Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent de bestuurlijke boete (Beleidsregel bestuurlijke boete Wet BRP gemeente Den Helder)

Geldend van 08-02-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder houdende regels omtrent de bestuurlijke boete (Beleidsregel bestuurlijke boete Wet BRP gemeente Den Helder)

Artikel 1 Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de Wet: de Wet basisregistratie personen;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de Wet;

  • d.

    overtreder: degene die verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.17 onder a. van de Wet dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 4.17 onder b. van de Wet of een valse aangifte heeft gedaan;

  • e.

    gelegenheidsgever: de persoon als bedoeld in artikel 4.17 sub b van de wet;

  • f.

    toezichthouder: de op grond van het bepaalde in artikel 4.2. van de Wet door het college benoemde ambtenaar die belast is met het toezicht op de BRP;

  • g.

    verantwoordelijke manager: manager afdeling Dienstverlening.

Artikel 2 Opleggen boete

  • 1. De boete wordt alleen opgelegd als de overtreder vooraf is geïnformeerd over het risico van oplegging van een bestuurlijke boete bij het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de wet.

  • 2. Per geconstateerde overtreding kan slechts één boete worden opgelegd;

  • 3. Een boete wordt binnen 3 jaar nadat het college de overtreding heeft geconstateerd, opgelegd;

  • 4. De boete wordt opgelegd aan de overtreder;

  • 5. In geval de verplichtingen als bedoeld in de Wet moeten worden vervuld door anderen dan de ingeschrevene of aangifteplichtige zelf, wordt de boete opgelegd aan degenen op wie de verplichting ingevolge de wet rust;

  • 6. Het college legt geen boete op als de overtreder is overleden;

  • 7. De boete vervalt als zij op het tijdstip van overlijden van de overtreder niet onherroepelijk is;

  • 8. Een onherroepelijke boete vervalt voor zover zij op het tijdstip van overlijden nog niet is betaald;

  • 9. Bij het opleggen van een boete worden deze beleidsregels in acht genomen.

Artikel 3 Bevoegdheid en mandatering

  • 1. Het college is op grond van het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete.

  • 2. Het college kan deze bevoegdheid mandateren aan de afdelingsmanager Dienstverlening en de toezichthouder BRP.

Artikel 4 Verwijtbaarheid

  • 1.

    Het college kan van het opleggen van een boete afzien of kan een boete matigen, indien:

    • a.

      er sprake is van bijzondere in de beleidsregel niet-voorziene omstandigheden die met zich mee brengen dat de gevolgen van handelen overeenkomstig de beleidsregel onevenredig zouden zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen;

    • b.

      het niet nakomen van een verplichting niet aan degene, die in overtreding is, kan worden verweten, omdat hij op het moment dat hij aan de verplichting moest voldoen verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichtingen te voldoen.

  • 2.

    Van verwijtbaarheid is in ieder geval sprake, indien de overtreder:

    • a.

      al eerder eenzelfde overtreding in de zin van artikel 4.17 van de Wet heeft begaan;

    • b.

      de inhoud van de correspondentie van de gemeente niet zegt te begrijpen, daaronder mede begrepen vanwege gestelde onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal;

    • c.

      stelt niet op de hoogte zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4.17 van de wet;

    • d.

      niet aantoonbaar stelt reeds in een eerder stadium aan zijn verplichting te hebben voldaan;

    • e.

      stelt langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres zegt te wonen. Hieronder wordt ook begrepen tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in instelling voor de gezondheidszorg, instelling op het gebied van kinderbescherming of penitentiaire instelling;

    • f.

      stelt door slechte postbezorging of gebreken aan of ontbreken van een brievenbus geen post te hebben ontvangen;

    • g.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever, die een verklaring heeft getekend dat de andere persoon woont op zijn adres, terwijl vastgesteld is dat hij er niet woont;

    • h.

      aangemerkt wordt als gelegenheidsgever in de zin van sub g van dit artikel en stelt dat de andere persoon niet langer op het adres woont, terwijl hij niet aantoont dat de andere persoon recentelijk verhuisd is naar een ander adres of vertrokken is naar het buitenland en daarvan nog niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 2.39 en 2.43 van de Wet aangifte heeft gedaan.

Artikel 5 Ne bis in idem

  • 1. De boete kan niet worden opgelegd aan de overtreder, indien aan hem een boete is opgelegd voor hetzelfde feit.

  • 2. Er is in ieder geval geen sprake van hetzelfde feit, indien de overtreder:

    • a.

      eerder niet voldaan heeft aan zijn aangifte of informatie verplichting ten aanzien van een inschrijving op een adres, een adreswijziging of een vertrek naar het buitenland;

    • b.

      niet voldaan heeft aan zijn verplichting andere brondocumenten in de zin van artikel 2.8 van de wet te overleggen, waarvoor hem een boete is opgelegd;

    • c.

      eerder een boete is opgelegd voor het niet voldoen aan zijn identificatieplicht ten aanzien van een andere situatie;

    • d.

      eerder een boete opgelegd heeft gekregen, vanwege het optreden als gelegenheidsgever in de zin van artikel 4.17 lid 2 van de Wet ten aanzien van een andere ingeschrevene dan wel ten aanzien van dezelfde ingeschrevene op een ander moment;

    • e.

      eerder een boete is opgelegd, vanwege de overtreding van de verplichting tot het verstrekken van informatie door een ander dan ingezetene of ingeschrevene aan de gemeente ten behoeve van de bijhouding in de basisregistratie personen, als het een andere persoon betreft dan wel als het een andere overtreding ten aanzien van dezelfde persoon betreft.

Artikel 6 Boetebedrag

  • 1. De hoogte van de op te leggen standaard boete bedraagt € 200,-.

  • 2. De hoogte van de op te leggen hogere boete bedraagt € 325,-, deze zal worden opgelegd indien:

    • a.

      het aannemelijk is, dat de aangifteverplichting opgenomen in de artikelen 2.38, 2.39, 2.43 van de Wet, bewust niet is nagekomen;

    • b.

      de overtreder eerder een overtreding heeft begaan, waarvoor de boete opgelegd kan worden;

    • c.

      de overtreder aan te merken is al gelegenheidsgever in de zin van artikel 4.17 sub b van de Wet;

    • d.

      de overtreder valsheid in geschrifte heeft gepleegd.

Artikel 7 Hoofdelijke aansprakelijkheid

Als op grond van de wet aan meerdere personen een boete kan worden opgelegd ten aanzien van dezelfde overtreding en het college besluit de boete ook aan meerdere personen op te leggen, dan zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk voor de gehele boete aansprakelijk.

Artikel 8 Valsheid in geschrifte

  • 1. Indien een tot aangifte verplicht persoon een valse of vervalste aangifte doet is er sprake van een overtreding van verplichting als bedoeld in artikelen 2.38, 2.39, 2.43, 2.45 en 2.47 van de Wet.

  • 2. De overtreding in de zin van het eerste lid is ook op te vatten als valsheid in geschrifte in de zin van de artikelen 225 en verder van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3. Namens het college wordt in geval van overtreding van het bepaalde in het eerste lid aangifte gedaan van valsheid in geschrifte bij de politie.

  • 4. Een boete wordt niet opgelegd, als de overtreder strafrechtelijk wordt vervolgd voor dit feit.

Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

  • 1. In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze regeling.

Artikel 10 Citeertitel en inwerking treding

  • 1. Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregel bestuurlijke boete Wet BRP gemeente Den Helder

  • 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

    Den Helder 26 januari 2016

    Burgemeester en wethouders van Den Helder

    Koen schuiling, burgemeester

    Dr. Joost C.M. Cox, secretaris