Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2016

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen, dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig ten tijde van het parkeren in het kentekenregister, bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, was ingeschreven;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam van "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel een krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    a. degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat;

    1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

    2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het

    tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 53,-.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening Parkeerbelastingen 2015, van 6 november 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2016".

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 10 november 2015.
Koen Schuiling, voorzitter
mr. drs. M. Huisman, griffier

Bijlage Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2015

het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

Op terreinen en weggedeelten op de bij de verordening behorende kaart ingedeeld als zone 1:

per tijdsduur van 60 minuten: € 1,88

Op terreinen en weggedeelten op de bij de verordening behorende kaart ingedeeld als zone 2:

per tijdsduur van 60 minuten: € 1,22

Op terreinen en weggedeelten op de bij de verordening behorende kaart ingedeeld als zone 4:

per tijdsduur van 60 minuten: € 1,22

Op terreinen en weggedeelten op de bij de verordening behorende kaart ingedeeld als zone 5:

per tijdsduur van 60 minuten, met een maximum van 1 uur: € 1,22

Op terreinen en weggedeelten op de bij de verordening behorende kaart ingedeeld als zone 6:

per tijdsduur van 60 minuten: € 1,22

voor belanghebbenden woonachtig of bedrijf houdende in zone 4 of 6 en die in het bezit zijn van een belanghebbenden pas, per tijdsduur van 60 minuten: € 0,60

met een maximum van 60,-- per jaar;

2. Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt :

  • a.

    wanneer de aanvrager woont in een gebied waar mede door de vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en deze zijn gelegen in de tariefzone 1 en/of 2, voor het dichtst bij woning gelegen parkeerterrein, per jaar: € 38,66 ( € 9,66 per kwartaal of gedeelte daar­van);

  • b.

    wanneer de aanvrager een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerappa­ratuur­plaatsen aanwezig zijn en deze zijn gelegen in de tariefzone 1 en/of 2 en aantoont dat het in het belang is van diens beroep- of bedrijfsuitoefening nood­zakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren:

    - in zone 1 voor zes dagen per week € 386,57 per jaar ( € 32,21 per maand of gedeelte daarvan);

    - in zone 2 voor zes dagen per week € 193,28 per jaar ( € 16,11 per maand of gedeelte daarvan).

  • c.

    wanneer de aanvrager woont in tariefzone 4 en 6 waar mede door de vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn:

    voor zone 4 of 6, € 38,66 ( € 9,66 per kwartaal of gedeelte daar­van.

  • d.

    wanneer de aanvrager een beroep of bedrijf uitoefent in tariefzone 4 of 6 waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerappa­ratuur­plaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang is van diens beroep- of bedrijfsuitoefening nood­zakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren:

    voor zone 4 of 6, € 193,28 per jaar ( € 16,11 per maand of gedeelte daarvan).

  • e.

    wanneer een aanvrager een beroep uitoefent als (huis)arts, verloskundige of psychiater in een gebied waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en deze zijn gelegen in de parkeerzone 1 t/m 6 en aantoont dat het in het belang van diens beroeps- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren, € 38,66 ( € 9,66 per kwartaal of gedeelte daar­van.

Behoort bij het raadsbesluit RB15.0103 van 4 november 2015.

De griffier van de gemeente Den Helder

mr. drs. M. Huisman

Bijlage Kaart behorende bij de “Verordening Parkeerbelastingen 2016"

Bekijk de kaart

Bijlage behorende bij artikel 10

Berekening naheffingsaanslag 2016

naheffingen

2950

€ 6.873

vergunningen

€ 11.546

bezwaar

€ 5.145

controle

70

%

€ 75.315

€ 52.720

psb exploitatie P1

50

%

€ 118.828

€ 59.414

psb exploitatie gemeente

50

%

€ 32.631

€ 16.315

uren gemeente

50

€ 100

€ 5.000

€ 157.014

kosten naheffingsaanslag

€ 53