertegenwoordigers worden de raadsleden verstaan. Op een enkele uitzondering na richten de hierna volgende gedragsregels zich op al deze politieke ambtsdragers.

De code heeft bestuurlijke en politieke relevantie. Politieke ambtsdragers zijn op de naleving van gedragscodes aanspreekbaar. Wanneer zij zich er niet aan houden kan dat gevolgen hebben voor hun functioneren en positie. Het rechtskarakter van een gedragscode is dat van een interne regeling in aanvulling op de wettelijke regels. De Gemeentewet laat gemeenten ruimte bij de inhoudelijke invulling.

Naast deze code bestaan er voorschriften die in wetgeving of elders geregeld zijn, bijvoorbeeld over fraude, valsheid in geschrifte en over nevenfuncties. Dergelijke voorschriften zijn niet in deze code opgenomen, maar in de bij deze code opgenomen handreiking van het Rijk (tweede gewijzigde druk, september 2013).

De code en de handreiking zijn belangrijk als beoordelingskader voor politieke ambtsdragers bij vragen, twijfels en discussies. De code bevat zowel normen over hoe in een bepaalde situatie te handelen als regels over procedures die moeten worden gevolgd. Procedureafspraken kunnen een onlosmakelijk onderdeel zijn van een gedragsregel en de transparantie en daarmee de controleerbaarheid vergroten.

De code bestaat uit twee onderdelen.

Deel I beschrijft een aantal kernbegrippen van integriteit en plaatst daarmee het vraagstuk in een breder kader. Zij vormen als het ware de algemene uitgangspunten voor de gedragscode.

Deel II bevat de feitelijke gedragsregels:

  • 1.

    algemene bepalingen en leeswijzer;

  • 2.

    belangenverstrengeling;

  • 3.

    informatie;

  • 4.

    geschenken, diensten en uitnodigingen;

  • 5.

    bestuurlijke uitgaven, buitenlandse dienstreizen, voorzieningen en onkostenvergoedingen;

  • 6.

    relaties;

  • 7.

    handhaving door de voorzitter van de raad;

  • 8.

    handhaving door de voorzitter van het college.

Deel I Kernbegrippen integriteit van politieke ambtsdragers

Leden van het dagelijks en algemeen bestuur van de gemeente Den Helder stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer. Integriteit van politieke ambtsdragers houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders dan wel aan de gemeenteraad maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders en gekozen volksvertegenwoordigers hun functie vervullen. Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst integriteit van politieke ambtsdragers in een breder perspectief:

Dienstbaarheid

Het handelen van een gemeentelijke politieke ambtsdrager is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente, en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van een politieke ambtsdrager heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een politieke ambtsdrager wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid

Het handelen van een politieke ambtsdrager is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de politieke ambtsdrager en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op een politieke ambtsdrager moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een politieke ambtsdrager is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen. Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken.

Deel II Gedragscode politieke ambtsdragers gemeente Den Helder 2014

1. Algemene bepalingen

1.1 De Gedragscode politieke ambtsdragers gemeente Den Helder 2014 (verder ook te noemen: de code) geldt voor alle politieke ambtsdragers van de gemeente Den Helder, tenzij uit de tekst van een gedragsregel anders blijkt.

1.2 In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college of de raad.

1.3 De code is openbaar en voor iedereen makkelijk toegankelijk.

1.4 Politieke ambtsdragers ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de code en ondertekenen daarbij een verklaring, waarin zij beloven de gedragscode te eerbiedigen en na te leven.

1.5 Een politieke ambtsdrager is aanspreekbaar op de naleving van deze code.

1.6 De code is overeenkomstig van toepassing op commissieleden.

2. Belangenverstrengeling

2.1 Een politieke ambtsdrager doet opgave van zijn financiële belangen. Deze gegevens worden openbaar gemaakt via de website en liggen in een register ter inzage bij de raadsgriffier.

2.2 Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de politieke ambtsdrager (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

2.3 Een oud-politieke ambtsdrager van de gemeente wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

2.4 Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een politieke ambtsdrager over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

2.5 Een politieke ambtsdrager die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

2.6 Een politieke ambtsdrager neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen geschenken, faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden.

2.7 Een politieke ambtsdrager vervult geen nevenfuncties die een structureel risico vormen voor een integere invulling van de politieke functie.

2.8 Een politieke ambtsdrager geeft ten behoeve van de openbaarmaking van zijn nevenfuncties en q.q.-nevenfuncties aan voor welke organisatie de functies worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies bezoldigd zijn. Deze gegevens worden openbaar gemaakt via de website en liggen in een register ter inzage bij de raadsgriffier.

2.9 Een politieke ambtsdrager behoudt geen inkomsten uit een q.q.-nevenfunctie, tenzij dat op grond van de wet geheel of gedeeltelijk is toegestaan. De inkomsten komen ten goede aan de kas van gemeente. Voor een bestuurder vindt verrekening plaats met inkomsten uit niet aan het ambt gebonden nevenfuncties volgens het wettelijke regime of volgens de daarop ziende regelingen krachtens de wet.

3. Informatie

3.1 Een politieke ambtsdrager gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen en dat computerbestanden beveiligd zijn.

3.2 Een politieke ambtsdrager houdt geen informatie achter.

3.3 Een politieke ambtsdrager verstrekt geen informatie die vertrouwelijk of geheim is.

3.4 Een politieke ambtsdrager maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

3.5 Een politieke ambtsdrager gaat verantwoord om met de e-mail- en internetfaciliteiten alsmede met de sociale media van de gemeente.

4. Geschenken, diensten en uitnodigingen

4.1 Een politieke ambtsdrager accepteert geen geschenken, faciliteiten of diensten indien zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed. In onderhandelingssituaties weigert hij door betrokken relaties aangeboden geschenken of andere voordelen.

4.2 Geschenken en giften die een politieke ambtsdrager uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd.

4.3 Geschenken en giften die een politieke ambtsdrager uit hoofde van zijn functie ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen, zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht. Geschenken en giften die een waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen worden wel gemeld, maar kunnen worden behouden.

4.4 Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, meldt een politieke ambtsdrager dit in het bestuursorgaan waarvan hij deel uit maakt, waarna, indien het geschenk of de gift de waarde van € 50 overschrijdt, een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen. De burgemeester, als bestuursorgaan, meldt dit in het college, waarna, indien het geschenk of de gift de waarde van € 50 overschrijdt, het college een besluit neemt over de bestemming.

4.5 Aanbiedingen voor privé-werkzaamheden of kortingen op privé-goederen worden niet geaccepteerd.

4.6 Een politieke ambtsdrager bespreekt in het bestuursorgaan waar hij deel van uitmaakt uitnodigingen voor excursies en evenementen op kosten van derden. De burgemeester, als bestuursorgaan, bespreekt dit in het college.

5. Bestuurlijke uitgaven, buitenlandse dienstreizen, voorzieningen en onkostenvergoedingen

5.1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Een politieke ambtsdrager is terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden.

5.2 Ter bepaling van de functionaliteit van uitgaven worden als criteria gehanteerd dat met de uitgave het belang van de gemeente is gediend en dat de uitgave voortvloeit uit de functie van politieke ambtsdrager.

5.3 Een politieke ambtsdrager declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

5.4 Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

5.5 In geval van twijfel over een declaratie van leden van de raad wordt dit voorgelegd aan de voorzitter van de raad en zo nodig ter besluitvorming aan de raad. De wethouders leggen dit voor aan de voorzitter van het college en zo nodig ter besluitvorming aan het college. De burgemeester, als bestuursorgaan, legt dit voor aan het college en zo nodig ter besluitvorming voor aan de raad.

5.6 Een politieke ambtsdrager die het voornemen heeft uit hoofde van zijn functie een buitenlandse reis (daaronder valt ook een reis naar de landen van het Koninkrijk in de Caraïben en de BES eilanden) te maken of is uitgenodigd voor een buitenlandse reis of werkbezoek op kosten van derden, heeft vooraf toestemming nodig van het bestuursorgaan waar hij deel van uit maakt. Hij verschaft voor de besluitvorming informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan. De burgemeester, als bestuursorgaan, behoeft toestemming van het college. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

5.7 Een politieke ambtsdrager meldt het voornemen tot een buitenlandse reis of een uitnodiging daartoe uit hoofde van zijn nevenfunctie in het bestuursorgaan waar hij deel van uit maakt en verschaft daarbij informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan. De burgemeester, als bestuursorgaan, meldt het voornemen in het college.

5.8 Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een politieke ambtsdrager naar en in het buitenland is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming betrokken.

5.9 Het anderszins meereizen naar en in het buitenland van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is weliswaar niet verboden, maar wordt in het algemeen ontraden. In ieder geval wordt dit bij de besluitvorming betrokken.

5.10 Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privédoeleinden is slechts beperkt toegestaan en moet betrokken worden bij de besluitvorming. De extra reis- en verblijfkosten en de fiscale gevolgen komen volledig voor rekening van de politieke ambtsdrager.

5.11 De burgemeester en de wethouders verstrekken de raad jaarlijks een overzicht van gemaakte meerdaagse buitenlandse dienstreizen, alsmede van meerdaagse buitenlandse reizen uit hoofde van nevenfuncties.

5.12 Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privédoeleinden is niet toegestaan, tenzij het betreft de bruikleen van een fax, mobiele telefoon en computer (waaronder i-pad of tablet) die mede voor privédoeleinden kunnen worden gebruikt.

5.13 Het college van burgemeester en wethouders bepaalt in hoeverre bestuurders voor hun dienstreizen gebruik maken van een dienstauto (met of zonder chauffeur) en of van de dienstauto gebruik kan worden gemaakt voor woon-werkverkeer of voor de uitoefening van q.q.-nevenfuncties.

6. Relaties

6.1 Raadsleden geven er in hun optreden blijk van het college en de burgemeester te respecteren als bestuursorganen van de gemeente. Zij zijn zorgvuldig, open en betrouwbaar in hun omgang met het college en de burgemeester en hebben transparante werkrelaties met de burgemeester en de wethouders.

6.2 Raadsleden zijn zorgvuldig, open en betrouwbaar in hun omgang met de ambtelijke organisatie. Zij hebben transparante werkrelaties met alle medewerkers. Raadsleden respecteren de professionaliteit van de ambtenaren.

6.3 Wethouders en burgemeester geven er in hun optreden, zowel ten opzichte van derden als ten opzichte van elkaar blijk van deel uit te maken van het college als gemeentelijk bestuursorgaan. Zij zijn zorgvuldig, open en betrouwbaar in hun omgang met de raad en zijn leden.

6.4 Wethouders respecteren de positie van de burgemeester als zelfstandig gemeentelijk bestuursorgaan.

6.5 Wethouders en burgemeester respecteren de positie van de raad als hoogste bestuursorgaan en van de individuele raadsleden als onderdeel daarvan. Zij zijn zorgvuldig, open en betrouwbaar in hun omgang met de raad en zijn leden en hebben transparante werkrelaties met de leden van de raad. Zij behandelen alle fracties als gelijkwaardig; alle fracties hebben er recht op tegelijkertijd dezelfde informatie te ontvangen.

6.6 Wethouders en burgemeester zijn zorgvuldig, open en betrouwbaar in hun omgang met de ambtelijke organisatie. Zij hebben transparante werkrelaties met alle medewerkers en respecteren de professionaliteit van de ambtenaren.

7. Handhaving door de voorzitter van de raad

7.1 De voorzitter van de raad stelt de code en de naleving er van een keer per jaar aan de orde in het presidium.

7.2 Indien een raadslid een bepaling van de code overtreedt stelt de voorzitter een onderzoek in en kan de voorzitter het betrokken raadslid aanspreken op zijn gedrag.

7.3 Indien geen verandering optreedt in het gedrag van betrokken raadslid kan de voorzitter de kwestie voorleggen aan de betrokken fractievoorzitter, aan het presidium of aan de raad.

8. Handhaving door de voorzitter van het college

8.1 De voorzitter van het college stelt de code en de naleving ervan eenmaal per jaar aan de orde in het college.

8.2 Indien een wethouder een bepaling van de code overtreedt stelt de voorzitter een onderzoek in en kan de voorzitter betrokken collegelid aanspreken op zijn gedrag.

8.3 Indien de burgemeester een bepaling van de code overtreedt meldt de loco-burgemeester dit in het college. Het college stelt een onderzoek in en kan de burgemeester aanspreken op zijn gedrag.

8.4 Indien geen verandering optreedt in het gedrag van betrokken wethouder kan de voorzitter de kwestie voorleggen aan het college of aan de raad.

8.5 Indien geen verandering optreedt in het gedrag van de burgemeester kan het college de kwestie voorleggen aan de raad.

Aldus besloten in de raadsvergadering van 3 maart 2014.

Koen Schuiling, voorzitter

mr. drs. M. Huisman, griffier