Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van Den Helder;

    • b.

      de wet: de Participatiewet;

    • c.

      Awb: Algemeen wet bestuursrecht;

    • d.

      WTOS: Wet Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • e.

      Wsf: Wet studiefinanciering 2000;

    • f.

      student: een persoon die onderwijs uit ’s Rijks kas bekostigd volgt of tijdensde referteperiode heeft gevolgd;

    • g.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschiktewerkloze werknemers;

    • h.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschiktegewezen zelfstandigen;

    • i.

      Wajong: Wet Werk en Arbeidsondersteuning Jonggehandicapten;

    • j.

      peildatum: de datum waarop het recht ontstaat voor zover deze datum niet ligt voorde datum waarop het verzoek is ingediend, artikel 44 lid 1 van de wet;

    • k.

      referteperiode: een aaneengesloten periode van 36 maanden voorafgaand aan depeildatum;

    • l.

      inkomen: het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 lid 1 van de wet, waarop voor dezinsnede onder sub c van het artikel ”een periode waarover een beroep opbijstand wordt gedaan” moet worden gelezen “de referteperiode”.

      Een bijstandsuitkering wordt in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op een individuele inkomenstoeslag als inkomen aangemerkt;

    • m.

      uitzicht opinkomensverbetering: de mogelijkheid om een ruimer inkomen te kunnen verkrijgen.

Artikel 2 Indienen verzoek

Een verzoek voor een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Recht op individuele inkomenstoeslag

Artikel 3 Doelgroep

  • 1. Conform de bepalingen van artikel 36, eerste lid, van de wet behoren tot de doelgroep personen:

    • a.

      van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd;

    • b.

      die langdurig een laag inkomen hebben;

    • c.

      die geen in aanmerking te nemen vermogen hebben als bedoeld in artikel 34 van de wet;

    • d.

      en die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering.

  • 2. Tot die groep worden gerekend personen met:

    • a.

      een volledige of aanvullende bijstandsuitkering;

    • b.

      een IOAW- of IOAZ-uitkering;

    • c.

      een volledige Wajonguitkering.

Artikel 4 Uitsluiting

Geen recht op de individuele inkomenstoeslag heeft een persoon die:

  • a.

    op grond van de wet is uitgesloten op het recht op bijstand;

  • b.

    op de peildatum of gedurende de referteperiode een inkomen of meerdere inkomsten heeft of heeft gehad uit of in verband met arbeid of andersoortige inkomsten en welke hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm;

  • c.

    op de peildatum of gedurende de referteperiode uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of heeft gevolgd dan wel een inkomen op grond van de Wsf of de WTOS ontvangt of heeft ontvangen;

  • d.

    in de referteperiode niet heeft voldaan aan de aan hem opgelegde arbeids- en/of re-integratieverplichtingen, dan wel onvoldoende medewerking verleende aan een re-integratietraject en waarvoor een maatregel is opgelegd;

  • e.

    uitzicht heeft op een inkomensverbetering;

  • f.

    een studie volgt op grond van het Besluit uitbreiding kring studerenden Wet Wajong.

Artikel 5 Langdurig laag inkomen

  • 1. Onder langdurig als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet wordt verstaan een ononderbroken periode van 36 maanden direct voorafgaand aan de peildatum.

  • 2. Onder laag inkomen wordt verstaan het in aanmerking te nemen netto-maandinkomen van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 6 Hoogte Individuele inkomenstoeslag

  • 1.

    De hoogte van de individuele inkomenstoeslag bedraagt per jaar voor:

    • a.

      gehuwden: 38,5% van de bijstandsnorm op 1 januari, zoals opgenomen in artikel 21 onder b van de wet;

    • b.

      alleenstaande ouders: 38,5 % van de som van de bijstandsnorm op 1 januari, zoals opgenomen in artikel 21 onder b van de wet;

    • c.

      alleenstaande: 38,5% van de som van de bijstandsnorm op 1 januari zoals opgenomen in artikel 21 onder a van de wet;

    • d.

      de bedragen worden afgerond naar hele euro's.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3.

    Indien slechts één van de gezinsleden recht op de individuele inkomenstoeslag heeft, is voor hem of haar de norm gelijk aan de norm die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou moeten gelden.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Slotbepalingen

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

  • 2.

    De Verordening Langdurigheidstoeslag 2012-2, zoals vastgesteld in de raadsvergadering van17 december 2012, wordt hierbij ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 20 oktober 2014.
Koen Schuiling, voorzitter
mr. drs. M. Huisman, griffier

Toelichting