Regeling vervallen per 01-01-2018

Beleidsregels Jeugdhulp Den Helder 2016

Geldend van 15-02-2016 t/m 31-12-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp Den Helder 2016

HOOFDSTUK 1 Definities en begrippen

Hieronder vindt u een begrippenlijst met uitleg van gebruikte begrippen in deze beleidsregels.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, Wmo, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Basisvoorziening

      Een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouders en zonder beschikking, toegankelijk is en dat is gericht op jeugdhulp.

      Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen voorzieningen in de markt, waarmee de gemeente geen bemoeienis heeft en voorzieningen die geheel of gedeeltelijk door de gemeente worden bekostigd. Deze voorzieningen zijn voorliggend aan de individuele voorziening.

      Wanneer het niveau van de basisvoorzieningen in de gemeente hoog is, is er minder reden voor inwoners om aanspraak te maken op individuele voorzieningen. Veel inwoners kunnen dan, ondanks eventuele beperkingen, langer blijven “meedoen”.

      Voorbeelden van basisvoorzieningen zijn:

      • .

        kinderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzaalwerk

      • .

        buurthuizen, jeugdcentra

      • .

        jeugd- en jongerenwerk

      • .

        vrijwillige thuishulp

      • .

        burenhulp

      • .

        jeugdgezondheidszorg

      • .

        voorzieningen voor ontspanning, sport/bewegen, kunst en cultuur

      • .

        opvoedondersteuning

    • b.

      Sociale netwerk

      Personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

      Binnen de uitvoering van de Jeugdwet wordt ernaar gestreefd om ouders zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk te houden voor de opvoeding van hun kind. Hier zijn echter meer mensen bij betrokken, want een kind groeit niet op in een geïsoleerde omgeving. Naast de eigen netwerken van mensen zijn er allerlei particuliere initiatieven en vrijwilligersorganisaties in Den Helder die een belangrijke bijdrage leveren aan onderlinge hulp- en dienstverlening en het versterken van de sociale cohesie. Denk bijvoorbeeld aan de vrijwillige hulpdiensten (al dan niet van de buren), buurtteams en maatjesprojecten. Maar hier vallen uiteraard ook de scholen en de sportverenigingen onder.

    • c.

      Algemeen gebruikelijke voorzieningen

      Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of mensen nu wel of geen beperking hebben. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Algemeen gebruikelijke voorzieningen hoeven niet vanuit de Jeugdwet te worden verstrekt.

      Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:

      - niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, én;

      - in de reguliere handel verkrijgbaar is, én

      - in prijs vergelijkbaar is met soortgelijke producten.

      Heel duidelijk zijn deze criteria niet. De jurisprudentie verwoordt het zo:

      “een voorziening waarvan aannemelijk is te achten dat belanghebbende daarover ook zou hebben

      beschikt als hij niet gehandicapt was”

    • d.

      Gebruikelijke zorg

      Voor de beschrijving van de gebruikelijke zorg sluit de gemeente Den Helder aan bij het door het CIZ ontwikkelde protocol gebruikelijke zorg. Gebruikelijke zorg is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden. Wanneer sprake is van gebruikelijke zorg wordt in principe geen individuele voorziening voor zorg of ondersteuning gegeven.

    • e.

      Individuele voorziening (in het kader van specialistische hulp)

      Niet alle problemen zijn nabij, in de buurt en via de inzet van het eigen netwerk, informele zorg of basisvoorzieningen op te lossen. Soms hebben inwoners specifieke, specialistische en/of intensieve ondersteuning nodig. Het gaat om een voorziening die vaak bovenlokaal, regionaal of soms zelfs landelijk is georganiseerd, zoals crisisopvang, pleegzorg, jeugdbescherming. Ook als deze ‘zwaardere’ vormen van hulp nodig zijn, blijft het uitgangspunt van nabijheid overeind.

    • f.

      Persoonsgebonden budget

      Een persoonsgebonden budget is een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

    • g.

      Goedkoopst adequaat

      De gemeente mag de voorziening die het goedkoopst adequaat is inzetten. Dit begrip betekent zoveel als dat de voorziening doelmatig moet zijn. Het begrip heeft zowel betrekking op een voorziening in natura als op een persoonsgebonden budget (pgb).

      Adequaat gaat over een kwalitatief goede en het best bij de ondersteuningsbehoefte passende voorziening.

    • h.

      Cliëntondersteuning

      Onder cliëntondersteuning wordt verstaan: Onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen .

      De gemeente Den Helder heeft een overeenkomst met MEE aangaande cliëntenondersteuning. Daarnaast zijn er diverse andere aanbieders die een vorm van cliëntondersteuning bieden in de gemeente Den Helder (Stichting Mantelzorgorganisatie, De Wering etc.).

    • i.

      In een familiegroepsplan staat welke problemen de jeugdige of het gezin heeft, welke hulp nodig is, en wie die hulp geeft. Ouders, familieleden of andere directbetrokkenen kunnen een familiegroepsplan maken. Op deze manier kunnen zij meedenken en mee helpen aan een oplossing. Een jeugdige kan om allerlei redenen hulp nodig hebben, bijvoorbeeld bij opgroei- en opvoedproblemen, zorg vanwege een beperking of psychische behandeling. De familie en het sociale netwerk krijgen in die situaties eerst de gelegenheid om samen een plan voor de hulpverlening te maken. Dit geldt ook als het kind of de jongere te maken heeft met jeugdbescherming. De ouders moeten dan wel het ouderlijk gezag hebben over hun kind. Een familiegroepsplan geeft familie en het sociale netwerk meer verantwoordelijkheid en meer controle. Mensen in het sociale netwerk zijn overigens niet altijd familie; het is ook mogelijk bijvoorbeeld een leraar, bevriende buur of wijkteam te betrekken. In het plan kan zowel hulp uit het eigen netwerk als professionele hulp beschreven worden. Direct betrokkenen hebben het recht om zelf een plan te maken, maar het is geen plicht. Als zij geen plan maken, zal de professionele hulpverlening dat doen.

    • j.

      Persoonlijk pgb-plan

      De cliënt moet motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn, dan een voorziening via Zorg in Natura (ZIN). De gemeente beoordeelt of dit plan voldoet.

    • k.

      Gespreksverslag

      Het gespreksverslag is een verslag opgesteld door het college in overleg met de cliënt en is een weergave van de uitkomsten van het onderzoek tijdens het gesprek.

    • l.

      Verordening

      De Verordening Jeugdhulp Den Helder 2016

    • m.

      Woonplaatsbeginsel

      De verantwoordelijke gemeente voor de in te zetten hulp is in beginsel de gemeente waar de ouder met gezag woont. Als een jeugdige en zijn of haar ouders hulp nodig hebben, wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk welke gemeente verantwoordelijk is voor de desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie moet opnieuw worden bepaald welke gemeente op dat moment de verantwoordelijke gemeente is.

    • n.

      Vertegenwoordiger

      Onder vertegenwoordiger wordt verstaan:

      Een persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

HOOFDSTUK 2

Artikel 2 Afwegingskader

  • 1. Wanneer een belanghebbende een ondersteuningsvraag of hulpvraag meldt bij het college, onderzoekt het college samen met de belanghebbende – en waar nodig en mogelijk met zijn ouder(s) of wettelijk vertegenwoordiger – op welke manier de belanghebbende geholpen kan worden:

    • a.

      Onderzocht wordt of de gevraagde ondersteuning of hulp valt binnen de reikwijdte van de Jeugdwet.

    • b.

      Het college beoordeelt of er sprake is van een basisvoorziening of een andere voorziening die niet valt onder de reikwijdte van de Jeugdwet.

    • c.

      Het college beoordeelt in het gesprek en het onderzoek samen met de belanghebbende of op eigen kracht een oplossing kan worden gevonden, zo nodig met ondersteuning of hulp van personen uit het sociale netwerk van de belanghebbende.

    • d.

      Het college beoordeelt vervolgens of een oplossing kan worden gevonden door gebruikmaking van basis of gebruikelijke voorzieningen of dat sprake is van gebruikelijke hulp (zie bijlage 1 voor voorbeelden).

    • e.

      Als het voorafgaande niet heeft geleid tot een oplossing voor het probleem, zal het college samen met de belanghebbende onderzoeken of een individuele voorziening nodig is.

    • f.

      Nagegaan wordt of op basis van het woonplaatsbeginsel de jeugdige onder de verantwoordelijkheid van het college valt.

    • g

      De hulp kan door het college worden toegekend in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

    • h.

      Wanneer er meerdere oplossingen mogelijk zijn, wordt gekozen voor de goedkoopst adequate voorziening.

  • 2. Bijzondere criteria bij het toewijzen van een voorziening via de rechter of medisch specialist: Het college kent een individuele voorziening toe voor de jeugdige wanneer daarvoor een verwijzing is afgegeven via de rechter of medisch specialist.

  • 3. De Gecertificeerde Instellingen (GI) hebben in het gedwongen kader de wettelijke bevoegdheid om een individuele voorziening in te zetten. De aanvraag wordt door de gemeente binnen 5 werkdagen afgehandeld.

  • 4. Wanneer een GI een aanvullende individuele voorziening binnen het vrijwillig kader (drang) wenselijk acht verstuurt de GI daartoe een door de gemeente ontwikkeld formulier aan het college. Als het college niet binnen 5 werkdagen bezwaar maakt, wordt het voorstel overgenomen. Het college geeft binnen 5 werkdagen een beschikking af aan de jeugdige of zijn ouders.

  • 5. Reikwijdte jeugdhulp:

    • a.

      De inzet van jeugdhulp vindt plaats op basis van de Jeugdwet en het Burgerlijk Wetboek, waarbij de leeftijdsgrens van 18 jaar wordt gehanteerd.

    • b.

      Jeugdhulp kan worden verlengd of hervat bij een jongere die de leeftijd van 18 jaar, doch niet de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt en geldt voor:

      • .

        wie jeugdhulp voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar is aangevangen en dient te worden voortgezet;

      • .

        wie het college voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar heeft bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is;

      • .

        wie de hervatting van jeugdhulp, na de beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van 18 jaar, binnen een termijn van een half jaar noodzakelijk is.

    • c.

      Alle aanvullende hulp na die leeftijd zal in principe worden gecontinueerd op basis van de beschikbare voorzieningen.

    • d.

      Een uitzondering geldt voor specifieke jeugdreclasseringstrajecten en/of specifieke gevallen van jongvolwassenen met een verstandelijke beperking. Het college behoudt altijd de bevoegdheid om, indien het dat nodig acht, voor deze of andere doelgroepen na deze leeftijdsgrens hulp in te zetten. Het betreft hier uitdrukkelijk uitzonderingsgevallen.

    llen.

HOOFDSTUK 3 Toegangsprocedure: van melding tot aanvraag

In de toegangsprocedure van de gemeente Den Helder, waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waarbij de jeugdige in staat wordt gesteld:

  • ·

    gezond en veilig op te groeien;

  • ·

    te groeien naar zelfstandigheid, en

  • ·

    voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.

Artikel 3 Melding

Een hulpvraag kan door of namens een jeugdige of zijn ouders bij de gemeente worden gemeld.

  • a.

    De melding is vormvrij.

  • b.

    Het college bevestigt de ontvangst, registreert de melding en stuurt indien daartoe aanleidingis een aanmeldingsformulier jeugdhulp naar de jeugdige of zijn ouders.

  • c.

    Indien de melding daartoe aanleiding geeft, wordt in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders een onderzoek ingesteld.

Artikel 4 Cliëntondersteuning

Het college voorziet in de beschikbaarheid van cliëntondersteuning:

  • a.

    bij eenvoudige hulpvragen met informatie, vraagverheldering en advies;

  • b.

    bij complexe hulpvragen met kortdurende ondersteuning.

Artikel 5 Vooronderzoek, indienen familiegroepsplan

  • 1. Het college bepaalt de te hanteren woonplaats, met dien verstande dat bij de start van jeugdhulp of een maatregel altijd een bepaling wordt gedaan van het woonplaatsbeginsel volgens de landelijke richtlijnen.

  • 2. Het college verzamelt, in overleg met de jeugdige en/of de ouders, alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie. Ook is een goede afstemming mogelijk met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning en inkomen.

  • 3. Indien gegevens nodig zijn waartoe het college geen toegang heeft in verband met de privacyregels, kan zij de jeugdige of zijn ouders vragen om toestemming om deze op te vragen of in te zien.

  • 4. Het college maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek en brengt de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 5. De jeugdige of zijn ouders verschaffen aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 6. In overleg met de jeugdige of zijn ouders kan worden afgezien van een gesprek.

Artikel 6 Gesprek

  • 1. De jeugdige of zijn ouders is/zijn verplicht het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet, de Verordening en de hierop van toepassing zijnde regelgeving.

  • 2. Bij het uitvoeren van het gesprek neemt het college het bepaalde genoemd in artikel 7 van de Verordening in acht.

  • 3. In het gesprek doet de jeugdige of zijn ouders op verzoek van het college of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op de verlening van een individuele voorziening.

  • 4. Bij het opstellen van het gespreksverslag neemt het college het bepaalde genoemd in artikel 8 van de Verordening in acht.

  • 5. Het gespreksverslag wordt als uitgangspunt genomen voor de beoordeling van een aanvraag om een individuele voorziening.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en/of de ouders kunnen een aanvraag voor een individuele jeugdhulpvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen wanneer de aanvraag is voorzien van naam, adres en ondertekening door belanghebbende (of gemachtigde) en bij de gemeente is ingeleverd.

  • 3. Het college merkt een ondertekend verslag van het gesprek en, in voorkomend geval het familiegroepsplan, aan als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

  • 4. Een aanvraag die anders dan via het voorgeschreven formulier van de gemeente is ingediend, kan onder omstandigheden op grond van artikel 4.5. van de Awb, buiten behandeling worden gelaten. In dit geval geeft het college de aanvrager eerst de gelegenheid alsnog een aanvraagformulier in te vullen.

  • 5. Indien er nog stukken ontbreken, vraagt de gemeente de jeugdige of zijn ouders om de aanvraag aan te vullen (artikel 4:5 Awb).

  • 6. Uit de aanvraag blijkt welke ondersteuning wordt aangevraagd door de jeugdige en/of zijn ouders en welk doel deze ondersteuning dient.

Artikel 8 Herbeoordeling individuele voorziening

De jeugdige of zijn ouders is/zijn verplicht het college medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor het tijdig kunnen uitvoeren van de herbeoordeling van de indicatie. Hierbij geldt dat:

  • a.

    de jeugdige of zijn ouders de schriftelijke aanvraag voor een individuele voorziening in natura uiterlijk 8 weken voor de afloop van de indicatiedatum indient/indienen bij de gemeente;

  • b.

    de jeugdige of zijn ouders de schriftelijke aanvraag voor een individuele voorziening in de vorm van een pgb uiterlijk 12 weken voor de afloop van de indicatiedatum indient/indienen bij de gemeente.

HOOFDSTUK 4 Het verstrekken van een individuele voorrziening

Artikel 9 Algemene regels individuele voorziening

  • 1. Een jeugdige komt slechts in aanmerking voor een individuele voorziening zoals bedoeld in artikel 2, lid 2 van de Verordening, indien:

    • a.

      naar het oordeel van het college de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de personen die tot zijn sociale omgeving behoren, ontoereikend zijn; en

    • b.

      er geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een basisvoorziening; of

    • c.

      geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van voorliggende of andere voorzieningen die buiten de Jeugdwet vallen.

  • 2. Het woonplaatsbeginsel wordt toegepast bij de toekenning van een individuele voorziening

  • 3. Het college kent een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing is afgegeven via de huisarts, medisch specialist, jeugdarts, de rechter of gecertificeerde instelling.

  • 4. Bij de bepaling van de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders of personen die tot zijn sociale netwerk behoren, zal het college beoordelen of men zelf in staat geacht mag worden een oplossing te vinden voor zijn hulpvraag door te kijken naar alle leefdomeinen aan de hand van de volgende punten:

    • a.

      Screening van de eigen kracht van het netwerk aan de hand van een instrument.

    • b.

      Screening van de eigen kracht van het netwerk aan de hand van een instrument.

    • c.

      Uitsluiten dat er sprake is van andere achterliggende problematiek die ernstiger is dan de gestelde hulpvraag.

  • 5. Het college houdt bij de beoordeling welke individuele voorziening noodzakelijk is redelijkerwijs rekening met:

    • a.

      de persoonlijke wensen van de jeugdige en zijn ouders;

    • b.

      de godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

Artikel 10 Afwijzingsgronden individuele voorziening

Het college mag het verzoek voor een individuele voorziening afwijzen:

  • a.

    voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

  • b.

    voor zover de jeugdige en/of zijn ouders op eigen kracht, met gebruikelijke zorg, met mantelzorg of met hulp van personen uit het sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;

  • c.

    er een beroep kan worden gedaan op de basisvoorzieningen van de gemeente Den Helder en dit aanbod kan voorzien in de hulpvraag van jeugdige of zijn ouders.

  • d.

    als de jeugdige op grond van het woonplaatsbeginsel niet onder gemeente Den Helder valt;

  • e.

    als het een voorziening betreft die de jeugdige of zijn ouders na de melding en vóór datum van de beschikking heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld;

  • f.

    als deze als gevolg van de beperkingen van de jeugdige voor zichzelf of voor derden onveilig is.

Artikel 11 Beschikking individuele voorziening

De toekenning eindigt wanneer:

  • a.

    de gemeente niet (meer) verantwoordelijk is voor de jeugdige op basis van het woonplaatsbeginsel;

  • b.

    de jeugdige overlijdt;

  • c.

    de indicatieperiode of geldigheidsduur is verstreken;

  • d.

    de jeugdige of zijn ouders aangeeft/aangeven dat de situatie is veranderd en (de gemeente) vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • e.

    de budgethouder die een pgb voor zijn individuele voorziening ontvangt geen verantwoording over de besteding van het pgb aflegt.

HOOFDSTUK 5 Vervoer jeugdige

Artikel 12 Algemene regels vervoer

  • 1. Het vervoer van een jeugdige van en naar een locatie waar jeugdhulp wordt geboden maakt onderdeel uit van de jeugdhulpplicht (zie artikel 2.3, lid 2 van de wet).

  • 2. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor het organiseren van het vervoer geldt alleen voor zover het gaat om vervoer van de jeugdige naar de jeugdhulplocatie en terug, binnen en buiten de gemeentegrenzen.

  • 3. Vervoer wordt ingezet wanneer de jeugdige niet in staat is zelfstandig van en naar de jeugdhulplocatie te komen in verband met een medische noodzaak of een gebrek aan zelfredzaamheid.

  • 4. Vervoer naar andere locaties valt niet onder de jeugdhulpplicht. Onder omstandigheden kan dit wel onder de Wmo 2015 vallen.

  • 5. Wanneer er een combinatie gevonden kan worden met het onderwijs, zal het college beoordelen of dit gecombineerd kan worden met het vervoer door de aanbieder van het leerlingenvervoer.

Artikel 13 Specifieke regels vervoer

  • 1. Voor dagbesteding en dagbehandeling geeft het college invulling aan haar vervoersverplichting door de zorgaanbieder het vervoer te laten organiseren. Het vervoer is ingekocht bij de aanbieder dagbesteding en dagbehandeling en is daarmee onderdeel van de indicatie.

  • 2. De vervoerskosten naar een gesloten jeugdhulplocatie zijn door instellingen meegenomen in hun tarief. Vervoer maakt onderdeel uit van de indicatie.

  • 3. Indien sprake is van vervoer naar andere jeugdhulplocaties dan genoemd in artikel 13, lid 1 en 2 en gelet op de regels beschreven in artikel 12, kan de jeugdige of zijn ouders een beroep doen op een vervoersvoorziening in de vorm van een kilometervergoeding of een vergoeding op basis van het tarief openbaar vervoer.

HOOFDSTUK 6 Persoonsgebonden budget

Een persoonsgebonden budget (pgb) kan een instrument zijn voor de jeugdige en/of zijn ouders om het leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een verstrekkingsvorm die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren.

Uitgangspunt is dat de jeugdige een individuele voorziening ‘in natura’ krijgt. De mogelijkheid van een toekennen van een pgb bestaat echter, indien de aanvrager dit wenst. Aan het toekennen van een pgb verbindt de wetgever evenwel strenge eisen.

Artikel 14 Toewijzingscriteria pgb

  • 1. Een gemeentelijk persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien:

    • a.

      de jeugdige of diens wettelijk vertegenwoordiger naar oordeel van de gemeente op eigen kracht, dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk, voldoende in staat is om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de jeugdige of diens wettelijke vertegenwoordiger aan de hand van een persoonlijk pgb-plan motiveert:

      • ·

        dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is;

      • ·

        dat de verstrekking van een pgb aantoonbaar leidt tot betere, effectievere en doelmatiger ondersteuning.

    • c.

      naar het oordeel van de gemeente is gewaarborgd dat de individuele voorziening die de jeugdige of diens wettelijke vertegenwoordiger van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit is.

  • 2. Er mag niet voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden c.q. gestart worden met de uitvoering van de ondersteuning waarop het persoonsgebonden budget betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente.

  • 3. Zorg in natura en pgb kunnen naast elkaar bestaan, maar niet voor eenzelfde voorziening.

Artikel 15 Kwaliteitseisen pgb

  • 1. Het college stelt in ieder geval de volgende kwaliteitseisen aan de met pgb in te kopen hulp:

    • a.

      Het is veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht;

    • b.

      Het voldoet aan de noodzakelijke/ gebruikelijke professionele standaard zoals deze ook gelden voor gecontracteerde aanbieders van maatwerkvoorzieningen Wmo:

    • c.

      Het is afgestemd op de behoefte van de cliënt en op andere ontvangen zorg;

    • d.

      Het is verstrekt met respect voor de rechten van de cliënt;

    • e.

      Het is proportioneel.

  • 2. De budgethouder heeft op grond van de Jeugdwet zelf de regie over de ondersteuning die hij met het pgb contracteert. Daarmee heeft hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen.

  • 3. Het college toetst vooraf of de kwaliteit bij de pgb-houder voldoende is gegarandeerd. De aanvrager maakt dit inzichtelijk in het persoonlijk pgb-plan.

  • 4. In dit persoonlijk plan is vastgelegd bij wie de pgb-houder zijn ondersteuning, zorg of hulp zal inkopen, wat zijn motivatie is een pgb aan te vragen, op welke manier dit bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid, wat de beoogde resultaten zijn van de ondersteuning, zorg of hulp en hoe de kwaliteit van die hulp is gewaarborgd.

  • 5. Er vindt periodiek een gesprek met de pgb-houder plaats over de behaalde resultaten met een pgb. Per pgb-houder wordt bij de toegang bepaald hoe deze periodieke toetsing plaatsvindt (op basis van maatwerk).

Artikel 16 Trekkingsrecht

  • 1. De gemeente stort de uit te betalen pgb’s op rekening van het Servicecentrum PGB van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

  • 2. De budgethouder, laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling aan de zorgverlener.

  • 3. De niet bestede pgb-bedragen worden door SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente.

  • 4. Bij verandering van hulpverlener dient de budgethouder dit door te geven aan het college. Het college toetst opnieuw de kwaliteit van de in te kopen hulp en geeft dit door aan de SVB. De budgethouder stuurt de zorgovereenkomst met de nieuwe hulpverlener naar de SVB. Op basis van goedgekeurde facturen betaalt de SVB de nieuwe hulpverlener uit.

Artikel 17 Afwijzingsgronden pgb

Het college weigert het persoonsgebonden budget op grond van één of meerdere van onderstaande redenen:

  • a.

    De aanvrager heeft onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt;

  • b.

    De aanvrager voldoet niet aan de pgb verbonden voorwaarden zoals omschreven in hoofdstuk 6;

  • c.

    De aanvrager gebruikt het pgb niet of voor een ander doel;

  • d.

    De aanvrager heeft in de afgelopen 3 jaar misbruik gemaakt van enige voorziening in het sociale domein, waaronder begrepen het niet voldoen aan de voorwaarden van een eerder verleende pgb;

  • e.

    De aanvrager neemt deel aan een schuldhulpverleningstraject in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp);

  • f.

    De aanvrager is (volgens de rechtbank) handelingsonbekwaam verklaard;

  • g.

    De aanvrager beschikt niet over een vaste woon- of verblijfplaats;

  • h.

    De aanvrager beschikt niet over een bankrekening;

  • i.

    Op grond van de progressiviteit van een ziektebeeld is te voorzien dat de individuele voorziening spoedig door een andere voorziening vervangen dient te worden;

  • j.

    De jeugdige heeft een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering gekregen of is opgenomen in een gesloten accommodatie met een machtiging;

  • k.

    Een pgb is als gevolg van de beperkingen van de jeugdige voor de jeugdige of voor derden onveilig.

Artikel 18 Verplichtingen pgb

  • 1. Het pgb mag niet besteed worden aan:

    • a.

      een voorziening die voor de jeugdige algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      administratiekosten en feestdagenuitkering;

    • c.

      vrije besteding;

    • d.

      reiskosten;

    • e.

      administratieve bemiddelingsbureaus, tussenpersonen of belangenbehartigers.

  • 2. In afwijking van het gestelde onder lid 1, sub e mogen de kosten voor arbeidsbemiddeling uit het pgb worden betaald, indien de betrokken partij een Per Saldo keurmerk heeft.

  • 3. De budgethouder aan wie een pgb is verleend komt met de aanbieder in een schriftelijke overeenkomst, de hulpverlening overeen. In de overeenkomst zijn ten minste afspraken opgenomen over de kwaliteit en het resultaat van de hulp, de inschakeling van het type hulpverlener (professional of persoon uit het sociale netwerk) en wijze van declareren.

  • 4. De budgethouder volgt de wettelijke regels voor vakantie en verlof bij vakantie van de zorgverlener.

  • 5. De budgethouder volgt de regels van de SVB bij (vervanging van) een zieke hulpverlener.

  • 6. Als er sprake is van (dreigende) overbelasting bij een persoon uit het sociale netwerk vanwege het leveren van een individuele voorziening met een pgb, dient men die overbelasting op te heffen door deze individuele voorziening door (andere) personen/hulpverleners uit te laten voeren/in te kopen.

Artikel 19 Beschikking pgb

  • 1. Als aan de jeugdige of zijn wettelijke vertegenwoordigers een pgb wordt toegekend, wordt in de verleningsbeschikking tenminste opgenomen:

    • a.

      Welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      Welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      Wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      Wat de duur van de voorziening is waarvoor het pgb is bedoeld;

    • e.

      De wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

    • f.

      Wanneer de toetsing of evaluatie van behaalde resultaten plaatsvindt.

  • 2. De pgb- toekenning eindigt wanneer:

    • a.

      De budgethouder geen verantwoording aflegt;

    • b.

      De budgethouder zijn pgb laat omzetten in voorziening in natura (ZIN).

Artikel 20 Hoogte van het pgb-tarief

  • 1. Het college bepaalt aan de hand van een door de aanvrager opgesteld persoonlijk plan hoe hij het pgb gaat besteden en tegen welk tarief.

  • 2. Het pgb- tarief voor professionals bedraagt 80% van het laagst beschikbare tarief waarvoor het college deze diensten heeft gecontracteerd bij verstrekking in natura

  • 3. Het pgb-tarief voor personen uit het sociale netwerk bedraagt:

    • a.

      € 20,00 per uur voor begeleiding;

    • b.

      € 30,00 per etmaal voor logeeropvang.

HOOFDSTUK 7 Waardering van mantelzorgers

Artikel 21 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1. Het Mantelzorgcentrum ontvangt jaarlijks een budget voor de uitvoering van het blijk van waardering voor mantelzorgers, die woonachtig zijn in de gemeente Den Helder. Het Mantelzorgcentrum biedt jaarlijks na overleg met de gemeente en relevante ketenpartners een extra ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers aan voor diverse doelgroepen. Het aanbod kan onder meer bestaan uit:

    • a.

      voorlichting/informatie;

    • b.

      training/ educatie/ lotgenotencontact;

    • c.

      ondersteuning bij regelklussen;

    • d.

      onderzoek naar de mogelijkheden de extra kosten voor de mantelzorger te reduceren;

    • e.

      verwennen en ontspannen;

    • f.

      extra inzet vrijwillige respijtzorg.

  • 2. Het college draagt zorg voor adequate informatie over het beschikbare ondersteuningsaanbod.

HOOFDSTUK 8 Overige bepalingen

Artikel 23 Vertrouwenspersoon

  • 1. Alle jongeren, (pleeg)kinderen, (pleeg- en groot-)ouders en verzorgers die contact hebben met een instelling voor jeugdzorg kunnen een beroep doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) is een onafhankelijke organisatie voor vertrouwenswerk. Zij voert in opdracht van alle gemeenten onder regie van de Vereniging der Nederlandse Gemeenten (VNG) de landelijke functie van vertrouwenspersoon in.

Artikel 24 Beëindiging jeugdhulpvoorziening

  • 1. De jeugdhulpvoorziening wordt beëindigd op verzoek van de belanghebbende, of wanneer:

    • a.

      belanghebbende/budgethouder verhuist naar een andere gemeente;

    • b.

      belanghebbende/budgethouder overlijdt;

    • c.

      de indicatieperiode of geldigheidsduur is verstreken;

    • d.

      de belanghebbende/budgethouder aangeeft dat zijn situatie is veranderd en (de gemeente) vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

    • e.

      de budgethouder geen verantwoording aflegt;

    • f.

      de budgethouder zijn pgb laat omzetten in Zorg in Natura of andersom.

Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die waarop de bekendmaking heeft plaatsgevonden en werken terug tot 1 januari 2016.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Jeugdhulp Den Helder 2016.

Den Helder, 2 februari 2016

burgemeester en wethouders van Den Helder,

Koen Schuiling, burgemeester

Dr. Joost C.M. Cox , secretaris