Regeling vervallen per 01-01-2017

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders vande gemeente Den Helder houdende regels omtrent de bestuurlijke boete (Beleidsregel Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ)

Geldend van 01-02-2016 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-12-2014

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders vande gemeente Den Helder houdende regels omtrent de bestuurlijke boete (Beleidsregel Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ)

Algemeen

Het Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving is op

13 oktober 2012 (Stb 484) vastgesteld.

In dit besluit is geregeld dat per 1 januari 2013 bij schending van de inlichtingenplicht bestuurlijke boeten worden opgelegd, waar voorheen de uitkering werd afgestemd door middel van een verlaging.

De inlichtingenplicht houdt in dat de belanghebbende op grond van artikel 17 van de Participatiewet of artikel 13 van de IOAW/IOAZ verplicht is aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededelingen te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dan zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand/uitkering.

Binnen het Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving heeft de gemeente de bevoegdheid om nadere regels te stellen met betrekking tot het begrip onverwijld, het afzien van een bestuurlijke boete, het afgeven van een waarschuwing, de hoogte van een boete.

Op 24 november 2014 heeft de centrale Raad van Beroep (CRvB) een uitspraak gedaan over de sinds 1 januari 2013 in het sociale zekerheidsrecht geldende boeteregime op grond van de wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW regelgeving.

De CRvB stelt vast dat de wet niet exact voorschrijft hoe hoog een bestuurlijke boete moet zijn bij schending van de inlichtingenplicht en een boete daarom moet worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel van artikel 5:46, tweede lid, van de wet Awb.

Naar aanleiding van deze uitspraak worden er verschillende percentages gehanteerd voor het vaststellen van het boetebedrag in dien er sprake is van het schenden van de inlichtingenplicht met benadeling van de gemeente.

In zijn brief van 16 december 2014 gaat de minister nader in op de uitspraak en geeft aan wat de uitspraak betekent voor de uitvoeringspraktijk.

Gemeentelijk beleid

Artikel 1 Termijn verstrekken inlichtingen

  • 1. De belanghebbende dient zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 7 kalenderdagen na het zich voordoen van een wijziging in zijn persoonlijke of financiële situatie het college hiervan op de hoogte te stellen.

  • 2. Er is sprake van niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht wanneer de informatie op kalenderdag 7 of later van belanghebbende wordt ontvangen.

Artikel 2 Afzien van boete

  • 1. Het college ziet af van het opleggen van een boete wanneer iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2. Het college ziet eveneens af van het opleggen van een boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. Om af te zien van de boete bij dringende redenen moet onomstotelijk vaststaan dat er sprake is van een dermate acute noodsituatie dat het opleggen van een bestuurlijke boete tot onevenredige omstandigheden leidt.

Artikel 3 Evenredigheidsbeginsel

  • 1. De hoogte van de boete wordt altijd afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van betrokkene(n)

  • 2. De in het eerste lid aangegeven afstemming vindt plaats op individuele gronden.

Artikel 4 Opzet

Er is sprake van opzet in een situatie van het willens en wetens handelen of nalaten waardoor de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk wordt nagekomen.

Artikel 5 Grove schuld

Er is sprake van grove schuld in een situatie van een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid leidend tot het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting.

Artikel 6 Normale gemiddelde verwijtbaarheid

Er is sprake van normale gemiddelde verwijtbaarheid als er geen sprake is van opzet, grove schuld of verminderde verwijtbaarheid. Hier valt ook de “kennelijke vergissing” onder.

Artikel 7 Verminderde verwijtbaarheid

  • 1. Er is sprake van verminderde verwijtbaarheid wanneer is voldaan aan de criteria van artikel 2a van het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

  • 2. De verminderde verwijtbaarheid geldt ook in de twee navolgende situaties:

    • 1.

      er is sprake van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid;

    • 2.

      er is sprake van gedeelde verwijtbaarheid.

Artikel 8 Hoogte van de bestuurlijke boete

  • 1. Afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid als genoemd in de artikelen 3 tot en met 6, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete bij schending van de inlichtingenplicht met benadeling van de gemeente als volgt afgestemd:

    • a.

      100% van het benadelingsbedrag bij opzet;

    • b.

      75% van het benadelingsbedrag bij grove schuld;

    • c.

      50% van het benadelingsbedrag bij normale gemiddelde verwijtbaarheid;

    • d.

      25% van het benadelingsbedrag bij verminderde verwijtbaarheid.

  • 2. De boete mag nooit hoger zijn dan de boetes zoals in het strafrecht is vastgelegd. In geval van bewezen opzet is dit maximaal € 81.000,00 en alle andere gevallen, maximaal € 8.100,00.

  • 3. Indien de inlichtingenplicht is geschonden waarbij de gemeente is benadeeld en er eerder een boete is opgelegd binnen een periode van vijf jaar bedraagt de bestuurlijke boete 150% van het benadelingsbedrag. De op te leggen boete wordt hierbij afgestemd op de mate van verwijtbaarheid, zoals beschreven in het eerste lid.

Artikel 9 Schriftelijke waarschuwing en hoogte bestuurlijke boete zonder benadeling

  • 1. In plaats van een boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, tenzij:

    • a.

      het college gegronde vermoeden heeft dat de belanghebbende opzettelijk de inlichtingenplicht heeft geschonden, en

    • b.

      het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een waarschuwing is gegeven.

  • 2. Wanneer sprake is van het bepaalde in het eerste lid onder a en b kan het college een boete opleggen van € 150,00. Afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid als genoemd in de artikelen 3 tot en met 6, wordt de hoogte van de bestuurlijke boete als volgt afgestemd:

    • a.

      € 150,00 bij opzet;

    • b.

      € 112,50 bij grove schuld;

    • c.

      € 75,00 bij normale gemiddelde verwijtbaarheid;

    • d.

      € 37,50 bij verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking de dag na publicatie en werkt terug tot

1 december 2014.

Den Helder, 19 januari 2016

Burgemeester en Wethouders van Den Helder

Koen Schuiling, burgemeester

dr. Joost C.M. Cox, secretaris