Regeling vervallen per 07-01-2011

Verordening parkeerbelastingen

Geldend van 01-01-2010 t/m 06-01-2011

Intitulé

Verordening parkeerbelastingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen, dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig, dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stb. 1935, 554) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene wiens naam in het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeer-meters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam van "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

  • a

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel een krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2 Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • 1e

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd, waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was; niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft gepareerd;

      • 2e

        indien blijkt, dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3 De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2 De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van belastingschuld

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2 De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1 De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2 De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3 Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing van parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in

artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Bevoegdheid tot het gebruik wielklem en wegsleepregeling

  • 1 Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.

  • 2 De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.

  • 3 Indien na het aanbrengen van de wielklem 48 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.

Artikel 10 Kosten

  • 1 De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 51,--.

  • 2 De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 45,38.

  • 3 De kosten voor de overbrenging en bewaring bedragen € 88,50 voor het overbrengen en € 4,53 per dag voor het bewaren.

  • 4 Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 mei 2007.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 maart 1996.
W. K. Hoekzema, voorzitter
J.D. de Bruin, secretaris.

Goedgekeurd bij besluit van 29 maart 1996, no. 96/4/u8. Afgekondigd op 10 april 1996, in werking getreden op 1 mei 1996.

In deze verordening zijn opgenomen de wijzigingen vastgesteld bij raadsbesluit van

  • a.

    3 november 1997, afgekondigd op 10 november 1997, treedt in werking op 18 november 1997;

  • b.

    25 februari 1998, afgekondigd op 26 februari 1998, treedt in werking op 6 maart 1998;

  • c.

    14 december 1998, afgekondigd op 18 december 1998, treedt in werking op 26 december 1998;

  • d.

    5 april 2000, afgekondigd op 25 april 2000, treedt in werking op 3 mei 2000;

  • e.

    6 juni 2001 (no. 58/BD), afgekondigd op 21 juni 2001, treedt in werking op 29 juni 2001;

  • f.

    6 juni 2001 (no. 57a/BD), afgekondigd op 21 juni 2001, treedt in werking op 1 januari 2002.;

  • g.

    12 november 2001(no. 123/BD), afgekondigd op 19 november2001, treedt in werking op 27 november 2001;

  • h.

    4 november 2002,(no. 130/S&B), afgekondigd op 25 november, treedt in werking op 3 december 2002;

  • i.

    10 december 2003, (no. 165/S&B en 168/BD), afgekondigd op 12 december, treedt in werking op 20 december 2003;

  • j.

    14 december 2005, (no. 140/RWO), afgekondigd op 12 januari 2006, treedt in werking op 20 januari 2006;

  • h.

    8 maart 2007, (no. 25/RWO), afgekondigd op 10 april, treedt in werking op 1 mei 2007.

  • i.

    3 november 2008, bl09.01938, afgekondigd op 5 november 2008, treedt in werking op 1 januari 2009

  • j.

    11 november 2009, afgekondigd op 26 november 2009, treedt in werking op 1 januari 2010.

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen

1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt:

Op terreinen en weggedeelten op de bij de verordening behorende kaart ingedeeld als zone 1:

per tijdsduur van 60 minuten: € 1,70

Op terreinen en weggedeelten op de bij de verordening behorende kaart ingedeeld als zone 2:

per tijdsduur van 60 minuten: € 1,10

Op terreinen en weggedeelten op de bij de verordening behorende kaart ingedeeld als zone 3:

per tijdsduur van 60 minuten: € 1,40

Op terreinen en weggedeelten op de bij de verordening behorende kaart ingedeeld als zone 4:

per tijdsduur van 60 minuten: € 1,10 *)

voor belanghebbenden woonachtig of bedrijf houdende in zone 4 en die in het bezit zijn van een belanghebbenden pas, per tijdsduur van 60 minuten: € 0,60

met een maximum van € 60,-- per jaar;

Op terreinen en weggedeelten op de bij de verordening behorende kaart ingedeeld als zone 5:

per tijdsduur van 60 minuten, met een maximum van 1 uur: € 1,70

2 Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt:

a wanneer de aanvrager woont in een gebied waar mede door de vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en deze zijn gelegen in de tariefzone 1 en/of 2, voor het dichtst bij woning gelegen parkeerterrein, per jaar: € 35,00

b wanneer de aanvrager een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en deze zijn gelegen in de tariefzone 1 en/of 2 en aantoont dat het in het belang is van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren:

  • -

    in zone 1 voor zes dagen per week € 350,00 per jaar (€ 30,00 per maand of gedeelte daarvan);

  • -

    in zone 2 voor zes dagen per week € 175,00 per jaar (€ 15,00 per maand of gedeelte daarvan).

    c wanneer de aanvrager woont in tariefzone 4a waar mede door de vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn:

    voor zone 4a en zone 2c, € 35,00 per jaar (€ 8,84 per kwartaal of gedeelte daarvan);

    d wanneer de aanvrager een beroep of bedrijf uitoefent in tariefzone 4a waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en aantoont dat het in het belang is van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren:

    voor zone 4a en 2c, € 175,00 per jaar (€ 15,00 per maand of gedeelte daarvan).

de parkeertarieven voor het Bernhardplein en de voor het parkeren op dit plein af te geven abonnementen als volgt vast te stellen:

voor de eerste 2 uren € 1,70 per uur

voor ieder volgende uur €  2,10 per uur

een abonnement voor:

een bewoner €  68,00 per jaar

een bedrijf van maandag t/m vrijdag € 440,00 per jaar

een bedrijf van maandag t/m zaterdag € 560,00 per jaar

Griffier van de gemeente Den Helder M. Huisman